Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36200-XV nr. O |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36200-XV nr. O |
Vastgesteld 14 april 2023
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen op de eerdere vragen over de Aanpak van geldzorgen, armoede en schulden.2 Naar aanleiding van die beantwoording hebben de leden van de PvdD-fractie nog enkele vervolgvragen.
Naar aanleiding hiervan is op 25 januari 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Op 7 april 2023 is een rappelbrief verzonden.
De Minister heeft op 13 april 2023 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl
Aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Den Haag, 25 januari 2023
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van uw antwoord op de eerdere vragen over de Aanpak van geldzorgen, armoede en schulden.3 Naar aanleiding van die beantwoording hebben de leden van de PvdD-fractie nog enkele vervolgvragen.
In de aanpak preventie van geldzorgen zet het kabinet in op het versterken van financiële educatie van kinderen en jongeren. U schrijft dat de afgelopen jaren meerdere onderzoeken hebben laten zien dat financiële educatie nodig is. U noemt een meta-analyse uit 2020 die zou laten zien dat financiële educatie een groot effect heeft op financiële kennis en een gemiddeld effect op financieel gedrag. Klopt het dat u hierbij doelt op Kaiser, Lusardi, Menkhoff en Urban (2020), Financial Education Affects Financial Knowledge and Downstream Behaviors? Zo nee, naar welke meta-analyse verwijst u? Zo ja, bent u ervan op de hoogte dat alle studies uit deze meta-analyse die een effect op financieel gedrag zeggen te meten niet het gedrag hebben gemeten, maar zich baseren op wat mensen zelf zeggen te zullen doen en op antwoorden die mensen geven op vragen over hypothetische financiële keuzes?4
U schrijft dat de effecten van financiële educatie iets afnemen in het eerste halfjaar na de interventie en daarna constant blijven. Bent u ervan op de hoogte dat de auteurs van de meta-analyse zelf schrijven dat er geen conclusie valt te trekken over een blijvend effect van financiële educatie, omdat er nauwelijks studies zijn die de effecten meten vanaf twee jaar na de educatie?
Hoe kijkt u – tegen de achtergrond van het bovenstaande – naar het nut van financiële educatie, ook gezien de gedragswetenschappelijke conclusie dat het oorzakelijk verband tussen intentie en gedrag op zijn best zwak is bij intertemporele keuzes met verleiding? Waarom zouden we niet inzetten op het aanpakken van de omgeving?
Een voorbeeld van dit laatste is het aanbieden van de verstandige keus als stille keus. Klopt het dat studenten nog steeds zelf hun reisproduct en studielening moeten stopzetten als ze daar geen recht meer op hebben met, als ze dit niet doen, schulden en boetes als gevolg? Zo ja, hoe kijkt u in het kader van het voorkomen van probleemschulden naar deze aanpak van uitvoeringsorganisatie DUO? Is die doelmatig en moreel aanvaardbaar vanuit het perspectief van het voorkomen van schulden bij jongeren? Verder moeten subsidies waar mensen in armoede/laagopgeleiden recht op hebben (zoals energietoeslag) vaak zelf aangevraagd worden. Echter blijkt uit onderzoek dat juist deze groepering het minste subsidies aanvraagt, terwijl ze toeslagen het meest nodig hebben. Ziet u kans om deze aanvraagprocedure makkelijker te maken/direct uit te keren aan een groep onder een bepaalde inkomensgrens, net zoals in de VS onder Obama gezinnen waarvan kinderen recht hebben op gratis schoolmaaltijden niet langer een aanvraag daartoe hoefden te doen?5
Het kabinet wil inzetten op het versterken van financiële educatie van kinderen en jongeren op scholen, met name het MBO. Betekent dit dat er in het lesprogramma meer aandacht en tijd zal gaan naar financiële educatie? Zo ja, naar welke andere onderdelen uit het lesprogramma zal minder aandacht en tijd gaan?
De Nederlandse Vereniging van Banken biedt gratis educatieve programma’s aan voor het basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Hoe kijkt u hier tegenaan vanuit het perspectief van belangenverstrengeling? Uit het lesmateriaal blijkt dat banken zichzelf aanprijzen bij jongeren. Hoe voorkomt u dat lestijd wordt gebruikt voor reclame en het impliciet aanzetten tot risico nemen? We laten de voedselindustrie toch ook niet lessen geven over gezonde voeding? Banken suggereren in uitingen op hun website ten onrechte dat beleggen op de lange termijn minder riskant is. Zou het niet de voorkeur verdienen om marketing die gebruik maakt van zwakheden van de mens aan banden te leggen? Bent u bereid om onderzoek te laten uitvoeren naar dit soort marketingtechnieken, naar de belangstelling bij jongeren voor aandelenbeleggingen en Bitcoins en de resultaten daarvan te betrekken bij de vraag hoe te voorkomen is dat zij hiermee in de problemen komen?
