35 860 Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 september 2021

De leden van de vaste commissies voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad1 en voor Justitie en Veiligheid2 van de Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben kennisgenomen van het op 15 december 2020 gepubliceerde voorstel COM(2020)825 voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG3. De leden van de fractie van GroenLinks hebben naar aanleiding van dit voorstel en het aanverwante voorstel COM(2020)842 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector (wet digitale markten) besloten enkele vragen te stellen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

Naar aanleiding hiervan is op 9 juni 2021 een brief gestuurd.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft op 9 juli 2021 aangegeven dat de gestelde vragen niet binnen de gestelde termijn konden worden beantwoord.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft op 17 september 2021 inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD EN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat

Den Haag, 9 juni 2021

De leden van de vaste commissies voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad en voor Justitie en Veiligheid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben met belangstelling kennisgenomen van het op 15 december 2020 gepubliceerde voorstel COM(2020)825 voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG4. De leden van de fractie van GroenLinks hebben naar aanleiding van dit voorstel en het aanverwante voorstel COM(2020)842 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector (wet digitale markten) besloten enkele vragen te stellen aan de Europese Commissie.

Naast de vragen aan de Europese Commissie wensen de leden van de Eerste Kamerfractie van GroenLinks – in vervolg op de vragen van de leden van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks over dit onderwerp aan de regering en mede naar aanleiding van het ontvangen BNC-fiche behorend bij COM(2020)8255 – de volgende aanvullende vragen aan de regering voor te leggen ten aanzien van voorstel COM(2020)825.

Op grond van artikel 5 van de verordening moeten hostingdiensten prompt handelen wanneer zij kennis hebben genomen van illegale inhoud en overgaan tot het verwijderen of het ontoegankelijk maken. De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er geen verplichtingen zijn opgenomen voor de betrokken online dienstverleners om illegale inhoud proactief op te sporen (bijvoorbeeld door middel van upload filters) of om ervoor te zorgen dat verwijderde informatie niet opnieuw wordt geplaatst (staydown filters). Dergelijke maatregelen zijn wel opgenomen in de Richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt6, het voorstel voor een verordening ter voorkoming van de verspreiding van terroristische online-inhoud7 en de aanbeveling over maatregelen om illegale online-inhoud effectief te bestrijden8. De leden van de fractie van GroenLinks hebben de Europese Commissie gevraagd naar de reden dat er in het onderhavige voorstel niet dergelijke verplichtingen zijn opgenomen. Graag ontvangen deze leden een appreciatie van de regering op dit punt.

Artikel 14 van de verordening verplicht hostingdiensten de mogelijkheid te bieden aan gebruikers en derden om illegale inhoud op de hostingdiensten aan te kaarten. Dit artikel biedt niet nadrukkelijk de mogelijkheid om informatie strijdig met de algemene voorwaarden te melden. De leden van de fractie van GroenLinks hebben aan de Europese Commissie gevraagd waarom hier niet voor is gekozen. Deze leden vragen aan de regering wat zij ervan vindt dat de Europese Commissie hier niet voor heeft gekozen.

In de strijd tegen desinformatie bestaat het risico dat de vrijheid van meningsuiting wordt aangetast door private bedrijven die uit voorzorg meer weghalen dan noodzakelijk vanuit het oogpunt van bestrijding van desinformatie. De leden van de fractie van GroenLinks hebben aan de Europese Commissie gevraagd hoe zij dit probeert te voorkomen zonder artikel 6 van de verordening te verzwakken. Ook hebben deze leden aan de Europese Commissie gevraagd of zij het opportuun acht om na te denken over een financieringsverplichting voor deze bedrijven om een meer onafhankelijk toetsings- en mogelijk uitvoeringsorgaan te bekostigen dat de keuzes van private bedrijven inzake bestrijding van desinformatie toetst, of zelf mogelijk overneemt. Met betrekking tot het notice & action mechanisme hebben de leden van de GroenLinks-fractie aan de Europese Commissie gevraagd wie nu uiteindelijk bepaalt of inhoud desinformatie is of niet. Aan de Europese Commissie hebben deze leden verder gevraagd om een reflectie geven hoe kan worden voorkomen dat private bedrijven scheidsrechter worden in de grenzen van het publieke debat. En welke risico’s de Europese Commissie ziet voor de vrijheid van meningsuiting en hoe die in de hoogtechnologische decennia die nog gaan volgen beter kunnen worden gestut. De leden van de fractie van GroenLinks hebben de Europese Commissie ten slotte gevraagd welke gedachten en plannen hierover tot nu toe bij haar in de maak zijn.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering ook te antwoorden op bovenstaande vragen aan de Europese Commissie.

