35 925 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022

F BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2022

In het coalitieakkoord zijn de ambities om de brede welvaart van Nederland te verhogen voor de komende kabinetsperiode geschetst. Van klimaatverandering tot woningtekorten, van de stikstofcrisis tot de coronapandemie: de uitdagingen waar Nederland voor staat zijn groot.

Al deze vraagstukken zijn onlosmakelijk verbonden met onze economie. De noodzaak van emissiereductie zal bijvoorbeeld grote gevolgen hebben voor de manier waarop we in Nederland ons geld verdienen. Een sterke economie maakt meer investeringen mogelijk. Creativiteit en innovatie zorgen voor nieuwe oplossingen, zoals arbeidsbesparende technologieën die hard nodig zijn nu de personeelstekorten oplopen. De economie is meer dan lopende banden en rokende schoorstenen, meer dan een geïsoleerd proces van productie: de economie draait om wat mensen voor elkaar doen en is verbonden met al die zaken die ons welzijn beïnvloeden.

Het is daarbij de ambitie van het kabinet om de koopkracht van Nederlanders te verhogen. Economische voorspoed is onmisbaar om de kwaliteit van onze publieke voorzieningen zoals zorg en onderwijs te behouden. Dit betekent een stevige opgave: het stimuleren van de economische groei én tegelijk het oplossen van een aantal grote maatschappelijke vraagstukken.

De economie is constant in beweging en in staat zichzelf te vernieuwen, waarbij twee transities in het bijzonder aandacht verdienen: verduurzaming en digitalisering. Zowel de reikwijdte als de urgentie van deze maatschappelijke transities is groot. Beide hebben grote invloed, van de manier waarop we leven tot de manier waarop we zaken doen: de elektrische auto wint aan terrein, online platforms voor tweedehands artikelen groeien gestaag en bedrijven zetten belangrijke stappen om hun productieprocessen te verduurzamen. We staan aan het begin van twee ongekende en noodzakelijke verbouwingen van samenleving en economie. Niets doen is geen optie: het gaat om grensoverschrijdende uitdagingen, die we aanpakken in een Europese en mondiale context. Onze huidige manier van produceren en consumeren voldoet straks niet meer.

Sturing van de overheid is nodig om publieke belangen zoals energiezekerheid of digitale veiligheid en de benodigde snelheid voor de transities te borgen. Overheidsregie betekent de teugels op grote maatschappelijke uitdagingen aantrekken en waar nodig ook laten vieren en de oplossing vanuit bedrijven en consumenten zelf laten komen. Wij hebben de afgelopen jaren gezien dat beleid impact heeft. Windmolenparken zijn vandaag de dag subsidievrij, het aandeel van duurzame energie is tussen 2016 en 2020 verdubbeld en het klimaatbeleid zorgt voor een trendbreuk in de verwachte broeikasgasuitstoot van de industrie en mobiliteit.

Tegelijkertijd blijven wij in deze transities vertrouwen op de creativiteit en vindingrijkheid van burgers en bedrijven. De maatschappij is immers tot veel in staat als de overheid de juiste randvoorwaarden schept. Ondernemers creëren nu al succesvolle verdienmodellen door maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Innovatief en dynamisch ondernemerschap – van kleine startups en scale-ups tot grote multinationals – kan onze maatschappelijke doelstellingen dichterbij brengen en tegelijkertijd het Nederlandse collectieve welzijn versterken. We moeten ruimte durven bieden aan nieuwe – soms disruptieve – spelers.

Tussen bedrijven, de overheid en de omgeving is er sprake van wederkerigheid en onderlinge afhankelijkheid. Wij hebben momenteel een van de meest concurrerende economieën in de wereld. De sterke Nederlandse economie is niet aangewaaid. Het is een prestatie van alle Nederlanders, waarvoor blijvende aandacht nodig is.

Met deze brief informeer ik u over het proces en de werkwijze rondom de uitwerking van het coalitieakkoord binnen mijn portefeuille voor de komende jaren. In het vervolg van deze brief ga ik in op vijf pijlers van het economische beleid:

  • werken aan de randvoorwaarden;

  • verduurzaming van de industrie;

  • innovatiebeleid;

  • het stimuleren van ondernemerschap;

  • de digitale economie.

1. Macro-economie en randvoorwaarden

De staat van de economie is sterk verbonden met de brede welvaart. Het gaat om onze materiële welvaart, maar ook om hoe grote en kleine bedrijven bij kunnen dragen aan de verduurzaming en digitalisering van de hele samenleving. Het is daarvoor belangrijk om de randvoorwaarden, zoals wetten en regels op orde te hebben om bedrijven de ruimte te geven zich op de lange termijn te richten en te investeren in de economie van de toekomst.

