35 897 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en enkele andere ministeries (Verzamelwet SZW 2022)

Nr. 5 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 september 2021

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

Voor artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 0I AANBESTEDINGSWET 2012

In artikel 2.81a van de Aanbestedingswet 2012 wordt «Inspectie SZW» vervangen door «Nederlandse Arbeidsinspectie».

2.

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Artikel 10d, twaalfde lid, vervalt.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Aan hoofdstuk 7 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 78dd. Overgangsrecht in verband met de Verzamelwet SZW 2022

Artikel 10d, twaalfde lid, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV, onderdeel aA, van de Verzamelwet SZW 2022, blijft van toepassing indien de ziekmelding, bedoeld in artikel 38a, derde lid, van de Ziektewet voor dat tijdstip is gedaan.

3.

Artikel VII komt als volgt te luiden:

ARTIKEL VII WET ARBEID EN ZORG

De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3:13 komen het zesde, zevende en achtste lid te luiden:

6. Indien het gaat om een werknemer waarvoor de werkgever loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet ontvangt en de werknemer recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, wordt de uitkering vermenigvuldigd met de voor die werknemer vastgestelde loonwaarde, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet.

7. Voor de toepassing van het zesde lid wordt:

a. indien de voor de werknemer vastgestelde loonwaarde lager is dan 30 procent, de loonwaarde gesteld op 30 procent;

b. indien de loonkostensubsidie, met toepassing van artikel 10d, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet wordt verstrekt zonder dat de loonwaarde is vastgesteld, de loonwaarde gesteld op 50 procent.

8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het zesde en zevende lid.

B

Aan paragraaf 5 wordt een artikel toegevoegd:

Artikel 6:11. Overgangsrecht in verband met wijziging samenloop met loonkostensubsidie Participatiewet

Artikel 3:13, zesde tot en met het achtste lid, is niet van toepassing indien de aanvraag van de uitkering, bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel A, van de Verzamelwet SZW 2022.

C

Hoofdstuk 7 vervalt.

4.

In artikel VIII worden na onderdeel D twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Da

Artikel 2:40 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid bedraagt de inkomensondersteuning, bedoeld in artikel 2:39, eerste lid, per dag, bij een inkomen per dag dat naast een gedispenseerd loon tevens is opgebouwd uit andere inkomensbestanddelen:

a. (0,7 * G) – (0,7 * ((CF * Ia)+Io)); of

b. ((Ia/LW) + Io)- I, voor zover dit leidt tot een hoger bedrag aan inkomensondersteuning per dag.

2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. In het eerste tot en met het vierde lid staat:

a. G voor grondslag;

b. I voor het inkomen per dag;

c. LW voor de verminderde arbeidsprestatie, bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, uitgedrukt in een percentage;

d. Ia voor de gedispenseerde inkomensbestanddelen per dag;

e. Io voor de overige niet gedispenseerde inkomensbestanddelen per dag, waarbij Io = I-Ia; en

f. CF voor de compensatiefactor, vastgesteld op basis van LW.

Db

Artikel 3:8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid bedraagt de arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 3:3, eerste lid, per dag, bij een inkomen per dag dat naast een gedispenseerd loon tevens is opgebouwd uit andere inkomensbestanddelen:

a. (0,7 * G) – (0,7 * ((CF * Ia) + Io)); of

b. ((Ia/LW) + Io)- I, voor zover dit leidt tot een hoger bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag.

2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. In het eerste tot en met het vierde lid staat:

a. G voor grondslag;

b. I voor het inkomen per dag;

c. LW voor de verminderde arbeidsprestatie, bedoeld in artikel 3:63, eerste lid, uitgedrukt in een percentage;

d. Ia voor de gedispenseerde inkomensbestanddelen per dag;

e. Io voor het overige niet gedispenseerde inkomensbestanddeel per dag, waarbij Io = I-Ia; en

f. CF voor de compensatiefactor, vastgesteld op basis van LW.

5.

Na artikel IX worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel IXa WET BETAALD OUDERSCHAPSVERLOF

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 oktober 2020 ingediende voorstel van wet betaald ouderschapsverlof (35 613) tot wet is of wordt verheven, vervalt artikel XII van die wet.

Artikel IXb WET BEVORDERING INTEGRITEITSBEOORDELINGEN DOOR HET OPENBAAR BESTUUR

In artikel 27, eerste lid, onderdeel d, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, wordt «Inspectie SZW» vervangen door «Nederlandse Arbeidsinspectie».

6.

In artikel X wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. «artikel 8, eerste lid, onderdeel c» wordt vervangen door «artikel 8, eerste lid, onderdeel a».

b. Er wordt een zin toegevoegd, luidende:

Voor de berekening van het herziene bedrag wordt de mate waarin het minimumloon wordt herzien, uitgedrukt in procenten en afgerond op twee decimalen. Het herziene bedrag wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hogere veelvoud van € 2,61.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Uitsluitend voor de berekening van het loon waarnaar de premies en de inkomensafhankelijke bijdrage uit de Zorgverzekeringswet worden geheven, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, eerste volzin, naar beneden afgerond op hele euro’s. Voor de berekening van het loon waarnaar de premies en de inkomensafhankelijke bijdrage uit de Zorgverzekeringswet worden geheven blijft het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, eerste volzin, zoals dat geldt per 1 januari van een kalenderjaar gedurende dat hele kalenderjaar van kracht.

7.

Na artikel X wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel Xa WET GEGEVENSVERWERKING DOOR SAMENWERKINGSVERBANDEN

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2020 ingediende voorstel van wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (35 447) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel 2.19, eerste lid, onderdeel k, van die wet «Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid» vervangen door «Nederlandse Arbeidsinspectie».

8.

Artikel XIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Aan artikel 10, eerste zin, wordt toegevoegd «, alsmede over de financiering van dat aanbod».

2. Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt na «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap» ingevoegd «en het College voor toetsen en examens, genoemd in artikel 2 van de Wet College voor toetsen en examens», wordt «verstrekt» vervangen door «verstrekken», en wordt «de uitvoering van artikel 25» vervangen door «de handhaving van de inburgeringsplicht en de examinering».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, bedoeld in artikel 2 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verstrekt Onze Minister gegevens over de verblijfsplaats van de inburgeringsplichtige, waaronder de verblijfsplaats waar de inburgeringsplichtige op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet zal worden gehuisvest.

9.

Na artikel XV worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVa WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG

De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 18n, eerste lid, wordt «artikel 15» vervangen door «de artikelen 15 of 16».

B

In artikel 18p, vijfde lid, wordt na «15» ingevoegd «, 16».

ARTIKEL XVb WET ONGEVALLENVERZEKERING BES

De Wet ongevallenverzekering BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het dertiende en veertiende lid vervallen onder vernummering van het vijftiende tot en met negentiende lid tot het dertiende tot en met zeventiende lid.

2. In het zestiende lid (nieuw) wordt «het zestiende en zeventiende lid» vervangen door «het veertiende en vijftiende lid».

B

Na artikel 5a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5b. Indexatie loon per dag waarnaar uitkering is berekend

1. Het loon per dag waarnaar de uitkering is berekend, wordt voor de werknemer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van wie het dienstverband is geëindigd, herzien met ingang van de dag waarop en in de mate waarin het bedrag, genoemd in artikel 9, eerste lid, van de Wet minimumlonen BES wordt herzien.

2. Onze Minister maakt in de Staatscourant bekend met ingang van welke dag en met welk percentage een herziening als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt.

3. Een herziening van de uitkering als gevolg van een herziening van het dagloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.

4. Onze Minister betaalt de herziene uitkering bij de eerstvolgende uitkeringsbetaling nadat de herziening, bedoeld in het eerste lid, heeft plaatsgevonden.

10.

Na artikel XVI worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XVIa WET OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN 2017

In artikel 91, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, wordt «Inspectie SZW» vervangen door «Nederlandse Arbeidsinspectie».

ARTIKEL XVIb WET OP DE KANSSPELEN

In artikel 33g, derde lid, van de Wet op de kansspelen, wordt «Inspectie SZW» vervangen door «Nederlandse Arbeidsinspectie».

11.

