35 925 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022

Nr. 164 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2022

Op 28 januari jl. heeft u mij verzocht om een standpunt naar aanleiding van de in het coalitieakkoord opgenomen bezinning op de positie van het lokale bestuur en de positie van de burgemeester daarbinnen om het toekomstbestendig te maken (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). Met deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek. Dit doe ik mede op basis van de uitkomsten van de Agenda burgemeester, waarmee door mijn ambtsvoorganger is ingezet op het bestendigen van de rol en de positie van de burgemeester,1 met als één van de uitwerkingen het onderzoeksrapport «Teveel van het goede? De staat van het burgemeestersambt anno 2020».2 Daarmee doe ik ook de toezegging van mijn ambtsvoorganger om een beleidsinhoudelijke reactie op dit onderzoeksrapport te geven, gestand.3

Positie van de burgemeester

Het burgemeestersambt is een bijzonder en veelzijdig ambt. Ik heb grote waardering voor de belangrijke positie die burgemeesters vervullen binnen het openbaar bestuur, de wijze waarop dit ambt wordt ingevuld en de toewijding waarmee dat gebeurt. De veelzijdigheid en diversiteit van het ambt stellen burgemeesters in staat in te spelen op de ontwikkelingen binnen het openbaar bestuur en de samenleving en de daaruit volgende opgaven. Uit het onderzoek «Teveel van het goede? De staat van het burgemeestersambt anno 2020», blijkt dat inwoners, raadsleden en wethouders tevreden zijn over de invulling van het burgemeestersambt. Het onderzoek laat echter ook zien dat het ambt de laatste jaren omvangrijker en complexer is geworden. De conclusie van het rapport luidt dan ook dat het in algemene zin goed gaat met het burgemeestersambt, maar dat er wel actie nodig is om het burgemeestersambt toekomstbestendig te maken.

Het rapport is door mijn ambtsvoorganger ter consultatie voorgelegd aan het Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Kring van commissarissen van de Koning (cvdK). In april 2021 is van voornoemde partijen en de Wethoudersvereniging een reactie op het rapport ontvangen. Medio 2021 zijn door mijn ministerie ook een aantal themabijeenkomsten over openbare orde en veiligheid (OOV), bestuurlijke integriteit en versterking van het lokaal bestuur georganiseerd om op de uitkomsten van het onderzoek met burgemeesters te reflecteren. Het onderzoek, de consultatiereacties en de themabijeenkomsten zijn betrokken bij de standpuntbepaling over de positie van de burgemeester.

Onderzoeksrapport «Teveel van het goede?»

In het rapport worden diverse politiek-maatschappelijke en bestuurlijk-juridische ontwikkelingen geschetst die ervoor zorgen dat het burgemeestersambt de afgelopen jaren omvangrijker en complexer is geworden. Genoemd worden onder andere de uitbreiding van het gemeentelijk takenpakket, de financiële druk op gemeenten, de complexe (regionale) bestuurlijke context, maatschappelijke polarisatie, politieke fragmentatie, de toename van nieuwe partijen en onervaren wethouders en de toegenomen aandacht voor OOV. Ook de aanpak van de coronacrisis en de impact van ondermijning op het openbaar bestuur en de bestuurlijke aanpak daarvan, hebben grote invloed op de rol en positie van de burgemeester. Daarbij is het aantal OOV-bevoegdheden van de burgemeester sinds 2010 toegenomen en is hiertoe ook nog wetgeving in voorbereiding. Deze ontwikkelingen hebben er volgens de onderzoekers toe geleid dat het burgemeestersambt is gepolitiseerd. De neutrale en eigenstandige positie van de burgemeester is volgens het onderzoek verzwakt, waardoor de inherente spanningen tussen de verschillende burgemeestersrollen zijn toegenomen.