Gelet op de striktere maatregelen inzake Very Large Online Plaforms (VLOP’s) hebben de leden van de fractie van GroenLinks aan de Europese Commissie de volgende vragen gesteld:

  • 1. Is de Europese Commissie het ermee eens dat VLOP’s een steeds essentiëlere rol spelen in het functioneren van de samenleving?

  • 2. Is het voor de Europese Commissie denkbaar dat vanuit het belang van de Europese burger gedeeltelijke of gehele nationalisering wenselijk is, waarbij nationalisering in dit geval dient te worden opgevat als Europeanisering (op Europees niveau en niet op het niveau van een lidstaat tot eigendom maken)? Zijn er beginnende gedachten hierover binnen de Europese Commissie? De leden van de fractie van GroenLinks willen benadrukken dat deze denkoefening binnen de bestaande kaders van ons huidige kapitalistische systeem kan plaatsvinden, waarbij data en ICT als water en de leidingen gezien moet worden. Zou de Europese Commissie voorgaande vraag ook kunnen beantwoorden in het licht van een gedeeltelijke nationalisering/Europeanisering, waardoor het feitelijk semipublieke organisaties zouden kunnen worden? Deze leden hechten eraan om te onderstrepen dat zij niet perse een voorstander zijn hiervan, maar de gedachtenoefening hiernaar wel een relevante vinden in het huidige veranderende tijdsgewricht.

  • 3. Waarom heeft de Europese Commissie gekozen om de VLOP’s zelfevaluaties te laten doen naar systeemrisico’s? Is de Europese Commissie het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat dit vanuit de VLOP’s nooit objectief beoordeeld kan worden omdat niet voornamelijk vanuit het publieke belang kan worden gedacht? Wil de Europese Commissie toezeggen dat zij dit alsnog zal veranderen en hier een ander, mogelijk nieuw onafhankelijk op te richten orgaan, voor inzet? Deze leden onderschrijven het voorstel, maar vinden dit een onbegrijpelijk punt en verwachten aanscherping van de artikelen 26 en 27 van de verordening.

De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd naar de appreciatie van de regering op de bovenstaande vragen die deze leden aan de Europese Commissie hebben gesteld en zij zouden graag een inkijk krijgen inzake de inzet van Nederland op deze punten.

Het opt-in en opt-out systeem waar artikel 29 van de verordening op voorsorteert, stelt deze leden niet gerust. Een meer fundamentele bescherming van adequate informatie is in de ogen van de leden van de GroenLinks-fractie van groot belang en daarin voorziet artikel 29 van de verordening te weinig. De fractieleden van GroenLinks hebben aan de Europese Commissie de volgende vragen gesteld/opmerkingen gemaakt:

  • 1. Is de Europese Commissie bereid om dit punt verder aan te scherpen zodat gebruikers van online diensten minder gemanipuleerd kunnen worden door de getoonde content?

  • 2. De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag een meer expliciet verbod zien op «micro-targeting» van online inhoud, gebaseerd op het «tracken» van het online gedrag van een individu op het hele internet.

  • 3. Zou de Europese Commissie de leden op de voorgaande punten tegemoet willen komen in het belang van een kwalitatieve informatievoorziening van burgers?

  • 4. Is de Europese Commissie het eens met de leden van de fractie van GroenLinks dat dit raakt aan de meest fundamentele pijlers van onze democratie en onze Unie?