U schrijft dat u het Voedingscentrum als onafhankelijke partner ziet in het voorlichten van consumenten. Maar het advies van het Voedingscentrum om minder vlees te eten op te nemen in de overheidscampagne voor duurzamer eten is door u niet overgenomen. Wat betekent dit voor de geloofwaardigheid van deze overheidscampagne?
Deze leden zijn ook benieuwd naar uw visie op het prijsverschil tussen zuivel en zuivelvervangers en op de (financiële) toegankelijkheid van die laatste, ook voor lagere inkomens en jongere generaties.
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L. Vos
Aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Den Haag, 7 april 2023
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben in haar vergadering van 4 april jl. gesproken over de brief met nadere vragen over de aanpak van geldzorgen, armoede en schulden 2022–2025, aan u gezonden op 25 januari 2023.6
De commissie is daarnaast per brief van 29 maart 2023 door de Nationale ombudsman, de heer Van Zutphen, geïnformeerd over het uitblijven van een kabinetsreactie op zijn drie rapporten uit 2022 over verschillende groepen burgers die rond het sociaal minimum leven.7 De commissie verzoekt u op zowel de nadere vragen in de brief van 25 januari jl. als op de sociale minimarapporten van de Nationale ombudsman spoedig te reageren.
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw reactie graag op korte termijn met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L. Vos
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 april 2023
Hierbij zend ik u de antwoorden op de aanvullende schriftelijke Kamervragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Aanpak Geldzorgen, Armoede, Schulden door mij ontvangen d.d. 25 januari 2023.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Vraag 1 Klopt het dat u hierbij doelt op Kaiser, Lusardi, Menkhoff en Urban (2020), Financial Education Affects Financial Knowledge and Downstream Behaviors? Zo nee, naar welke meta-analyse verwijst u? Zo ja, bent u ervan op de hoogte dat alle studies uit deze meta-analyse die een effect op financieel gedrag zeggen te meten niet het gedrag hebben gemeten, maar zich baseren op wat mensen zelf zeggen te zullen doen en op antwoorden die mensen geven op vragen over hypothetische financiële keuzes?
Ja, dat klopt. Ik verwees naar de meta-analyse van Kaiser et al. (2020) die inderdaad gebaseerd is op zelf-rapportage. Financieel gedrag is niet makkelijk om te meten.
Gaat een kind of jongere bijvoorbeeld veilig om met zijn/haar pincode? Om dit gedrag te meten zouden de onderzoekers iedereen die meedoet aan het onderzoek voor en na de les over geld moeten volgen. De onderzoekers kozen vermoedelijk voor zelf-rapportage, omdat het voor veel financiële gedragingen lastig (en duur) is om per individu te volgen welke effecten financiële educatie op zijn of haar dagelijkse leven heeft. Het meten van financieel gedrag is ook ingewikkeld, omdat het mogelijk is dat die lessen over geldzaken pas jaren later van pas komen. Zelf-rapportage is een veelgebruikte wetenschappelijke onderzoeksmethode om gedragseffecten in kaart te brengen.
Vraag 2 U schrijft dat de effecten van financiële educatie iets afnemen in het eerste halfjaar na de interventie en daarna constant blijven. Bent u ervan op de hoogte dat de auteurs van de meta-analyse zelf schrijven dat er geen conclusie valt te trekken over een blijvend effect van financiële educatie, omdat er nauwelijks studies zijn die de effecten meten vanaf twee jaar na de educatie?
Daar ben ik van op de hoogte. Ik onderschrijf het belang voor het vergroten van het inzicht in effectiviteit van financiële educatie, maar twijfel niet aan de noodzaak hiervan. Wel hecht ik belang aan dat bij inzet op financiële educatie de bestaande inzichten over wat effectief is worden meegenomen.