Na artikel XX worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXa WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel e, 37, eerste, tweede en derde lid, 38, eerste, tweede en derde lid, 39, eerste, tweede en derde lid, 40, eerste en tweede lid, 41, 42, eerste en tweede lid, 54, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 77 wordt telkens «Inspectie SZW» vervangen door «Nederlandse Arbeidsinspectie». In de opschriften van de artikelen 37, 38, 42 en 54 wordt telkens «Inspectie SZW» vervangen door «Nederlandse Arbeidsinspectie».

B

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

r. ondersteunende instantie:

1° een aanbieder als bedoeld in artikel 1.1.1., eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; of

2° partijen, bestaande uit publieke instellingen, als bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdeel f, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

C

Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het elfde lid tot het twaalfde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

11. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan een ondersteunende instantie de gegevens die noodzakelijk zijn om contact met de uitkeringsgerechtigde op te nemen ten behoeve van hulpverlening. Dit geschiedt uitsluitend met instemming van de uitkeringsgerechtigde.

2. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «het negende en tiende lid» vervangen door «het negende tot en met elfde lid».

ARTIKEL XXb WET TOT WIJZIGING VAN DE WET ARBEID VREEMDELINGEN

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 december 2020 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel C, onder nummer 3, wordt in het tweede lid «onderdeel f» vervangen door: «onderdeel e».

B

In artikel III wordt «de onderdelen h en i» vervangen door «de onderdelen g en h».

12.

In artikel XXI wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

Aan artikel 84, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Dit lid is van overeenkomstige toepassing, indien een voorschot op een uitkering is betaald.

13.

Artikel XXII wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Na artikel 29d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29e

1. Als het gaat om een werknemer waarvoor de werkgever loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet ontvangt en de werknemer recht heeft op ziekengeld als bedoeld in de artikelen 29, tweede lid, onderdeel e, 29a, 29b, of 29d, wordt het ziekengeld vermenigvuldigd met de voor die werknemer vastgestelde loonwaarde, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt:

a. indien de voor de werknemer vastgestelde loonwaarde lager is dan 30 procent, de loonwaarde gesteld op 30 procent;

b. indien de loonkostensubsidie, met toepassing van artikel 10d, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet wordt verstrekt zonder dat de loonwaarde is vastgesteld, de loonwaarde gesteld op 50 procent.

3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

E

Na artikel 86d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 86e

Artikel 29e is niet van toepassing indien de ziekmelding, bedoeld in artikel 38a, tweede en derde lid, of artikel 38b, derde lid, is gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XXII, onderdeel aA, van de Verzamelwet SZW 2022.

14.

Na artikel XXII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXIIa SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE PARTICIPATIEWET IN VERBAND MET HET UITSLUITEN VAN FRAUDEVORDERINGEN BIJ DE VERMOGENSTOETS EN HET BEPERKEN VAN HET VERBOD TOT MEDEWERKING AAN EEN SCHULDREGELING BIJ EEN FRAUDEVORDERING TOT GEVALLEN VAN OPZET OF GROVE SCHULD

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 januari 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld (Kamerstukken 35 374) tot wet wordt verheven, wordt in artikel II van die wet «Indien het bij koninklijke boodschap van 25 maart 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet en enige andere wetten in verband met het opheffen van discriminatoir onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en anderen die een gezamenlijke huishouding voeren waarbij sprake is van zorgbehoefte (Kamerstukken 35 174) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel C, van die wet eerder in werking is getreden of treedt» vervangen door «Indien het bij koninklijke boodschap van 27 augustus 2021 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2022; Kamerstukken 35 897) tot wet is of wordt verheven en artikel IV, onderdeel aA, van die wet eerder in werking is getreden of treedt».

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 januari ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld (Kamerstukken 35 374) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel C, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel IV, onderdeel D, van deze wet, komt artikel IV, onderdeel D, van deze wet als volgt te luiden:

D

Na artikel 78dd. wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 78ee. Overgangsrecht in verband met de Verzamelwet SZW 2022

Artikel 10d, twaalfde lid, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV, onderdeel aA, van de Verzamelwet SZW 2022, blijft van toepassing indien de ziekmelding, bedoeld in artikel 38a, derde lid, van de Ziektewet voor dat tijdstip is gedaan.

TOELICHTING

I. Algemeen

§ 1. Inleiding

Met deze nota van wijziging worden enkele kleine beleidsmatige wijzigingen en technische verbeteringen toegevoegd aan het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2022. De beleidsmatige wijzigingen worden in het algemeen deel van deze toelichting toegelicht. De overige wijzigingen komen in de artikelsgewijze toelichting aan de orde. De meeste wijzigingen hebben geen financiële consequenties. Bij de onderwerpen die wel beperkte financiële consequenties hebben, is dit nader beschreven in de toelichting.

§ 2. Klein beleid

§ 2.1 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, Aanbestedingswet 2012, Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, Wet op de inlichten- en veiligheidsdiensten 2017 en Wet op de kansspelen (onderdelen 1, 5, 10 en 11 – artikel 0I, IXb, XVIa, XVIb en XXa Verzamelwet SZW 2022)

Naamswijziging Inspectie SZW in Nederlandse Arbeidsinspectie

De sterk toenemende mobiliteit op de Europese arbeidsmarkt heeft gevolgen voor het toezicht op de arbeidsmarkt. In 2019 is door de EU daarom gestart met de vormgeving van toezicht vanuit overkoepelend Europees perspectief, met de oprichting van de European Labour Authority, afgekort als ELA. Om in haar naamgeving de verbinding tussen het Europese en nationale niveau tot uitdrukking te brengen, wordt de naam van de Inspectie SZW gewijzigd in Netherlands Labour Authority, afgekort als NLA, met als best passende Nederlandse vertaling: Nederlandse Arbeidsinspectie.

Bij grensoverschrijdend toezicht wordt, naargelang de situatie, via de ELA samengewerkt met één of meerdere toezichthouders of inspectiediensten in andere lidstaten. Op welke wijze het toezicht zich ontwikkelt, valt niet met zekerheid te voorzien, verdergaande internationale samenwerking lijkt zeer waarschijnlijk.

Voor het gebruik in de Engelse taal is het hanteren van de afkorting NLA, naar analogie met ELA, het meest praktisch. Dit sluit aan bij een bekend en naar verwachting steeds bekender wordend instituut op internationaal niveau. Daarnaast benadrukt het de verbinding tussen de ELA en de NLA.

Voor het gebruik in de Nederlandse taal is de benaming Nederlandse Arbeidsinspectie het meest praktisch. Daarmee wordt én een helder onderscheid gemaakt met de Europese Arbeidsinspectie, én deze benaming sluit beter aan bij het spraakgebruik.

Het inspecteren op de arbeid wordt in het spraakgebruik nog steeds veelvuldig aangehaald als «arbeidsinspectie». De naam voorkomt tevens mogelijke misverstanden waar het toezicht op is gericht. Het betreft álle werkgevers in Nederland en bestaat ten behoeve van gezond, veilig en eerlijk werk van werkenden en bestaanszekerheid voor alle inwoners van Nederland.

Naamswijziging wordt vastgelegd in het Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit van SZW. De naamswijziging zal via de Verzamelwet SZW 2022 ook worden doorgevoerd in een aantal wetten.

De kosten van de wijziging worden geraamd tussen een bedrag van EUR 200.000 en EUR 300.000.

De naam wordt per 1 januari 2022 gewijzigd.

