36 124 Defensienota 2022 – sterker Nederland, veiliger Europa

28 676 NAVO

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2023

Het verbeteren van de bescherming van de vitale infrastructuur op de Noordzee heeft de volle aandacht van het kabinet. Op de bodem van de Noordzee liggen belangrijke datakabels, olie-gaspijpleidingen en elektriciteitskabels en de Noordzee is essentieel voor zowel onze economie als de nationale veiligheid. Ook Defensie draagt bij aan het verbeteren van de bescherming van de Noordzee-infrastructuur, onder meer met een investeringsproject in waarnemingscapaciteit.1 Op investeringsprojecten is het Defensie Materieelproces (DMP) van toepassing. In lijn met dit DMP informeren wij u met deze A-brief over de behoeftestelling van het project «Verwerving Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) capaciteit Noordzee». Ook gaat deze brief in op een aantal andere stappen die Defensie, samen met internationale partners, neemt ten aanzien van de bescherming van de infrastructuur op de Noordzee.

Zoals aangekondigd zal de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) u, mede namens onder anderen de Minister van Defensie, informeren over het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) en het interdepartementale Actieplan voor de implementatie van de Noordzeestrategie.2 Deze komende Kamerbrief bevat een overzicht van de kabinetsmaatregelen ten aanzien van de veiligheid op de Noordzee.

Achtergrond

Defensie heeft sinds juli jl. een permanente taak op de Noordzee.3 Deze taak is tweeledig:

  • 1. bijdragen aan het beeld van dreigingsactoren en factoren op de Noordzee (Situational Awareness en Situational Understanding). Defensie zal waarnemingen doen, deze verwerken en indien mogelijk en wenselijk delen met partners;

  • 2. in afstemming met NAVO-bondgenoten en Europese partners zorgdragen voor de begeleiding van niet-NAVO en niet-partner eenheden door het Nederlandse deel van de Noordzee wanneer daar aanleiding voor is.

Deze A-brief heeft vooral betrekking op de eerstgenoemde permanente deeltaak. Bij het waarnemen van activiteiten op de Noordzee werkt Defensie nauw samen met de Kustwacht en andere partners, zowel nationaal als internationaal, en met zowel overheid als bedrijfsleven.

Het project «Verwerving ISR-capaciteit Noordzee» voorziet in de behoefte aan waarnemingscapaciteit om dreigingen tegen vitale infrastructuur op de zeebodem, zoals olie- en gasleidingen en energie- en datakabels, tijdig te onderkennen, te lokaliseren en te volgen. Daarmee draagt deze capaciteit bij aan de afschrikking van mogelijke plegers van sabotage en spionage. De dreiging bestaat momenteel vooral uit oppervlakteschepen van waaruit ongewenste activiteiten onder water worden uitgevoerd. Op dit moment bestaan nog geen onbemande onderwatervaartuigen die zonder ondersteuning van een oppervlakteschip schadelijke activiteiten kunnen uitvoeren op het Nederlandse deel van de Noordzee.

Kenmerken

Het project «Verwerving ISR-capaciteit Noordzee» bestaat uit twee onderdelen:

  • 1. Verwerving en plaatsing van sensoren;

  • 2. Verwerving van satellietdata.

Verwerving sensoren

De sensoren worden waar mogelijk geplaatst op bestaande infrastructuur zoals booreilanden en windmolens. Dit deel van het project wordt uitgevoerd in overleg met het Ministerie van IenW, dat de verschillende deelprojecten van de betrokken departementen ten aanzien van de Noordzee coördineert. Indien nodig worden nieuwe opstelpunten geplaatst. Het gaat hoofdzakelijk om camera’s, radarsystemen en apparatuur die de AIS-signalen (Automatic Identification System) van schepen herkent.

