36 200 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023

Nr. 127 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft mij tijdens de procedurevergadering van 16 maart jl. gevraagd om de Argentijnse rechtshulpverzoeken in de zaak Poch en de correspondentie daarover aan uw Kamer te sturen. Tevens is verzocht om uitleg over het signaal van de politie dat verstrekking van het archief aan uw Kamer thans onmogelijk maakt, althans in ieder geval een nadere motivering daaromtrent evenals informatie over hoe dit zich verhoudt tot artikel 68 van de Grondwet.

Met deze brief bied ik aan uw Kamer bij hoge uitzondering de Argentijnse rechtshulpverzoeken en de correspondentie daarover aan. Tevens ga ik in deze brief nader in op het signaal en de verhouding met artikel 68 Grondwet.

Argentijnse rechtshulpverzoeken

Uw Kamer heeft over de afgelopen jaren gevraagd de Argentijnse rechtshulpverzoeken in de zaak Poch te mogen ontvangen. Deze vraag is als gezegd laatstelijk bij de genoemde procedurevergadering van 16 maart jl. herhaald. Het is staande internationale praktijk dat rechtshulpverzoeken niet worden geopenbaard. Een rechtshulpverzoek betreft immers vertrouwelijke correspondentie tussen staten in het kader van strafrechtelijke samenwerking. Openbaarmaking van rechtshulpverzoeken kan ertoe leiden dat andere landen minder met Nederland willen samenwerken op strafrechtelijk terrein. Dit kan de internationale strafrechtelijke samenwerking bemoeilijken. Om die reden werd deze vaststaande lijn voor rechtshulpverzoeken tot op heden ook aangehouden bij het gereedmaken van het archief van de Commissie Dossier J.A. Poch voor verzending aan uw Kamer, waarbij deze stukken dus niet openbaar zouden worden gemaakt.

Ik wil benadrukken groot belang te hechten aan het volledig informeren van uw Kamer en altijd naar zoveel mogelijk transparantie te streven. Daarom heb ik besloten om, bij wijze van hoge uitzondering en alle belangen afwegend, uw Kamer deze documenten nu in deze vorm te verstrekken, met uitzondering van de persoonsgegevens. Ambtenaren van mijn departement hebben de afgelopen weken de gevraagde documenten geïnventariseerd en beoordeeld met het oog op persoonsinformatie en in het licht van het signaal van de politie. Daarnaast zijn de Argentijnse autoriteiten geïnformeerd dat hun stukken in een daar nog lopende strafzaak (hoger beroep) openbaar worden gemaakt. Ook andere relevante betrokkenen zijn over de aanstaande openbare verstrekking geïnformeerd, waarbij het gaat om personen die een directe c.q. formele rol hebben vervuld in dit dossier. Alleen daar waar het niet redelijkerwijs haalbaar en/of voor de hand liggend was om personen die alleen zijdelings en op indirecte wijze betrokken zijn geraakt bij deze zaak te informeren over de verstrekking, worden de op hen betrekking hebbende documenten met ingang van de eerstvolgende werkdag voor de duur van zes maanden bij uw Kamer vertrouwelijk ter inzage gelegd. Het gaat hierbij om slechts enkele documenten1.

Signaal van de politie

Artikel 68 van de Grondwet bepaalt dat de regering die informatie geeft aan uw Kamer waar een of meerdere leden om hebben gevraagd, tenzij het belang van de Staat zich tegen verstrekking verzet. Uit de tekst van artikel 68 van de Grondwet zelf blijkt dat dit artikel niet absoluut is. Het gaat immers om het verstrekken van informatie die niet in strijd is met het belang van de Staat.

Welke informatie onder het belang van de Staat kan vallen, wordt zorgvuldig beoordeeld. Op pagina 12 van de Beleidslijn actieve openbaarmaking nota’s die op 10 mei 2021 aan uw Kamer is gestuurd2, zijn aspecten opgenomen die een reden kunnen vormen om informatie in het belang van de Staat niet openbaar te maken, zoals bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het belang van de Staat kan geschaad worden doordat sommige betrokkenen verstrekkende gevolgen kunnen ondervinden van de verstrekking van bepaalde informatie, waardoor zij onevenredig benadeeld worden. Dat is hier aan de orde.

Over de inhoud van het signaal kan geen verdere informatie worden gegeven. De inhoud van dit signaal en de reden dat het belang van de Staat zich tegen openbaarmaking van het archief verzet, lenen zich niet voor openbaarmaking, nu dit reeds op zichzelf het belang van de Staat schaadt. Het feit dat het belang van de Staat in dit geval wordt ingeroepen maakt het lastig uw Kamer verdere informatie te geven over waar dit belang precies uit bestaat. Ik begrijp dat dit onbevredigend is, aangezien dit de kern raakt van mijn dilemma in dit dossier. Dit is echter de consequentie van het inroepen van het belang van de Staat in dit concrete geval.

Zoals aangeven in mijn brief van 20 februari jl.3 betreur ik het ten zeerste dat de ontwikkelingen ten aanzien van dit dossier tot een dilemma hebben geleid. Ik hecht groot belang aan het volledig informeren van uw Kamer en ik streef altijd naar zoveel mogelijk transparantie. Ook op dit dossier is dat telkens het streven en mijn uitgangspunt geweest, tot het genoemde signaal. Dit objectieve signaal van de politie kwam afgelopen zomer tot mij. Ik heb toen eerst verkend of ik het archief bij wijze van alternatief ter vertrouwelijke inzage bij uw Kamer kon leggen. Ik heb echter moeten concluderen dat zowel openbare als vertrouwelijke verstrekking van het archief in de vorm waarin het voorlag, verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben voor meerdere betrokkenen waardoor zij onevenredig benadeeld zouden worden.

Dit signaal is zodanig ernstig dat ik het niet voor mijn verantwoordelijkheid kan nemen het archief aan uw Kamer te verstrekken noch u verder in te lichten over het signaal.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 28 362, nr. 56.

X Noot
3

Kamerstuk 36 200 VI, nr. 125.

Naar boven