De onderzoekers hebben een aantal verstrekkende denkrichtingen opgenomen om de gesignaleerde spanningen te verlichten: het raadsvoorzitterschap beleggen bij een uit de raad gekozen voorzitter, het overhevelen van de verantwoordelijkheid voor bestuurlijke integriteit naar de cvdK, het verkleinen van de OOV-portefeuille of het versterken van de eigenstandige positie van de burgemeester door de burgemeester rechtstreeks te verkiezen dan wel aan te stellen via een zuivere kroonbenoeming. De onderzoekers signaleren dat niet-ingrijpen op termijn risico’s met zich mee kan brengen, niet alleen voor de toekomstbestendigheid van het burgemeestersambt, maar ook voor de positie van de gemeenteraad en de lokale democratie in bredere zin.

Consultatiereacties op het rapport

De geconsulteerde partijen onderschrijven de analyse van de onderzoekers en de conclusie dat het in algemene zin goed gaat met de invulling van het burgemeestersambt. De denkrichtingen die de onderzoekers hebben genoemd om de gesignaleerde spanningen te verlichten en het ambt toekomstbestendig te maken, zijn daarentegen zeer kritisch ontvangen. Geen van de partijen kan zich vinden in de geschetste oplossingsrichtingen, nu er volgens hen geen grote knelpunten zijn die om vergaande aanpassingen van het ambt vragen. De ontwikkelingen vragen volgens hen om aanpassingen van een andere orde, omdat ze het lokaal bestuur als geheel betreffen en niet de positie van één functionaris daarbinnen. Gezocht moet worden naar versterking van de positie van het lokaal bestuur als geheel, in het licht van het takenpakket en de financiële speelruimte van gemeenten, de politieke cultuur en een sterkere positie van de Minister van BZK in lijn met de Voorlichting interbestuurlijke verhoudingen van de Afdeling advisering van de Raad van State.4

In de gezamenlijke reactie van VNG en NGB en in de reactie van de Kring van commissarissen van de Koning is ook specifieke aandacht voor de spanningen die samenhangen met de rol van de burgemeester als integriteitsbewaker en hoeder van de openbare orde en veiligheid. Gesignaleerd wordt dat burgemeesters zich vaak onthand voelen bij hun integriteitstaak wegens gebrek aan instrumentarium. Volgens het NGB en de VNG is dit een complex vraagstuk dat om een meervoudige aanpak vraagt, onder andere door het duidelijker benoemen van de verantwoordelijkheden, het regelmatig bespreekbaar maken van integriteit, het weerbaarder maken van het lokaal bestuur en het formuleren van duidelijke afspraken over hoe te handelen bij signalen van mogelijke schendingen. Ook het versterken van de interne driehoek (burgemeester, griffier en gemeentesecretaris) dient onderdeel te zijn van deze aanpak. De spanning die het NGB en de VNG signaleren in de rol van de burgemeester als hoeder van de openbare orde en veiligheid is het ontbreken van de balans tussen het strafrecht en het bestuursrecht. In de praktijk slaat de balans volgens hen te veel door naar het bestuursrecht door capaciteitsproblemen bij de politie en het feit dat het instrumentarium dat volgt uit het bestuursrecht vaak makkelijker en sneller in te zetten is. Dit vraagt meer tijd, kennis en energie van burgemeesters en van hun ondersteuning dan idealiter nodig zou zijn.

Beschouwing op het onderzoeksrapport

Ik ben de onderzoekers erkentelijk voor hun onderzoek en onderschrijf hun analyse van de staat van het ambt. Ik hecht er aan de rol en positie van de burgemeester in de volle breedte te ondersteunen en te versterken. Op basis van het onderzoek en de reacties hierop concludeer ik dat het meebewegen met ontwikkelingen in de samenleving en het openbaar bestuur altijd een zekere spanning binnen het ambt met zich meebrengt. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat deze spanningen niet ten koste gaan van de belangrijke balans tussen de verschillende rollen van de burgemeester en om te voorkomen dat bepaalde rollen te veel onder druk komen te staan. Hierbij richt ik me vooral op het beschermen van de eigenstandige positie die de burgemeester altijd heeft gehad in het lokaal bestuur.