  • 5. Zou de Europese Commissie in haar antwoord de nipte overwinning voor de Brexiteers en de combinatie van desinformatie en micro-targeting willen meenemen in de gevraagde reflectie?

Graag vernemen de fractieleden van GroenLinks wat de inzet van de Nederlandse regering is op deze punten.

Aan de Europese Commissie hebben de leden van de fractie van GroenLinks gevraagd of zij het met deze leden eens is dat wanneer een gebruiker duidelijkheid wil hebben waarom deze bepaalde informatie/een advertentie te zien krijgt, dit mogelijk moet zijn. En of de Europese Commissie het met de leden van de fractie van GroenLinks eens is dat dit laagdrempelig moet gebeuren. Ook hebben de leden de Europese Commissie gevraagd of zij bereid is om op deze punten nog een keer kritisch naar de artikelen 24 en 30 van de verordening te kijken. En of de Europese Commissie uiteen zou kunnen zetten waarom er niet voor is gekozen om een Europese toezichthouder in te stellen. Aan de Europese Commissie hebben de leden van de fractie van GroenLinks voorts gevraagd of deze optie op tafel heeft gelegen en of de Europese Commissie bereid is om dit punt te heroverwegen. Indien dit niet het geval is, hebben de fractieleden van GroenLinks gevraagd hoe de Europese Commissie verwacht dat een toezichthouder in een kleine lidstaat tegenwicht kan bieden tegen een bedrijf dat meer omzet heeft dat het bruto binnenlands product in die lidstaat. Ook is gevraagd door deze leden hoe de Europese Commissie aankijkt tegen financiering van toezichthoudende taken door de VLOP’s.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen aan de regering wat haar inzet is op deze punten.

Artikel 18 van de verordening regelt het klagen bij een buitengerechtelijke geschillencommissie. Deze procedure is anders dan de klachtenprocedure niet kosteloos. De geschillencommissie mag een kostendekkende vergoeding vragen. De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering uiteen te zetten wat als een redelijke vergoeding aangemerkt wordt en wat deze vergoeding betekent als het gaat om de toegang tot deze geschillencommissie voor iedereen, ook mensen met een kleine beurs. De coördinator voor digitale diensten zal zorgdragen voor certificering van de geschillencommissies. Is de regering voornemens zelf een geschillencommissie in te stellen, zoals het voorstel thans toestaat?

Het voorstel laat toe dat er verschillende geschillencommissies worden gecertificeerd. Wat betekent dat voor de rechtszekerheid als er verschillende lijnen in jurisprudentie ontstaan? Ontstaat er dan een risico op «geschilcommissie shoppen»? Graag ontvangen deze leden een reflectie vanuit de regering op dit punt.

Het voorstel maakt het niet mogelijk om klachten in te dienen over het niet aanbevelen van informatie van een klager aan andere gebruikers. Evenmin kan worden geklaagd over het niet opnemen van informatie in zoekresultaten. Aan de Europese Commissie hebben de fractieleden van GroenLinks de volgende vragen gesteld:

  • 1. Waarom heeft de Europese Commissie er niet voor gekozen dit eveneens onder het bereik van artikel 17 van de verordening te brengen? Immers, zichtbaarheid van informatie kan zo beïnvloed worden, zonder dat die informatie wordt verwijderd of ontoegankelijk gemaakt. Beperking van zichtbaarheid hoeft op grond van artikel 15 van de verordening niet uitdrukkelijk aan de gebruiker te worden medegedeeld;

  • 2. Waarom heeft de Europese Commissie er niet voor gekozen van het platform een toelichting te vereisten bij iedere vorm van ingrijpen, waaronder ingrijpen ten aanzien van zichtbaarheid van informatie?

Graag ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie ook een appreciatie van de regering op bovenstaande punten.

