35 925 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 102 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2022

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof, de openstaande antwoorden op de vragen die de leden van uw vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij gesteld hebben tijdens het commissiedebat Landbouw, Klimaat en Voedsel van 30 maart 2022.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer

Schriftelijke beantwoording van de openstaande vragen in het commissiedebat Landbouw, Klimaat en Voedsel d.d. 30 maart 2022

CDA-fractie

Lid Boswijk

Hoe kijkt de Minister naar het risico van een aderlating in sommige gebieden door maatregelen uit addendum 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn? Kan de Minister ons vertellen wat er de afgelopen maanden is gebeurd met het alternatieve plan van de sector en hoe hij het plan van de sector een volwaardige plek gaat geven?

De maatregelen uit het addendum zijn ingrijpend en kunnen inderdaad in sommige gebieden grote gevolgen hebben voor landbouwbedrijven. Met de integrale gebiedsgerichte aanpak wordt in het gebied nagegaan wat benodigd is om onder andere de waterkwaliteitsdoelen te realiseren waarbij het perspectief van de landbouw en de leefbaarheid op het platteland zal worden geborgd.

In de afgelopen maanden is in nauwe samenwerking met de sector gewerkt aan de uitwerking van de mogelijkheden voor in het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn (hierna: 7e AP) geboden ruimte voor een maatwerkaanpak. De komende maanden wordt met de sector verder uitgewerkt hoe een uitvoerbare, handhaafbare en betaalbare maatwerkaanpak kan worden opgezet die een gelijkwaardig effect heeft op de waterkwaliteit als het generieke beleid. Deze zomer is een go / no- go moment voorzien op deze aanpak. Daarnaast werk ik verder uit op welke wijze maatregelen uit het addendum, die zich alleen richten op waterkwaliteit, hierin kunnen worden meegenomen.

Hoe verhoudt grondgebonden melkveehouderij zich tot de discussie over de derogatie? Stel dat derogatie verdwijnt, hoe ziet de route richting grondgebondenheid er dan uit?

In het addendum heb ik aangekondigd toe te werken naar een volledig grondgebonden melk- en rundveehouderij in 2032. De basis voor grondgebondenheid is dat de geproduceerde mest past binnen de mestplaatsingsruimte die een melkveehouder tot zijn beschikking heeft. Ik zal uw Kamer in juni informeren over de wijze waarop ik grondgebondenheid zal definiëren en het wetstraject dat hiervoor in de tweede helft van dit jaar zal starten. Hierbij zal ik de gevolgen voor het al dan niet verkrijgen (en onder welke voorwaarden) van derogatie betrekken.

JA21-fractie

Lid Eppink

Deelt de Minister dat boeren rechtszekerheid moeten hebben? Ook tegen onteigening?

Het kabinet kiest voor een aanpak die waarborgt dat de doelen op natuur, stikstof, water en klimaat onontkoombaar worden gerealiseerd. Daadwerkelijke verbetering van de natuur is een noodzakelijke basis voor de mogelijkheden tot ruimere en eenvoudiger toestemmingverlening. Onontkoombaarheid vraagt meer dan het bindend vastleggen van doelen: er moet zeker worden gesteld dat de noodzakelijke maatregelen worden gepland, uitgevoerd en voldoende effect sorteren. Dit vergt dat op het moment dat (gebieds)plannen of beleid worden vastgesteld, het ook duidelijk is welke actie of maatregel getroffen wordt bij tegenvallende uitvoering of effecten. Vrijwilligheid is een belangrijk uitgangspunt, waaraan het kabinet in de gebiedsprocessen de ruimte voor wil geven. Maar daarbij horen ook escalatiemechanismen wanneer dreigt dat de doelstellingen niet tijdig worden behaald. Als vrijwillige maatregelen – waaronder innovatie, extensivering, verplaatsen of bedrijfsbeëindiging – onvoldoende resultaat opleveren is ingrijpen noodzakelijk. Meer verplichtende maatregelen zoals onteigening – instrumenten die reeds beschikbaar zijn – komen dan op tafel, conform de geldende procedures.

Hoe ziet de Minister van LNV op langere termijn dat er geen sprake zal zijn van voedseltekorten?

Sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne heb ik WEcR gevraagd om verschillende rapportages op te leveren over de effecten op het voedselsysteem op mondiaal, Europees en Nederlands niveau. In de eerste rapportage (Kamerstukken 21 501-32 en 36 045, nr. 1402) stond de handel centraal tussen Oekraïne, Rusland, Belarus en Nederland. Een tweede rapportage (Kamerstukken 21 501-32 en 36 045, nr. 1406), heeft een eerste inzicht gegeven in de mogelijke gevolgen van de oorlog voor de voedselzekerheid op de korte termijn, zowel mondiaal als in de EU-27 en Nederland.