De hiervoor genoemde denkrichtingen van de onderzoekers zijn zeer kritisch ontvangen. Evenals de VNG en het NGB ben ik van mening dat deze denkrichtingen niet alleen een fundamentele wijziging inhouden van de positie (en aanstellingswijze) van de burgemeester, maar ook om herziening vragen van het stelsel van het lokaal bestuur. Voor een herziening van het gehele stelsel van het lokaal bestuur zie ik op basis van dit onderzoek, dat zich enkel op het burgemeestersambt richt, en gelet op het maatschappelijk draagvlak voor de invulling van het ambt, geen aanleiding.

Wel betrek ik de denkrichting waarin de onderzoekers voorstellen om de OOV-portefeuille niet verder te vergroten actief bij het ontwikkelen van een afwegingskader nieuwe bevoegdheden. Op basis van de analyse van de staat van het ambt ga ik met toekomstbestendigheid van het burgemeestersambt aan de slag, hieronder ga ik daar nader op in.

Inzet op een toekomstbestendig burgemeestersambt

De positie van de burgemeester kan niet los worden gezien van de positie van het lokaal bestuur als geheel. Zoals ik ook in mijn hoofdlijnenbrief van 24 januari jl. heb toegelicht is een sterk decentraal bestuur essentieel om de opgaven van deze tijd het hoofd te bieden.5 Mijn inzet is er dan ook allereerst op gericht om het decentraal bestuur als geheel te versterken. Hiermee geef ik invulling aan de in het coalitieakkoord opgenomen passage: «we bezinnen ons op de positie van het lokale bestuur en de positie van de burgemeester daarbinnen om het toekomstbestendig te maken.» Deze inzet zal ik hieronder nader toelichten.

Inzet versterking decentraal bestuur

Uit het onderzoek «Teveel van het goede?» blijkt dat het werkveld voor burgemeesters en colleges complexer en veelomvattender is geworden, en dat dit in nog grotere mate voor de gemeenteraden geldt. Mijn ambtsvoorganger heeft bij brief van 26 oktober jl. toegelicht welke acties en maatregelen – in samenwerking met de beroeps- en belangenverenigingen decentraal bestuur – worden genomen om de decentrale volksvertegenwoordigingen te versterken.6 Via deze brede inzet wordt ook meer ondersteuning aan de burgemeester geboden. Die is onder meer gericht op het investeren in en benutten van de beschikbare ondersteuning (griffie, rekenkamer, fractieondersteuning en ambtelijke bijstand), vergroten van kennis over toepassing en belang van kaderstelling en controle, meer aandacht voor goede informatievoorziening en voor democratische controle op regionale samenwerkingsverbanden en investeren in een gezonde duale bestuurscultuur.

De burgemeester heeft zelf ook een belangrijke rol bij deze inzet als hoeder van het lokaal bestuur. Zo kan de burgemeester vanwege diens dubbele voorzittersrol het samenspel tussen college en raad versterken. Gelet op de toegevoegde waarde van deze dubbele voorzittersrol onderschrijf ik dan ook niet de denkrichting van de onderzoekers van «Teveel van het goede?» om die raadsvoorzittersrol te beleggen bij een uit de raad gekozen voorzitter. Gezien de toegenomen druk op de gemeenteraad vind ik het juist van belang dat de burgemeesters meer aandacht hebben voor hun rol als voorzitter van de raad.

Ik wil samen met burgemeesters verkennen hoe deze rol, bijvoorbeeld bij de ondersteuning van raden in hun kaderstellende en controlerende taken, verder versterkt kan worden. Uit recent onderzoek van de Raad voor het Openbaar Bestuur blijkt immers dat de gemeenteraad behoefte heeft aan een stevige positie in gemeentelijke besluitvormingsprocessen.7 Wanneer een burgemeester constateert dat de gemeenteraad handelingsverlegen is om in de eigen ondersteuning te investeren, kan hij de raad hierop wijzen. De interne driehoek – burgemeester, griffier, gemeentesecretaris – speelt ook een belangrijke rol binnen de inzet om decentrale volksvertegenwoordigingen te versterken. Deze driehoek kan de smeerolie zijn die het samenspel tussen gemeenteraad, college en ambtelijke organisatie versterkt.