De leden van de vaste commissies voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad en Justitie en Veiligheid zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad, M.H.M. Faber – van de Klashorst

Voorzitter van de vaste voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2021

Op 9 juni 2021 hebben de leden van de fractie van GroenLinks vragen gesteld over het voorstel van de Europese Commissie voor een wet voor digitale diensten. De zogenaamde Digital Services Act («DSA») (COM(2020)825). Deze vragen kunnen niet binnen de gestelde termijn worden beantwoord. Ik streef ernaar om u de antwoorden in de komende periode, doch uiterlijk kort na afloop van het zomerreces, aan u te sturen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2021

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden van de Eerste Kamerfractie van GroenLinks naar aanleiding van voorstel COM(2020)825 (169227.01U, ingezonden 9 juni 2021).

Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

169227.01U

1

Op grond van artikel 5 van de verordening moeten hostingdiensten prompt handelen wanneer zij kennis hebben genomen van illegale inhoud en overgaan tot het verwijderen of het ontoegankelijk maken. De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er geen verplichtingen zijn opgenomen voor de betrokken online dienstverleners om illegale inhoud proactief op te sporen (bijvoorbeeld door middel van upload filters) of om ervoor te zorgen dat verwijderde informatie niet opnieuw wordt geplaatst (staydown filters). Dergelijke maatregelen zijn wel opgenomen in de Richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt9, het voorstel voor een verordening ter voorkoming van de verspreiding van terroristische online-inhoud10 en de aanbeveling over maatregelen om illegale online-inhoud effectief te bestrijden.11 De leden van de fractie van GroenLinks hebben de Europese Commissie gevraagd naar de reden dat er in het onderhavige voorstel niet dergelijke verplichtingen zijn opgenomen. Graag ontvangen deze leden een appreciatie van de regering op dit punt.

Antwoord

De Digital Services Act (hierna: «DSA») betreft horizontale wetgeving die van toepassing is op alle tussenhandelsdiensten en alle vormen van illegale inhoud. Een vergelijkbare verplichting zoals die in sectorspecifieke regelgeving zoals de Richtlijn inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt of de verordening ter voorkoming van de verspreiding van terroristische online-inhoud, zou in de DSA dan ook leiden tot een algemene verplichting tot het proactief opsporen van alle soorten illegale inhoud. Dat staat al snel gelijk aan een algemene monitoringsverplichting, hetgeen op grond van artikel 7 van de DSA niet is toegestaan en het kabinet ook niet wenselijk acht. Reden hiervoor is dat het dan ook aanzienlijk negatieve consequenties kan hebben op de vrijheid van meningsuiting online. Bedrijven zullen onder een dergelijke verplichting waarschijnlijk het zekere voor het onzekere nemen en bij twijfel informatie verwijderen. In aanvulling hierop wil ik opmerken dat «dergelijke maatregelen» in de Richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt en de wetswijzigingen die naar aanleiding daarvan zijn doorgevoerd, met waarborgen zijn omgeven om te voorkomen dat een aanbieder van een onlinedienst er toe overgaat te veel uploads te blokkeren. Als gevolg van een opmerking van onder andere de Tweede Kamerfractie van Groen Links12 is aan artikel 29c, vijfde lid, van de Auteurswet een lid toegevoegd zodat dit artikel niet leidt tot een algemene toezichtsverplichting. Hiermee werd ondervangen dat een passage uit de Richtlijn auteursrecht in de digitale eengemaakte markt, die stelt dat toepassing van artikel 17 niet leidt tot een algemene monitoringverplichting, niet in het voorstel was opgenomen.

In de DSA is er uitdrukkelijk voor gekozen om een dergelijke verplichting niet op te nemen. Dit laat echter onverlet dat dergelijke verplichtingen voor specifieke vormen van inhoud, zoals terroristische propaganda, wel mogelijk zijn middels specifieke wetgeving. Zo is het in de toekomst mogelijk om per vorm van illegale inhoud telkens weer de afweging te maken tussen enerzijds de wens om die illegale inhoud te bestrijden, de rol van private partijen en overheden daarin, en anderzijds de potentieel negatieve consequenties voor de vrijheid van meningsuiting online. Dit beoordeelt het kabinet als positief.