De derde rapportage is 31 maart jl. naar uw Kamer gestuurd bij het verslag van de Landbouw- en Visserijraad. Daarin wordt ingegaan op de knelpunten en gevolgen voor ketens en sectoren in Nederland op de korte termijn als gevolg van de oorlog in Oekraïne, de internationale handelssancties tegen Rusland en Belarus en daaruit volgende verstoringen van en in agrofoodketens. Op dit moment zijn er nog twee andere rapportages van WEcR voorzien. In het eerstvolgende rapport wordt ingegaan op de mogelijke financiële kortetermijneffecten van de verstoringen voor de land- en tuinbouwbedrijven. Ook worden met behulp van scenarioanalyses in de loop van april de mogelijke effecten voor de voedselvoorziening, productie en economische resultaten op de middellange termijn onderzocht. Uit het tweede rapport van WEcR dat ingaat op de situatie rondom voedselzekerheid op korte termijn blijkt wel al dat diverse wetenschappelijke studies aantonen dat het voedselsysteem van de EU robuust is. Er is een grote eigen voedselproductie, en genoeg koopkracht om op de wereldmarkt voedsel te kopen, zelfs in geval van crisis. Om aandacht te vragen voor de mogelijke gevolgen voor meer kwetsbare landen buiten de EU heeft Nederland in EU verband opgeroepen tot een extra FAO-raad om de voedselzekerheidssituatie en de situatie op de wereldmarkt te bespreken met de FAO. Deze extra raad heeft voldoende steun gekregen en zal vrijdag 8 april a.s. plaatsvinden.

GroenLinks-fractie

Lid Bromet

Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor het halen van de klimaatdoelen in het klimaatakkoord op het gebied van landbouw?

Mijn verantwoordelijkheid heeft betrekking op de maatregelen die nodig zijn in de veehouderij, de glastuinbouw en de akkerbouw om de klimaatdoelen te halen. De Minister voor Natuur en Stikstof is verantwoordelijk voor de maatregelen die nodig zijn op het gebied van landgebruik om de klimaatdoelen te halen. Verder is zij verantwoordelijk voor de integrale aanpak in het landelijk gebied, waarmee gebiedsgericht wordt gewerkt aan de opgaven op het gebied van stikstof, klimaat, water en natuur. De opgave in de landbouw hangt nauw samen met de integrale aanpak in het landelijk gebied. In het landelijk gebied gaat het immers niet alleen om de aanpak van veenweidegebieden en om meer bomen, bossen en natuur, maar ook om maatregelen gericht op een transitie in de landbouw. Gelet op onze gezamenlijke verantwoordelijkheid werken de Minister voor Natuur en Stikstof en ik nauw samen.

Heeft de Minister van LNV het idee dat de sector in de gaten heeft dat er in 2050 95% CO2-reductie moet plaatsvinden?

Het uitgangspunt van het klimaatbeleid is altijd geweest om toe te werken naar het einddoel in 2050, met het klimaatdoel in 2030 als tussendoel. Het coalitieakkoord onderstreept het belang om de inzet niet alleen op 2030 te richten maar ook op de jaren daarna. Zoals ik uw Kamer heb gemeld werken de Minister voor Natuur en Stikstof en ik de maatregelen uit om de klimaatdoelen voor de landbouw en het landgebruik in 2030 binnen bereik te halen. Wij zien er op toe dat deze maatregelen passen in de verdere transitie richting 2050. In het uitvoeringsoverleg van het Klimaatakkoord voer ik het gesprek met sectorpartijen, medeoverheden en maatschappelijke organisaties over de aangescherpte klimaatdoelen en wat er nodig is om die te halen. De doorkijk naar 2050 is daarin ook onderwerp van gesprek. Ik realiseer me dat de opgave heel veel zal vragen van boeren en tuinders. En zie het als mijn verantwoordelijkheid om de sector hierin te blijven meenemen, zodat wij ons gezamenlijk inzetten voor realisatie van het doel van 2030 én 2050.

D66-fractie

Lid De Groot

Als de sector niet-vrijblijvende afspraken maakt, en daartoe bereid is, wat gaat er dan gebeuren als zij zich daar niet aan houden? En wat doet u met die partijen die niet meewerken?

