36 200 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2023

Nr. 132 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2023

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door de commissie voor de Rijksuitgaven over «inzicht in regionale verdeling fondsen van het Ministerie van EZK» op 26 mei 2023.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Thema V-100 Inzicht in regionale verdeling fondsen van het Ministerie van EZK

Onderstaande vragen zijn vanuit een regionaal perspectief gericht op het jaarverslag gekeken en in het bijzonder gericht op het bedrijvenbeleid (artikel 2, 3 en Nationaal Groeifonds) en het jaar 2022 (tenzij anders aangegeven).

1

In algemene zin ontbreekt een duidelijke definitie van wat een regio is en omvat. Kunt u daarom allereerst aangeven welke definitie u voor het begrip regio, in het kader van het bedrijvenbeleid hanteert (welk detailniveau)?

Antwoord

Het CBS hanteert voor regio de definitie: geografisch of bestuurlijk gebied.

In de praktijk zijn regio’s bij regionale instrumenten van het bedrijvenbeleid vaak provincies zoals bij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).

Soms wordt er voor een andere indeling gekozen. Het Just Transition Fund (JTF) richt zich bijvoorbeeld in belangrijke mate op zogenaamde COROP Regio’s (deelgebieden van provincies).

2

Vindt u een gelijkmatige verdeling van fondsen en subsidies van regio’s van belang?

Antwoord

Ik vind een gelijkmatige spreiding van onze welvaart over alle regio’s een groot goed, zoals dat ook met een eerlijke verdeling van onze welvaart over alle Nederlanders het geval is. Ik wil het verdelingsvraagstuk wel vanuit het totaal aan overheidsbeleid bezien. De gedachte dat elk instrument gelijkmatig verdeeld zou moeten worden over Nederland is weliswaar een begrijpelijke, maar is niet aan te raden. Dat zou namelijk de effectiviteit en efficiëntie van een aanzienlijk deel van het beleid ernstig belemmeren.

Regionale verdeling speelt geen rol in het ontwerp van het merendeel van het instrumentarium. Het doel van het innovatie-instrumentarium is het versterken van de Research, Development & Innovation in Nederland. Het doel van het klimaatfonds is om de gestelde doelen te halen om de Nederlandse CO2-uitstoot terug te brengen en er voor te zorgen dat Nederland vanaf 2050 klimaatneutraal is.

Extra doelen aan deze instrumenten toevoegen, zoals de gelijkmatige spreiding van de middelen over de regio’s, zal de instrumenten veel minder effectief en efficiënt maken. Deze instrumenten zijn immers bedoeld en ontworpen om innovatie en CO2-reductie zo efficiënt en effectief mogelijk te bevorderen. De mogelijkheden hiertoe zijn door clustervorming en agglomeratievoordelen niet gelijk verdeeld over Nederland. Zo zal op CO2-reductie ingezet worden waar deze het meest uitgestoten wordt. Daarnaast zal regionale spreiding de instrumenten ook veel complexer maken. De recente discussies en problemen als gevolg van de toenemende complexiteit van fondsen, toeslagen, regelingen en subsidies laten ook zien dat onze instrumenten gebaat zijn bij eenduidige doelen, iets dat recentelijk bijvoorbeeld bleek uit de Staat van de Uitvoering.1

Het beleidsdoel van de spreiding van welvaart over de regio’s adresseren we met gericht beleid. Dat doen we bijvoorbeeld met de middelen uit het JTF om de verandering van de economische structuur door de energietransitie in regio’s met een grote fossiele basisindustrie te ondersteunen. Ook EFRO is gericht op structuurversterking in de regio. Daarnaast heeft het kabinet recentelijk besloten extra middelen in te zetten om de groei in Groningen te bevorderen als onderdeel van de compensatie voor de Groningers voor de geleden schade door de gaswinning.

In de kabinetsreactie op het Rli-rapport «Elke Regio Telt!» (Kamerstuk 29 697, nr. 114)2 gaat het Kabinet nader in op de vraag of het totaal aan overheidsbeleid voldoende gericht is op spreiding van brede welvaart over regio’s.