§ 2.2. Participatiewet, Wet arbeid en zorg en Ziektewet (onderdelen 2, 3, 13, 14 – artikel IV, VII en XXII)

Een van de onderdelen uit het wetsvoorstel wijziging van de Participatiewet uitvoeren Breed Offensief (hierna: Breed Offensief)1 betreft het wegnemen van administratieve knelpunten rond de no-riskpolis voor werkgevers. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Breed Offensief op 13 april 2021 controversieel verklaard. Werkgevers (De Normaalste Zaak) en gemeenten (VNG, Divosa) hebben gevraagd om het onderdeel wijziging no-riskpolis uit het wetsvoorstel over te hevelen naar de Verzamelwet SZW 2022, zodat dit onderdeel nog op 1 januari 2022 in werking kan treden. Voor het wetsvoorstel Breed Offensief is die datum niet meer haalbaar. Met deze nota van wijziging wordt aan deze wens tegemoetgekomen. De regering heeft hierbij mee laten wegen dat dit onderdeel op groot maatschappelijk draagvlak kan rekenen en dat haars inziens het controversieel verklaren van het wetsvoorstel Breed Offensief niets te maken had met dit onderdeel van het wetsvoorstel. Dit onderdeel is technisch van aard en niet omstreden. De Raad van State heeft hierover bij het wetsvoorstel Breed Offensief geen opmerkingen gemaakt. UWV heeft in haar uitvoeringstoets van 30 januari 2020 aangegeven dat invoering per 1 januari 2022 uitvoerbaar is.

Het wegnemen van administratieve knelpunten rond de no-riskpolis voor werkgevers is uitgebreid toegelicht in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel Breed Offensief2. Samengevat komt het voorstel op het volgende neer. Mensen uit de doelgroep banenafspraak of beschut werk die met loonkostensubsidie van de gemeente werken vallen thans al onder de no-riskpolis van UWV. Als zij ziek worden betaalt de werkgever het loon door en ontvangt de werkgever een ziektewetuitkering ter compensatie van UWV. De ziektewetuitkering is gebaseerd op het laatste loon. De loonkostensubsidie door de gemeente moet op grond van de Participatiewet bij ziekte stoppen en worden hervat bij herstel, om dubbele compensatie te voorkomen.

In de huidige situatie doet zich een aantal knelpunten voor. Ten eerste is het lastig voor werkgevers dat ze een werknemer bij ziekte bij twee loketten moeten ziek- en betermelden: bij UWV (vanwege de no-riskpolis) en bij de gemeente (vanwege het stopzetten en hervatten van de loonkostensubsidie). Ten tweede leidt het systeem voor ziek- en betermelding tot allerlei verrekeningen tussen gemeenten en werkgevers omdat het werkproces bij de uitbetaling no-riskpolis en het proces met loonkostensubsidie niet synchroon lopen. Het verrekenen van bedragen is voor werkgevers en gemeenten bewerkelijk, kost tijd en gaat niet altijd goed.

Voor deze knelpunten heeft een extern adviseur (GIDSZ organisatieadvies) een oplossing gevonden:

  • o Tijdens ziekte van een werknemer, waarvoor de no-riskpolis en loonkostensubsidie van toepassing is, loopt de loonkostensubsidie van gemeenten door.

  • o De ziektewetuitkering (uitkering no-riskpolis) van UWV aan de werkgever wordt gebaseerd op het loonwaardepercentage dat door de gemeente wordt vastgesteld en geregistreerd en beschikbaar wordt gesteld aan UWV. UWV mag hierop afgaan.

Deze oplossing kon op brede instemming van alle betrokken partijen (sociale partners, UWV, VNG, Inlichtingenbureau) rekenen en is verwerkt in het wetsvoorstel Breed Offensief. Op verzoek van UWV is deze nieuwe systematiek ook doorgetrokken naar andere vormen van samenloop tussen loonkostensubsidie en uitkeringen op grond van de Ziektewet en Wet arbeid en zorg.

Met deze nota van wijziging worden de betreffende wijzigingen opgenomen in de Verzamelwet SZW 2022. De loonkostensubsidie (die bij ziekte blijft doorlopen) biedt werkgevers een compensatie voor de verminderde productiviteit van de werknemer met een arbeidsbeperking. De ZW-uitkering no-riskpolis biedt werkgevers daarnaast een compensatie voor de loonkosten bij ziekte voor het productieve deel van de loonkosten (loonwaarde). Het voorstel voorkomt verrekeningen tussen gemeenten en werkgevers en tussen UWV en gemeenten, dubbele ziekmeldingen en scheelt veel tijd en energie. Een voorbeeld: als de loonwaarde wordt vastgesteld op 60% berekent de gemeente op basis daarvan de hoogte van de loonkostensubsidie aan de werkgever. Dat is dan 40% verhoogd met werkgeverslasten. Dit verandert niet. De loonkostensubsidie blijft in de nieuwe situatie bij ziekte doorlopen en wordt dus, anders dan nu, niet stopgezet en hervat bij herstel. De uitkering no-riskpolis die UWV daarnaast aan de werkgever uitkeert is dan 60% van het laatste loon.3 De berekening van de no-riskpolis door UWV is dus anders dan nu.

Voor lopende gevallen wordt overgangsrecht getroffen. Dit betekent dat UWV en gemeenten bij nieuwe ziektegevallen vanaf 1 januari 2022 de nieuwe werkwijze toepassen. Bij ziektegevallen die zijn aangevangen voor de datum van inwerkingtreding en die voortduren tot na deze datum hanteren UWV en gemeenten nog de oude werkwijze. Bij betermelding geeft UWV dit door aan de gemeente, wordt de ZW-betaling beëindigd en de loonkostensubsidiebetaling hervat door de gemeente. Omdat de meeste ziektegevallen kortdurend zijn zal de uitloop in de meeste gevallen beperkt zijn.

Net als in het wetsvoorstel Breed Offensief werkt de nieuwe systematiek ook door naar uitkeringen zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Dit is een verbetering ten opzichte van de huidige situatie, waarbij samenloop tussen loonkostensubsidie en deze Wazo-uitkeringen niet wettelijk is geregeld en dus kan cumuleren waardoor overcompensatie voor de werkgever ontstaat. De Wazo-uitkeringen zwangerschaps- en bevallingsverlof kennen een uitkeringsniveau van 100% van het dagloon en worden ten behoeve van de werknemer aan de werkgever uitbetaald. De wijziging betekent dat bij samenloop van loonkostensubsidie met Wazo-uitkeringen zwangerschaps- en bevallingsverlof de loonkostensubsidie doorloopt en dat deze Wazo-uitkeringen worden gebaseerd op de loonwaarde. De werknemer blijft het salaris behouden bij verlof. Andere verlofvormen op grond van de Wazo hebben een ander regime en achtergrond. Zo is er bij deze andere verlofvormen geen recht op loondoorbetaling. Hierdoor is thans niet te overzien of de werknemer er door de nieuwe systematiek op achteruit zou gaan. Daarom werkt de nieuwe systematiek in dit wetsvoorstel alleen door naar Wazo-uitkeringen bij zwangerschaps- en bevallingsverlof. Wel wordt met UWV en andere betrokken partijen bezien of ook voor de andere Wazo-verlofvormen op termijn verbeteringen mogelijk zijn die erop gericht zijn samenloop met loonkostensubsidie in goede banen te leiden.

Financiële gevolgen

Wat betreft de financiële gevolgen van de wijzigingen geldt het uitgangspunt van budgettaire neutraliteit. Wel is er sprake van verschuiving in financiële stromen. Sinds de invoering van de wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten4voert UWV de no-riskpolis uit voor de gehele doelgroep van de banenafspraak. Omdat deze landelijke no-riskpolis zijn basis vindt in de Ziektewet treden er kosten op in de begroting van SZW. Hiervoor zijn middelen ten behoeve van de no-riskpolis in het Gemeentefonds verschoven naar de begroting van SZW. Omdat UWV het volledige loon compenseerde bij ziekte was het wettelijk bepaald dat gemeenten de loonkostensubsidie aan de werkgever stop moesten zetten om overcompensatie voor werkgevers te voorkomen. Het gevolg hiervan was dat gemeenten minder uitgaven hadden in het inkomensdeel van de Participatiewet. Het Rijk maakte daarentegen meer kosten, doordat UWV het volledige loon compenseerde bij ziekte. Deze middelen zijn daarom destijds verschoven vanuit het inkomensdeel van de Participatiewet naar de Ziektewet.

Door de wijzigingen in dit wetsvoorstel blijft UWV de uitvoerder van de no-riskpolis, maar hoeven gemeenten de loonkostensubsidie aan de werkgever niet meer stop te zetten bij ziekte. Daarom dient de uitname uit het inkomensdeel van de Participatiewet te worden teruggedraaid.