Banken, toeleveranciers, de verwerkende industrie en de retail zijn ketenschakels waarvan boeren afhankelijk zijn om meer zekerheid in hun bedrijfsvoering te brengen. Het huidige coalitieakkoord sluit op dit gegeven aan en richt zich voor het versterken van de positie van de boer op deze partijen in de keten. Zij hebben immers óók een rol en verantwoordelijkheid richting de boer. Van hen wordt daarom een niet-vrijblijvende bijdrage verwacht. Deze bijdrage dient wat mij betreft gericht te zijn op de positie, en uiteindelijk het inkomen van de duurzame en verduurzamende boer. Oftewel: hoe pakken ketenpartijen hun rol om verduurzaming op het boerenerf lonend te maken. Dat kan gaan over het inzichtelijk maken van duurzaamheidsinspanningen, beloningen voor duurzaamheidsinspanningen, de manier waarop langetermijnafspraken worden vormgegeven of risico’s worden verdeeld. Waar nodig, zo staat in het coalitieakkoord, worden afspraken juridisch geborgd. Deze borging zie ik als een stok achter de deur die gebruikt kan worden wanneer ketenpartijen zich niet aan de afspraken houden of tot afspraken willen komen. Hoe een dergelijke borging eruit kan komen te zien, zal onder meer afhangen van de inhoudelijke afspraken die ketenpartijen maken om de positie van de boer te versterken.

Tegelijkertijd zijn er meer mogelijkheden die als stok achter de deur kunnen dienen. Denk bijvoorbeeld aan transparantie over prestaties van betrokken partijen, of het in het openbaar benoemen als bepaalde partijen weigeren mee te werken. We weten dat, mits de metingen betrouwbaar zijn, van ranglijsten met (duurzaamheids)prestaties een zeker effect uit gaat, evenals van het publiekelijk bekendmaken van weigerende partijen.

Hoe ik verder invulling ga geven aan de passage in het coalitieakkoord om tot niet-vrijblijvende ketenafspraken te komen, wordt de komende periode verder uitgewerkt. Voor de zomer, aan het begin van kwartaal 3, deel ik mijn inzichten hierover met de Kamer.

PvdD-fractie

Lid Wassenberg

Kan wat betreft de BTW-verlaging op groente en fruit worden begonnen met producten die enkel uit groente en fruit bestaan? Moet je het eenvoudige groente en fruit laten wachten op de complexe berekeningen, en zou je dit niet in twee of meer stappen kunnen doen, zodat je zo snel mogelijk de BTW-verlaging voor heel veel producten in gang kan zetten?

In het coalitieakkoord staat dat het kabinet beziet hoe we op termijn de btw op groente en fruit naar 0% kunnen verlagen. Voor de uitvoering is het vooral van belang dat we komen tot een duidelijke definitie en afbakening. Voor de zomer zullen de portefeuillehouders, dit betreft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Staatssecretaris van Financiën, de Kamer informeren over het Plan van Aanpak.

SP-fractie

Lid Beckerman

Wat is reactie van Minister van LNV op het Rli-rapport Staat van de natuur? Hoe ziet u de aanbeveling elkaar meer als bondgenoot dan concurrent te zien?

De Minister voor Natuur en Stikstof reageert later dit voorjaar schriftelijk op de aanbevelingen in het rapport Nederland Natuurinclusief van de Raad voor leefomgeving en infrastructuur. Het rapport is een ondersteuning van het kabinetsstreven naar een transitie naar een natuurinclusieve samenleving. In juni wordt de Agenda Natuurinclusief gepresenteerd die is opgesteld samen met provincies en maatschappelijke organisaties.

Naar aanleiding van het rapport Nederland Natuurinclusief: welke fiscale maatregelen worden getroffen om natuurschade tegen te gaan?

De Minister voor Natuur en Stikstof reageert later dit voorjaar schriftelijk op de aanbevelingen in het rapport Nederland Natuurinclusief van de Raad voor leefomgeving en infrastructuur. Daarbij zal ook het aspect financiële prikkels worden meegenomen.

Kan de Minister voor het debat over dierenwelzijn de Kamer informeren over de stand van zaken van de eendagshaantjes?

Zoals aangeven in de Kamerbrief van 23 november jl. (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 21) is er een Stuurgroep opgericht onder leiding van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), waarin verschillende sectorpartijen en de Dierenbescherming vertegenwoordigd zijn. Zij werken samen aan een advies op welke manier en per wanneer er een verbod kan komen op het doden van eendagshaantjes. Hier wordt momenteel hard aan gewerkt. Ik verwacht het advies in juni 2022, waarna ik uw Kamer hierover zal informeren.

SGP-fractie

Lid Bisschop

Wil de Minister kijken of afgekeurde bananen onder een andere goederencode ingevoerd kunnen worden?