In het coalitieakkoord heeft het kabinet opgenomen dat «we inzetten op financiële educatie, preventie en vroeg signalering, zodat we schulden kunnen voorkomen of vroegtijdig kunnen verhelpen».8 Een reeks onderzoeken onderbouwt deze ambitie. Het Nibud concludeerde in 2020 dat 1 op de 5 scholieren (12–18 jaar) aangeeft dat er op school nog nooit aandacht is besteed aan financiële educatie. De OESO vindt in 2017 dat 1 op de 5 15-jarigen basisvaardigheden mist om financiële beslissingen te nemen.9 Van de scholieren komt soms of regelmatig geld tekort.10 Betalingsachterstanden op jonge leeftijd komen steeds vaker voor. Het aantal jongeren met schulden is de afgelopen vijf jaar met bijna 70% gestegen11. Uit een onderzoek onder mbo-docenten Burgerschap blijkt dat 42% van de docenten het (helemaal) niet eens is met de stelling dat mbo-studenten van 18 jaar en ouder voldoende in staat zijn om de juiste financiële keuzes te maken.12 Het recente onderzoek «Geldstress en Jongeren» door het Nibud en de Universiteit Leiden concludeert dat aandacht voor financiële educatie van jongs af aan van belang is om te zorgen dat kinderen en jongeren de vaardigheden leren waarmee zij later grip kunnen houden op hun geld.13
Een landelijke subsidieregeling financiële educatie in het PO, VO en MBO is één van de sporen waarmee het kabinet invulling geeft aan de ambitie om ervoor te zorgen dat alle kinderen en jongeren de financiële kennis, vaardigheden en competenties te ontwikkelen die nodig zijn om gezonde financiële keuzes te maken. Het streven is dat deze regeling voor de zomer gereed is.
Vraag 3 Hoe kijkt u – tegen de achtergrond van het bovenstaande – naar het nut van financiële educatie, ook gezien de gedragswetenschappelijke conclusie dat het oorzakelijk verband tussen intentie en gedrag op zijn best zwak is bij intertemporele keuzes met verleiding? Waarom zouden we niet inzetten op het aanpakken van de omgeving?
Ik ben het ermee eens dat we niet alleen moeten kijken naar de mens, maar ook naar diens omgeving. Overheden, maar ook partijen in de financiële sector moeten nagaan hoe ze hun communicatie, dienstverlening en keuze-omgeving kunnen verbeteren zodat mensen vaker en makkelijker financieel gezonde keuzes maken. Dit staat centraal in het Actieplan consumentenkeuzes, dat vorig jaar juni naar de Tweede Kamer is verzonden (TK 2021/22, 32 013, nr. 253). Het Actieplan is een samenwerking van partijen uit de financiële sector, de gedragswetenschap en de overheid. In 27 experimenten leren deze partijen over het effect van een aanpassing van de keuzeomgeving op gezonde financiële consumentenkeuzes.
Dat betekent echter niet dat financiële educatie overbodig is. Iedereen heeft een basis nodig aan financiële kennis en vaardigheden, net zoals het voor iedereen belangrijk is om te leren lezen en rekenen. Zeker omdat niet iedereen vanuit huis meekrijgt hoe je goed met geld omgaat.
Vraag 4 Een voorbeeld van dit laatste is het aanbieden van de verstandige keus als stille keus. Klopt het dat studenten nog steeds zelf hun reisproduct en studielening moeten stopzetten als ze daar geen recht meer op hebben met, als ze dit niet doen, schulden en boetes als gevolg? Zo ja, hoe kijkt u in het kader van het voorkomen van probleemschulden naar deze aanpak van uitvoeringsorganisatie DUO? Is die doelmatig en moreel aanvaardbaar vanuit het perspectief van het voorkomen van schulden bij jongeren?
In de ideale situatie is de stille keuze ook de meest verstandige keuze. Dat is echter niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld door uitvoeringstechnische beperkingen of doordat de verstandige keuze niet voor iedereen dezelfde is. Een stille keuze brengt dan ook altijd dilemma’s met zich mee.
Studenten moeten hun basisbeurs, aanvullende beurs, reisproduct en hun lening zelf stopzetten. Voor het studentenreisproduct geldt dat zij dat moeten doen op het moment dat hun reisrecht eindigt. Daar krijgen ze bericht over van DUO. Een OV-boete wordt alleen opgelegd als een student het reisproduct daadwerkelijk gebruikt om te reizen, wanneer daarop geen recht meer bestaat. Op dit moment werkt het OV aan de invoering van nieuwe betaalmethoden. Zodra het studentenreisproduct gebruikt zal worden met de nieuwe betaalmethoden, is het in veel gevallen niet meer nodig om na eindigen van het reisrecht naar een fysieke ophaalautomaat te gaan om het reisproduct te verwijderen. Dat zal dan veelal automatisch gaan, zodra DUO aan de Regisseur Studenten Reisrecht doorgeeft dat het reisrecht is geëindigd.