Verwerving satellietdata

Momenteel beschikt Defensie nog niet over een eigen satellietcapaciteit. Het investeringsproject «Opbouw Operationele Satelliet Capaciteit» moet daarin vanaf 2027 voorzien.4 Tot die tijd zal Defensie commerciële satellietcapaciteit inkopen om de scheepsbewegingen op de Noordzee en omgeving te kunnen monitoren. Satellieten die beschikken over een zogenoemde synthetic aperture radar kunnen helpen bij de nauwkeurige herkenning van schepen die hun AIS niet hebben ingeschakeld (zogenoemde dark vessels). Defensie zal met de satellietcapaciteit ook de zeegebieden die grenzen aan het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied op de Noordzee in de gaten houden. Dat kan helpen om vaartuigen die mogelijk een dreiging vormen, eerder op te kunnen sporen.

Naast de bijdrage aan een betere waarnemingscapaciteit zal Defensie ook, in een afzonderlijk project, de eigen capaciteit uitbreiden om een verdachte situatie op de Noordzee nader te kunnen onderzoeken. Momenteel bereidt Defensie de verwerving voor van twee nieuwe schepen die onder andere daarvoor zijn bedoeld. De Kamer ontvangt in 2024 een A-brief over dit project waarin ook wordt ingegaan op de projectplanning.

Risico’s

De risico’s van dit project zijn beperkt. De benodigde sensoren zijn op de markt verkrijgbaar. De plaatsing van de sensoren gebeurt in nauw overleg met het Ministerie van IenW. Ten aanzien van de commerciële satellietcapaciteit geldt dat Defensie ruime ervaring heeft met de verwerving daarvan waardoor het risico ook in dit opzicht als beperkt wordt ingeschat.

Financiële aspecten en vervolg

Het budget van het project «Verwerving ISR-capaciteit Noordzee» bevindt zich in de bandbreedte van € 50 miljoen tot € 250 miljoen. Dit bedrag komt ten laste van het investeringsbudget van Defensie.

Gezien de omvang van het projectbudget van minder dan € 250 miljoen is de Staatssecretaris voornemens het budget voor de sensoren te mandateren voor uitvoering in overleg met het Ministerie van IenW, en de verwerving van de tijdelijke satellietcapaciteit te mandateren aan het Commando Luchtstrijdkrachten. De Kamer wordt over dit project verder geïnformeerd via het Defensie Projecten Overzicht (DPO) en in de context van de kabinetsmaatregelen ten aanzien van de Noordzee.

Internationale ontwikkelingen bescherming vitale infrastructuur Noordzee

Intensivering van internationale samenwerking tussen de landen die grenzen aan de Noordzee is noodzakelijk. Deze landen zijn zich daarvan ten volle bewust en hebben reeds het nodige in gang gezet. Voor Defensie is in het bijzonder de samenwerking relevant binnen de NAVO, de Joint Expeditionary Force en de Northern Naval Capability Cooperation. De samenwerkingsinitiatieven zijn nog in ontwikkeling en de deelnemende landen hebben oog voor de onderlinge samenhang.

NAVO

In februari jl. heeft de NAVO de Critical Undersea Infrastructure Coordination Cell opgericht die onder andere een coördinerende rol speelt bij de uitwisseling van informatie en advies kan geven over beveiligingsaspecten. In 2024 wordt binnen het NAVO-maritieme hoofdkwartier (MARCOM) in Northwood (VK) een nieuw maritiem centrum actief (Maritime Centre for the Security of Critical Undersea Infrastructure) dat in staat moet zijn om verdachte activiteiten in het maritieme domein te detecteren en af te schrikken door middel van maritieme aanwezigheid. Tot de oprichting van dit maritieme centrum is besloten tijdens de NAVO-top in Vilnius van juli jl.5 De beide noordelijke vlootverbanden van de NAVO patrouilleren geregeld in de Noordzee en Oostzee en dragen daarmee bij aan beeldopbouw en afschrikking. Nederlandse marineschepen maken hier regelmatig deel van uit.6

Joint Expeditionary Force

Nederland maakt deel uit van de Joint Expeditionary Force (JEF), een multinationaal militair samenwerkingsverband van tien gelijkgezinde landen dat zelfstanding kan optreden.7 De JEF biedt een forum voor politieke consultaties over operationele uitdagingen op defensiegebied. Zo werkt de JEF bijvoorbeeld aan een grotere samenwerking ter bescherming van de maritieme infrastructuur.8 De JEF richt zich in de eerste plaats op Noord-Europa, van het Noord-Atlantisch gebied in het westen tot de Oostzee-regio in het oosten en is complementair aan de NAVO.

