35 897 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2022)

35 374 Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld

C1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2021

In uw brief van 10 november jl.2 geeft u aan dat uw commissie gesproken heeft over het opnemen van de inhoud van het aangenomen gewijzigd amendement Peters/Bruins3 op het wetsvoorstel inzake wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld4 (hierna: wetsvoorstel «fraudevorderingen») in de Verzamelwet SZW 2022, zoals aangekondigd in de brief van 4 november jl.5 De commissie vraagt daarbij aandacht voor het zorgvuldige verloop van de wetgevingsprocedures.

Net als uw Kamer hecht ik zeer aan een ordentelijk verloop van de wetgevingsprocedures. Ik kan mij voorstellen dat het overhevelen van het amendement naar de Verzamelwet SZW 2022 vragen oproept bij de commissie. Het gaat immers bij een verzamelwet vooral om tekstuele aanpassingen, technische verbeteringen, verheldering van bepaalde punten en soms ook voorstellen die dienen ter verduidelijking en nadere invulling van de beleidskeuzes. Hoe klein deze wijzigingen ook zijn, ze kunnen grote impact hebben op het leven van mensen in het land. Daarom moet ook in een verzameltraject de afweging steeds gemaakt worden of een bepaalde wijziging past in de criteria. Wetgeving die een eigenstandige afweging in het parlementair proces behoeft, blijft in beginsel buiten een verzamelwet.

In dit geval gaat het om een Kamerbreed ondersteund amendement, dat – naar mijn inschatting – de reikwijdte van de verzamelwetcriteria niet overschrijdt. Met het amendement wordt geregeld dat het verbod voor gemeenten en uitvoeringsorganisaties om in te stemmen met een minnelijke schuldregeling, inclusief kwijtschelding, voortaan alleen nog geldt voor vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht waarbij opzet of grove schuld is vastgesteld.

Met deze wetswijzigingen maken we het mogelijk dat gemeenten, de SVB en het UWV mee kunnen werken aan minnelijke schuldregelingen, zodat meer mensen uit hun problematische schuldensituatie kunnen worden geholpen. Met het amendement wordt zodoende een zwaarwegend maatschappelijk belang gediend.

Daarom ben ik verheugd dat de leden van de commissie, net als hun collega’s in de Tweede Kamer, deze inhoudelijke wens ondersteunen alsook het op korte termijn in wetgeving vastleggen van de beoogde wetswijzigingen.

Vanwege de onzekerheid omtrent de voortgang van het in uw Kamer aangehouden wetsvoorstel «fraudevorderingen», heb ik besloten om de inhoud van de genoemde onderdelen via een nota van wijziging6 op te nemen in de Verzamelwet SZW 2022 om zo spoedige inwerkingtreding zeker te stellen. Deze keuze komt voort uit de intentie om mensen te helpen die door het ongewijzigd laten van het beleid hard worden getroffen.

Voornemen tot intrekken wetsvoorstel

Uw commissie roept op tot een alternatieve oplossing en geeft aan bereid te zijn om medewerking te verlenen aan de thans beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2022. Ik waardeer uw bereidheid zeer en zal hieronder aangeven hoe ik met de verschillende voorstellen om zou willen gaan

In mijn brief van 4 november jl. heb ik toegezegd uw Kamer op korte termijn te informeren over de voortgang van het aangehouden wetsvoorstel «fraudevorderingen». Waarvoor allereerst mijn excuses dat duidelijkheid hierover – sinds de brief van 14 januari jl. – lang op zich heeft laten wachten. In de afgelopen periode heb ik verschillende gesprekken gevoerd met uitvoeringsinstanties, gemeenten en Kamerleden van beide Kamers over de hardheden in de Participatiewet en de handhaving in de brede sociale zekerheid. Vanuit verschillende trajecten wordt gewerkt aan de stappen die nodig zijn om te komen tot meer menselijke maat en vertrouwen in de Participatiewet en daarnaast om de handhaving in de sociale zekerheid beter in balans te brengen. Ik wil de voorgestelde wijzigingen uit het aangehouden wetsvoorstel «fraudevorderingen» (wijziging van de vermogenstoets in de Participatiewet) betrekken in deze bredere trajecten. Daarom informeer ik uw Kamer met deze brief dat ik voornemens ben de benodigde procedure in gang te zetten om het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld (Kamerstukken 35 374) in te trekken. Hiermee wordt ook het deel in het wetsvoorstel teruggetrokken dat ziet op het gewijzigde amendement Peters/Bruins. Het is daarom van belang om de inhoud van het amendement mee te nemen in de Verzamelwet SZW 2022. Mocht de Verzamelwet in de Tweede Kamer vastgesteld worden, dan zal deze dus inclusief de inhoud van het gewijzigde amendement tot u komen. Door het terugtrekken van het wetsvoorstel «fraudevorderingen», ga ik ervan uit te voldoen aan de wens van uw Kamer om niet twee separate wetstrajecten te doorlopen op hetzelfde onderwerp.

Terugkijkend op het verloop, neem ik uw signaal ter harte voor toekomstige wetgevingsprocedures. Ik hoop in deze situatie op uw begrip voor de gekozen praktische oplossing van opname van het amendement in de Verzamelwet SZW 2022, waarmee mensen in nood geholpen zijn.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
1

De letter C heeft alleen betrekking op 35 897.

X Noot
2

Kamerstukken I, 2021/22, 35 897/ 35 374, B.

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 374, nr. 11.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2020/21, 35 374.

X Noot
5

Kamerstukken I, 2021/22, 35 897/ 35 374, A.

X Noot
6

Kamerstukken II 2021/22, 35 897, 12.

Naar boven