Overigens maken veel vervoerders, waaronder de NS, ook nu al gebruik van een blacklist waarin een OV-chipkaart met verlopen reisproduct wordt geregistreerd. Als een student met zijn OV-chipkaart met reisproduct incheckt en deze staat op de blacklist, dan wordt het inchecken afgebroken en het reisproduct direct van de OV-chipkaart verwijderd. Op deze wijze wordt voorkomen dat studenten (per abuis) doorreizen met hun reisproduct na verlopen van hun recht.
Studenten moeten hun studiefinanciering (basisbeurs, aanvullende beurs en lening) zelf stopzetten. Om te voorkomen dat studenten tijdens hun studie plots zonder inkomen zitten, gaat DUO bij de start van het collegejaar uit van «verantwoord vertrouwen» rondom de inschrijving. Op die manier ontvangt de student al studiefinanciering, maar vindt de controle of de student is ingeschreven later plaats. Als later – in november bij de controles – blijkt dat de student toch geen recht had, omdat de student niet (meer) stond ingeschreven, wordt de te veel ontvangen studiefinanciering teruggevorderd.
Dit proces automatiseren zou niet alleen veel vragen van DUO, maar zou ook kunnen leiden tot lastige situaties voor de student. Studenten in het hoger onderwijs moeten zich namelijk jaarlijks opnieuw inschrijven. Als DUO dan niet uitgaat van «verantwoord vertrouwen» kan het zo zijn dat een student plots zonder inkomen zit. Daarnaast geldt dat een student na het behalen van een diploma, nog wel recht kan hebben op studiefinanciering. Hetzelfde geldt voor mbo-studenten, alleen schrijven zij zich direct in voor de volledige studie en hoeven zij zich niet jaarlijks opnieuw in te schrijven.
Mijns inziens is dit nog steeds een passende aanpak, gecombineerd met de communicatie die DUO verstrekt aan de studenten. Het uitgaan van «verantwoord vertrouwen» zorgt ook voor een ononderbroken inkomensstroom voor studenten. DUO informeert de studenten over het stopzetten van de studiefinanciering en doet er – in samenwerking met de instellingen – alles aan om schulden die kunnen ontstaan doordat er geen recht meer bestaat te voorkomen. Mocht een student toch te veel studiefinanciering hebben ontvangen, dan hoeft dit niet direct terugbetaald te worden. Dit wordt opgeboekt bij de langlopende studieschuld, waarvoor de reguliere terugbetaalregels gelden met o.a. een draagkrachtberekening. Een ov-boete moet wel direct worden terugbetaald. Als de student dat niet kan, zijn er ook mogelijkheden om hier een betalingsregeling voor te treffen.
Vraag 5 Verder moeten subsidies waar mensen in armoede/laagopgeleiden recht op hebben (zoals energietoeslag) vaak zelf aangevraagd worden. Echter blijkt uit onderzoek dat juist deze groepering het minste subsidies aanvraagt, terwijl ze toeslagen het meest nodig hebben. Ziet u kans om deze aanvraagprocedure makkelijker te maken/direct uit te keren aan een groep onder een bepaalde inkomensgrens, net zoals in de VS onder Obama gezinnen waarvan kinderen recht hebben op gratis schoolmaaltijden niet langer een aanvraag daartoe hoefden te doen?
Het tegengaan van niet-gebruik van inkomensregelingen draagt bij aan bestaanszekerheid van mensen en behoeft daarom veel aandacht. Daarom is het tegengaan van niet-gebruik één van de speerpunten van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden. We werken hierbij met verschillende departementen samen aan plannen om niet-gebruik te beperken. Ik ga de (digitale) informatievoorziening over de (lokale) inkomensvoorzieningen waar mensen mogelijk recht op hebben verbeteren. We gaan niet-gebruik van financiële ondersteuning tegen door het benutten van de plekken waar mensen komen of het inschakelen van degene met wie ze al in contact staan, voor het tijdig door kunnen verwijzen en begeleiden naar hulp. Er loopt nu een pilot bij SVB om ouderen die recht hebben op de AIO, een aanvullende inkomensvoorziening bovenop hun AOW, proactief te benaderen. De resultaten hiervan verwacht ik voor de zomer.
