36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 58 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2023

Deze brief bevat de jaarrapportage over het Actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling voor de periode april 2022 tot en met maart 2023. Deze jaarrapportage is een overgangsrapportage, die rapporteert over het oude actieplan uit 2018 en het nieuwe actieplan van eind 2022. In het actieplan van 2022 zijn nieuwe thema’s en doelstellingen opgenomen n.a.v. recent ontwikkelde beleidsagenda’s en nationale programma’s. Het is nog niet mogelijk op alle recent ontwikkelde onderdelen te rapporteren. Ook worden sommige indicatoren nog nader ingevuld. Waar relevant wordt dit in de annex expliciet aangeven.

U ontving op 25 november 2022 het nieuwe actieplan beleidscoherentie (Kamerstuk 36 180, nr. 29). De hierin uitgewerkte thema’s werden aangekondigd in de beleidsnotitie «Doen waar Nederland goed in is» (Kamerstuk 36 180, nr. 1) en vormen de prioriteiten op het gebied van beleidscoherentie voor ontwikkeling. Dit nieuwe actieplan is tot stand gekomen door samenwerking tussen ministeries en met input vanuit het maatschappelijk middenveld. Gevoed door maatschappelijke consultaties en discussies1 wordt meer dan in de vorige actieplannen ingegaan op beleidsterreinen van verschillende departementen, waardoor interdepartementale samenwerking nog belangrijker is geworden.

De jaarrapportage inclusief annex beschrijft de voortgang op de drie overkoepelende thema’s van het actieplan 2022: 1) verkleinen Nederlandse klimaat-, land- en watervoetafdruk, 2) tegengaan onwettige geldstromen en belastingontwijking, en 3) tegengaan van vaccin- en gezondheidsongelijkheid. Daar waar onderwerpen van het actieplan 2018 niet opgenomen zijn in de drie bovengenoemde thema’s, wordt er apart over het actieplan 2018 gerapporteerd. Dit betreft: (1) ontwikkelingsvriendelijke handelsakkoorden en (2) een ontwikkelingsvriendelijk investeringsregime. Met deze brief wordt ook opvolging gegeven aan de toezegging in het Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet BHOS d.d. 22 juni 2020 (Kamerstuk 35 470 XVII, nr. 16) om meer expliciet te rapporteren over genderaspecten van beleidscoherentie.

Voor de resultaten van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in relatie tot de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) zie http://osresultaten.nl/SDG. Voor informatie over de voortgang van de binnenlandse implementatie van de SDG’s verwijzen we u naar de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart & SDG’s van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de nationale SDG rapportage «Nederland Ontwikkelt Duurzaam». Beide rapporten, evenals de kabinetsreactie hierop, worden gelijktijdig met deze rapportage aan uw Kamer gestuurd.

Resultaten

De aandacht voor beleidscoherentie voor ontwikkeling in Kamer is toegenomen, deze aandacht blijkt o.a. uit een toenamen in het aantal vragen op dit thema. Nederland is nog steeds een van de weinige OECD landen dat een apart actieplan heeft op dit thema en het nieuwste actieplan wordt ook door het maatschappelijk middenveld als ambitieus en positief beoordeeld.

De jaarrapportage laat een gematigd positief beeld zien. Op de verschillende thema’s is voortgang geboekt; beleid is meer coherent met de belangen van ontwikkelingslanden geworden. Nieuwe regelgeving is aangenomen, specifieke maatregelen zijn getroffen, en ook in de EU is voortgang geboekt op verschillende dossiers.

Op het gebied van het tegengaan van onwettige geldstromen en belastingontduiking is er duidelijke vooruitgang; de rente-, royalty- en dividendstromen vanuit Nederland naar laagbelastende jurisdicties zijn aanzienlijk afgenomen met bijna 85% van € 38,5 miljard in 2019 naar € 6,0 miljard in 2021. De verwachting is dat deze stromen nog verder gaan afnemen, zodra de conditionele bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties per 2024 wordt ingevoerd.