2

Artikel 14 van de verordening verplicht hostingdiensten de mogelijkheid te bieden aan gebruikers en derden om illegale inhoud op de hostingdiensten aan te kaarten. Dit artikel biedt niet nadrukkelijk de mogelijkheid om informatie strijdig met de algemene voorwaarden te melden. De leden van de fractie van GroenLinks hebben aan de Europese Commissie gevraagd waarom hier niet voor is gekozen. Deze leden vragen aan de regering wat zij ervan vindt dat de Europese Commissie hier niet voor heeft gekozen.

Antwoord

Het kabinet herkent zich in de door de Europese Commissie gemaakte keuze. Informatie die in strijd is met de algemene voorwaarden voor het gebruik van de tussenhandelsdienst is niet per se óók illegaal, dat wil zeggen in strijd met Europese wetgeving of wetgeving van een lidstaat. Aan de basis van het voorstel van de DSA ligt de keuze om alleen regels te stellen voor de bestrijding van illegale inhoud en systemische risico’s (zie art. 26 DSA) en niet ook voor informatie die wetgevende machten niet als illegaal hebben aangemerkt. Dit is onderdeel van de zorgvuldige balans uit de DSA om de bestrijding van illegale inhoud te verbeteren maar tegelijkertijd de vrijheid van meningsuiting online zo veel als mogelijk te beschermen en ruimte te laten voor nationale culturele verschillen. Overigens is een notice-and-action mechanisme een best practice die reeds door veel tussenhandelsdiensten wordt toegepast, ook voor overtredingen van hun gebruiksvoorwaarden. Het is daarom goed voorstelbaar dat meldingen die een overtreding van de gebruiksvoorwaarden betreft door de aanbieder volgens dezelfde procedure behandeld zal worden als meldingen over illegale inhoud omdat het efficiënt is.

3

In de strijd tegen desinformatie bestaat het risico dat de vrijheid van meningsuiting wordt aangetast door private bedrijven die uit voorzorg meer weghalen dan noodzakelijk vanuit het oogpunt van bestrijding van desinformatie. De leden van de fractie van GroenLinks hebben aan de Europese Commissie gevraagd hoe zij dit probeert te voorkomen zonder artikel 6 van de verordening te verzwakken. Ook hebben deze leden aan de Europese Commissie gevraagd of zij het opportuun acht om na te denken over een financieringsverplichting voor deze bedrijven om een meer onafhankelijk toetsings- en mogelijk uitvoeringsorgaan te bekostigen dat de keuzes van private bedrijven inzake bestrijding van desinformatie toetst, of zelf mogelijk overneemt. Met betrekking tot het notice & action mechanisme hebben de leden van de GroenLinks-fractie aan de Europese Commissie gevraagd wie nu uiteindelijk bepaalt of inhoud desinformatie is of niet. Aan de Europese Commissie hebben deze leden verder gevraagd om een reflectie geven hoe kan worden voorkomen dat private bedrijven scheidsrechter worden in de grenzen van het publieke debat. En welke risico’s de Europese Commissie ziet voor de vrijheid van meningsuiting en hoe die in de hoogtechnologische decennia die nog gaan volgen beter kunnen worden gestut. De leden van de fractie van GroenLinks hebben de Europese Commissie ten slotte gevraagd welke gedachten en plannen hierover tot nu toe bij haar in de maak zijn.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering ook te antwoorden op bovenstaande vragen aan de Europese Commissie.

Antwoord

Het kabinet hecht er allereerst aan om op te merken dat de DSA gaat over de bestrijding van illegale inhoud en systemische risico’s. Voor zover de DSA tevens gevolgen heeft voor de bestrijding van desinformatie moet het dan gaan om desinformatie die tevens illegale inhoud betreft – zoals bijv. laster of misleidende reclame – dan wel de inrichting van dienstverlening door zeer grote online platformen waardoor systemische risico’s ontstaan die bijvoorbeeld het democratisch verkiezingsproces kunnen schaden.