Het aanvragen van de energietoeslag is zo makkelijk mogelijk gemaakt. Zo hebben gemeenten de mogelijkheid de toeslag ambtshalve (zonder aanvraag) te verstrekken. Dit kan bijvoorbeeld aan inwoners met een bijstandsuitkering. Veel gemeenten keren ook ambtshalve uit aan inwoners die al bij hen bekend zijn, bijvoorbeeld omdat ze in aanmerking komen voor de kwijtschelding van de gemeentelijke heffingen.
Ook binnen het programma Participatiewet is er aandacht voor vereenvoudiging. De aanvraagprocedure van bijstand wordt op onderdelen versimpeld door aanpassingen te doen in de wet.14
Veel gemeenten organiseren daarnaast onder andere inloopspreekuren bij buurthuizen en bibliotheken om inwoners te informeren over de energietoeslag en hen te helpen bij een aanvraag.
Gemeenten bieden ook vaak de optie de aanvraag voor energietoeslag schriftelijk aan te vragen, ook bedoeld om de drempel voor inwoners bij het aanvraagproces te verlagen.
De energietoeslag kent, mede dankzij deze inspanningen van gemeenten, een hoog bereik van naar schatting 90%. In 2023 kan naar verwachting een groter deel van de toeslagen ambtshalve worden verstrekt. Gemeenten kunnen dan ambtshalve verstrekken aan huishoudens die ook in 2022 de toeslag ontvingen en in 2023 nog steeds onder de inkomensgrens vallen.
Vraag 6 Het kabinet wil inzetten op het versterken van financiële educatie van kinderen en jongeren op scholen, met name het MBO. Betekent dit dat er in het lesprogramma meer aandacht en tijd zal gaan naar financiële educatie? Zo ja, naar welke andere onderdelen uit het lesprogramma zal minder aandacht en tijd gaan?
Het kabinet zet in op het versterken van financiële educatie van kinderen en jongeren op scholen, met name in het mbo. Deze studenten zijn vanaf hun 18e verantwoordelijk voor hun eigen geldzaken maar hebben bijvoorbeeld vaak onvoldoende kennis van belastingen, toeslagen en andere regelingen. Het is belangrijk dat scholen aandacht blijven besteden aan financiële educatie, dat staat nu al in de kerndoelen po en vo en in de kwalificatie-eisen mbo. Het is aan scholen om meer aandacht aan financiële educatie te besteden dan wettelijk verplicht. Scholen in het mbo hebben de ruimte om het burgerschapsonderwijs af te stemmen op het soort opleiding en maatwerk te leveren voor hun studenten.
Vraag 7 De Nederlandse Vereniging van Banken biedt gratis educatieve programma’s aan voor het basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Hoe kijkt u hier tegenaan vanuit het perspectief van belangenverstrengeling? Uit het lesmateriaal blijkt dat banken zichzelf aanprijzen bij jongeren. Hoe voorkomt u dat lestijd wordt gebruikt voor reclame en het impliciet aanzetten tot risico nemen? WiG We laten de voedselindustrie toch ook niet lessen geven over gezonde voeding?
Het samenwerkingsplatform Wijzer in geldzaken, een initiatief van het Ministerie van Financiën, bundelt initiatieven van de financiële sector op het terrein van financiële educatie – waaronder het lesmateriaal van de Nederlandse Vereniging van Banken. Belangrijke criteria voor de initiatieven is dat zij bijdragen aan de leerdoelen die het Nibud heeft geformuleerd over omgaan met geld15 en dat ze in lijn zijn met de voorwaarden voor effectieve financiële educatie zoals die door het Nibud zijn geïnventariseerd.16 Het materiaal wordt aangeboden onder de vlag van de koepelorganisatie. In het materiaal worden geen financiële producten aangeraden en is er volop aandacht voor de risico’s die onverstandige geldkeuzes met zich meebrengen. Het doel is het vergroten van de financiële geletterdheid en financieel bewustzijn van jongeren zodat zij als kritische consument zijn voorbereid op het maken van geldkeuzes en het doen hun bankzaken.