Voor het kabinet doet voedselverspilling geen recht aan de waarde van voedsel en aan de mensen die het voedsel hebben gemaakt. Het vernietigen of afwaarderen van voedsel past in dat kader dus niet in ons streven naar de transitie tot een duurzamer voedselsysteem. Het genoemde voorbeeld omtrent de bananenpuree is een goede casus die mede in het licht van de beoogde herziening van EU handelsnormen kan worden beoordeeld. De Europese Commissie komt medio dit jaar met voorstellen op het vlak van de herziening van deze handelsnormen. Ik zet mij graag in om binnen dat kader of op andere wijze een pragmatische oplossing te vinden.

Wat kan de Minister doen om werkbare regels te creëren om verkoop te stimuleren?

Voor biologische verkoop gelden in alle Europese lidstaten dezelfde Europese regels, volgens een rechtstreeks werkende verordening. Ik heb de regelgeving uitgevoerd op een wijze die past binnen de Europese regelgeving en die de drempel voor biologische verkoop zo laag mogelijk houdt. Daarbij maak ik gebruik van de uitzonderingsmogelijkheden die de Europese regelgeving voor kleine verkooppunten biedt.

Het Adviescollege Regeldruk voert momenteel een quick-scan uit naar de implementatie van deze regelgeving. Ik verwacht de uitkomst van de quick-scan voor de zomer en ik zal de resultaten met uw Kamer delen.

In de voedselbrief staan redelijk omlijnde beelden wat betreft de vleesbelasting. Zou de Minister van LNV hier in de brief die voor het hoofdlijnendebat komt nog op in willen gaan?

De leden Bisschop (SGP) en van Campen (VVD) vragen naar een verduidelijking van het onderzoek dat ik in de Kamerbrief over de voedselagenda (Kamerstuk 31 532, nr. 271) heb aangekondigd naar een mogelijke consumentenheffing op vlees. Het verduurzamen van het voedselsysteem vereist een brede aanpak. Daarom zet ik mij niet alleen in op het verduurzamen van de productie maar ook op het verduurzamen van de consumptie. Immers, zonder dat de vraag verandert, is er voor boeren, ketenpartijen en hun financiers geen sterke prikkel om de productie te veranderen. In de brief heb ik aangegeven dat ik als onderdeel van mijn voedselbeleid daar heldere doelen voor wil formuleren. Daarbij wil ik onder andere toewerken naar een betere balans in de consumptie van plantaardige en dierlijke eiwitten. Concreet betekent dit een verhouding van 50/50 in 2030. Om dat te bereiken onderzoek ik verschillende maatregelen, variërend van voorlichting, stimulerende activiteiten en afspraken met ketenpartijen over het aanbod. Een van de maatregelen die ik daarbij ook onderzoek is hoe een prijsprikkel de consument kan stimuleren zijn of haar consumptiepatroon te verduurzamen. In de Kamerbrief over de voedselagenda is een onderzoek naar een mogelijke heffing op vlees aangekondigd. Mijn ministerie heeft de afgelopen periode een tweetal verkennende studies uitgevoerd naar een dergelijke heffing. Het nadere onderzoek is bedoeld om nader te bezien wat de voor- en nadelen zijn van een dergelijk instrument ook ten opzichte van andere maatregelen die kunnen bijdragen aan een betere balans in de consumptie. Ik kijk daarbij, in nauw overleg met de betrokken collega’s, ook naar de gezondheidseffecten, de sociaaleconomische effecten (bijvoorbeeld voor lagere inkomens en koopkracht) en naar de uitvoerbaarheid. Het kabinet heeft niet besloten tot invoering van een dergelijke heffing. De verkenning zal ik met uw Kamer delen en de resultaten zal ik meenemen in mijn overwegingen bij de uitwerking van een integraal voedselbeleid. Overigens wil ik bij dat integrale voedselbeleid eveneens bekijken hoe we verduurzaming op het boerenerf kunnen stimuleren.

Het zou ook mooi zijn als de Minister van LNV nog nader zou willen reflecteren op de uitspraak dat in de EU geen voedseltekort ontstaat, maar daar buiten globaal wel, en op de prijsstelling en toegankelijkheid.