Zo is er bijvoorbeeld op 6 december 2022 een politiek akkoord bereikt tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie over de Europese Ontbossingsverordening. In december 2022 werd ook een politiek akkoord bereikt over het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). In het politiek akkoord staat tevens dat ontwikkelingslanden met technische assistentie zullen worden ondersteund. Naar verwachting zal in mei van dit jaar het voorjaarspakket Klimaat en Energie afgerond worden. Het Nationaal Programma Circulaire Economie is op 3 februari 2023 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 852, nr. 228). Het internationale deel van het programma wordt nader uitgewerkt, inclusief de sociaaleconomische aspecten van circulaire transitie in Nederland en in het buitenland. Ook positief is de inzet om het handelsinstrumentarium te vergroenen.

In de mondiale gezondheidsstrategie welke 21 oktober 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 36 180, nr. 25), is wereldwijde toegang tot medicijnen en gezondheidsproducten een van de zes speerpunten. Nederland is om die reden ook actief betrokken bij het Team Europe Initiative dat zich richt op het vergroten van lokale productie in Afrika van eerlijke, duurzame, veilige, kwalitatief goede en betaalbare essentiële vaccins, geneesmiddelen en medische producten. Nederland organiseert samen met de Wereldgezondheidsorganisatie in het najaar het World Local Production Forum. Ook hier zal aandacht worden gegeven aan het stimuleren van lokale productie in ontwikkelingslanden, onder meer door het delen van kennis en uitwisseling van technologie.

De specifieke resultaten, inzet en indicatoren van de actieplannen 2018 en 2022, zijn vastgelegd in de annex. Deze brief beschrijft de prestatie van Nederland op de verschillende internationale voortgangsrapportages. Naast de Monitor Brede Welvaart en SDG’s2 zijn dit ook de spilloverindex van de Europese SDG index3 en de Commitment to Development Index (CDI)4. Deze ranglijsten kijken deels naar verschillende maar ook deels dezelfde indicatoren, variërend van ontwikkelingsfinanciering, handelstarieven, maar ook anti-corruptie maatregelen, fossiele brandstof productie en AMR (antimicrobiële resistentie).

Commitment to Development Index

De CDI vergelijkt landen met elkaar en gaat niet direct in op afwenteleffecten op andere landen. Een hoge of lage score zegt dus niet per se iets over voortgang in het betreffende land, maar vooral over het verschil tussen het ene en het andere land. Op de CDI lijst scoort Nederland een 6e plek net onder het Verenigd Koninkrijk en Australië. Nederland scoort het beste van alle G7- en G20-landen op handel en doet het goed op gezondheid (o.a. vanwege onze lage antimicrobiële resistentie) en ontwikkelingsfinanciering. Nederland scoort weer lager wanneer het gaat om de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking. De nieuwe CDI-monitor wordt in september 2023 verwacht.

Monitor Brede Welvaart & SDG’s

De Monitor Brede Welvaart & SDG’s en de Europese SDG index kijken wel naar voortgang op indicatorniveau per jaar, en zijn daarmee nuttiger om voortgang op de SDG’s te meten en specifiek voor deze rapportage de voortgang op beleidscoherentie voor ontwikkeling te beoordelen. In deze Monitor, die gelijktijdig aan de Tweede Kamer wordt gezonden, scoort Nederland op de dimensie «elders» vrijwel identiek als vorig jaar. Nederland laat dus opnieuw een gemengd beeld zien ten aanzien van de voortgang op de diverse SDG-indicatoren die de effecten over de grens meten. Voor de dimensie «elders» zijn de meeste trends groen of neutraal. Het CBS geeft aan dat de stijging bij handel en hulp voor een deel komt door de inflatie, omdat een aantal indicatoren hier als absolute waarde genoteerd worden, zoals handel in euro’s. In het algemeen blijft de voortgang op de milieugerelateerde SDG’s achter. Voor meer details verwijs ik naar de gelijktijdig verzonden Monitor Brede Welvaart & SDG’s en de Nationale SDG-rapportage.

We zijn ons bewust dat de Monitor Brede Welvaart trends op impactniveau meet en dat veranderingen slechts langzaam zichtbaar zijn. Onze inzet op bijvoorbeeld het verkleinen van de voetafdruk is daarmee niet direct terug te zien in de Monitor. De komende jaren blijven we ook in het kader van beleidscoherentie voor ontwikkeling deze Monitor nauwlettend volgen.