In lijn met de consultatiereactie van het NGB en de VNG op het rapport «Teveel van het goede?» ben ik van mening dat een aanpassing van de aanstellingswijze van de burgemeester grote gevolgen heeft voor het lokaal bestuur als geheel. De burgemeester heeft als voorzitter van de raad, voorzitter van het college en eenhoofdig bestuursorgaan een spilfunctie die bijdraagt aan de continuïteit en stabiliteit van het lokaal bestuur. De burgemeester staat in het lokaal bestuur boven de partijen en is toch lokaal geworteld. Daarbij kent de burgemeester specifieke taken, rollen en bevoegdheden die op die positie zijn toegespitst. De huidige aanstellingswijze, waarbij de door de raad aanbevolen kandidaat door de Kroon wordt benoemd, is passend bij die institutionele positie van de burgemeester in het lokaal bestuur. Gelet op de positie van de burgemeester in ons lokaal bestuur, draagt de bredere inzet voor de versterking van het decentraal bestuur ook direct bij aan de toekomstbestendigheid van het burgemeestersambt.

Als onderdeel van die inzet richt ik me op een drietal specifieke punten in relatie tot het burgemeestersambt, met inachtneming van de bevindingen van het onderzoek «Teveel van het goede?» en de reacties hierop, door:

  • 1. een afwegingskader bevoegdheden om het ambt in balans te houden;

  • 2. specifieke inzet op integriteit en weerbaar bestuur continueren en waar nodig aanscherpen; en

  • 3. aandacht te houden voor de aantrekkelijkheid van het ambt.

1. Ontwikkeling afwegingskader bevoegdheden

Het toekomstbestendig houden van het ambt betekent ook kritisch zijn op het introduceren van nieuwe taken en bevoegdheden voor de burgemeester om het ambt in balans te houden. In het rapport «Teveel van het goede?» wordt een herbezinning aanbevolen op de toedeling van bestuursrechtelijke bevoegdheden aan burgemeesters, om het burgemeestersambt te verlichten. De burgemeester heeft OOV-bevoegdheden waarmee hij bijvoorbeeld over kan gaan tot woningsluiting, cameratoezicht kan instellen, gebiedsverboden of een meldplicht kan opleggen en een veiligheidsrisicogebied kan aanwijzen. Sinds 2010 is het aantal bevoegdheden van de burgemeester flink uitgebreid8 en er is momenteel nog wetgeving in voorbereiding om die bevoegdheden verder uit te breiden. Het is belangrijk om zorgvuldig te toetsen of nieuwe bevoegdheden passen bij de rol en positie van de burgemeester, om de balans tussen de verschillende rollen van de burgemeester te behouden.

Ook het NGB en de VNG pleiten in hun reactie op het rapport voor een kader waarmee aan het begin van het wetgevingsproces kan worden bepaald of een bevoegdheid bij de gemeente, en daarbinnen bij de burgemeester, thuishoort. In samenwerking met de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV), gelet op haar verantwoordelijkheid voor de OOV-portefeuille van de burgemeester, en het NGB en de VNG werk ik dit afwegingskader voor nieuwe bevoegdheden uit.

Bij de dialoog met het decentraal bestuur over de meerwaarde van een beleidskader decentraal bestuur zal ik ook de uitwerking van dit afwegingskader voor burgemeestersbevoegdheden betrekken.9 Het doel van het beleidskader decentraal bestuur is om uitgangspunten en toetsstenen te formuleren voor taaktoedeling aan decentrale bestuursvormen en hierdoor meer samenhang en minder verkokering in het openbaar bestuur te realiseren. Door ook burgemeestersbevoegdheden hierbij te betrekken draagt dit niet alleen bij aan de versterking van het decentraal bestuur in brede zin, maar ook aan de toekomstbestendigheid van het burgemeestersambt.