Nederland en Europa heeft een robuust en internationaal verweven voedselsysteem. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Wageningen Economic Research naar de effecten van de crisis in Oekraïne op de voedselzekerheid, dat ik 23 maart naar de Kamer heb gestuurd. Uit recente FAO publicaties over de wereldwijde voorraadvorming rondom tarwe en voergranen, waar in het WEcR onderzoek naar verwezen wordt, blijkt dat er ruim voldoende voorraden beschikbaar zijn. De oorlog in Oekraïne zal de voedselzekerheidssituatie in andere delen van de wereld wel verslechteren, vanwege onder andere minder aanbod op de wereldmarkt van granen en oliezaden en hogere mondiale voedselprijzen. Hierdoor kan de toegang tot voornamelijk toegang tot goed voedsel in sommige landen verslechteren. Dit komt bovenop een situatie waarbij we sinds 2020 mondiaal al te maken hebben met sterk stijgende voedselprijzen en toenemende honger. Ik span mij in om de gevolgen hiervan zo goed mogelijk in kaart te brengen, en in samenspraak met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) heeft Nederland in EU-verband opgeroepen tot een extra FAO-raad om de voedselzekerheidssituatie en de situatie op de wereldmarkt te bespreken met de FAO. Deze extra raad heeft voldoende steun gekregen en zal vrijdag 8 april a.s. plaatsvinden.

Is de Minister bereid om alsnog uitvoering te geven aan de motie en in overleg met het Ministerie van Financiën tot een goede aanpak te komen.

Het lid Bisschop (SGP) heeft een vraag gesteld over de motie waarin wordt gevraagd om samen met het Nederlandse landbouwbedrijfsleven onderzoek te doen naar de mogelijkheden van fiscaal reserveren. Mijn ambtsvoorganger heeft invulling aan deze motie gegeven door in 2021 onderzoek te doen naar een fiscale klimaat- en calamiteitenreserve. Uit het onderzoek door Wageningen Economic Research blijkt onder meer dat maar een beperkte groep ondernemers voordeel heeft van een fiscale reserve en het voordeel voor deze groep beperkt is. Bovendien zijn er door het wegzetten van bedragen in een reserve minder liquide middelen beschikbaar voor investeringen. Omdat niet alle ondernemers kunnen of willen deelnemen is het aannemelijk dat er tijdens een ernstige crises toch een beroep op de overheid wordt gedaan. Hierdoor kan het zijn dat bedrijven die deelnemen aan de regeling meer belasting betalen of minder steun ontvangen. Ten slotte is er voor de ondernemers in de landbouw een uitgebreid pakket aan risicomanagement instrumenten beschikbaar. Verzekeringen zijn bij uitstek het instrument ter afdekking van fysieke schade. Mijn conclusie is dat het rapport onvoldoende onderbouwing geeft van de mogelijke effectiviteit van dit instrument als onderdeel van risicomanagement voor ondernemers.

BBB-fractie

Lid Van der Plas

Snapt de Minister dat de rek er uit is qua hoeveelheid regels? Bijvoorbeeld gemeenschappelijk landbouwbeleid, grondgebonden melkveehouderij, onrealistische doelen voor biodiversiteit en waterkwaliteit.

Ik realiseer mij dat de transitie naar een duurzame toekomstgerichte landbouw veel van iedereen vraagt en ook zeker van boeren. Bij het vormgeven van het beleid probeer ik daar rekening mee te houden. Zo betrek ik boeren bij de ontwikkeling van het beleid, zoals bijvoorbeeld met de pilots in het kader van het Nationaal Strategisch Plan. Ik ondersteun boeren bij de transitie, bijvoorbeeld via het Omschakelprogramma Duurzame Landbouw. Het bieden van perspectief aan boeren bij deze transitie is voor mij een belangrijke prioriteit. Daarbij zoek ik nadrukkelijk de dialoog met betrokken partijen. Hoe ik daar verder invulling aan ga geven, ook tegen de achtergrond van de integrale gebiedsgerichte aanpak, zal ik nader toelichten in een brief ik uw Kamer voor de zomer zal doen toekomen.

Vissers in NL krijgen 0 op het rekest qua steun. Waarom de Fransen niet volgen? We kunnen toch 35k aan steun geven?

Kan de Minister aangeven waarom hij niet reageert op een verzoek visserijsector voor steun?

Het is duidelijk dat de sector het zwaar heeft. Na onder andere de Brexit en COVID-19 zijn ook de gevolgen van de invasie in Oekraïne voor de sector substantieel.

Onlangs heeft de Europese Commissie lidstaten de mogelijkheid geboden onder het Europese Visserijfonds vissers tegemoet te komen. Ik bestudeer momenteel de mogelijkheden inclusief dit Europese voorstel. Inzet van deze middelen zou ten koste gaan van inzet op andere doelen van het fonds gericht op innovatie. Uiteraard zal ik de visserijsector hierover op de hoogte houden.