Europese SDG Rapportage

De Europese SDG rapportage met de spillover index5 dateert van december 2022 en hierin scoort Nederland gemengd; het rapport over Europa geeft een beeld van de SDG-voortgang in de EU met een ranglijst en specifieke landenprofielen. Nederland daalde in 2022 van de 13e naar de 16e plek: enerzijds door een lichte daling in totaalscore (71.6), anderzijds doordat enkele andere landen beter scoren dan voorheen. De Nederlandse scores bleven in 2022 grotendeels gelijk aan die van het jaar daarvoor. De laatste plek van Nederland op de spillover index (voetafdruk) blijft eveneens gelijk, evenals de goede 6e plaats op de Leaving No One Behind index6 over het tegengaan van ongelijkheid. De EU scoort vergeleken met andere continenten het hoogst op de SDG’s, maar op gendergelijkheid (SDG 5) stagneert de voortgang, dit is ook wereldwijd het geval. Op sommige doelen is zelfs sprake van achteruitgang, zoals armoede (SDG 1), gezondheid (SDG 3), werk (SDG 8) en duurzame en circulaire economie (SDG 12). De naweeën van de pandemie, de oorlog in Oekraïne, de daarmee samenhangende geopolitieke spanningen en zorgen omtrent levering en prijsstijging van energie alsmede de algehele stijging van de prijzen wereldwijd zijn hier directe oorzaken van. Ook spelen de effecten van klimaatverandering een steeds grotere rol.

De grootste uitdaging voor de EU is de overgang naar duurzame consumptie en productie (SDG 12) en een duurzaam landbouw- en voedselsysteem (SDG 2); hieraan verbonden is het verduurzamen van internationale waardeketens en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). De Europese afwenteleffecten op andere landen en toekomstige generaties blijven onverminderd hoog. Nederland scoort daarbij niet goed. Dit is onder andere berekend op basis van de negatieve effecten van handel en directe uitstoot door transport, maar ook door de economische effecten van belastingwetgeving en illegale geldstromen. De negatieve effecten van handel hangen ook deels samen met het feit dat Nederland als toegangspoort fungeert voor de rest van de EU. Veel ingevoerde producten worden vanuit Nederland immers doorgevoerd naar buurlanden.

De conclusie van deze rapporten m.b.t. de Nederlandse voetafdruk is zorgelijk en blijft de aandacht vragen. Nederland gebruikt relatief veel natuurlijke hulpbronnen uit het buitenland, waaronder ook uit ontwikkelingslanden, hetgeen een deel van onze grote Nederlandse voetafdruk verklaart. Voor de uitvoering van de Internationale Klimaatstrategie is de relevantie van het actieplan beleidscoherentie en de hierin geprioriteerde thema’s daarmee onverminderd groot als instrument om dit samen met andere ministeries aan te pakken.

Daarbij moeten steeds lastige keuzes gemaakt worden. De Russische oorlog van agressie in Oekraïne laat bijvoorbeeld zien dat landen bereid zijn om strategische afhankelijkheden op het gebied van fossiele brandstoffen als geopolitiek wapen in te zetten. Dit vergroot de noodzaak voor Nederland om risicovolle strategische afhankelijkheden te mitigeren. Een versnelde energietransitie kan ons daarbij helpen. Tegelijkertijd moeten we tijdens het afbouwen van de energieafhankelijkheid van Rusland inzetten op het beperken van toekomstige risicovolle strategische afhankelijkheden, zoals met betrekking tot de kritieke grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie.

De toename in behoefte aan (kritieke) grondstoffen en mineralen noodzakelijk voor de vergroening van onze energievoorziening en ook het bouwen van meer woningen, zal op korte termijn leiden tot meer import en gebruik van grondstoffen en mineralen, hetgeen het verkleinen van de voetafdruk kan vertragen7.

De overgang naar een volledig circulaire economie, hetgeen ook zal bijdragen aan het verkleinen van de voetafdruk, kan ook ten koste gaan van werkgelegenheid in ontwikkelingslanden. Bij al deze ontwikkelingen houdt de regering oog voor en zo veel mogelijke rekening met de belangen van mensen in ontwikkelingslanden.

De Nederlandse voetafdruk: wat weten we en wat weten we nog niet?