Ik informeer uw Kamer eind 2022 over de vorm, inhoud en toepassingsmogelijkheden van dit afwegingskader. Als input voor het afwegingskader dient de discussienota «De burgemeester bevoegd? Perspectieven op het burgemeestersambt: handreiking voor een discussie», die ik als bijlage meezend. Deze discussienota is in opdracht van mijn ministerie opgesteld. In de discussienota worden zeven perspectieven geschetst op het burgemeestersambt die kunnen worden betrokken bij de afweging of een nieuwe taak of bevoegdheid al dan niet past bij de rol en positie van de burgemeester.

2. Specifieke inzet integriteit en weerbaar bestuur

De zorgplicht van de burgemeester om de bestuurlijke integriteit van de gemeente te bevorderen vraagt om een actieve invulling. De burgemeester moet die rol onbelemmerd kunnen vervullen terwijl hij opereert in een lokaal-politiek krachtenveld, waarin de raad het hoogste orgaan is en de burgemeester samen met de wethouders een collegiaal dagelijks bestuur vormt. De burgemeester kan bij de vervulling van deze taak in een kwetsbare positie geraken, in het bijzonder bij diens herbenoeming.

Al langer klinkt de roep om toekenning van bevoegdheden aan de burgemeester en de ontwikkeling van nieuwe instrumenten om beter invulling te kunnen geven aan zijn taak als integriteitsbewaker. Ik ga die mogelijkheden in overleg met het NGB en de VNG verder verkennen. Ook bezie ik hoe procedures voor integriteitsonderzoek, als zich een (vermoedelijke) schending voordoet, kunnen worden verduidelijkt. Zoals door mijn ambtsvoorganger is aangekondigd, wordt een wetsvoorstel voor de screening van wethouders voorbereid, met bijzondere aandacht voor de rol van de burgemeester.10 Daarnaast wordt het bestaande instrumentarium aan handreikingen en gedragscodes beter toegankelijk gemaakt. Ik vind het belangrijk dat een helder en gedeeld beeld ontstaat van integriteit en goed bestuur, waaronder (de schijn van) belangenverstrengeling. Dit draagt bij aan een cultuur van «het goede gesprek» voeren. Iedere politieke ambtsdrager is en blijft primair zelf verantwoordelijk voor de eigen integriteit. Ik bezie daarom ook de mogelijkheden om verder te stimuleren dat de normen worden verinnerlijkt die in wet- en regelgeving, handreikingen en gedragscodes besloten liggen.

Het is van belang dat de burgemeester over voldoende goede ambtelijke ondersteuning beschikt en dat hij kan rekenen op de steun van de cvdK. Laatstgenoemde is als rijksorgaan verantwoordelijk om te adviseren en te bemiddelen als de bestuurlijke integriteit van een gemeente in het geding is of bij ernstig verstoorde bestuurlijke verhoudingen. De wijze waarop de burgemeester invulling geeft aan zijn verantwoordelijkheid voor de bestuurlijke integriteit, kan tot spanningen leiden, ook in het kader van de herbenoeming waarbij de burgemeester in hoge mate afhankelijk is van de gemeenteraad. Daarom is het van belang dat de cvdK ook bij herbenoeming toeziet op een zorgvuldig proces.

Dat proces begint met het periodiek, bij voorkeur jaarlijks, voeren van klankbordgesprekken tussen burgemeester en vertrouwenscommissie waarin kan worden gereflecteerd op het functioneren van de burgemeester en de raad.11 Deze gesprekken dienen om signalen en feedback aan elkaar kenbaar te maken, zodat er ruimte en tijd is voor zelfreflectie en eventuele verandering van gedrag. Ook voor de cvdK is dit een belangrijke bron van informatie. De cvdK moet immers adviseren over de herbenoeming. Uiteindelijk kunnen de gespreksverslagen een sterke onderbouwing bieden voor een positieve of negatieve aanbeveling voor herbenoeming. Om betrokkenen (waaronder de gemeenteraad, raadsgriffier en burgemeester) te ondersteunen bij de klankbordgesprekken is een handreiking beschikbaar.12 Het actief onder de aandacht brengen van deze handreiking is een eerste stap om de klankbordgesprekken beter te benutten. Ik ga mij hiervoor samen met de commissarissen van de Koning inzetten.

