36 176 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product

Nr. 37 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2023

In vervolg op mijn brief aan uw Kamer d.d. 15 mei jl. (Kamerstuk 36 176, nr. 33) geef ik hierbij mijn reactie op de amendementen van het lid Werner c.s. met Kamerstuk 36 176, nrs. 26 en 27 en de gewijzigde motie van de leden Kwint en Wuite (Kamerstuk 36 176, nr. 36) ter vervanging van die met Kamerstuk 31 176, nr. 24.

Het amendement van het lid Werner c.s. (Kamerstuk 36 176, nr. 26) is een vervanging van het amendement met Kamerstuk 36 176, nr. 17. Mijn oordeel hierover blijft oordeel Kamer aangezien de vervanging enkel is gedaan in verband met een wijziging in de ondertekening.

Het amendement van het lid Werner c.s. (Kamerstuk 36 176, nr. 27) is een vervanging van het amendement met Kamerstuk 36 176, nr. 18. De vervanging is gedaan in verband met een wijziging in de toelichting en de ondertekening. Mijn oordeel hierover blijft ontraden aangezien de inhoud van het amendement zelf ongewijzigd blijft. Het amendement brengt met zich mee dat een scenario geen vertaling mag zijn en dat criteria c en d niet gecombineerd kunnen worden zodat in alle producties overwegend Nederlands of Fries wordt gesproken. Zoals ik ook in het Kamerdebat naar aanleiding van het oorspronkelijke amendement heb aangegeven, kunnen mijns inziens Engelstalige of anderstalige producties ook gaan over de Nederlandse cultuur, geschiedenis of maatschappij. Bovendien worden, door te verplichten dat alle producties Nederlands- of Friestalig moeten zijn, internationale kansen van Nederlandse films en filmmakers kleiner.

De gewijzigde motie van de leden Kwint en Wuite is een vervanging van de motie met Kamerstuk 36 176, nr. 24. De wijziging betreft een toevoeging van het woord «of» voorafgaand aan de vraag hoe er gekomen kan worden tot een investeringsverplichting of een heffing gericht op audiostreamingpartijen. Door deze verruiming kan ik de motie oordeel Kamer geven aangezien de mogelijkheid voor voornoemde maatregelen allereerst bezien moet worden in het licht van het Europeesrechtelijke kader.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu

Naar boven