Het macro-economisch beeld

De Nederlandse economie laat een veerkrachtig herstel zien. Ondanks de sterkste krimp ooit gemeten in 2020, was de economie in de loop van 2021 onverwacht snel terug op het niveau van voor de coronacrisis. De werkloosheid daalde in 2021 naar een historisch laag niveau van 3,7% en het CPB verwacht dat het economisch herstel in 2022 doorzet met groei van 3,5%. Door uitstel en afstel van scholing en investeringen maakt ons land helaas niet alle misgelopen economische groei goed. De verwachting is dat het bbp-volume permanent zo’n 1,5% lager zal blijven.

Tegelijkertijd zijn er economische uitdagingen. Bedrijven lopen door tekorten aan personeel en materiaal, stijgende prijzen en verstoorde toeleveringsketens tegen hun capaciteitsgrenzen aan. Het gevolg is dalende investeringen en, tezamen met de hoge energieprijzen, een sterk stijgende inflatie. De aanhoudende personeelstekorten onderstrepen het belang om de arbeidsproductiviteit te vergroten, zodat we onze ambities waar kunnen maken. Inzet op arbeidsbesparende technologie en versterking van kennis en vaardigheden van werkenden zijn hierin belangrijke pijlers.

De coronacrisis heeft daarnaast veel gevraagd van de samenleving, van werkenden en van ondernemers. Met het uitgebreide steun- en herstelpakket ondersteunt het kabinet bedrijvigheid en banen waar mogelijk. Hoe groot de steun ook is, het kan de pijn niet wegnemen bij ondernemers die niet of beperkt kunnen ondernemen. Daarom kijkt het kabinet met sectoren vooruit: wat zijn de opties op de lange termijn. Dit is met name nodig voor sectoren die flink door de coronacrisis zijn geraakt – zoals de (nacht)horeca- en evenementensector – en sectoren waar al gaande transities zijn versneld, zoals de detailhandel en toerisme. De combinatie van sluitingen en omvangrijke steunpakketten is op de lange termijn onhoudbaar.

Toekomstbestendige groei vraagt om de terugkeer van natuurlijke dynamiek. Daarom werkt het kabinet aan een middellangetermijnvisie op het steun- en herstelpakket. Dit kwartaal zullen wij de Tweede Kamer daarover informeren. Onderdeel van deze visie is het opstellen van een aanpak voor de aan corona gerelateerde schuldenproblematiek. Daar waar in de kern gezonde ondernemingen door corona niet vooruitkomen door opgelopen schulden, zal het kabinet zich inspannen om tot oplossingen te komen. Dit is een belangrijk onderdeel van het ondernemerschapsbeleid.

Ook Caribisch Nederland is hard getroffen door de coronacrisis. Niet alleen door de uitbraak zelf, maar ook door de gevolgen daarvan. Dat de eilanden hard zijn geraakt is goed terug te zien in de economische en financiële gevolgen. De inkomsten uit toerisme, de belangrijkste economische sector, waren zo goed als volledig weggevallen. Onder coördinatie van de Minister van BZK zet ik mij in om bij te dragen aan de toekomstige economische vitaliteit in Caribisch Nederland, waarbij het versterken en diversifiëren van de economie, stimuleren van ondernemerschap en verduurzamen van de energievoorziening voor EZK de belangrijkste kernopgaven zijn.

Vestigings- en investeringsklimaat

Een aantrekkelijk vestigings- en investeringsklimaat draagt bij aan de welvaart en het welzijn van Nederlanders. Daarvoor is het belangrijk dat bedrijven, van groot tot klein en zowel Nederlands als buitenlands, kiezen om in ons land te ondernemen en zo bijdragen aan onze welvaart en ontwikkeling. Het vestigingsklimaat wordt bepaald door veel factoren, zoals talent, (digitale) infrastructuur, sterke (kennis)clusters en de kwaliteit van leven.

Ook andere departementen en regionale overheden dragen bij aan het vestigings- en investeringsklimaat. Samen met deze partijen wil ik ervoor zorgen dat Nederland aantrekkelijk blijft voor bedrijven die bijdragen aan onze doelen. Daarbij zijn voor mij belangrijke factoren de stabiliteit en voorspelbaarheid van beleid, de beschikbaarheid van talent, het fiscale stelsel en de randvoorwaarden voor specifieke investeringen die bijdragen aan maatschappelijke transities. De vaste Kamercommissie van de Tweede Kamer heeft op verzoek van het lid Leijten (SP) verzocht om een beleidsbrief over het vestigingsklimaat.1 Met deze brief heb ik u op hoofdlijnen geïnformeerd. Een uitgebreidere beleidsbrief over mijn aanpak op dit terrein en de samenhang met het ondernemersklimaat volgt – gezien de interdepartementale afstemming die hiervoor nodig is – voor het einde van het eerste kwartaal van 2022.