De bestaande zorgplicht van de burgemeester voor de bestuurlijke integriteit op lokaal niveau vind ik van grote betekenis. De optie die door de onderzoekers in «Teveel van het goede?» wordt genoemd om deze taak over te hevelen naar de cvdK vind ik niet passend; in het stelsel van verantwoordelijkheden voor bestuurlijke integriteit heeft zowel de burgemeester als de cvdK een eigenstandige rol, waarbij de primaire verantwoordelijkheid voor bestuurlijke integriteit berust bij de burgemeester als «oren en ogen van het lokaal bestuur.» Wel bezie ik de mogelijkheid om meer gereguleerd op provinciaal niveau tot een vorm van advies en ondersteuning te komen. Ook zal ik via het organiseren van bijeenkomsten en het verstrekken van (gerichte) voorlichting bevorderen dat burgemeesters de normen uit wet- en regelgeving, handreikingen en gedragscodes kunnen verinnerlijken en van elkaars voorbeelden en ervaringen kunnen blijven leren. In het commissiedebat Integriteit van 10 maart jl. heb ik uw Kamer toegezegd in het eerste kwartaal van 2023 een brief te zullen sturen waarin mijn beleid inzake integriteit voor politieke ambtsdragers op decentraal en nationaal niveau, en ook ten aanzien van de Rijksdienst, in samenhang wordt geschetst. In die brief zal ik u nader informeren over bovengenoemde acties en maatregelen.

Bij brief van 8 maart 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over mijn inzet voor het versterken van de weerbaarheid van het bestuur.13 De positie van de burgemeester vraagt hierbij bijzondere aandacht gelet op de belangrijke rol die hij heeft bij de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Die rol vraagt veel van de burgemeester, omdat zijn persoonlijke veiligheid of van zijn naasten in het geding kan komen. Maar ook van zijn ambtelijke ondersteuning, gelet op de benodigde kennis en capaciteit die deze inzet vraagt. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat het handelen van de burgemeester niet in de plaats kan komen van strafrechtelijke opsporing en vervolging. Zoals in hiervoor genoemde brief vermeld bezie ik op welke manier ik een extra bijdrage kan leveren aan een veilige woonplek. Mijn inzet is om de benodigde beveiligingsmaatregelen niet afhankelijk te laten zijn van het politieke debat. Ook verken ik met de Minister van JenV, naar aanleiding van de motie van de leden Kuik en Bikker,14 of gemeenten met een landelijk juridisch steunpunt ondersteund kunnen worden bij complexe juridische procedures of dat er betere alternatieven zijn om in de behoefte vanuit de praktijk te voorzien. Ik trek bij de ontwikkeling van mijn weerbaarheidsaanpak samen op met onder andere het NGB en andere partners van het Netwerk Weerbaar Bestuur.

3. Aantrekkelijk houden van het ambt

De huidige maatschappelijke opgaven stellen hoge eisen aan het openbaar bestuur en de persoon van de burgemeester. Dat vraagt enerzijds om investeringen in de aantrekkelijkheid van het ambt om te bevorderen dat individuen die aan die eisen (kunnen) voldoen, ook kiezen voor het burgemeesterschap. Anderzijds moeten burgemeesters ook gedurende de uitoefening van het ambt voldoende gelegenheid krijgen om zich te blijven ontwikkelen en ervaringen met elkaar te delen.

In de afgelopen jaren heeft het NGB, in samenwerking met mijn ministerie, het Oriëntatieprogramma burgemeesters opgezet.15 Dit programma heeft tot doel om een succesvolle instroom in het ambt te bevorderen, door mensen die de stap naar het burgemeesterschap overwegen een inkijk in het ambt te geven. Daarbij is zowel oog voor de instroom van mensen zonder traditionele politiek-bestuurlijke loopbaan als voor diversiteit binnen de beroepsgroep. Inmiddels zijn 19 oud-deelnemers van dit programma burgemeester geworden en bekleden 21 deelnemers een andere bestuurdersfunctie binnen het openbaar bestuur. Het NGB richt zich ook op de uitstroom uit het ambt, door ondersteuning bij loopbaanoriëntatie.