Het kabinet is van mening dat het bedrijven in beginsel vrij moet staan om zelf gebruiksvoorwaarden te stellen en te bepalen onder welke voorwaarden zij hun diensten beschikbaar stellen. Dit past bij de contractvrijheid. Wat zij doen met eventuele desinformatie is dan ook in de eerste plaats een keuze die zij mogen maken in hun gebruiksvoorwaarden. Tegelijkertijd herkent het kabinet dat een belangrijk deel van het publiek debat vandaag de dag plaatsvindt via de diensten van een select aantal zeer grote online platformen en dat zij dus een bijzonder grote verantwoordelijkheid hebben om het publiek debat te faciliteren, en niet te schaden. Het kabinet is daarom blij om te zien dat de DSA in artikel 12, tweede lid, alle tussenhandelsdiensten, en dus ook de zeer grote online platformen, verplicht om bij de toepassing van hun gebruiksvoorwaarden gepaste aandacht te geven voor de rechten en gewettigde belangen van alle betrokken partijen, waaronder de van toepassing zijnde, in het Handvest verankerde grondrechten van gebruikers, zoals de vrijheid van meningsuiting. De machtige positie van een aantal zeer grote online platformen is bovendien ook onderwerp van het voorstel voor een Digital Markets Act, dat tegelijk met de DSA is gepubliceerd. Het kabinet is van mening dat meer concurrentie indirect zal bijdragen aan meer pluraliteit van sociale mediabedrijven en een afname van meningsmacht die deze sociale mediabedrijven momenteel hebben waardoor hun invloed op het publieke debat ook afneemt.

Binnenkort zullen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik een brief naar de Tweede Kamer sturen over contentmoderatie en vrijheid van meningsuiting op online platforms. Hierin wordt uitgebreid ingegaan op de mogelijkheden van online platforms, de juridische kaders en het beleid rond contentmoderatie en de verschillende vormen van content.

4

Gelet op de striktere maatregelen inzake Very Large Online Platforms (VLOP’s) hebben de leden van de GroenLinks-fractie de volgende vragen aan de Europese Commissie:

  • 1. Is de Europese Commissie het ermee eens dat VLOP’s een steeds essentiëlere rol spelen in het functioneren van de samenleving?

  • 2. Is het voor de Europese Commissie denkbaar dat vanuit het belang van de Europese burger gedeeltelijke of gehele nationalisering wenselijk is, waarbij nationalisering in dit geval dient te worden opgevat als Europeanisering (op Europees niveau en niet op het niveau van een lidstaat tot eigendom maken)? Zijn er beginnende gedachten hierover binnen de Europese Commissie? De leden van de fractie van GroenLinks willen benadrukken dat deze denkoefening binnen de bestaande kaders van ons huidige kapitalistische systeem kan plaatsvinden, waarbij data en ICT als water en de leidingen gezien moet worden. Zou de Europese Commissie voorgaande vraag ook kunnen beantwoorden in het licht van een gedeeltelijke nationalisering/Europeanisering, waardoor het feitelijk semipublieke organisaties zouden kunnen worden? Deze leden hechten eraan om te onderstrepen dat zij niet per se een voorstander zijn hiervan, maar de gedachtenoefening hiernaar wel een relevante vinden in het huidige veranderende tijdsgewricht.

  • 3. Waarom heeft de Europese Commissie gekozen om de VLOP’s zelfevaluaties te laten doen naar systeemrisico’s? Is de Europese Commissie het met de leden van de fractie van GroenLinks eens dat dit vanuit de VLOP’s nooit objectief beoordeeld kan worden omdat niet voornamelijk vanuit het publieke belang kan worden gedacht? Wil de Europese Commissie toezeggen dat zij dit alsnog zal veranderen en hier een ander, mogelijk nieuw onafhankelijk op te richten, orgaan voor inzet? Deze leden onderschrijven het voorstel, maar vinden dit een onbegrijpelijk punt en verwachten aanscherping van de artikelen 26 en 27 van de verordening.

De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd naar de appreciatie van de regering op de bovenstaande vragen die deze leden aan de Europese Commissie hebben gesteld en zij zouden graag een inkijk krijgen inzake de inzet van Nederland op deze punten.