In het Rapport «Halveren van de Nederlandse voetafdruk» van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) uit 20218 wordt helder uiteengezet waar de «voetafdruk» uit bestaat en welke dillema’s dit kan opleveren. Uit bovenstaande infographic wordt in één oogopslag duidelijk gemaakt dat een voetafdruk onvermijdelijk is bij het vervullen van de basisbehoeften van een bevolking. Maar hoe groot de afdruk moet zijn is afhankelijk van veel verschillende aspecten en keuzes. De urgentie om de Nederlandse voetafdruk terug te brengen wordt breed gevoeld, zie bijvoorbeeld het IBO «Scherpe doelen, scherpe keuzes»9. Het is echter nog niet altijd duidelijk hoe dit voor de verschillende onderdelen van de voetafdruk op een doeltreffende manier gerealiseerd kan worden. In opdracht van het kabinet doet het PBL de komende jaren nader onderzoek naar o.a. de energietransitie en het tegengaan van klimaatverandering, duurzaam beheer van watersystemen, bescherming tegen water- en klimaatrisico’s, duurzaam landgebruik en duurzaam voedselsysteem, het beschermen en herstellen van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, de beschikbaarheid van grondstoffen en het circulair maken van de economie.

Ook met het Centraal Bureau voor de Statistiek is er een samenwerkingsverband, onder andere op het gebied van mogelijke trade offs van het Nederlandse handelsbeleid. In dit samenwerkingsverband komt een aantal verdiepende thema’s aan de orde. Dit zijn de volumeontwikkeling van de goederenhandel, «groene» provisies in handelsakkoorden, de voetafdruk van bepaalde productgroepen, een analyse van de grondstoffenhandel, een analyse van de digitale handel, digitalisering in het productieproces en internationalisering en robotisering, waardeketengedrag en werkgelegenheid.10

Binnen deze thema’s kunnen verschillende vragen worden beantwoord door het CBS onderzoek. Bijvoorbeeld: Wat is de ecologische impact op andere landen van de Nederlandse import van goederen en diensten? In hoeverre komt dit door de Nederlandse (weder)uitvoer? Aan welke Nederlandse sectoren is (een deel van de) CO2-emissie elders op de wereld toe te schrijven? Welke importproducten uit welke landen hangen samen met een relatief hoog landgebruik? Antwoorden op deze vragen kunnen helpen bij het beter afwegen van de verschillende belangen en bij het verder terugdringen van de Nederlandse voetafdruk.

SDG toets

Op verzoek van de Kamer11 is er de afgelopen periode regelmatig overleg geweest tussen in de motie Ceder genoemde ministeries.12 Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is hierbij inmiddels ook aangesloten. In deze ambtelijke overleggen wordt geïnventariseerd welk beleid, wet-of regelgeving er aan zit te komen. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre SDG-toetsing, in het bijzonder met het oog op impact op OS-landen, relevant is. Ook worden best practices gedeeld. Zoals bijvoorbeeld het in voorkomende gevallen opnemen van de vraag naar de mogelijke impact op OS-landen bij internetconsultaties onder stakeholders. Op 29 maart is ook het Beleidskompas gelanceerd13, als opvolger van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK). Het Beleidskompas helpt o.a. in de beleidsvoorbereiding bij het op een gestructureerde wijze inzichtelijk maken van mogelijke impact van nieuw beleid en wet- en regelgeving op OS-landen.

Evaluatie van het actieplan

De Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft begin april 2023 een kort onderzoek afgerond naar het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling. De centrale vraag hierbij was «Hoe en in welke mate draagt het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling bij aan het realiseren van meer beleidscoherentie voor ontwikkeling?». Tegelijkertijd met de jaarrapportage wordt ook deze evaluatie aan de Tweede Kamer gezonden. Deze brief bevat de kabinetsreactie op de evaluatie «Beter afgestemd?».

Het kabinet verwelkomt de conclusie van de evaluatie, dat met het nieuwe actieplan de relevantie van het actieplan voor het agenderen van beleidscoherentie voor ontwikkeling is toegenomen. Het kabinet onderschrijft de aanbevelingen van de evaluatie en de analyse dat het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling één van de instrumenten is om beleidscoherentie te bevorderen, maar niet een panacee is dat alle coherentievraagstukken kan oplossen. Daarbij doet de IOB ook aanbevelingen om zowel de interdepartementale samenwerking als de rapportage naar de Kamer te versterken waarmee de agenderende en lerende rol van het actieplan vergroot kan worden. De aanbeveling om zich te richten op de belangen van ontwikkelingslanden, maar wel binnen de bredere Policy Coherence for Sustainable Development (PCSD) agenda, wordt door het kabinet overgenomen.