De Fransen bieden een vaste vergoeding per liter brandstof. Nederlandse vissers verbruiken bij gebruik van de boomkor relatief veel brandstof waardoor een dergelijke compensatie tot hoge bedragen zou leiden (naar verwachting boven het genoemde bedrag). Daarbij vind ik in kader van de benodigde energietransitie en het gegeven dat vissers reeds geen accijns betalen voor hun gasolie, een dergelijke tegemoetkoming niet opportuun.

PvdA-fractie

Lid Thijssen

Hoe kan de landbouwsector minder gas gebruiken? Bijvoorbeeld door minder kunstmest?

Voor de productie van kunstmest is veel gas nodig. Zoals uw Kamer bekend, streeft Nederland al geruime tijd naar een mogelijkheid tot vervanging van kunstmest door hoogwaardige verwerkte producten uit dierlijke mest. Ik heb in het kader van de Oekraïne-crisis en de hoge kunstmestprijzen, het punt van kunstmestvervanging aangekaart in de Landbouwraad van 21 maart jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1408), in lijn met de aangenomen moties van uw Kamer. Het gebruik van kunstmestvervangers kan bijdragen aan het verminderen van het gebruik van gas voor de landbouwsector. Ik zal mij hiervoor in Europees verband blijven inzetten.

Hoe gaan Europa en Nederland bijdragen om de voedselcrisis, die eraan komt, zoveel mogelijk te dempen?

De Commissie werkt aan een aantal maatregelen: bijeenkomsten van het European Food Security Crisis preparedness and response Mechanism en de pig reflection group (10/03), de Commissiemededeling REPower Europe en een tijdelijk crisiskader voor staatsteun voor boeren, vissers en grootverbruikers van energie. De Commissie heeft 23 maart jl. een mededeling over voedselzekerheid gepubliceerd, die – in lijn met de Verklaring van Versailles – gepaard gaat met een maatregelenpakket. De meeste van die maatregelen zijn afgelopen weken al gepubliceerd: steun voor private opslag varkensvlees, activeren van bijzondere marktmaatregelen (incl. het inzetten van de crisisreserve en nationale opslagen) voor boeren die het hardst geraakt zijn, tijdelijke vrijstelling van de GLB-vergroeningsverplichting (in productie nemen van braakliggend bouwland voor eiwitgewassen), mogelijkheid tot hogere GLB-voorschotten (zie ook de brief aan uw Kamer van 29 maart jl. met Kamerstuk 21 501-32, nr. 1407). De Commissie heeft tijdens de Landbouw- en Visserijraad in maart aangegeven overtuigd te zijn dat voor de middellange en lange termijn de transitie naar een duurzame, veerkrachtige landbouwsector langs de lijnen van de Green Deal de oplossing is. Of en hoe we deze maatregelen in Nederland in kunnen zetten wordt momenteel uitgezocht. Om aandacht te vragen voor de mogelijke gevolgen voor meer kwetsbare landen buiten de EU heeft Nederland in EU verband opgeroepen tot een extra FAO-raad om de voedselzekerheidssituatie en de situatie op de wereldmarkt te bespreken met de FAO. Deze extra raad heeft voldoende steun gekregen en zal vrijdag 8 april plaatsvinden.

Hoe gaan we zorgen dat het gasverbruik in de landbouwsector zo snel mogelijk wordt afgebouwd in lijn met Duitsland, zodat de financiering van de oorlog kan worden voorkomen?

Duitsland heeft als onderdeel van het Duitse klimaatplan een bondsprogramma om de land- en tuinbouw energie-efficiënter te maken. In Nederland is in het klimaatbeleid voor energie geen specifiek op de landbouwsector gericht beleid geformuleerd. Het generieke beleid voor het afbouwen van gasverbruik is dus ook van toepassing op de landbouwsectoren. Wat betreft de plannen voor het verminderen van het gasgebruik in de glastuinbouw heb ik uw Kamer tijdens het debat aangegeven dat ik uw Kamer in april samen met de Minister voor Klimaat en Energie een brief zal sturen over de versnelling van de energietransitie in de glastuinbouw.

Het ‘notfallplan’ dat Duitsland heeft opgesteld dat in werking kan worden gesteld wanneer Rusland besluit minder gas te leveren heeft geen specifiek op de land- en tuinbouw gerichte aanpak. In de derde fase van dat plan worden sectorale afwegingen gemaakt, waarvan de land- en tuinbouw er één kan zijn.

Kunnen we gewoon gezond voedsel, gezien de prijsstijgingen, zo snel mogelijk goedkoper maken?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vragen van de Partij voor de Dieren.

ChristenUnie-fractie

Lid Grinwis

Wil u toch, ondanks donkere wolken Brussel, doelvoorschriften op te leggen? Hoe staat het met de Afrekenbare Stoffenbalans en wil de Minister hier werk van maken?