3

Kunt u een overzicht geven van de verdeling van fondsen en subsidies in het bedrijvenbeleid per regio van de afgelopen vijf jaar?

Antwoord

Het merendeel van de subsidies en fondsen onder beleidsartikelen 2 en 3 is in principe niet gericht op de regio’s of op een regionale spreiding. De verdeling van aanvragen en toekenningen van de subsidies en fondsen over de regio’s en provincies wordt daarom ook niet systematisch bijgehouden. Wel bevatten sommige beleidsevaluaties van de regelingen een verdeling van de benutting over de regio’s.3 Ook is het via de projectendatabase van RVO4 of via de tabellenset van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)5 mogelijk om inzicht te krijgen in projecten van verschillende subsidies, regelingen en fondsen die door RVO worden uitgevoerd. Hierin zijn ook meerdere regelingen van beleidsartikel 2 en 3 opgenomen. Via de «kaartweergave» is te zien in welke provincies de aanvragers zich bevinden.

Een aantal subsidies en fondsen onder artikel 2 en 3 werkt wel met een specifieke regionale verdeling, namelijk:

  • De Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s)

  • De MIT-regeling

  • Vroege Fase Financiering6 (VFF) en

  • het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).

Hieronder wordt voor deze regelingen toegelicht welke informatie beschikbaar is.

ROM’s

De ROM's vormen een belangrijk onderdeel van het bedrijvenbeleid, in samenwerking met de provincies. Via de ROM's worden fondsen en subsidies beschikbaar gesteld voor bedrijven en projecten in verschillende regio's. Deze fondsen kunnen worden gebruikt om innovatie te stimuleren, bedrijven te ondersteunen bij groei en om regionale economieën te versterken. Door de samenwerking met de provincies kunnen de ROM's een beter inzicht krijgen in de behoeften en uitdagingen van de regio, en zo de middelen gerichter verdelen om het regionale ecosysteem te stimuleren op basis van de specifieke kenmerken en behoeftes van de regio.

De meeste ROM’s zijn deelnemingen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en de betreffende regionale overheden. Als zodanig zijn ze in staat om aandelenkapitaal te investeren in startende en groeiende innovatieve bedrijven in hun regio. Naast het verstrekken van aandelenkapitaal, spelen het Ministerie van EZK en de regionale aandeelhouders ook een rol bij het verstrekken van subsidies aan de ROM's. Deze subsidies stellen de ROM's in staat om ondernemers in de regio te helpen groeien en om internationale markten te betreden.

Door de betrokkenheid van het Ministerie van EZK en de regionale aandeelhouders kunnen de ROM's een breed scala aan ondersteunende diensten bieden aan ondernemers in de regio. Ze fungeren als een belangrijke schakel tussen de overheid, het bedrijfsleven en de kennisinstellingen, waardoor innovatie en economische groei worden gestimuleerd en de concurrentiepositie van de regio wordt versterkt. Voor de ROM’s is informatie over regionale spreiding te vinden op https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl/beleidsinstrumenten/roms. Hier is onder meer het aantal participaties en het geïnvesteerd bedrag per ROM over de afgelopen jaren te vinden.

MIT-regeling

Voor de MIT-regeling wordt jaarlijks informatie over de regionale spreiding van gehonoreerde projecten gepubliceerd via het CBS, via de tabellenset met regionaal economische gegevens, onder het kopje «Innovatieregelingen (RVO)».

VFF

De evaluatie van de Vroege Fase regeling biedt inzicht in de regionale spreiding.7 Naar aanleiding van die evaluatie is sinds 2021 een regionale module aan de regeling toegevoegd. Doordat regionale financiers een aanvraag kunnen doen voor cofinanciering van het Rijk, wordt via deze financiers de doelgroep beter bereikt en worden middelen gelijkmatiger verdeeld over de regio’s. De VFF inclusief regionale module wordt dit jaar voor het eerst geëvalueerd.

EFRO

Voor EFRO is informatie te vinden over de regionale spreiding op de website bedrijvenbeleidinbeeld.nl: https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl/beleidsinstrumenten/efro.