Het kabinet onderkent dat een expliciete interventielogica en concretere indicatoren om voortgang te kunnen meten, zullen bijdragen aan de agenderende rol van het actieplan en zal het komend jaar gebruiken om deze aanbevelingen nader te bestuderen en indien mogelijk over te nemen en uit te werken. Hiervoor zal dankbaar gebruik gemaakt worden van de interventielogica zoals de IOB deze in de evaluatie heeft opgenomen. Het nieuwe actieplan is inmiddels vertaald naar het Engels.14 Ook de jaarrapportage wordt vertaald.

Het kabinet erkent dat beleidscoherentie voor ontwikkeling een politiek vraagstuk is, omdat het steeds gaat om een belangenafweging. Deze belangenafwegingen vallen dikwijls buiten het mandaat van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het is om die reden ook dat het kabinet het nieuwste actieplan en de daarin opgenomen thema’s in de ministerraad heeft vastgesteld. Dit geldt tevens voor het vaststellen van de Beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is». Politiek commitment is daarnaast ook breder dan alleen commitment van het kabinet, maar ligt ook in de Tweede Kamer, zoals de evaluatie ook benoemd.

Een deel van de aanbevelingen van de IOB is gericht op het aanscherpen van de indicatoren in het actieplan en de manier van rapporteren. Door veranderingen ten opzichte van eerdere jaren toe te lichten worden resultaten inzichtelijker. Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling en in de bijgevoegde resultaten is dit waar relevant al toegepast. Ook adviseert de IOB om indicatoren meetbaarder te maken. Dit is, voor zover al mogelijk, overgenomen in de huidige rapportage, maar zal ook de komende jaren verder worden uitgewerkt. De aanbeveling om de selectie van thema’s op het actieplan transparanter te maken, kan het kabinet deels overnemen. Deels komen deze keuzes tot stand na brede consultatie, zoals ook bij de Beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is» is gebeurd en deels vormen de keuzes de uitkomst van politieke afwegingen.

De IOB adviseert om naast de interdepartementale samenwerking op werkniveau, ook op hoog ambtelijk niveau regelmatiger het actieplan in het bijzonder en beleidscoherentie voor ontwikkeling in het algemeen te agenderen. Het kabinet neemt deze aanbeveling deels over. Afstemming over de jaarrapportage gebeurt al op hoog ambtelijk niveau en per thema wordt bezien of en waar dit wordt geagendeerd.

De aanbevelingen met betrekking tot het vergroten van capaciteit binnen het ministerie hebben geen directe betrekking op het functioneren van het actieplan zelf, maar zullen desalniettemin nader bestudeerd worden.

Gender in het actieplan

Beleidscoherentie voor ontwikkeling is het gebied dat zich richt op het vergroten van gelijkheid, inclusief gendergelijkheid. Alhoewel daarbij niet altijd voor elk thema gender expliciet genoemd wordt, leidt het succesvol én gendersensitief behalen van de beoogde resultaten tot een toename in gendergelijkheid in de breedste zin van het woord. Mits gendersensitief uitgevoerd kan het terugdringen van de Nederlandse voetafdruk en de daarmee samenhangende klimaat- en milieuwinst, het verkleinen van belastingontwijking en de daarmee in het land blijven van belastingenopbrengsten en het vergroten van toegang tot vaccins en gezondheid, uiteindelijk ook ten goede komen aan vrouwen en kwetsbaren in onze samenleving. Dat sommige resultaten buiten het directe bereik van dit actieplan liggen, neemt dit niet weg. Daar waar wel al direct de impact op gendergelijkheid getoond kan worden, zal hier op in worden gegaan.

Op dit moment wordt voor het gehele buitenlandbeleid inclusief Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking een feministisch buitenlands beleid (FBB) ontwikkeld. De prioriteiten en werkwijze worden uitgewerkt in een praktisch handboek dat naar verwachting halverwege 2023 gereed zal zijn. De verdere integratie van gender en het toepassen van een genderlens op alle beleidsterreinen zal hiermee een gedeelde verantwoordelijkheid zijn van alle ministeries.