Er wordt al gewerkt aan doelvoorschriften. Ik verken bijvoorbeeld samen met de sector de mogelijkheden voor een maatwerkaanpak onder het 7e nitraatactieprogramma (AP). Hierin wordt onderzocht of een boer kan worden vrijgesteld van sommige maatregelen uit het 7e AP, wanneer aan een doelvoorschrift wordt voldaan. De resultaten hiervan verwacht ik voor de zomer. Een Afrekenbare Stoffenbalans (ASB) kan in de toekomst helpen om meer gebruik te maken van doelvoorschriften. De mogelijkheden voor een ASB zijn het afgelopen jaar verkend voor toepassing in de melkveehouderij. In de verkenning is gekeken naar de opgaven voor waterkwaliteit, stikstofemissie en klimaat. Ik verwacht op zeer korte termijn uw Kamer te informeren over de resultaten van de verkenning.

Wil de Minister de regels voor verkeerde prikkels over natuurbeheer door boeren weghalen?

In het kader van het vormgeven van de instrumentenkoffer voor de gebiedsgerichte aanpak en bijvoorbeeld in het nieuwe GLB-NSP wordt ingezet op het bevorderen van de biodiversiteit en het mogelijk maken van natuurbeheer door boeren. Bijvoorbeeld via het ontwikkelen van landschapsgrond, het verbreden van het ANLb, het vergoeden van extensiveringsstappen in het GLB-NSP en het ontwikkelen van een vergoeding voor aanleg en beheer van landschapselementen.

Verder loopt in het Life IP programma All For Biodiversity, waaraan het Ministerie van LNV deelneemt met provincies, vertegenwoordigers uit de agrarische sector, natuurorganisaties, terrein beherende organisaties en kennisinstellingen, een actielijn over het stimuleren van coherente wet- en regelgeving voor o.a. Natuurinclusieve landbouw. Eind 2022 mondt de analysefase van belemmeringen uit in een rapportage, met ook aanbevelingen voor het vervolg. Ik wil uw Kamer daarover dan informeren. Daarna zullen in de experimenten binnen het Life IP programma met de betrokken gebieden aanpakken worden uitgewerkt om vanuit die aanbevelingen tot oplossingen te komen. Het Life IP programma loopt tot en met 2026.

Wil de Minister bekijken hoe de toekomst van bemesten er uit ziet zonder kunstmest en dierlijke mest?

De toekomst voor bemesting ligt in het toedienen van de juiste meststoffen, in de juiste hoeveelheid, op de juiste plek, op het juiste moment (de vier principes voor precisiebemesting). Hiermee worden de nutriënten het beste opgenomen en kunnen emissies van bemesting beperkt worden. Door gebruik te maken van lokaal beschikbare grondstoffen, die verwerkt worden tot meststoffen van bekende stabiele kwaliteit, kunnen deze circulaire meststoffen een deel van de kunstmest vervangen. In de contouren van het mestbeleid heeft mijn ambtsvoorganger twee sporen uitgezet met betrekking tot het toekomstig mestbeleid. In een grondgebonden melk- en rundveehouderij zal de eigen geproduceerde mest op het eigen bedrijf of binnen een samenwerkingsverband gebruikt blijven worden. Over de verdere uitwerking hiervan informeer ik uw Kamer in juni 2022. Dierlijke mest uit de intensieve veehouderij zal worden verwerkt tot circulaire meststoffen van een bekende en stabiele samenstelling om zo nutriënten verder te kunnen verwaarden. Ik werk mijn visie hierop momenteel verder uit en mijn inzet is erop gericht uw Kamer hier voor komende zomer verder over te informeren.

Hoe komt er meer compost beschikbaar en voorkomen we dat plantaardig materiaal in biomassacentrale verdwijnt?

De productie van energie uit biomassa wordt momenteel gesubsidieerd. Hierdoor blijft er minder biomassa over voor andere toepassingen, zoals toepassing als bodemverbeteraar of groeimedium. Het kabinet werkt vanuit het duurzaamheidskader biogrondstoffen aan een zo hoogwaardig mogelijke inzet van biomassa waarbij recht wordt gedaan aan de maatschappelijke zorgen die leven rondom met name de inzet van houtige biogrondstoffen.

Lukt het nog steeds qua planning dat de Minister van LNV samen met de Minister voor Klimaat en Energie in de loop van april 2022 met een reactie komt op de aangenomen moties van de leden Grinwis (CU), Boswijk (CDA) en Valstar (VVD) om tot een crisis- en energiepakket te komen?