Tevens brengen de wijzigingen uitvoeringskosten met zich mee. Onder andere voor het opzetten en ontsluiten van gegevensuitwisseling tussen UWV en gemeenten en het wijzigen van werkprocessen bij UWV. In zijn aanvullende uitvoeringstoets heeft UWV aangegeven dat de uitvoeringskosten structureel circa 1 mln. bedragen. Deze uitvoeringskosten zijn gedekt binnen de bestaande middelen op de SZW-begroting. Onderstaande tabel geeft de financiële gevolgen van de wijzigingen weer. Deze waren al onderdeel van het wetsvoorstel Breed Offensief en waren in die hoedanigheid al verwerkt. De wijzigingen treden ook bij het wetsvoorstel Breed Offensief per 1 januari 2022 in werking.

(bedragen afgerond op mln. euro)

2020

2021

2022

2023

2024

No-riskpolis

0

0

0

0

0

w.v. terugboeking uitgaven Ziektewet (LKS)

   

– 25

– 28

– 30

w.v. toevoeging macrobudget Participatiewet

   

25

28

30

Uitvoeringskosten No-riskpolis

0

1

1

1

1

§ 2.3 Wet financiering sociale verzekeringen (onderdeel 6 – artikel X Verzamelwet SZW 2022)

Met deze wijzigingen wordt een aantal technisch onwenselijke uitkomsten van de huidige werkwijze bij de herziening van het maximumdagloon en het maximumpremieloon voorkomen, zonder dat er iets wijzigt aan het principe van de koppeling aan het minimumloon. Doel is te zorgen voor eenduidige regels over het indexeren van het maximumpremieloon en van het maximumdagloon voor de uitkeringen, waarbij het maximumpremieloon en het maximumdagloon op jaarbasis per 1 januari van het jaar gelijk zijn aan elkaar.

Op dit moment stijgt het maximumpremieloon (het loon tot waarover er maximaal premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet worden betaald) mee met het minimumloon per dag. De uitkeringen van de werknemersverzekeringen stijgen met het minimumloon per maand. Het maximumdagloon is op dit moment gedefinieerd als het maximumpremieloon, herleid naar een dag (1/261e). Het maximumpremieloon wordt, om uitvoeringstechnische redenen, naar beneden afgerond op hele euro’s. Het maximumdagloon, en de daglonen die ten grondslag liggen aan een uitkering, worden afgerond op hele eurocenten. Dat zorgt in de praktijk voor een aantal problemen.

Het eerste probleem is dat de stijging van het maximumdagloon niet exact gelijk is aan de stijging van de uitkeringen. Dat komt, naast de genoemde afrondingswijze, ook doordat de uitkeringen stijgen met het minimumloon per maand, terwijl het maximumdagloon (indirect) meestijgt met het minimumloon per dag. Hierdoor kan de stijging van het maximumdagloon afwijken van de stijging van een uitkering, wat verwarrend kan zijn voor de uitkeringsontvanger.

Het tweede probleem is dat het maximumdagloon vanwege de verschillen in afronding niet gelijk is aan 1/261e van het maximumpremieloon. Dat maakt de herziening van beide bedragen lastig controleerbaar voor bijvoorbeeld private verzekeraars, die deze bedragen voor hun eigen producten ook gebruiken.

Met de voorgestelde wijziging worden deze problemen voorkomen. Na de wijziging wordt het maximumpremieloon vastgesteld op een veelvoud van 2,61. Omdat het maximumdagloon gelijk is aan 1/261e van het maximumpremieloon, stijgen beide dan voortaan altijd in exact dezelfde mate. Voor de heffing van de premies werknemersverzekeringen wordt het maximumpremieloon op jaarbasis afgerond op hele euro’s. Dat gebeurt in de praktijk nu ook al. Deze afronding wordt nu opgenomen in het wetsartikel. Tot slot wordt, net als voor de uitkeringen in de praktijk al gebeurt, voortaan herzien met de stijging van het minimumloon per maand, in plaats van het minimumloon per dag. Dat heeft geen structureel effect op de uitkeringshoogtes, want het minimumloon per dag en het minimumloon per maand stijgen op langere termijn in dezelfde mate. Per halfjaarlijkse aanpassing kan het op dit moment echter zo zijn dat de stijging van het maximumdagloon en het dagloon van een uitkering een paar honderdste procent van elkaar afwijken. De bedragen verschillen dan eenmalig een paar cent van elkaar. Door alles te baseren op de stijging van het minimumloon per maand wordt dat voortaan voorkomen.

Het verschil tussen de huidige werkwijze, en de werkwijze na de voorgestelde wetwijziging wordt geïllustreerd in onderstaande tabellen. Daarbij wordt verondersteld dat de contractloonstijging voor elke periode 1 procent is. Het minimumloon per maand, dat wordt afgerond op een veelvoud van 60 cent, stijgt daardoor net iets meer of minder dan 1 procent. Het minimumloon per dag stijgt door afronding soms weer met een iets ander percentage.

In de huidige situatie wordt het maximumpremieloon naar beneden afgerond. Het maximumdagloon wordt afgeleid van het afgeronde maximumpremieloon. De stijging van het maximumdagloon (het maximum voor loongerelateerde uitkeringen) is daardoor vaak niet gelijk aan de indexatie van de uitkering zelf (deze stijgen met het minimumloon per maand).

Huidige systematiek

periode 1

2

3

4

5

Minimumloon per maand

€ 1.684,80

€ 1.701,60

€ 1.718,40

€ 1.735,80

€ 1.753,20

stijging

 

1,00%

0,99%

1,01%

1,00%

Minimumloon per dag

€ 77,76

€ 78,54

€ 79,31

€ 80,11

€ 80,92

stijging

 

1,00%

0,98%

1,01%

1,01%

           

Maximumpremieloon

€ 58.311,00

€ 58.896,00

€ 59.474,00

€ 60.074,00

€ 60.681,00

stijging

 

1,00%

0,98%

1,01%

1,01%

Maximumdagloon

223,41

225,66

227,87

230,17

232,49

stijging

 

1,01%

0,98%

1,01%

1,01%

In de situatie na wetswijziging wordt het maximumpremieloon eerst afgerond op een veelvoud van 2,61. Omdat het maximumdagloon gedefinieerd blijft als 1/261e van het maximumpremieloon stijgen beide voortaan in dezelfde mate. Daarnaast wordt voortaan het minimumloon per maand gebruikt als stijgingspercentage, waardoor uitkeringen en het maximumdagloon ook altijd in dezelfde mate stijgen. Voor de premie-inning blijft het maximumpremieloon (naar beneden) afgerond worden op hele euro’s.

Na wetswijziging

periode 1

2

3

4

5

Minimumloon per maand

€ 1.684,80

€ 1.701,60

€ 1.718,40

€ 1.735,80

€ 1.753,20

stijging

 

1,00%

0,99%

1,01%

1,00%

           

Maximumpremieloon afgerond op € 2,61

€ 58.310,01

€ 58.894,65

€ 59.476,68

€ 60.076,98

€ 60.679,89

Stijging

 

1,00%

0,99%

1,01%

1,00%

Maximumpremieloon tbv premie-inning

€ 58.310,00

€ 58.894,00

€ 59.476,00

€ 60.076,00

€ 60.679,00

           

Maximumdagloon

223,41

225,65

227,88

230,18

232,49

stijging

 

1,00%

0,99%

1,01%

1,00%

De nieuwe indexeringswijze treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Daardoor wordt deze van toepassing op indexeringen die plaatsvinden vanaf die datum. Op de indexeringen die daarvoor zijn gedaan, waaronder de indexering die ingaat op 1 januari 2022, blijft de oude indexeringswijze van toepassing.