Er wordt nauw samengewerkt met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat als coördinerend ministerie op gendermainstreaming een eigenstandige rol heeft binnen de rijksoverheid. Zoals ook in de Emancipatienota 2022–2026 staat: «Met het oog op de groeiende zorgwekkende ontwikkelingen in steeds meer landen buiten maar met name ook binnen de Europese Unie gaat het huidige kabinet – onder aanvoering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Onderwijs Cultuur en Wetenschap – deze strategie intensiveren en verbreden naar meer relevante internationale gremia. Daarnaast maakt het kabinet capaciteit vrij voor een meer gecoördineerde implementatie en uitvoering van deze strategie.»15

Leeswijzer resultaten actieplan 2018 en 2022

In de annex worden alle resultaten die het afgelopen jaar behaald zijn beschreven. Daar waar relevant wordt ook ingegaan op de themagebieden zoals opgenomen in het actieplan 2018. Daar waar deze ook in het nieuwe actieplan staan, onder de drie hoofdthema’s voetafdruk, onwettige geldstromen en gezondheidsongelijkheid, wordt niet verwezen naar het actieplan 2018. Twee thema’s uit het actieplan 2018 komen niet expliciet terug: ontwikkelingsvriendelijke handelsakkoorden en investeringsverdragen. Dit betekent uiteraard niet dat de Nederlandse inzet op handels- en investeringsverdragen niet langer ontwikkelingsvriendelijk zal zijn. Hier zal alleen niet in de volgende jaarrapportages beleidscoherentie voor ontwikkeling apart over gerapporteerd worden, maar integraal. In het kader van het terugbrengen van de Nederlandse klimaat-, land- en watervoetafdruk wordt in deze en volgende jaarrapportages wel gerapporteerd over bepaalde doelen in het handelsbeleid die hieraan gerelateerd zijn.

In het algemeen is er op alle indicatoren voortgang geboekt, met de kanttekening dat het nieuwe actieplan natuurlijk pas recent tot stand is gekomen. Sommige indicatoren zullen pas later in dit jaar aan de orde komen, zoals bijvoorbeeld het extra beleidspakket voor klimaat en energie. Verscheidene resultaten zijn al aan de Tweede Kamer gecommuniceerd, maar worden in dit kader opnieuw gedeeld. Dit benadrukt het belang van de betreffende regelgeving specifiek ten opzichte van de belangen van ontwikkelingslanden.

Goede interdepartementale samenwerking is onmisbaar en een essentieel onderdeel van dit dossier. Ondanks dat het kabinet zich geconfronteerd ziet met geopolitieke uitdagingen en lastige keuzes, zoals eerder al genoemd o.a. de urgentie van het versnellen van de energietransitie met daarbij oog voor het beperken van toekomstige risicovolle strategische afhankelijkheden, zorgt dit actieplan ervoor dat we als kabinet gezamenlijk stappen blijven zetten op de thema’s van voetafdruk, geldstromen en gezondheidsgelijkheid. Daarbij houdt het kabinet oog voor de belangen van mensen die weliswaar ver van ons vandaan zijn, maar wel de gevolgen ervaren van onze keuzes.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher


X Noot
2

De monitor Brede Welvaart en SDG’s van het CBS meet de ontwikkeling van welvaart in de brede zin van het woord – economisch, ecologische en sociaal-maatschappelijk – in Nederland en de voortgang m.b.t. de SDG’s van de Verenigde Naties.

X Noot
3

De Spillover Index van het Europese Sustainable Development Report meet de afwenteleffecten van acties van de EU en haar lidstaten op de mogelijkheden van andere landen om de SDG’s te behalen langs drie dimensies; de klimaat- en sociale impact van handel, economie en financiering en veiligheid.

X Noot
4

De Commitment to Development Index (CDI) van het Centre for Global Development, rangschikt ’s werelds rijkste landen op basis van hun toewijding aan beleid dat ten goede komt aan de 5 miljard mensen die in armere landen wonen.

X Noot
7

Kamerstuk 32 852, nr. 224.

X Noot
9

Kamerstuk 32 813, nr. 1177.

X Noot
11

Motie Ceder c.s. Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 40.

X Noot
12

In bovengenoemde motie worden de ministeries van: Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelings Samenwerking, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Economische Zaken en Klimaat en Financiën genoemd.

X Noot
15

Kamerstuk 30 420, nr. 374.

Naar boven