Nationaal Groeifonds

Gerichte publieke investeringen vergroten economische groei en toekomstige welvaart. Duurzame groei is nodig om te verzekeren dat ook volgende generaties kunnen wonen in een Nederland met goede zorg, goed onderwijs, een leefbare omgeving én genoeg geld overhouden om zelf te kunnen besteden. Het kabinet heeft met het Nationaal Groeifonds over vijf jaar in totaal € 20 miljard uitgetrokken voor investeringen die daaraan gaan bijdragen.

Er wordt door het kabinet meer focus en synergie aangebracht en geïntensiveerd op de pijlers kennisontwikkeling, onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Het fonds zal zich niet meer richten op investeringen in infrastructuur. Samen met de Minister van Financiën zal ik mij ervoor inspannen dat in de derde ronde ook bedrijven en kennisinstellingen rechtstreeks aanvragen kunnen indienen zodat wij de creativiteit uit de samenleving maximaal benutten. De Kamer wordt hier in februari over geïnformeerd.

Voor de beleidsterreinen onderzoek, ontwikkeling en innovatie en kennisontwikkeling neemt het Nationaal Groeifonds een unieke en belangrijke plek in, om via complexe langetermijninvesteringen, nieuwe en bestaande ecosystemen te versterken. Voorstellen zijn veelal gericht op het (door)ontwikkelen van specifieke sleuteltechnologieën en/of het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen. In de eerste investeringsronde zijn bijvoorbeeld voorstellen gehonoreerd op het gebied van kwantumtechnologie, kunstmatige intelligentie, waterstof en genezing van chronische ziekten. In deze kabinetsperiode zijn twee dingen van belang: zorgen voor resultaat door succesvolle uitvoering van gehonoreerde voorstellen en het ontwikkelen van nieuwe voorstellen voor de volgende investeringsrondes.

Regionaal economisch beleid

We willen een land waarin het prettig is om te werken én te leven. Een goede ruimtelijke inrichting is belangrijk voor onze welvaart. Gemeenten, provincies en andere regionale stakeholders als Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM’s), kennisinstellingen en het bedrijfsleven zijn belangrijke partners op thema’s als het missiegedreven innovatie- en topsectorenbeleid, energietransitie, verduurzaming van de industrie, scholing via leven lang ontwikkelen (LLO), digitalisering van het mkb en het benutten van innovaties. Op deze manier wordt de effectiviteit van zowel het EZK-beleid als dat van de regionale overheden versterkt. Ik ga hierover in gesprek met de regionale partners. Hiervoor benut ik het bestaande bestuurlijk overleg Regionale Economie.

Er moet fysieke ruimte zijn én blijven voor economische activiteiten. Op de korte termijn werkt EZK daarom samen met de Ministeries van BZK en IenW en met de provincies in het project Grip op Grootschalige bedrijfsvestigingen. Deze zomer volgt een Tweede Kamerbrief over een structurele aanpak voor werklocaties, bijvoorbeeld als programma onder de NOVI. Daarnaast informeer ik de Tweede Kamer in het tweede kwartaal van 2022 over ontwikkelingen rondom Brainport Eindhoven.

Belang van een Europees en mondiaal perspectief

De uitdagingen en opgaves voor Nederland vragen steeds vaker om oplossingen op een Europese en mondiale schaal. Duurzaamheid, digitalisering en een veranderd internationaal speelveld hebben effect in heel Europa. Nederland werkt proactief, constructief en in wisselende coalities samen met Europese partners aan het verder versterken van het Europees concurrentievermogen om economische groei, welvaart en weerbaarheid te borgen.

Goed functionerende markten

Goed functionerende markten zijn een motor voor economische ontwikkeling, innovatie en brede welvaart. Dit geldt zowel voor de Nederlandse markt als de Europese interne markt. De Europese interne markt levert door de schaalgrootte nieuwe afzetmogelijkheden, de mogelijkheid om meer te specialiseren en voor nieuwe uitdagers de ruimte om snel op te schalen.2 Ik zet mij daarom nationaal, Europees en internationaal in voor regels en afspraken die ervoor zorgen dat: (1) consumenten keuzevrijheid hebben, (2) bedrijven op een gelijk speelveld opereren en (3) markten open en transparant zijn.

In Nederland doe ik dat onder meer met het vierjarige programma Beter Aanbesteden, dat samen met VNO-NCW/MKB-Nederland en de VNG is opgezet. Dit geeft een impuls aan de verbetering van de aanbestedingen.3 Om de groene transitie te ondersteunen, wordt het wetsvoorstel «ruimte voor duurzaamheids-initiatieven» aangepast.