Antwoord

Het kabinet is het met de leden eens dat VLOP’s een steeds essentiëlere rol spelen in het functioneren van de samenleving. Zij is echter niet van mening dat er een noodzaak is om over te gaan tot (gedeeltelijke) nationalisatie van deze ondernemingen. Conform de Nota Deelnemingenbeleid 201313 en de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting Deelnemingenbeleid14 ziet het kabinet nationalisatie (aandeelhouderschap van de staat) niet als het eerst aangewezen instrument om publieke belangen te borgen. Het kabinet is terughoudend om met kapitaal risicodragend te investeren in nieuwe staatsdeelnemingen, hiervoor moeten zwaarwegende redenen zijn. Het publiek belang kan vaak op een andere, minder ingrijpende manier kan worden geborgd (bijvoorbeeld door wet- en regelgeving). Het kabinet herkent dat VLOPs momenteel een bijzonder machtige positie in het maatschappelijk en economisch verkeer hebben, maar ziet daarin geen aanleiding tot nationalisatie en daarmee bestendiging van die machtige positie. Het kabinet ziet meer in het adresseren van deze machtige positie door maatregelen te nemen die de concurrentie vergroten waardoor de relatieve macht van deze bedrijven afneemt. Zoals hiervoor al toegelicht vormt de Digital Markets Act daar een belangrijke stap in.

Het kabinet wijst er op dat VLOP’s weliswaar in eerste instantie op grond van de DSA verplicht worden om zelfevaluaties te verrichten, maar dat zij op grond van artikel 28 DSA tevens verplicht zijn om onafhankelijke externe auditors te laten beoordelen of zij de verplichtingen uit de DSA, waaronder de zelfevaluatie, naleven. Als die onafhankelijke auditors gebreken vaststellen en aanbevelingen doen dan zijn VLOP’s verplicht om daar terdege rekening mee te houden met als doel de nodige maatregelen te nemen om ze uit te voeren. Tot slot zijn zowel de digitale dienstencoördinator in het land waar de VLOP gevestigd is, als de Europese Commissie, gerechtigd om handhavend op te treden als VLOP’s de verplichtingen uit de artikelen 26 t/m 28 niet goed uitvoeren. Het kabinet ziet zodoende geen noodzaak om de artikelen 26 of 27 op dit punt aan te scherpen.

5

Het opt-in en opt-out systeem waar artikel 29 van de verordening op voorsorteert, stelt deze leden niet gerust. Een meer fundamentele bescherming van adequate informatie is in de ogen van de leden van de GroenLinks-fractie van groot belang en daarin voorziet artikel 29 van de verordening te weinig. De fractieleden van GroenLinks hebben aan de Europese Commissie de volgende vragen gesteld/opmerkingen gemaakt:

  • 1. Is de Europese Commissie bereid om dit punt verder aan te scherpen zodat gebruikers van online diensten minder gemanipuleerd kunnen worden door de getoonde content?

  • 2. De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag een meer expliciet verbod zien op «microtargeting» van online inhoud, gebaseerd op het «tracken» van het online gedrag van een individu op het hele internet.

  • 3. Zou de Europese Commissie de leden op de voorgaande punten tegemoet willen komen in het belang van een kwalitatieve informatievoorziening van burgers?

  • 4. Is de Europese Commissie het eens met de leden van de fractie van GroenLinks dat dit raakt aan de meest fundamentele pijlers van onze democratie en onze Unie?

  • 5. Zou de Europese Commissie in haar antwoord de nipte overwinning voor de Brexiteers en de combinatie van desinformatie en microtargeting willen meenemen in de gevraagde reflectie?

Graag vernemen de fractieleden van GroenLinks wat de inzet van de Nederlandse regering is op deze punten.

