35 925 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

Nr. 140 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2022

Op 10 februari jl. heeft uw Kamer een motie van de leden Markuszower en Helder aangenomen. 1 Hierin roepen zij het kabinet op te onderzoeken of het Italiaanse artikel 41-bis van de wet op het gevangeniswezen ook in Nederland kan worden ingevoerd. Na het aannemen van de motie heeft het lid Wilders om een brief gevraagd waarin wordt uiteengezet hoe en wanneer de motie wordt uitgevoerd.2

Met deze brief zet ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, uiteen hoe ik dit zorgvuldig, maar ook zo snel als mogelijk, ga doen.

In het regeerakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) is reeds aangekondigd dat de omstandigheden in de extra beveiligde inrichting (EBI) en het Italiaanse gevangenisregime worden vergeleken om te voorkomen dat vanuit gevangenschap netwerken worden aangestuurd. Ik zie de motie van de leden Markuszower en Helder dan ook als een ondersteuning van dit voornemen.

In Italië is het genoemde gevangenisregime gelinkt aan een speciaal artikel uit het Italiaanse Wetboek van Strafrecht. Dit artikel is toegesneden op de bestrijding van de maffia. Met andere woorden: als iemand in Italië wordt verdacht van of veroordeeld voor maffiapraktijken, dan kan dat aanleiding zijn om iemand in het extra beveiligde 41-bis regime te plaatsen. Plaatsing in een extra beveiligd regime in Nederland vindt niet plaats op basis van een artikel uit het Wetboek van Strafrecht, maar op basis van een hoog risico op ontsnapping of een ernstig vermoeden van voortgezet crimineel handelen tijdens detentie.

De maatregelen uit het 41-bis regime zijn alleen daarom al niet «één-op-één» te kopiëren naar Nederland. Kennis van het Italiaanse penitentiaire recht en de inbedding daarvan in het Italiaanse straf- en strafprocesrecht is dan ook nodig, zodat er een zinvolle vergelijking gemaakt kan worden met het Nederlandse EBI-regime en detentiebeleid. Daarbij dient gekeken te worden naar de voorwaarden waaronder extra maatregelen kunnen worden genomen, de betrokken actoren, de waarborgen voor de gedetineerde en de onderbouwing van de noodzaak om beperkende maatregelen te nemen. Dit is noodzakelijk omdat de maatregelen kunnen interfereren met (internationale) grondrechten van de gedetineerde.

Ik zal het WODC vragen onderzoek te doen naar (werkzame) elementen uit het 41-bis regime die een nuttige aanvulling zouden kunnen vormen op het bestaande EBI-regime. Het onderzoek ziet daarnaast op de voorwaarden waaronder die elementen in de Nederlandse regeling zouden kunnen worden ingevoerd. Dit onderzoek vindt plaats in een bredere context naar aanleiding van de ambitie uit het coalitieakkoord om de aanpak van ondermijning te verstevigen door aanpassing van wetgeving, opsporing, straffen, gegevensuitwisseling en detentie en daarbij lessen te trekken uit de bestrijding van de maffia in Italië.

Dit onderzoek zal naar verwachting één jaar duren. De Minister van Justitie en Veiligheid en ik zijn ons bewust van de noodzaak om voortgang te maken met dit onderwerp. Om die reden bezien wij of, parallel aan het onderzoek van het WODC, in samenspraak met betrokken partijen er uit het Italiaanse regime maatregelen zijn die in de EBI relatief snel, door wijziging van lagere regelgeving kunnen worden gerealiseerd. Hierbij wordt gedacht aan maatregelen die reeds zijn aangekondigd in de brief van onze ambtsvoorganger, bijvoorbeeld de verlenging van het toetsingsmoment voor het verblijf in de EBI naar één jaar en het mogelijk maken dat plaatsing in de EBI ook kan bij de dreiging die uitgaat van iemands rol en positie in een crimineel netwerk. Daarnaast wordt het Besluit videoconferentie gewijzigd in verband met de veiligheid tijdens het vervoer van gedetineerden. Hierdoor hoeven EBI-gedetineerden niet meer voor iedere zittingsdag te worden vervoerd.

Medio mei stuur ik uw Kamer een voortgangsbrief over de maatregelen aangekondigd in de brief van mijn voorganger. Ik zal u dan ook informeren over de voortgang van het hierboven beschreven onderzoek.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstuk 35 925 VI, nr. 43.

X Noot
2

Handelingen II 2021/22, nr. 49, items 10, 12 en 14

Naar boven