Ik vind het belangrijk dat burgemeesters zich kunnen blijven ontwikkelen, niet alleen door opleiding en training, maar ook door het uitwisselen van ervaringen. Er is slechts één burgemeester in iedere gemeente, maar voorkomen moet worden dat burgemeesters zich solitair voelen. Voor de ontwikkeling van burgemeesters verleent mijn ministerie jaarlijks een subsidie aan het NGB om uitvoering te geven aan het Professionaliseringsfonds. Met dit fonds financiert het NGB onder andere opleidingen, bijeenkomsten over actuele thema’s, conferenties en intervisies, zodat burgemeesters elkaar ontmoeten en ervaringen kunnen uitwisselen. Dit begint voor burgemeesters bij het Initiatief, ook wel bekend als het «burgemeestersklasje», waarin startende burgemeesters worden ondersteund en begeleid in de kennismaking met het ambt en een basis wordt gelegd voor vertrouwde contacten met ambtgenoten. Mijn ministerie en het NGB hebben regelmatig contact om te zorgen dat het Professionaliseringsfonds blijft aansluiten op de behoefte van burgemeesters en de actualiteit.

Tot slot

Ik realiseer mij dat het meebewegen met maatschappelijke en politiek-bestuurlijke ontwikkelingen veel van burgemeesters vraagt. De burgemeester wordt vandaag de dag uitgedaagd om als een evenwichtskunstenaar op verschillende koorden te balanceren. De brede waardering voor de manier waarop burgemeesters hun ambt uitoefenen en het werkplezier dat burgemeesters ervaren, toont aan dat burgemeesters nog altijd goed in staat zijn om met de spanning om te gaan die dat met zich meebrengt. Dit doen zij met veel flexibiliteit en een groot aanpassingsvermogen.

Ik blijf alert op de ontwikkelingen die het lokaal bestuur en het burgemeestersambt raken. Door in te zetten op de versterking van het decentraal bestuur als geheel en de specifieke aandachtspunten voor het burgemeestersambt daarbinnen, werk ik in gezamenlijkheid aan het toekomstbestendig houden van het ambt. Over de voortgang van de brede inzet Versterking decentraal bestuur informeer ik uw Kamer eind 2022.

Dan zal ik onder andere ingaan op het afwegingskader voor burgemeestersbevoegdheden, de ondersteuning en toerusting van raden en staten en het aantrekkelijk houden van decentrale politieke ambten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Kamerstuk 35 300 VII, nr. 108.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 35 570 VII, nr. 89.

X Noot
3

Kamerstuk 35 570 VII, nr. 89.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstuk 35 570 VII, nr. 97.

X Noot
5

Kamerstuk 35 925 VII, nr. 129.

X Noot
6

Kamerstuk 35 925 VII, nr. 14.

X Noot
7

Kamerstuk 35 570 VII, nr. 88.

X Noot
8

M. Boogers e.a. (2021), Teveel van het goede? De staat van het burgemeestersambt anno 2020. In tabel 1 op p. 19 & 20 van het rapport staat een volledige opsomming van wetswijzigingen sinds 2010 die het burgemeestersambt direct raken.

X Noot
9

Kamerstuk 35 925 VII, nr. 136.

X Noot
10

Kamerstuk 35 546, nr. 7.

X Noot
11

Circulaire benoeming, klankbordgesprekken en herbenoeming burgemeester, p. 2.

X Noot
12

Handreiking Burgemeesters – benoeming, herbenoeming, klankbordgesprekken en afscheid.

X Noot
13

Kamerstuk 28 844 en 29 911, nr. 236.

X Noot
14

Kamerstuk 35 925 VI, nr. 75.

X Noot
15

Kamerstuk 30 420, nr. 328.

Naar boven