36 200 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2023

Hierbij stuur ik uw Kamer alle (beslis)nota’s van mijn ambtsvoorganger en van mij, die betrekking hebben op het al dan niet verstrekken van het archief van de Commissie Dossier J.A. Poch. Hiermee voldoe ik aan het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van 12 oktober 2022, laatstelijk herhaald in de procedurevergadering van 8 februari jl., om deze nota’s te ontvangen. Ik merk hierbij op dat ik ook nota’s heb betrokken die voor 1 juli 2021 werden opgesteld en derhalve nog niet onder de Beleidslijn actieve openbaarmaking nota’s vielen en ook nog niet het label van beslisnota droegen.

Met verwijzing naar mijn brief aan uw Kamer van 5 oktober 20221 wil ik benadrukken dat het altijd de insteek is geweest het archief te verstrekken conform de toezegging van mijn ambtsvoorganger. Zoals ik aangaf in genoemde brief heb ik op basis van een signaal dat ik zeer serieus moet nemen, moeten concluderen dat, zowel openbare als vertrouwelijke, verstrekking van het archief in de vorm waarin het voorlag verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben voor meerdere betrokkenen waardoor zij onevenredig benadeeld zouden worden. Het besluit op 7 juli 2022 om af te zien van vertrouwelijke terinzagelegging van het archief gelet op de mogelijke verstrekkende gevolgen voor betrokkenen is per e-mail genomen. Deze e-mail betreft een dringend signaal dat direct heeft geleid tot een gewijzigd besluit ten opzichte van de nota van 5 juli 2022. Deze besluitvorming volgde elkaar zo snel op dat er geen aanvullende beslisnota is opgesteld. Dit zou onder normale omstandigheden wel het geval zijn geweest. Daarom is deze e-mail ook meegezonden. Dit signaal, dat mijn ambtsvoorganger ten tijde van zijn toezegging niet bekend was, is zodanig ernstig dat ik het niet voor mijn verantwoordelijkheid kan nemen het archief zonder nadere beoordeling te verstrekken.

Uit de aard der zaak betekent dit dat ik de (beslis)nota’s omtrent het (al dan niet) verstrekken van het archief met u kan delen voor zover deze niet zien op de informatie die ingaat op de inhoud van het genoemde signaal. Tevens zijn persoonsgegevens, zoals gebruikelijk, onleesbaar gemaakt.

Ik betreur het ten zeerste dat de ontwikkelingen ten aanzien van dit dossier tot een dilemma hebben geleid. Enerzijds hecht ik groot belang aan het volledig informeren van uw Kamer, anderzijds kan ik de verstrekkende gevolgen voor betrokkenen niet uit het oog verliezen. Het is wat mij betreft uitermate belangrijk om altijd te streven naar zoveel mogelijk transparantie, en dat is ook telkens het streven geweest in dit dossier, tot het genoemde signaal.

In dit verband wil ik tot slot opmerken dat zowel ten aanzien van het archief als ten aanzien van de besluitvorming over het al dan niet verstrekken daarvan verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo) zijn ontvangen. Zoals ik uw Kamer bij brief van 5 oktober 2022 berichtte, is gedeeltelijke openbaarmaking van documenten die inhoudelijk wel verstrekt kunnen worden mogelijk, indien uw Kamer dit zou wensen. In die brief werd ook aangegeven dat met de selectie en het verder beoordelen van het archief de nodige tijd en kosten gemoeid zullen zijn, maar dat ik daartoe uiteraard nog steeds graag bereid ben. Hoe dan ook zal het archief op grond van de Woo opnieuw moeten worden doorgenomen, mede in het licht van voornoemd signaal, en zal wat onder de Woo kan worden verstrekt eerst aan uw Kamer ter beschikking worden gesteld.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 36 200 VI, nr. 108.

Naar boven