§ 2.4 Wet ongevallenverzekering BES (onderdeel 9 – artikel XVa Verzamelwet SZW 2022)

De Wet ongevallenverzekering BES (Wet OV BES) geeft recht op een uitkering aan de werknemer die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is als gevolg van een ongeval dat hem in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen, of als gevolg van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ziekten en lichamelijke letsels (artikel 5, eerste tot en met zesde lid, jo artikel 1, eerste lid, onder f, Wet OV BES). Daarnaast geeft de Wet OV BES recht op een nabestaandenuitkering aan de echtgenoot van een overleden werknemer en op een (half-)wezenuitkering aan kinderen van een overleden werknemer (artikel 5, zevende lid, jo artikel 1, eerste lid, onder f, Wet OV BES). De wet is gebaseerd op een Landsverordening die gold vóór de staatkundige transitie per 10-10-2010. Daardoor is de manier van indexeren die in de Landsverordening was opgenomen in de Wet OV BES overgenomen (artikel 5, dertiende en veertiende lid), zijnde een toeslag op de ongevallengelden en uitkeringen in plaats van aanpassing van de bedragen van lopende uitkeringen. Een dergelijke toeslag is uitvoeringstechnisch veel omslachtiger dan een automatische aanpassing van bedragen en wordt, in aansluiting op de praktijk bij de SVB Nederlandse Antillen van voor de staatkundige transitie, niet toegepast. Uit overwegingen van uitvoerbaarheid is het niet goed mogelijk gebleken de eerder aangekondigde5 toepassing van een toeslag te implementeren. Daarmee is de wenselijkheid ervan – om koopkrachtverlies gedurende een lange periode van uitkeringsafhankelijkheid te voorkomen – blijven staan.

Met het oog op de uitvoerbaarheid voorziet deze wijziging in vervanging van de bepalingen over een toeslag door introductie van indexering van het loon per dag waarnaar de uitkering is berekend. De grondslag voor de indexering is indirect de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer, doordat wordt aangesloten bij de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon (WML). Immers het WML houdt gelijke tred met de ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer, additionele verhogingen met een beleidsmatige achtergrond daargelaten. Indien dat laatste het geval is, ligt het voor de hand dat de uitkering die op grond van de Wet OV BES wordt verstrekt, deze beleidsmatige verhoging eveneens volgt. De OV-uitkering is immers een loongerelateerde uitkering.

§ 2.5 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (onderdeel 11 – artikel XXa Verzamelwet SZW 2022)

UWV ondersteunt, als onderdeel van de re-integratietaak zoals beschreven in artikel 30a van de Wet Suwi, kwetsbare uitkeringsgerechtigden. Het gaat om uitkeringsgerechtigden met een Wajong- of WIA-uitkering met arbeidsvermogen en andere uitkeringsgerechtigden met vergelijkbare problematiek. In hun activering naar werk wordt een deel van deze groep belemmerd door problemen en/of door een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze uitkeringsgerechtigden hebben, naast een arbeidsbeperking, te maken met problemen op meerdere leefgebieden tegelijk. Deze problemen zijn vaak chronisch en met elkaar verweven. Dat maakt dat mensen zelf niet in staat zijn om hun problemen op te lossen en als het ware in een vicieuze cirkel terecht komen. Hierbij kan gedacht worden aan meerdere problemen tegelijk op het vlak van schulden, verslaving, psychische- en sociale problematiek. Vaak verkeren deze uitkeringsgerechtigden in een sociaal isolement en hebben ze een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

In de praktijk heeft UWV voor deze kwetsbare doelgroep de schakelfunctie ontwikkeld. De schakelfunctie houdt in dat UWV deze personen wijst op de juiste hulpverleningsinstanties. Een deel van de uitkeringsgerechtigden is in de praktijk niet in staat gebleken om zelf contact op te nemen met hulpverlening, ondanks dat zij hebben aangegeven hulp te willen bij het oplossen van zijn of haar problemen. Bij deze uitkeringsgerechtigden is sprake van een laag doenvermogen.6 UWV kan in deze gevallen, echter uitsluitend als de uitkeringsgerechtigde dit wenst, de contactgegevens van de betrokkene doorgeven aan instanties die de uitkeringsgerechtigde verder kunnen ondersteunen bij het verminderen of oplossen van de problemen, zodat deze instanties de betrokkene actief kunnen benaderen. Door problemen op deze andere gebieden op te lossen, worden drempels voor re-integratie weggenomen. Dit leidt ertoe dat kwetsbare personen snel de juiste hulp van daartoe bevoegde instanties krijgen waardoor ze meer ruimte krijgen om stappen te zetten naar een volwaardige deelname aan de samenleving en op termijn ook om te re-integreren naar werk.

De schakelfunctie wordt momenteel ingezet met toestemming van de uitkeringsgerechtigde. Het betreft, volgens een schatting van UWV7, 15% van de mensen met een uitkering op grond van de Wet Wajong, en 5 à 10% van de mensen met een uitkering op grond van de Wet WIA. Gelet op de kwetsbare doelgroep, is deze grondslag, gelet op artikel 6 van de Algemene verordening gegevensbescherming en de vereisten die gelden voor rechtsgeldige toestemming als gegevensverwerkingsgrondslag, niet toereikend. Hiervoor is een wettelijke grondslag vereist. Deze wetswijziging dient als reparatie van deze lacune. Op grond hiervan kan UWV, indien de betrokkene expliciet heeft aangegeven open te staan voor hulp, maar zelf niet in staat is om contact op te nemen, contactgegevens van de betrokkene verstrekken aan de hulpverlenende instantie. Dit gebeurt echter uitsluitend indien de betrokkene dit wenst. De noodzakelijke gegevens die UWV kan verstrekken zijn de naam, het woon- of postadres en het telefoonnummer of het e-mailadres, afhankelijk van de wens van de betrokkene. De gegevens worden uitsluitend telefonisch of via een beveiligde email verstrekt. Er vindt geen verdere gegevensuitwisseling plaats tussen de hulpverlenende instantie en UWV.

Opgemerkt zij dat het de uitkeringsgerechtigde vrijstaat om deze hulp te accepteren of af te wijzen: een afwijzing heeft geen gevolg voor de uitkering die iemand ontvangt. De betrokkene blijft, ook indien iemand besluit het hulpaanbod te accepteren, in gesprek met UWV in het kader van de re-integratie.

De ondersteunende instanties

De ondersteunende instanties aan wie UWV de contactgegevens van de uitkeringsgerechtigde kan verstrekken ten behoeve van hulpverlening zijn instanties die onder de WMO 2015 in opdracht van gemeenten diensten uitvoeren of met wie gemeenten samenwerken om klanten te ondersteunen bij hun zelfredzaamheid op verschillende leefgebieden. Het gaat om instanties zoals:

  • Maatschappelijk werk

  • Jeugdhulpverlening

  • Schuldhulpverlening

  • (Jeugd)Gezondheidszorg (o.a. GGD)

  • Onderwijs (w.o. voortijdig schoolverlaten)

  • (Jeugd)Reclassering

  • Verslavingszorg

§ 2.6 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (onderdeel 12 – artikel XXI Verzamelwet SZW 2022)

Voorgesteld wordt om in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) te verduidelijken dat UWV een voorschot op grond van de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) kan verhalen op de eigenrisicodrager WGA. UWV verstrekt een voorschot op grond van de WIA voorafgaand aan de definitieve beslissing over de WIA-uitkering op het moment dat op de WIA-aanvraag niet tijdig kan worden beslist. Hiermee wordt voorkomen dat iemand zonder inkomen komt te zitten na het aflopen van de loondoorbetaling bij ziekte of ziektewet. UWV betaalt dit voorschot aan de verzekerde, tenzij de eigenrisicodrager er op grond van artikel 84, eerste lid van de Wet WIA voor kiest om zelf de WGA-uitkering te betalen. Wanneer UWV een voorschot verleent op grond van de WGA, verhaalt UWV het voorschot op de eigenrisicodrager. Wanneer vervolgens blijkt dat recht bestaat op geen of een lagere uitkering, dan betaalt UWV het teveel betaalde voorschot terug aan de eigenrisicodrager of verrekent dit met een volgende factuur.