Vraag 8 Banken suggereren in uitingen op hun website ten onrechte dat beleggen op de lange termijn minder riskant is. Zou het niet de voorkeur verdienen om marketing die gebruik maakt van zwakheden van de mens aan banden te leggen? Bent u bereid om onderzoek te laten uitvoeren naar dit soort marketingtechnieken, naar de belangstelling bij jongeren voor aandelenbeleggingen en Bitcoins en de resultaten daarvan te betrekken bij de vraag hoe te voorkomen is dat zij hiermee in de problemen komen?
De door banken, beleggingsondernemingen en ander financiële ondernemingen verstrekte informatie, waaronder reclame-uitingen, over beleggingen in financiële instrumenten – zoals aandelen, obligaties of deelnemingsrechten in beleggingsfondsen – dient op grond van EU-regelgeving correct, duidelijk en niet misleidend te zijn. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) houdt toezicht op de naleving van deze regels, en treedt waar nodig op.
Dit neemt niet weg dat er ruimte is voor verbetering van de EU-regelgeving die (retail) beleggers dient te beschermen. De Minister van Financiën zet bij de herziening van het EU-regelgevend kader voor retail beleggen in op adequate bescherming van deze beleggers. Daarbij gelden als uitgangspunten dat consumenten die willen beleggen altijd voldoende spaargeld achter de hand moeten houden, een lange beleggingstijdshorizon aanhouden en dat zij goede toegang hebben tot geschikte beleggingsproducten, zoals goed gediversifieerde producten. Zo kunnen consumenten op de lange termijn hun financiële doelen behalen. Uit onderzoek van de AFM blijkt dat veel Nederlandse huishoudens voldoende financiële buffer achter de hand hebben, en dat zij door een deel van hun vermogen te beleggen in bijvoorbeeld passieve beleggingsfondsen meer rendement kunnen behalen.17 Tegelijkertijd vindt de Minister van Financiën het belangrijk dat consumenten – zonder de juiste kennis of ervaring – niet eenvoudig (online) complexe, speculatieve producten zoals turbo’s of contracts for difference kunnen aanschaffen, omdat de risico’s op verlies van je inleg hierbij over het algemeen, hoger zijn.
Uit ander onderzoek van de AFM blijkt dat niet alle retail beleggers verstandige keuzes maken.18 Eén op de drie handelt te vaak, spreidt te weinig of koopt risicovolle producten, wat meestal tot een lager rendement leidt. Tegenwoordig kunnen beleggingskeuzes door consumenten sneller en gemakkelijker dan voorheen online gemaakt worden. Daarmee is de klantreis van de consument snel veranderd en zijn er nieuwe communicatie- en marketingtechnieken in de markt te zien. De keuzes die mensen maken zijn niet altijd rationeel en de invloed vanuit de omgeving waar ze deze maken, zoals de website of app van een bank, speelt bij de keuze van de consument een grote rol. Daarom zet Nederland bij de herziening van de Europese regels voor retail beleggen in op betere toepassing van gedragsinzichten. Zo kan de inrichting van de zogeheten keuzeomgeving door financiële instellingen het maken van verstandige keuzes door consumenten ondersteunen.
Ten aanzien van crypto’s voert de AFM regelmatig onderzoek uit naar het cryptobezit onder Nederlanders. Uit het laatste onderzoek, van december 2022, blijkt dat cryptobezitters in het algemeen hun risico’s beperkt houden.19 8 op de 10 cryptobezitters zijn op de hoogte is van de verschillende waarschuwingen die in de afgelopen jaren gedaan zijn door de toezichthouders en de overheid. De meeste mensen hebben voor minder dan € 1.000 aan crypto’s gekocht. Hoewel reclame-uitingen van cryptodienstverleners en andere financiële een rol spelen in de overwegingen om crypto’s te kopen (en welke), blijkt uit het onderzoek dat dat er meer belangrijke en invloedrijke bronnen zijn die een bepalende rol spelen bij deze overweging, zoals gesprekken met familie en kennissen, en blogs, podcast, of nieuwsberichten.
Hoewel een grote meerderheid van mensen die crypto’s bezitten zich dus (relatief) bewust zijn van de risico’s, zijn er ook groepen mensen die minder geïnformeerd zijn, en daardoor grotere risico’s lopen. Daarom is de Minister van Financiën afgelopen najaar gestart met een sociale mediacampagne, Slim in Crypto, om met name jongeren te wijzen op de risico’s van het kopen van crypto’s.20 Verder wordt er momenteel op EU-niveau gewerkt aan het afronden van de teksten voor de Verordening markten in cryptoactiva (MiCA), waarin regels zijn opgenomen over reclame-uitingen voor crypto’s en cryptodiensten. Ik verwacht dat deze regels eind 2024 in zullen gaan.