4

Kunt u per provincie aangeven hoeveel aanvragen voor subsidies en fondsen u heeft ontvangen en hoeveel daarvan zijn gehonoreerd?

Antwoord

Zie voor de informatie die beschikbaar is het antwoord op vraag 3.

5

Wat is uw visie op een gelijkmatige verdeling van subsidies en fondsen over regio’s?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 2.

6

Hoe kijkt u naar de specifieke uitdagingen van grensregio’s met betrekking tot samenwerking over de landsgrens?

Antwoord

Grensregio’s kennen een eigen economische dynamiek met specifieke uitdagingen en kansen. Het lijkt erop dat een grens netto zorgt voor lagere economische activiteit doordat de grens er voor zorgt dat «grensregio’s minder profijt hebben van economische activiteit in nabijgelegen regio’s (agglomeratievoordelen).»8 Dat maakt dat extra nodig is om de brede welvaart naar deze regio’s te spreiden.

Onder mijn beheer wordt het Europese Interreg A-programma’s uitgevoerd, dat is gericht op samenwerking over de grens. Deze programma’s stimuleren samenwerking tussen direct aangrenzende regionale gebieden.

Namens het kabinet heeft mijn collega van BZK een speciaal programma ontwikkelt voor de specifieke uitdagingen van grensregio’s getiteld «Regio’s aan de Grens».9

7

Wat heeft u concreet gedaan om regio’s te betrekken bij de verdeling van subsidies en fondsen?

Antwoord

Zoals aangegeven in reactie op vraag 2, zijn een aantal instrumenten specifiek op de regio’s gericht.

De «Verdeling Europese Interreg middelen, Rijkscofinanciering bij Interreg A, projectstimuleringsregeling Interreg B en Rijkscofinanciering bij EFRO» van regionale instrumenten is na bestuurlijk overleg met provincies tot stand gekomen.

Specifiek regionale instrumenten zoals EFRO, Interreg maar ook JTF en de MIT-regeling (Regionaal Loket) worden deels uitgevoerd door zogenoemde management autoriteiten namens provincies zoals: SNN, Kansen voor West, OP Oost en Stimulus Programma management, en deels door provincies zelf.

8

Kunt u per provincie een overzicht geven van de vijf belangrijkste projecten die mede vanuit uw begroting zijn gefinancierd?

Antwoord

Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. Zo worden investeringsvoorstellen voor het Nationaal Groeifonds bijvoorbeeld in de regel uitgevoerd door consortia van publieke en private partijen, die in meerdere regio’s gevestigd zijn en / of worden middelen weggezet door middel van (subsidie)programma’s en calls die voor aanvragers vanuit heel Nederland openstaan. Zie ook het antwoord op vraag 9.

9

Wat heeft u concreet gedaan om uitvoering te geven aan de motie van de leden Amhaouch en Romke de Jong (Kamerstuk 35 850 XIX, nr. 8)?

Antwoord

Bij het Nationaal Groeifonds is wettelijk bepaald dat bij het beschikbaar stellen van financiële middelen een redelijke regionale spreiding over Nederland wordt gewaarborgd.10 De motie van de leden Amhaouch en Romke de Jonge verzoekt de regering, om na de tweede ronde van het Nationaal Groeifonds samen met departementen te bezien of de betrokkenheid van de regio's voldoende is geborgd en of er op het gebied van voorlichting naar de regio's aanvullende acties nodig zijn in aanloop naar de volgende rondes, om zo te waarborgen dat het groeipotentieel van het hele land benut kan worden.

De adviescommissie heeft in haar adviesrapport over de tweede indieningsronde van het Nationaal Groeifonds aangegeven dat er sprake is van een redelijke regionale spreiding.11 Daarbij heeft de commissie aangegeven dat een exact beeld moeilijk te geven is omdat dit niet specifiek is uitgevraagd. Ook kan er een verschil bestaan tussen de regio waar de baten neerslaan, en de locatie van de instellingen aan wie de Nationaal Groeifonds middelen worden overgemaakt. Deze instellingen zullen vaak middelen uitgeven via aanbestedingen of door middel van calls, waar bedrijven en instellingen uit het gehele land op kunnen inschrijven.