In Europees verband ondersteun ik de ambitie van de Europese Commissie in het zetten van mondiale standaarden, bijvoorbeeld op het terrein van omgang met data. Begin februari is in dat verband de Europese standaardisatiestrategie gepubliceerd.4 De taskforce voor handhaving op de interne markt en het nog dit jaar door de Commissie te presenteren noodinstrument voor de interne markt moeten een concrete bijdrage gaan leveren aan het voorkomen en wegnemen van belemmeringen en versterken van de handhaving.

In internationaal verband is het van groot belang om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Dit vraagt om (het behoud van) robuuste mededingingsregels én het tegengaan van verstorende subsidies uit derde landen via een effectieve richtlijn buitenlandse subsidies. Ik zet me daar voor in bij het Europese voorstel voor een verordening buitenlandse subsidies.5

Economische veiligheid en open strategische autonomie

Door een veranderd, verhard internationaal speelveld, waarbij China en de VS meer tegenover elkaar zijn komen te staan, is het noodzakelijk dat de EU haar geo-economische positie in de wereld herdefinieert en meer nadruk legt op de eigen weerbaarheid en het eigen handelingsperspectief. Openheid en internationale samenwerking blijven daarbij het uitgangspunt om publieke belangen te borgen.

Waar nodig worden Europese waardeketens en ecosystemen versterkt en ongewenste strategische afhankelijkheden afgebouwd. Bijvoorbeeld via Important Projects of Common European Interest (IPCEI’s), industriële allianties en de Chips Act, met als doel versterking van het hele ecosysteem van halfgeleiders, van onderzoek en innovatie tot industriële toepassing. Ook zet ik in op een betere borging van de economische veiligheid met offensieve (promote) en defensieve (protect) instrumenten. In het promote spoor werk ik aan het versterken van het Nederlandse en Europese concurrentie- en verdienvermogen met een strategisch industriebeleid (zie het tweede hoofdstuk van deze brief). Voor protect wordt o.a. gewerkt aan een versterkt wettelijk kader dat overheidsingrijpen mogelijk maakt bij investeringen die leiden tot risico’s voor de nationale veiligheid.

Monitoring en evaluatie

Transities en maatschappelijke vernieuwing zijn complex en gaan gepaard met onzekerheden. Transitiepaden staan op voorhand niet vast. Een deugdelijke monitoring van de ontwikkeling van de beleidsinitiatieven en (tussentijds) evalueren van wat werkt en wat minder goed werkt dan verwacht en daarvan te leren, is essentieel om regie te kunnen voeren en tijdig bij te kunnen sturen. Het kabinet zal de Tweede Kamer informeren over de aanpak daarvan.

2. Industriebeleid: strategisch, groen en herijking publiek-private agenda

De industrie is een belangrijke economische sector in Nederland die hoogproductief en innovatief is. De industrie vormt met dienstverlenende bedrijven hechte clusters en zorgt dat Nederland deel uitmaakt van strategisch belangrijke internationale waardeketens waardoor Nederland internationaal meetelt. Het zorgt voor veel hoogwaardige werkgelegenheid, direct en indirect. Er is wel een aantal grote uitdagingen: klimaat- en CO2-neutraliteit, terugdringen van het gebruik van grondstoffen, de digitale transitie van de industrie, verantwoorde waardeketens en een toenemend ingewikkeld geopolitiek speelveld. De industrie zal een aantal veranderingen tegelijk en voortvarend moeten doormaken. Om publieke belangen te borgen zoals duurzaamheid, een gelijk speelveld en weerbaarheid, zijn extra inspanningen en investeringen nodig van zowel het bedrijfsleven als de overheid; zowel regionaal, nationaal als Europees.

Van de overheid vraagt dit om een meer sturend, «strategisch» industriebeleid rond knelpunten die marktpartijen niet eigenhandig of niet snel genoeg kunnen oplossen. Dit betekent dat ik inzet op verdere stimulering van innovatie, versnelde opschaling en bevordering van internationale samenwerking van industriële (met name Europese) consortia. De overheid stelt, vanuit het publieke belang, kaders en normen (wet en regelgeving) en neemt een regisserende rol bij het oplossen van coördinatieproblemen. Tegelijkertijd geeft de overheid de markt de ruimte wanneer bedrijven en consumenten zelf met oplossingen komen. De extra inspanningen van de overheid en industrie vragen om wederzijds commitment die verdergaat dan intenties. Ik verwacht de Tweede Kamer voor het zomerreces met een industriebrief nader te informeren over de concrete invulling van het industriebeleid voor de komende kabinetsperiode.