In deze context is ook de inzet van het kabinet om Buy Now Pay Later (BNPL)-betaaldiensten bij de herziening van de Europese richtlijn consumentenkrediet onder de reikwijdte van de richtlijn te brengen relevant. Het doel hiervan is het scheppen van de juiste randvoorwaarden zodat consumenten op verantwoorde wijze van deze diensten gebruik kunnen maken.
Eind vorig jaar hebben de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement een voorlopig politiek akkoord bereikt over de herziening van de richtlijn. Onderdeel van het akkoord is dat BNPL onder reikwijdte van de richtlijn komt te vallen waardoor consumenten die gebruikmaken van BNPL beter worden beschermd. In de praktijk betekent dit dat aanbieders van BNPL-betaaldiensten, net als aanbieders van consumptieve leningen, straks o.a. een kredietwaardigheidstoets moeten uitvoeren en moeten voldoen aan regels ten aanzien van informatieverstrekking en reclame-uitingen. Ook wordt de maximale kredietvergoeding van toepassing op BNPL.
Vraag 9 U schrijft dat u het Voedingscentrum als onafhankelijke partner ziet in het voorlichten van consumenten. Maar het advies van het Voedingscentrum om minder vlees te eten op te nemen in de overheidscampagne voor duurzamer eten is door u niet overgenomen. Wat betekent dit voor de geloofwaardigheid van deze overheidscampagne?
Het kabinet heeft in de voedselbrief van 29 maart 2022 de ambitie geuit om toe te werken naar een verschuiving van de verhouding tussen dierlijke en plantaardige eiwitten in ons dieet. Van de huidige 60/40-verhouding, naar een verhouding van 50/50 in 2030. Deze consumptieverhouding past binnen de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum en draagt bij aan een gezond en duurzaam eetpatroon. Daarnaast informeert het Voedingscentrum consumenten op een laagdrempelige manier hoe ze zelf zo eenvoudig mogelijk duurzamer en gezonder kunnen eten. En wordt hiervoor financieel ondersteund door het Ministerie van LNV en het Ministerie van VWS.
Vraag 10 Deze leden zijn ook benieuwd naar uw visie op het prijsverschil tussen zuivel en zuivelvervangers en op de (financiële) toegankelijkheid van die laatste, ook voor lagere inkomens en jongere generaties.
Het kabinet wil duurzame gezonde voedselkeuzes voor iedereen beschikbaar en toegankelijk maken. De (financiële) toegankelijkheid van producten hangt af van meerdere factoren, waaronder de prijs van een product, maar ook het inkomen van personen. Een te eenzijdige focus op een lage prijs van producten kan de kwaliteit, duurzaamheid en een goede prijs voor de ketenpartijen, waaronder de boer, in de weg staan. Voor een goed en duurzaam geproduceerd levensmiddel zal daarom een redelijke prijs moeten worden gesteld.
Op dit moment is dierlijke zuivel in veel gevallen goedkoper dan de plantaardige alternatieven. Dit prijsverschil wordt onder andere bepaald door de marktwerking (het verschil in vraag naar beide producten) en het verschil in de grootte van de productieschaal. Een vraag die hierbij gesteld kan worden is; zijn plantaardige zuivelalternatieven te duur of is zuivel te goedkoop? Zoals eerder geschreven zal er een redelijke prijs gesteld moeten worden voor een goed en duurzaam geproduceerd levensmiddel.
Samenstelling:
Kox (SP), Essers (CDA), Kennedy-Doornbos (CU), Vos (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD) (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL), Moonen (D66), Rosenmöller (GL), vacant (GL), De Vries (Fractie-Otten), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD) en N.J.J. van Kesteren (CDA).
Zie Willis, Lauren (2021), Alternatives to Financial Education, Handbook of Financial Literacy/Loyola Law School Legal Studies 2021–11.
Let’s move, Child Nutrition reauthorization healthy, hunger-free kids act of 2010, van https://obamawhitehouse.archives.gov/sites/default/files/Child_Nutrition_Fact_Sheet_12_10_10.pdf
Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» | Publicatie | Rijksoverheid.nl, p. 28.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36200-XV-O.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.