Binnen de JEF is veel aandacht voor de veiligheid van vitale maritieme infrastructuur. Dit gebeurt langs verschillende lijnen:

  • Inlichtingen- en monitoringsinformatie over maritieme dreigingen wordt actiever met de JEF-partnerlanden gedeeld om zo een beter gemeenschappelijk beeld te krijgen;

  • De maritieme aanwezigheid wordt beter op elkaar afgestemd;

  • In gezamenlijke oefeningen komt er meer aandacht voor het beschermen van vitale maritieme infrastructuur.

In december 2023 is de JEF voor het eerst geactiveerd om spionage en sabotage tegen maritieme infrastructuur tegen te gaan. Daartoe hebben de Ministers van Defensie van de JEF-landen op 28 november jl. besloten. In het kader van de JEF bouwen de Noord-Europese partners tijdens patrouilles een gezamenlijk, integraal beeld op van activiteiten op zee, wat bijdraagt aan de afschrikking van kwaadwillende partijen. Nederland levert daaraan een bijdrage: medio december patrouilleert het mijnenbestrijdingsvaartuig Zr.Ms. Zierikzee op de Noordzee. Naast de inzet van dit marineschip voor de JEF zijn vliegtuigen van de Nederlandse Kustwacht regelmatig boven de Noordzee actief.

Northern Naval Capability Cooperation (NNCC)

Binnen dit samenwerkingsverband van zes Noord-Europese landen9 is op 7 december jl. in Den Haag een multinationaal Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC) van start gegaan voor de bescherming van vitale infrastructuur op de zeebodem. Het SeaSEC onderzoekt onder andere de toepassingsmogelijkheden van bestaande civiele technologie. Een ander belangrijk aandachtsgebied betreft de onderlinge uitwisseling van informatie van overheden en het bedrijfsleven. Informatie van overheden is mogelijk gerubriceerd en de informatie van het bedrijfsleven vertegenwoordigt mogelijk een commerciële waarde. Daarom is het noodzakelijk om gezamenlijk te kijken wat wel kan worden gedeeld.

Eveneens is op 7 december jl. een overkoepelend Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend door de zes NNCC-landen over samenwerking bij de bouw van maritiem materieel. Het doel van dit MoU is om gezamenlijk te onderzoeken hoe de synergie van de maritieme industrie in deze landen kan worden versterkt en dit uit te werken in concrete projecten. De NNCC-landen streven ernaar hun maritieme industrie te versterken met het oog op de strategische autonomie. Dit is noodzakelijk nu de maritieme industrie in de meer zuidelijke Europese landen al stappen heeft gezet ten aanzien van samenwerking en consolidatie. Het MoU biedt een kader (Framework MoU) waarbinnen landen – dit hoeven niet alle deelnemende landen te zijn – afspraken kunnen maken over deze concrete projecten in uitvoeringsovereenkomsten (Implementing Arrangements).

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat


X Noot
1

Zoals aangekondigd in de Defensienota 2022, Kamerstuk 36 124, nr. 1 van 1 juni 2022.

X Noot
2

Kamerbrief van de Minister van IenW van 8 november 2023 (Kamerstuk 33 450, nr. 123).

X Noot
3

Kamerbrief van 7 juli 2023, Kamerstuk 33 450, nr. 122. Onder het «Nederlandse deel van de Noordzee» wordt verstaan de Nederlandse Exclusieve Economische Zone (EEZ).

X Noot
4

A-brief, Kamerstuk 27 830, nr. 405 van 5 juni 2023.

X Noot
5

Kamerstuk 28 676, nr. 440.

X Noot
6

Het betreft de Standing NATO Maritime Group 1 en de Standing NATO Mine Countermeasures Group 1.

X Noot
7

Het betreft Denemarken, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Nederland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, IJsland en Zweden.

X Noot
8

Zie ook de motie-Valstar (Kamerstuk 36 200-X, nr. 26) van 17 november 2022.

X Noot
9

Denemarken, Duitsland, Finland, Nederland, Noorwegen en Zweden.

Naar boven