Duurzaamheid

Verduurzaming van de industrie vraagt om actie, zowel voor het terugbrengen van emissies als het circulair maken van grondstof- en materiaalstromen. Het coalitieakkoord geeft aan dat de doelstellingen hiervoor aangescherpt worden, waarbij tegelijkertijd gestreefd wordt naar het benutten van kansen voor toekomstig verdienpotentieel en concurrentiekracht van de Nederlandse industrie. Om dit te realiseren is een integrale aanpak nodig, onder meer om versneld knelpunten weg te nemen (infrastructuur, regelgeving, vergunningen) die duurzame, private investeringen nu in de weg staan. Het is van belang het geld uit het Klimaatfonds tijdig, doelmatig en doeltreffend te gebruiken om de klimaatdoelen te halen. De Ministers voor Klimaat en Energie en van Financiën zullen dit fonds gezamenlijk uitwerken. Uiterlijk bij Voorjaarsnota zal de Minister van Financiën de Kamer informeren over de vormgeving van het fonds. Ook volgt een beleidsprogramma Klimaat en een nationaal energieprogramma (infrastructuur).

Daarnaast komt er een wetswijziging ter aanpassing van de CO2-heffing. Ook volgt een uitwerking van de individuele en bindende maatwerkafspraken voor de grootste vervuilende industrieën (groene industriepolitiek) waarbij wederkerigheid centraal staat, verduurzaming van het mkb en de versterking van investeringen in R&D in klimaatneutrale technologieën. Dit voorjaar volgt een nadere uitwerking van de Nederlandse inzet op voor de Brusselse onderhandelingen over het Europese Fit-for-55%-pakket en het Circular Economy Action Plan.

Internationale en Europese samenwerking

Voor versterkte internationale samenwerking is aansluiting op de EU-industriepolitiek cruciaal. Economische veiligheid en de behoefte aan strategische autonomie maakt dat de interne Europese markt belangrijker is dan ooit. Dit betreft niet alleen een interne markt met zo min mogelijk belemmeringen, maar ook actiever beleid zoals de Chips Act en waar passend de IPCEI’s, zoals de IPCEI Micro-elektronica 2. Deze initiatieven zijn van strategisch belang om de rol van Europa op deze essentiële markten te versterken. De industrie zal van haar kant commitment moeten tonen op het halen van publiek-private afspraken (wederkerigheid).

Topsectoren

De topsectoren blijven een belangrijk aanpak waarin samengewerkt wordt met bedrijven, TO2-instellingen en overheden. Voortbouwend op het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid vraag ik de topsectoren om een rol te spelen in het helpen identificeren en ontwikkelen van kansrijke technologieën en (internationale) markten rond de drie transities klimaat en energie, digitalisering en sleuteltechnologieën, en de circulaire economie.

3. Innovatiebevordering

Om de grote maatschappelijke uitdagingen, zoals de klimaatverandering, aan te kunnen en internationaal concurrerend te blijven, is innovatie essentieel. Zonder nieuwe kennis, methoden en technieken en brede toepassing daarvan zijn de klimaatdoelstellingen van 2050 onhaalbaar en raakt onze economie achterop. Samen met de Minister van OCW wil ik in deze kabinetsperiode een stevige impuls geven aan de versterking van onderzoek en innovatie. Het coalitieakkoord biedt daartoe ook de middelen, waaronder een intensivering in het Groeifonds op de pijlers kennisontwikkeling, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, en een nog op te richten fonds voor onderzoek en wetenschap.

Het kabinet stimuleert innovatie door middel van generieke instrumenten zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), waarmee wij private R&D-investeringen stimuleren, en meer specifieke instrumenten zoals de Publiek-Private Samenwerkings- (PPS-) toeslag en de MKB-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT). Daarnaast is het belangrijk om de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestaande instrumentarium te borgen en waar mogelijk te verbeteren. De verschillende instrumenten worden daarom regelmatig geëvalueerd en met de Kamer gedeeld.

Missiegedreven innovatiebeleid

Om de grote maatschappelijke uitdagingen beter aan te kunnen is het vorige kabinet begonnen met het missiegedreven innovatiebeleid. Daarin werkt het kabinet samen met de topsectoren, bestaande uit publieke en private partijen, en met kennisinstellingen en regio’s. Het gaat om zes Kennis- en Innovatieagenda’s: (1) Energietransitie & Duurzaamheid; (2) Landbouw, Water, Voedsel; (3) Gezondheid & Zorg; (4) Veiligheid; (5) Sleuteltechnologieën; (6) Maatschappelijk Verdienvermogen. De agenda’s en het bijbehorende Kennis- en Innovatieconvenant (KIC) van 30 partners, publiek en privaat, lopen van 2019–2023. Uit de evaluatie van vorig jaar zijn verbeterpunten voortgekomen die ik de komende maanden zal uitwerken.

Mijn departement verkent met de andere departementen hoe onze inzet op de drie grote missies uit het coalitieakkoord (klimaat en energie, digitalisering en sleuteltechnologieën, circulaire economie) versterkt kan worden. De resultaten van deze activiteiten zullen deels neerslaan in het Kennis- en Innovatieconvenant voor de jaren 2022–2023. Ik zal de Tweede Kamer hierover na het zomerreces informeren.