Ik heb uw Kamer een brief toegezegd in april, samen met de Minister voor Klimaat en Energie. Deze brief zal een samenhangend pakket bevatten gericht op de lange termijn om de glastuinbouw verder te verduurzamen en de energietransitie op een goede manier door te komen in combinatie met mogelijke interventies in relatie tot de hoge gasprijzen – in de huidige onzekere context van stijgende grondstoffenprijzen en de brede impact van de oorlog in de Oekraïne. Ik werk aan de in de motie gevraagde aanpak door intensief te overleggen met de glastuinbouwsector en onder andere de banken en verken met banken de mogelijkheid van een module onder het borgstellingskrediet landbouw voor tuinders die de klimaattransitie door gaan komen, maar nu in directie liquiditeitsproblemen komen, waardoor de bank geen krediet kan verschaffen. Er ligt een brede verantwoordelijkheid om op de complexe vragen voor de korte termijn een antwoord te geven dat ook behulpzaam is voor de lange termijn. De hoge verwachtingen ten aanzien van wat de overheid hierin kan doen, moet ik temperen. Er zullen onvermijdelijk individuele bedrijven zijn die geraakt worden indien zij hun bedrijfsvoering niet kunnen aanpassen aan de nieuwe omstandigheden.

Wil de Minister blijven jagen in Europa, bij supermarkten, restaurants en cateringbedrijven, dat voedsel zo min mogelijk, of eigenlijk niet meer, wordt verspild?

In mijn brief aan uw Kamer over het voedselbeleid van 29 maart jl. (Kamerstuk 31 532, nr. 271)heb ik het beleid op voedselverspilling uiteengezet. Het halveren van de voedselverspilling in 2030 ten opzichte van de voedselverspilling in 2015, een reeds bestaande Sustainable Development Goal waaraan we ons hebben gecommitteerd, is hierbij de stip op de horizon. Het is mijn inzet om de hiervoor ontwikkelde aanpak door te zetten en zowel bij consumenten, als in de keten, als ook in Europees verband, toe te werken naar een zichtbare verdere reductie van voedselverspilling.

VVD-fractie

Lid Van Campen

Wat kan de Minister eraan doen dat maar één aanvraag groene gewasbeschermingsmiddelen in behandeling wordt genomen door het Ctgb? Hoe gaan we die bureaucratie met elkaar aanpakken?

Het Ctgb heeft voor de komende jaren een behoorlijk aantal aanvragen voor «groene gewasbescherming» geaccepteerd als rapporterend lidstaat voor nieuwe werkzame stoffen en nieuwe gewasbeschermingsmiddelen en heeft deze aanvragen in de planning opgenomen. Hieronder zijn veel nieuwe biologische stoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer daarover eerder geïnformeerd (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2254).

Een zorgvuldige beoordeling van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen is uitgangspunt van Verordening (EG) 1107/2009. De beschikbare capaciteit aan wetenschappelijke beoordelaars in de Europese Unie is op dit moment beperkt. De Europese Unie is zich hiervan bewust en neemt al maatregelen om dit probleem op te lossen. Het Ctgb heeft zijn beoordelingscapaciteit de afgelopen jaren uitgebreid, maar dat kan niet voorkomen dat de vraag inmiddels groter is dan het Ctgb tijdig kan afhandelen (Kamerstuk 27 858, nr. 521). Het aannemen van meer aanvragen leidt tot langere doorlooptijden en dat is niet in het belang van toelatinghouders en gebruikers. Laagrisicomiddelen komen daarmee niet sneller op de markt. Daarom heeft het Ctgb maatregelen moeten treffen, waaronder het voorlopig beperken van de instroom van Europese aanvragen voor de goedkeuring van nieuwe werkzame stoffen en de zonale toelating van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen. Het Ctgb bekijkt jaarlijks of bijstelling van deze instroombeperking nodig is. Voor aanvragen die alleen bij het Ctgb kunnen worden ingediend, geldt de instroombeperking niet, zoals wederzijdse erkenningen of nationale aanvragen voor kleine toepassingen.

In het Europese systeem van beoordelen en toelaten van een gewasbeschermingsmiddel kan een aanvraagdossier ook ingediend worden bij één van de andere bevoegde autoriteiten in de zone waartoe Nederland behoort. Aanvragers die hun aanvraag eerder willen indienen dan bij het Ctgb mogelijk is, kunnen uitwijken naar andere lidstaten.

Verzoek aan de Minister om een nadere uitleg hoe we de zin in de voedselbrief moeten lezen die we klaarblijkelijk anders moeten duiden.

Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vragen van de SGP.

Naar boven