De bevoegdheid om het voorschot op de eigenrisicodrager te verhalen volgt impliciet uit de periode van eigenrisicodragen in de zin van 83, eerste lid, van de Wet WIA. Uit dat artikel volgt dat de eigenrisicodrager het risico voor de betaling van de WGA-uitkering draagt vanaf het moment dat er een recht op uitkering ontstaat. Wanneer het recht op uitkering ontstaat, is geregeld in artikel 54 van de Wet WIA: zodra een verzekerde de wachttijd heeft doorlopen, gedeeltelijk arbeidsgeschikt is en er geen uitsluitingsgrond van toepassing is. Het ontstaan van het recht op uitkering staat los van de vaststelling door UWV van het recht op uitkering, geregeld in artikel 64 van de Wet WIA, en kan daaraan vooraf gaan. Omdat een werkgever die eigenrisicodrager is het risico draagt vanaf het moment van het ontstaan van het recht op uitkering, en niet (pas) vanaf het moment van vaststellen van het recht op uitkering door UWV, kan het zo zijn dat het risico voor de betaling van de uitkering ook al voorafgaand aan de beslissing door UWV op de eigenrisicodrager rust. Wanneer UWV bij een verlate claimbeoordeling een voorschot uitbetaalt, kan daarom ook de als voorschot uitbetaalde uitkering worden verhaald op de eigenrisicodrager. Om onduidelijkheid weg te nemen over de bevoegdheid van UWV om de bij voorschot toegekende WGA-uitkering te verhalen op de eigenrisicodrager, wordt voorgesteld om deze bevoegdheid in het derde lid van artikel 84 van de Wet WIA te expliciteren.

II. Artikelsgewijs

Onderdeel 2 Participatiewet (Artikel IV Verzamelwet SZW 2022)

Artikel 10d

Het huidige twaalfde lid komt vanwege de wijzigingen in de uitbetaling van het ziekengeld op grond van de no-riskpolis en soortgelijke uitkeringen te vervallen. Hierdoor wordt de loonkostensubsidie, anders dan thans, doorbetaald aan de werkgever als de werknemer ziek wordt. Zie hiervoor het algemeen deel van de toelichting en de toelichting op de wijziging van de Ziektewet en Wet arbeid en zorg (Wazo).

Artikel 78dd

Dit artikel 78dd bevat overgangsrecht met betrekking tot het vervallen van artikel 10d, twaalfde lid. Indien er reeds recht was op een uitkering op grond van artikel 29b van de Ziektewet voor de inwerkingtreding van dit onderdeel van de Verzamelwet SZW 2022, blijft het oude regime van toepassing. Zie nader onderdeel B, onder artikel 6:11 Wazo. Bij het bepalen of het overgangsrecht van toepassing is, is het moment van ziekmelden door de werkgever relevant.

Onderdeel 3 Wet arbeid en zorg (Artikel VII Verzamelwet SZW 2022)

Artikel VII van de Verzamelwet SZW 2022, dat de Wet arbeid en zorg (Wazo) wijzigt, wordt opnieuw vastgesteld bij deze nota van wijziging, waarbij de onderdelen A en B een toevoeging zijn ten opzichte van artikel VII van de Verzamelwet SZW 2022. Voor de toelichting bij het nieuwe onderdeel C van onderdeel 3 van deze nota van wijziging (dat gelijk is aan het huidige artikel VII van de Verzamelwet SZW 2022), wordt verwezen naar de memorie van toelichting ten aanzien van artikel VII van de Verzamelwet SZW 2022.

Artikel 3:13

Onderhavige wijzigingen van de Wazo en de Ziektewet hangen samen met het voorstel om het huidige twaalfde lid van artikel 10d van de Participatiewet te laten vervallen (onderdeel 2, onderdeel aA). Het vervallen van artikel 10d, twaalfde lid, van de Participatiewet maakt het noodzakelijk om in bepaalde gevallen waarin er samenloop bestaat tussen loonkostensubsidie met een uitkering vanwege zwangerschaps- of bevallingsverlof op grond van de Wazo, of ziekengeld op grond van een aantal artikelen van de Ziektewet (zie nader de toelichting bij onderdeel 2, onderdeel D) de hoogte van de uitkering op andere wijze vast te stellen, teneinde te voorkomen dat de werkgever meer dan het totaal te betalen loon en werkgeverslasten krijgt uitgekeerd.

Hiertoe worden het zesde tot en met het achtste lid van artikel 3:13 van de Wazo gewijzigd. Deze leden bevatten thans materieel uitgewerkt overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid.

In het voorgestelde nieuwe zesde lid wordt geregeld dat indien een werknemer waarvoor de werkgever loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet ontvangt recht heeft op een uitkering in verband met zwangerschaps- of bevallingsverlof, de hoogte van de uitkering volgens de in dit lid omschreven wijze wordt vastgesteld. Dit gebeurt door het uitkeringsbedrag dat voor deze werknemer zou gelden indien geen loonkostensubsidie zou worden verkregen (100% van het toepasselijke dagloon) te vermenigvuldigen met de vastgestelde loonwaarde. De loonwaarde betreft een door het college vastgesteld percentage van het wettelijk minimumloon dat betrokkene ondanks de verminderde arbeidsprestatie nog kan verdienen.8 UWV gaat bij de vaststelling van de uitkering of ziekengeld uit van het door de gemeente aan UWV verstrekte percentage aan loonwaarde op het moment van aanvragen van de uitkering.

Het zevende lid geeft rekenregels voor een tweetal bijzondere situaties. In onderdeel a is neergelegd dat wanneer de vastgestelde loonwaarde lager dan 30% is, er voor de berekening van de uitkering gerekend dient te worden als ware de loonwaarde 30%. De loonkostensubsidie wordt op grond van artikel 10d, vierde lid, van de Participatiewet namelijk tot een maximum van 70% van het wettelijk minimumloon, vermeerderd met vakantietoeslag en werkgeverslasten, verstrekt. In lijn daarmee wordt er bij een lagere loonwaarde dan 30% in onderdeel a een «bodem» gelegd van 30% voor de berekening van de UWV-uitkering. Wanneer deze ondergrens niet bepaald zou worden, zou het voor kunnen komen bij lagere loonwaardes dan 30% dat de werkgever er financieel op achteruit gaat ten opzichte van de geldende systematiek.

Onderdeel b ziet op de zogenaamde forfaitaire loonkostensubsidie. Op grond van artikel 10d, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Participatiewet kan het college voor een periode van zes maanden loonkostensubsidie verstrekken zonder dat de loonwaarde is vastgesteld. In dat geval bedraagt de loonkostensubsidie op grond van artikel 10d, vijfde lid, 50%. Naar de regels van de Participatiewet is er in dit geval echter geen loonwaarde vastgesteld. Daarom wordt in onderdeel b geregeld dat bij forfaitaire loonkostensubsidie voor de toepassing van het zesde lid gerekend wordt als ware de loonwaarde 50%.

Het achtste lid biedt een grondslag voor de mogelijkheid om bovengenoemde systematiek bij ministeriële regeling nader uit te werken.

Artikel 6:11

Op verzoek van UWV wordt overgangsrecht opgenomen in de Wazo en de Ziektewet (onderdeel 3, onderdeel B en onderdeel 13, onderdeel E) voor het nieuwe systeem van samenloop tussen loonkostensubsidie en ziekengeld vanwege de no-riskpolis en de uitkering op grond van artikel 3:7 Wazo. Het oude systeem blijft gelden voor werknemers die werken met loonkostensubsidie en de aanvraag vóór de inwerkingtreding van de relevante wijzigingen van de Wazo is ingediend. Bij de Ziektewet wordt het moment van de ziekmelding door werkgever gehanteerd. Hiermee wordt voorkomen dat UWV bij de inwerkingtreding van de wetswijziging voor bestaande gevallen de hoogte van het ziekengeld opnieuw moet vaststellen. Zoals hierboven aangegeven zal er tevens in overgangsrecht worden voorzien in de Participatiewet.

Onderdeel 4 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (artikel VIII Verzamelwet SZW 2022)

Per 1 januari 2021 geldt in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) de geharmoniseerde inkomensregeling voor inkomensondersteuning en de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Voor Wajongers die werken met loondispensatie is in artikel 2:40 en 3:8, eerste lid, onderdeel a, een compensatiefactor geïntroduceerd om het gedispenseerde arbeidsinkomen te compenseren voor het verlies aan loonwaarde. Hiermee wordt het totaalinkomen onafhankelijk van de loonwaarde. Daarnaast regelen de artikelen 2:40, derde lid, en 3:8, derde lid, welke zijn ingevoegd naar aanleiding van het amendement Renkema9, dat Wajongers die werken met loondispensatie tenminste het functieloon voor gewerkte uren als totaalinkomen ontvangen. Bij de implementatie van deze wijziging is echter geconstateerd dat in de wetsartikelen niet gespecificeerd is hoe om moet worden gegaan met een inkomen bestaande uit meerdere inkomensbestanddelen, waarbij ook niet gedispenseerde inkomensbestanddelen onderdeel uitmaken van dit inkomen. Hierdoor heeft UWV te hoge uitkeringen moeten uitkeren. Deze uitkeringen worden in 2021 niet teruggevorderd.