Toch heeft de commissie geprobeerd zo goed mogelijk in beeld te krijgen wat de verdeling van de projecten over de verschillende regio’s van het land is. Uit een inventarisatie van de deelnemende partijen van de ingediende projecten blijkt dat de verdeling van projecten en gelden over de regio’s in grote lijnen overeenkomt met de verdeling van inwoners en economische activiteiten over het land.

Het adviesrapport over de derde beoordelingsronde van het Nationaal Groeifonds, dat op 30 juni jl. aan het parlement is aangeboden, laat een vergelijkbaar beeld zien.12Voor het merendeel van de positief geadviseerde projecten geldt daarbij dat zij gericht zijn op een landelijke uitrol, of dat nog niet bekend is waar de baten neerslaan vanwege de inzet van open calls.

De analyse van de adviescommissie geeft daarmee geen aanleiding voor aanvullende acties op het gebied van voorlichting naar specifieke regio's. In het algemeen wordt er stevig ingezet op de communicatie over het fonds, onder andere via voorlichting vanuit RVO. Ook hebben er aparte voorlichtingssessies met provincies plaatsgevonden.

Naar aanleiding van de motie van de leden Amhaouch en Romke de Jong zal in de tussenevaluatie van het Nationaal Groeifonds expliciet aandacht worden besteed aan de vraag of de betrokkenheid van de regio’s goed is geborgd in de communicatie en voorlichting over het fonds. Deze tussenevaluatie wordt dit najaar verwacht.

10

Wat heeft u gedaan om doelgroepen in de regio’s proactief te informeren over de mogelijkheden op het gebied van subsidies en fondsen?

Antwoord

Specifiek regionale instrumenten worden samen met regionale partijen uitgevoerd (zie het antwoord op vraag 7).

Om regionale partijen te informeren over mogelijkheden van regionale en meer generieke instrumenten beschikken we – naast onze reguliere communicatie – bovendien over netwerk van Regio Ambassadeurs. De vijf regioambassadeurs van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) zijn de spil in de samenwerking tussen het departement en en de regio. Ze signaleren kansen en knelpunten in de regio en onderhouden daartoe contacten met decentrale overheden, bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen.

11

Bent u erin geslaagd alle doelgroepen goed te bereiken?

Antwoord

Zoals ik in reactie op vraag 10 heb aangegeven worden de doelgroepen van het EZK-instrumentarium, waaronder regionale partijen, door middel de reguliere communicatie en voorlichting bereikt. Waar nodig worden extra inspanningen gepleegd om regionale partijen te informeren via de Regio Ambassadeurs.

Bij de uitvoering van regionale instrumenten met de regio, zijn regionale partijen daarnaast zelf betrokken bij het vormgeven van de voorlichting.

12

Welke mogelijkheden ziet u om actiever te communiceren met de regio over relevante regionale en lokale projecten die u onlangs heeft gefinancierd?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 9, 10 en 11.


X Noot
3

Bedrijfslevenbeleid | Tweede Kamer der Staten-Generaal, p. 48, Seed capital evaluatie, p. 70, VFF evaluatie, Evaluatie Qredits: p. 7.

X Noot
6

Sinds 2021 bevat de Vroege Fase-regeling een regionale module. Doordat regionale financiers een aanvraag kunnen doen voor cofinanciering van het Rijk, wordt via deze financiers de doelgroep beter bereikt en worden middelen gelijkmatiger verdeeld over de regio’s. De VFF inclusief regionale module wordt dit jaar voor het eerst geëvalueerd.

X Noot
7

Bedrijfslevenbeleid | Tweede Kamer der Staten-Generaal, VFF evaluatie p. 70, (Bijlage bij Kamerstuk 32 637, nr. 344).

X Noot
10

Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds, artikel 2, vijfde lid (Kamerstuk 35 976).

X Noot
11

Kamerstuk 35 925 XIX, nr. 12.

X Noot
12

Adviesrapport derde beoordelingsronde commissie Nationaal Groeifonds (Kamerstuk 36 200 L, nr. 11).

Naar boven