Toegepaste Onderzoeksinstellingen

Als Minister van EZK ben ik verantwoordelijk voor het stelsel van toegepaste onderzoeksinstellingen (TO2). De TO2’s zijn TNO, Wageningen Research, NLR, Deltares en MARIN. Het TO2-stelsel is in 2020–2021 succesvol geëvalueerd (Kamerstuk II 32 637, Nr. 453). De TO2’s spelen een belangrijke rol in het tot stand brengen van oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen. Als meer duidelijk is over de inzet van het extra geld uit het regeerakkoord voor onderzoek en innovatie en wat dit voor de TO2-instellingen betekent, zal ik de Kamer hier na de zomer over informeren.

Ruimtevaart

Ruimtevaart is van toenemend belang en kent een grote internationale en strategische component. Nederland is een lidstaat van het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA) en gastheer van ESTEC, het R&D- en testcentrum van ESA in Noordwijk. De Europese Commissie stelt op 15 februari 2022 twee nieuwe ruimtevaartprogramma’s voor. Ik zal u informeren over de voorlopige Nederlandse reactie hierop in een verslag van de Europese ruimtevaarttop in Toulouse op 16 februari 2022. In lijn met het coalitieakkoord wil ik de basis van het Nederlandse groeiende en innovatieve ruimtevaart-ecosysteem versterken. We moeten in 2022 keuzes maken over de omvang en inzet van het ruimtevaartbudget, ook met het oog op onze inzet tijdens de ESA Ministeriële Conferentie in november 2022. Ik zal u – onder voorbehoud van de voortgang van de gesprekken met ESA – vóór de zomer 2022 informeren over de kabinetsvoorstellen op dit thema.

Internationale innovatiesamenwerking

Bij de onderwerpen missiegedreven beleid (technologie en kennis voor transities), sleuteltechnologieën en ruimtevaart is internationale innovatiesamenwerking van groot belang. In lijn met het coalitieakkoord zal ik deze zoveel mogelijk stimuleren, van deelneming aan voor Nederland essentiële IPCEI’s tot bilaterale innovatiesamenwerking, zoals in het Duits-Nederlandse Technologie en Innovatiepact. Daarbij kijk ik ook naar de samenwerking met internationale grootschalige onderzoekinfrastructuren zoals CERN en de Einsteintelescoop.

De motie-Klink c.s. van 23 november 2021 (35 925 XVII, nr. 21) verzoekt de regering om internationale innovatiesamenwerking en handelsbevordering optimaal met elkaar te verbinden. Ik zal hier in goed overleg met de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking verdere invulling aan geven de komende maanden.

4. Ondernemerschap

Ondernemers zijn onmisbaar voor de samenleving vanwege hun innoverend vermogen waarmee ze in brede zin welvaart creëren. Ze zijn essentieel in (internationale) waardeketens, vaak in samenwerking met het grootbedrijf. Daarnaast hebben ondernemers een maatschappelijke functie doordat ze bijvoorbeeld ook een rol spelen bij integratie en de benutting van talent. Hiervoor is een goed en stabiel ondernemersklimaat noodzakelijk dat structureel groei- en innovatie stimuleert met aandacht voor de maatschappelijke en sociale veranderingen, zoals het stimuleren van een inclusieve werkvloer.

Het ondernemerschapsbeleid kent twee belangrijke aandachtspunten. Ten eerste heeft het kabinet op de korte termijn ruime aandacht voor het verdienvermogen van bedrijven die in de kern gezond zijn maar sterk getroffen zijn door de coronacrisis.

Ten tweede zet ik mij in voor het stimuleren van ondernemers om een bijdrage te leveren aan de transitieopgaven. Daarom zet ik in op investeringen in groei en innovatief vermogen. Startups en scale-ups zijn immers de mogelijke kampioenen van morgen. Zij ondervinden echter belemmeringen; in de vroege fase (innovatieve starters) en de vroegste en latere fase van snelle groei zijn er financieringsproblemen. Het kabinet kijkt hiervoor naar oplossingsrichtingen. Met name voor de latere fase doet ze dit ook samen met andere Europese landen en de Europese Commissie. Het kabinet informeert de Kamer uiterlijk rond de zomer nader over dit onderwerp.

Wat betreft financiering wordt ingezet op het wegnemen van belemmeringen voor ondernemers en het dichten van de financieringskloof om te kunnen investeren in groei, herstel en transities. Het kabinet gaat de komende tijd aan de slag om op zoek te gaan naar de beste manieren om dat vorm te geven. Als onderdeel daarvan wordt ook het advies van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap om meer risicokapitaal voor mkb-ondernemers ter beschikking te stellen inhoudelijk bekeken. Het kabinet stuurt dit voorjaar een kabinetsreactie op dit advies aan de Tweede Kamer.