Met de voorgestelde wijziging worden de betreffende wetsartikelen verduidelijkt, waarbij expliciet wordt gemaakt hoe met verschillende inkomensbestanddelen bij samenloop moet worden omgegaan. Dit sluit aan bij de bedoeling van de wet zoals die in de memorie van toelichting bij de Wet vereenvoudiging Wajong omschreven is. De compensatiefactor is enkel bedoeld om het gedispenseerde inkomensbestanddeel te compenseren en niet de overige inkomensbestanddelen.

Niet gedispenseerde inkomensbestanddelen worden in de rekenregels zonder compensatiefactor meegenomen. Voor toepassing van het amendement Renkema moet alleen het gedispenseerde inkomen door de verminderde loonwaarde gedeeld worden om ervoor te zorgen dat Wajongers die werken met loondispensatie tenminste het functieloon voor gewerkte uren als totaalinkomen ontvangen. Andere inkomensbestanddelen worden niet gedeeld door een verminderde loonwaarde. Deze rekenregels zijn opgenomen in het nieuwe voorgestelde vierde lid van artikel 2:40 en 3:8. Met deze voorgestelde rekenregels wordt uitgegaan van de situatie van een gedispenseerd inkomensbestanddeel met niet gedispenseerde inkomensbestanddelen, zoals bijvoorbeeld een WW- of WIA-uitkering. Indien er twee of meer gedispenseerde inkomensbestanddelen met een verschillende loonwaarde zijn dan past UWV een gewogen gemiddelde loonwaarde, en een daarmee berekende compensatiefactor, op het gedispenseerde loon. Overige inkomsten worden in de rekenregels nog steeds zonder compensatiefactor of zonder te delen door de loonwaarde meegenomen.

In de uitvoeringstoets heeft UWV aangegeven de voorliggende wijziging van de rekenregels conform de bedoeling van de Wet vereenvoudiging Wajong per 1 januari 2022 uit te kunnen voeren en niet eerder. De wijziging zal daarom per 1 januari 2022 inwerkingtreden. Te veel uitbetaalde uitkeringen tot 1 januari 2022 worden niet teruggevorderd. UWV start in 2021 met het begeleiden van Wajongers die tijdelijk een te hoge uitkering hebben omdat een hogere uitkering effect kan hebben om inkomensafhankelijke regelingen. De hogere uitkering moet tijdig worden doorgegeven aan de belastingdienst om terugbetaling te voorkomen.

Onderdeel 5 Wet betaald ouderschapsverlof (artikel IXa Verzamelwet SZW 2022)

Het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof bevat een samenloopbepaling met het wetsvoorstel uitvoeren breed offensief. Door het overhevelen naar de Verzamelwet van de wijzigingen in de Wazo die met uitvoeren breed offensief werden voorgesteld, verliest deze samenloopbepaling haar betekenis. Door verandering in de reikwijdte van de samenloop tussen Wazo-uitkeringen en de loonkostensubsidie, zoals in het algemeen deel van deze toelichting uiteengezet, is een nieuwe samenloop bepaling niet nodig. Daardoor kan de bepaling, indien het wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof tot wet wordt verheven, vervallen.

Onderdeel 8 Wet inburgering 2021 (artikel XIII Verzamelwet SZW 2022)

De toevoeging van onderdeel Ba aan artikel XIII wijzigt artikel 10 van de Wet inburgering 2021. Het betreft een technische wijziging, waarmee wordt verduidelijkt dat bij of krachtens amvb regels kunnen worden gesteld over de financiering van het programma voorbereiding op de inburgering. In artikel 3.18 van het Besluit inburgering 2021 is in dat kader geregeld dat de Minister van SZW de voorbereiding op de inburgering bekostigt en de kosten voor de uitvoering van deze taak door de aangewezen instelling, bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van het Besluit inburgering 2021, ten laste komen van de begroting van het Ministerie van SZW. In artikel 3.19 van de Regeling inburgering 2021 is het COA aangewezen als instelling die dit programma aanbiedt.

Met deze wijziging van artikel XIII, onderdeel D, wordt artikel 34, vijfde lid, van de Wet inburgering 2021 gewijzigd. In deze bepaling wordt reeds verwezen naar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, maar is verzuimd het College voor toetsen en examens (CvtE) op te nemen. Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van het staatsexamen Nederlands als tweede taal (zie de artikelen 2, derde en vijfde lid, van de Wet College voor toetsen en examens, en 4 en 9 van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal). Dit examen maakt onderdeel uit van het inburgeringsexamen als bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid, van de Wet inburgering 2021 en het taalschakeltraject als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet inburgering 2021. De (persoons)gegevens die het CvTE in dit kader verkrijgt, dienen, ten behoeve van de handhavende taak van de Minister van SZW op grond van artikel 25 van de Wet inburgering 2021, aan hem te worden verstrekt, nu deze ten behoeve van deze taak inzicht dient te hebben in onder meer het aantal afgenomen examens, de resultaten daarvan en eventuele onregelmatigheden. Het College wordt daarom met deze wijziging toegevoegd aan artikel 34, vijfde lid, van de Wet inburgering 2021. Daarnaast wordt toegevoegd dat ook gegevens over de examinering door het CvTE aan de Minister van SZW worden verstrekt. Nu een deel van de examens wordt afgenomen door het CvTE, dienen onder meer gegevens over aangepaste examenomstandigheden te worden verstrekt aan de Minister van SZW, met het oog op de door hem af te nemen examens. Op grond van artikel 38 van de Wet inburgering 2021 wordt bij algemene maatregel van bestuur nader bepaald welke gegevens worden verstrekt. Het toegevoegde zesde lid was reeds onderdeel van het wetsvoorstel; omwille van de leesbaarheid wordt onderdeel D geheel opnieuw geformuleerd.

Onderdeel 9 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (artikel Xva Verzamelwet SZW 2022) en Wet ongevallenverzekering BES (artikel XVb Verzamelwet SZW 2022)

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Onderdeel A

In artikel 18n, eerste lid, wordt de last onder dwangsom geregeld. Een werkgever kan voor het niet of onvoldoende nakomen van de op hem op grond van artikel 15 rustende verplichting een last onder dwangsom worden opgelegd. Per abuis is artikel 16 niet opgenomen in artikel 18n, terwijl in artikel 16 net als in artikel 15 het recht op vakantiebijslag is opgenomen. Door artikel 16 op te nemen in artikel 18n kan bij niet of onvoldoende nakomen van de verplichting voortvloeiend uit artikel 16 een last onder dwangsom worden opgelegd.

Onderdeel B

Op grond van artikel 18p, vijfde lid, geldt dat de Inspectie SZW wanneer zij een boete oplegt vanwege het niet naleven van bepaalde artikelen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, de daarvoor in aanmerking komende verenigingen van werkgevers en werknemers hiervan in kennis kan stellen. Ook hier is artikel 16 per abuis niet opgenomen terwijl in artikel 16 net als in artikel 15 het recht op vakantiebijslag is opgenomen. Door artikel 16 op te nemen in artikel 18p, vijfde lid, kunnen verenigingen van werkgevers en werknemers ook in kennis worden gesteld van een op grond van artikel 16 opgelegde boete.

Wet ongevallenverzekering BES

De wijzigingen in de Wet ongevallenverzekering BES (Wet OV BES) betreffen het opnemen van een indexeringsbepaling, waarmee de bestaande artikelleden van artikel 5 Wet OV BES die zien op de mogelijkheid tot het toepassen van een toeslag, kunnen vervallen (onderdeel A).

Qua systematiek sluit het voorstel goeddeels aan op de indexatiesystematiek zoals die in Europees Nederland wordt gehanteerd voor de werknemersverzekeringen, waaronder de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De indexering van het dagloon in Europees Nederland is geregeld in onder meer artikel 14 van de WIA en artikel 15 van de WAO, met als belangrijk verschil ten opzichte van de Wet OV BES dat in Europees Nederland het dagloon behoudens de wettelijke indexatie eenmalig wordt vastgesteld en niet meebeweegt met de loonontwikkeling van de werknemer nadien. De voor de Wet OV BES voorgestelde wettelijk indexatie sluit bij de Europees Nederlandse situatie aan, met dien verstande dat de indexatie in de Wet OV BES alleen is beoogd voor gewezen werknemers voor wie de uitkering op «eigennaam» wordt verstrekt. Zolang de arbeidsongeschikte werknemer nog in dienst is van zijn werknemer, is immers diens loonontwikkeling in dienstverband bepalend voor de ontwikkeling van het dagloon waarop de uitkering ongevallengeld is gebaseerd. De arbeidsongeschikte werknemer behoudt daarmee aansluiting bij de arbeidsvoorwaarden van het bedrijf waar hij werkzaam is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de ingangsdatum en het percentage van de herziening telkens bekendmaken in de Staatscourant zodat hieromtrent voor iedereen duidelijkheid bestaat. Dit kan gelijktijdig met de indexering van de andere bedragen die voor Caribisch Nederland worden vastgesteld, waaronder de indexering tegemoetkoming begrafeniskosten volgens artikel 5a Wet OV BES.

Tevens wordt voorgesteld om het dagloon te herzien zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld. Hiermee wordt eveneens aangesloten bij onder meer artikel 14 van de WIA en artikel 15 van de WAO (waarbij dit voor die wetten een afwijking van de Algemene wet bestuursrecht betreft). Bekendmaking van de herziening van het dagloon zal dus weliswaar niet geschieden door middel van een beschikking, maar in de praktijk zal dat gebeuren door middel van een specificatie bij de bijschrijving van de gewijzigde uitkering op de bank- of girorekening van betrokkene. Slechts op verzoek van de betrokkene wordt een beschikking afgegeven, maar de specificatie volstaat al voor belanghebbende om op de gebruikelijke wijze bezwaar te kunnen maken en beroep in te stellen.

Onderdeel 11 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (artikel XXa Verzamelwet SZW 2022) en Wet tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen (artikel XXb)

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

De voorgestelde toevoeging aan artikel 1, eerste lid, en de voorgestelde wijzigingen van artikel 73 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, maken het mogelijk dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in het kader van zijn re-integratietaak, contactgegevens kan verstrekken van een uitkeringsgerechtigde aan de instanties bedoeld in het voorgestelde artikel 1, eerste lid, toegevoegde onderdeel, ten behoeve van hulpverlening aan de uitkeringsgerechtigde. Dit gebeurt uitsluitend met instemming van de uitkeringsgerechtigde.

Onderdeel A

In artikel I, onderdeel C, onder 3, staat per abuis een onjuiste verwijzing. Met deze wijziging wordt dit hersteld.

Onderdeel B

Als gevolg van amendering van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (Wijziging Wav) is de verwijzing in artikel III van de Wijziging Wav niet langer kloppend. Met deze wijziging wordt dit hersteld.

Onderdeel 13 Ziektewet (artikel XXII Verzamelwet SZW 2022)

Artikel 29e

Voorgesteld wordt om voor het regelen van de nieuwe systematiek van samenloop tussen de hieronder genoemde ziektewetuitkeringen een artikel 29e in te voegen in de Ziektewet. In het eerste lid wordt allereerst de reikwijdte voor de aangepaste vaststelling van de hoogte van de uitkering vastgelegd. Het betreft de volgende uitkeringsgrondslagen uit de Ziektewet:

  • Artikel 29, tweede lid, onderdeel e: de uitkering wegens ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid als gevolg van orgaandonatie;

  • Artikel 29a: de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid als gevolg van zwangerschap of bevalling;

  • Artikel 29b: de no-riskpolis;

  • Artikel 29d: de no-riskpolis oudere voormalig langdurig werkloze werknemers.

Ten tweede wordt in het eerste lid de wijze van berekenen neergelegd. De hoogte van het ziekengeld wordt op dezelfde manier berekend als bij de uitkering vanwege zwangerschaps- of bevallingsverlof (zie de toelichting bij artikel 3:13 bij onderdeel 3 van deze nota van wijziging). Het moment van berekening komt eveneens overeen. Deze vindt plaats op het moment van ziekmelding op grond van de dan geldende loonwaarde.

Opgemerkt wordt dat deze voorgestelde wijziging, behoudens de koppeling aan het loonwaardepercentage, geen verdere wijziging van de berekening van het ziekengeld beoogt zoals dat op grond van die wet wordt berekend of een wijziging van de berekening van de uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo) zoals berekend op grond van die wet. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om een werknemer waarvoor een no-riskpolis van toepassing is op grond van artikel 29b van de Ziektewet, geldt dat op verzoek van de werkgever voor het eerste jaar de uitkering van het ziekengeld 100% van het dagloon bedraagt (artikel 29b, zesde lid, van de Ziektewet) en voor het tweede jaar 70% van het dagloon (artikel 29b, vijfde lid, van de Ziektewet).

Het tweede en derde lid komen overeen met het voorgestelde nieuwe artikel 3:13, zevende en achtste lid, Wazo.

Artikel 86e

In artikel 86e wordt, net als in artikel 6:11 Wazo overgangsrecht neergelegd. Na het verstrijken van de maximale duur voor de verplichte loondoorbetaling bij ziekte, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van artikel XXII, onderdeel aA, van deze wet zal het overgangsrecht geen toepassing meer kunnen hebben.

Onderdeel 14 Samenloop met wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld (artikel XXIIa Verzamelwet SZW 2022)

De wijzigingen ten aanzien van de veranderde systematiek van samenloop no-riskpolis en loonkostensubsidie hebben samenloop met twee andere wetsvoorstellen. Daarom worden twee artikelen ingevoegd die een samenloopbepaling bevatten.

In artikel XXIIa wordt eventuele samenloop met het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld (Kamerstukken 35 374) geregeld. Dat wetsvoorstel voorziet namelijk ook in overgangsrecht dat op dezelfde plaats in de Participatiewet wordt geregeld als het overgangsrecht in verband met het vervallen van artikel 10d, twaalfde lid. Het eerste lid van artikel XXIIa regelt de samenloop wanneer genoemd wetsvoorstel later in werking treedt dan de Verzamelwet SZW 2022. Uit praktische overwegingen wordt een reeds in genoemd wetsvoorstel opgenomen, maar inmiddels achterhaalde, samenloopbepaling aangepast. Het tweede lid regelt de samenloop wanneer onderhavig wetsvoorstel later in werking treedt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II, 2019/20, 35.394.

X Noot
2

Kamerstukken 11, 2019/20, 35.394, nr. 3, hoofdstuk 6.

X Noot
3

In aansluiting bij de huidige berekening van de no-riskpolis wordt deze ook in dit voorstel in het tweede ziektejaar gebaseerd op 70% van het laatste loon. In het tweede ziektejaar is de formule dus: 70% van het loonwaardepercentage maal het laatste loon.

X Noot
4

Stb. 2015, 547.

X Noot
5

Begroting Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2017, Kamerstukken II, 2016–2017, 34 550 XV, nr. 2, pag. 180.

X Noot
6

Het lage doenvermogen van klanten die langdurig complexe problemen ervaren en waarbij zelfs sprake kan zijn van een tijdelijke daling van het IQ wordt bevestigd door diverse gedragswetenschappelijke onderzoeken, zie ook het rapport «Weten is nog geen doen» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR, 2017).

X Noot
7

Schatting is gemaakt op basis van het aantal WIA- en WAJONG-uitkeringsgerechtigden dat UWV in 2020 in dienstverlening had.

X Noot
8

Zie nader Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, p. 62 e.v.

X Noot
9

Kamerstukken II 2019/20, 35 213, nr.26.

Naar boven