Het kabinet zal voor de zomer de evaluaties sturen van de regeling Borgstelling MKB (BMKB), Qredits microfinanciering en de Regionale zal Ontwikkelings Maatschappijen (ROM’s) en daarbij de knelpunten en oplossingsrichtingen voor mkb-financiering onderzoeken. Daarnaast zal het kabinet voor het eind van het jaar de toegezegde tussenevaluatie van Invest-NL naar de Tweede Kamer sturen. Invest-NL is een private onderneming die gefinancierd is met publieke middelen en actief is op de commerciële markt. Het doel is om als impact investor Nederland duurzamer en innovatiever te maken.

De beschikbaarheid van voldoende goed opgeleid personeel is een randvoorwaarde voor succesvolle transities, waaronder de klimaat- en energietransitie en digitale transitie, en voor een bloeiend bedrijfsleven. Het kabinet beschikt hiervoor over verschillende beleidsinstrumenten. Met de Minister voor Klimaat & Energie, andere departementen, regio’s, sociale partners en branches en het Techniekpact werk ik aan een aanvalsplan om onze inzet op dit onderwerp uit te breiden. De Tweede Kamer wordt in maart nader geïnformeerd over dit aanvalsplan (motie-Amhaouch cs. 35 925 XIII, nr. 38).

Door de coronacrisis is de digitalisering in het mkb versneld. Denk bijvoorbeeld aan de snelle ontwikkeling van webshops. Tegelijkertijd moet het mkb in de volle breedte digitale technologieën toepassen. De Tweede Kamer informeer ik voor de zomer over de aanpak van de opschaling van digitalisering in het mkb. De ambitie van het kabinet blijft om voor startups en scale-ups het sterkste ecosysteem van Europa te worden. Techleap wordt in 2022 geëvalueerd omdat zij medio 2023 stopt als externe aanjager van het startup en scale-up ecosysteem. De lessen uit deze evaluatie gaan mee in een eventuele vervolgaanpak voor technologie-gedreven ondernemerschap, waarover de Kamer begin 2023 wordt geïnformeerd. Een specifiek aandachtspunt dat het kabinet wil stimuleren, is de benutting van publieke kennis (valorisatie), waarin Nederland internationaal gezien achterblijft. De Tweede Kamer wordt hier voor de zomer over geïnformeerd.

Een ander aandachtspunt is de vermindering van regeldruk. Het kabinet komt deze zomer met een programma voor een meetbare en merkbare vermindering hiervan. Ook gaat het kabinet werken aan de bestendiging van het Adviescollege Toetsing Regeldruk. Het belang van maatschappelijk verantwoord ondernemen neemt toe. Een manier om dat te doen is de maatschappelijke BV (BVm). Er wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om dat te introduceren. Dit wetsvoorstel bevat ook bepalingen voor rapportage-eisen. Het concept-wetvoorstel is uiterlijk eind 2022 gereed voor consultatie. In het eerste kwartaal van 2023 informeer ik de Tweede Kamer over de vorderingen.

5. Digitale economie

De digitale transitie is geen keuze. Voor een succesvolle digitale transitie is het essentieel dat iedereen meedoet. De digitale transitie levert ongekende kansen op voor economie en samenleving. Het kabinet wil die kansen benutten. Op die manier zorgen we voor duurzame economische groei en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen rond onderwijs, zorg, klimaat en vergrijzing. Vertrouwen is bij de digitale transitie van essentieel belang. Daarom moeten belangrijke randvoorwaarden als innovatie, veiligheid, eerlijke concurrentie en grip op gegevens geborgd zijn.

Zowel het nationale als het Europese handelingsniveau is daarbij cruciaal. Het kabinet wil de samenwerking met Europese lidstaten daarom versterken en ongewenste afhankelijkheden tegengaan. Op die manier kunnen wij wereldwijd de standaard zetten voor een open, eerlijke en veilige digitale economie.

Voor de komende tijd zie ik een viertal prioriteiten: investeringen in digitale innovatie en vaardigheden, goedwerkende digitale markten en diensten, het duurzaam verbeteren van cybersecurity, en een veilige, hoogwaardige en betrouwbare digitale infrastructuur.

Digitale innovatie en vaardigheden

Digitale vaardigheden en de toepassing van nieuwe digitale technologieën zijn essentieel voor de digitale transitie en het verdienvermogen van Nederland. In het coalitieakkoord staat dat het kabinet wil investeren in digitale innovatie en het versterken van digitale vaardigheden, o.a. via om- en bijscholing. Om deze ambities te realiseren zijn onder andere investeringsvoorstellen op het terrein van artificial intelligence (AI) en cloud-technologie (IPCEI Cloud) in voorbereiding.

Op het terrein van digitale vaardigheden ben ik voornemens best practices op het terrein van human capital op te schalen en zal via het Nationaal Groeifonds geïnvesteerd worden in onderwijsinnovaties. Op Europees niveau is de AI Act in voorbereiding die beoogt een Europese markt voor betrouwbare en innovatieve AI te creëren met risicogerichte voorwaarden voor markttoegang. Om de kansen van AI verantwoord te benutten stuurt het kabinet ook een reactie op het rapport «Opgave AI, de nieuwe systeemtechnologie» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aan de Tweede Kamer.

Goedwerkende digitale markten en diensten

De digitale economie biedt kansen, maar kan ook leiden tot nauwelijks te betwisten machtsposities van grote platforms. Consumenten en ondernemers kunnen vaak niet om deze platformen heen. Daarom pakken we in Europees verband met de Digital Markets Act (DMA) de markt- en datamacht van grote tech- en platformbedrijven aan om de concurrentiepositie van bedrijven en de bescherming van platformgebruikers te verbeteren. De Digital Services Act (DSA) gaat ervoor zorgen dat tussenpersonen, zoals platformbedrijven verantwoord omgaan met content ten aanzien van hun eindgebruikers. Ik verwacht binnenkort een voorstel van de Europese Commissie voor de Data Act waarin belangrijke stappen moeten worden gezet om de data-economie beter te laten werken voor consumenten en ondernemers, waarbij ik ook de relatie met kennisinstellingen in ogenschouw houd. Daar hoort ook slagvaardig toezicht bij.

Een veilige, hoogwaardige en betrouwbare digitale infrastructuur

In lijn met de ambitie in het coalitieakkoord zet ik mij ervoor in dat Nederland het digitale knooppunt van wereldklasse in Europa blijft en robuust, supersnel en veilig internet krijgt in alle delen van het land. Ik zal een verkenning starten waarin de visie op de digitale infrastructuur wordt uitgewerkt. Daarnaast verwacht ik de Tweede Kamer nog dit kwartaal te informeren over de uitkomsten van het lopende onderzoek naar snel internet voor de moeilijk gelegen adressen in de buitengebieden (motie-Van Dijk c.s. 24 095, nr. 536) en de vervolgstappen.

Om de mobiele connectiviteit op niveau te houden wordt (aan het begin van) deze kabinetsperiode gewerkt aan het verdelen van de 3,5 GHz- (Kamerstuk II 24 095, nr. 554) en 26 GHz-banden. Om onze digitale infrastructuur veilig te houden zet ik mij in op het inrichten van een structureel proces waarbinnen de overheid en telecomaanbieders technologische ontwikkelingen en dreigings-informatie delen, op basis waarvan risicobeoordelingen kunnen worden verricht. Ook wil ik de Europese aanpak op het gebied van 5G en veiligheid verder vormgeven, waaronder het in kaart brengen en eventueel verminderen van ongewenste afhankelijkheidsrelaties.

Cybersecurity

Cybersecurity is een essentiële randvoorwaarde voor de Nederlandse digitale economie en de samenleving. Onder regie van de Minister van JenV ontwikkelt het kabinet een meerjarige cybersecurity aanpak. Ik richt mij op de thema’s consumentenbescherming en de versterking van de cyberweerbaarheid van het bedrijfsleven. Dit betekent dat het aanbod van ICT-producten en diensten veiliger moet worden, stimulering van cybersecurity kennisontwikkeling en innovatie en dat consumenten en bedrijven zich bewuster moeten worden van digitale dreigingen en risico’s en daar meer weerbaar tegen worden. Voorbeeld van dit laatste is de samenwerking van het Digital Trust Center (DTC) en het Nationaal Cyber Security Centrum om zo sneller en gemakkelijker informatie te kunnen delen over digitale kwetsbaarheden en hacks.

Tot slot

Het coalitieakkoord is ambitieus en mijn takenpakket breed. De succesvolle uitwerking van deze brief is afhankelijk van de inzet van veel partijen: burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. Maar ook van de samenhang van de verschillende acties. Samen met het kabinet en beide Kamers der Staten Generaal zal ik alles op alles zetten om de plannen in het coalitieakkoord met vaart en met zorgvuldigheid ten uitvoering te brengen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kenmerk: 2022Z01090/2022D02291.

X Noot
2

CPB (2022) Notitie handelsbaten van de EU en de interne markt.

X Noot
3

Kamerstuk II 34 252, nr. 22.

X Noot
4

Kamerstuk II 22 112, nr. 334.

X Noot
5

COM(2021)223 en Kamerstuk II 22 112, nr. 3133.

Naar boven