Antwoord 5

Het kabinet is positief over de aanvullende invloed die gebruikers op grond van artikel 29 moet worden geboden. Het kabinet ziet vooralsnog geen noodzaak om microtargeting in het algemeen te verbieden. Het personaliseren van dienstverlening kan bijdragen aan een betere dienstverlening, onder meer vanwege de extreem grote hoeveelheid informatie die online beschikbaar is. Aanbevelingsalgoritmes kunnen gebruikers helpen om zich hier doorheen te navigeren. Tegelijkertijd erkent het kabinet dat aanbevelingsalgoritmes en microtargeting ook negatieve consequenties kunnen hebben en gebruikt kunnen worden om mensen te beïnvloeden. Het geven van aanvullende invloed en informatie aan gebruikers is dan ook positief. Daarmee wordt transparant wat de invloed van die algoritmes is. Daardoor wordt het voor burgers duidelijker dat zij mogelijk in een bubbel zitten, en dat die bubbel wordt gecreëerd door een aanbevelingsalgoritme. Die bewustwording is belangrijk omdat het burgers kan helpen om de informatie die hen wordt aangereikt door een aanbevelingsalgoritme kritisch te bekijken.

Daarnaast wijst het kabinet er op dat microtargeting niet ongereguleerd is. In dit kader wordt bijvoorbeeld gewezen op de moderniseringsrichtlijn consumentenbescherming, die vanaf volgend jaar verplicht om aan te geven wanneer een aanbod is gepersonaliseerd en online marktplaatsen verplicht om uit te leggen hoe het getoonde zoekresultaat tot stand is gekomen. De richtlijn misleidende reclame bevat verder een algemeen verbod op misleidende reclame, wat wordt beschouwd als een oneerlijke handelspraktijk.

6

Aan de Europese Commissie hebben de leden van de fractie van GroenLinks gevraagd of zij het met deze leden eens is dat wanneer een gebruiker duidelijkheid wil hebben waarom deze bepaalde informatie/een advertentie te zien krijgt, dit mogelijk moet zijn. En of de Europese Commissie het met de leden van de fractie van GroenLinks eens is dat dit laagdrempelig moet gebeuren. Ook hebben de leden de Europese Commissie gevraagd of zij bereid is om op deze punten nog een keer kritisch naar de artikelen 24 en 30 van de verordening te kijken. En of de Europese Commissie uiteen zou kunnen zetten waarom er niet voor is gekozen om een Europese toezichthouder in te stellen. Aan de Europese Commissie hebben de leden van de fractie van GroenLinks voorts gevraagd of deze optie op tafel heeft gelegen en of de Europese Commissie bereid is om dit punt te heroverwegen. Indien dit niet het geval is, hebben de fractieleden van GroenLinks gevraagd hoe de Europese Commissie verwacht dat een toezichthouder in een kleine lidstaat tegenwicht kan bieden tegen een bedrijf dat meer omzet heeft dat het bruto binnenlands product in die lidstaat. Ook is gevraagd door deze leden hoe de Europese Commissie aankijkt tegen financiering van toezichthoudende taken door de VLOP’s.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen aan de regering wat haar inzet is op deze punten.

Antwoord 6

Het kabinet wijst er allereerst op dat er ook op EU-niveau een toezichthouder komt. De Europese Commissie krijgt namelijk de bevoegdheid om zelfstandig de DSA te handhaven wanneer zeer grote online platformen deze niet naleven. Dit is geregeld in sectie 3 van hoofdstuk 4 van het voorstel. Daarnaast mag de toezichthouder in het land waar deze VLOP gevestigd is ook handhavend optreden. Het kabinet herkent het punt van de leden dat de toezichthouder in een kleine lidstaat mogelijk niet in staat is om voldoende tegenwicht te bieden tegen deze ondernemingen. Daarom vindt zij het positief dat de Europese Commissie ook bevoegd wordt om op te treden tegen VLOP’s. Daarnaast biedt artikel 46, tweede lid, toezichthouders de mogelijkheid om, wanneer tussenhandelsdiensten in meerdere lidstaten actief zijn gezamenlijk en/of in samenwerking met de Europese Commissie onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen.

7

Artikel 18 van de verordening regelt het klagen bij een buitengerechtelijke geschillencommissie. Deze procedure is anders dan de klachtenprocedure niet kosteloos. De geschillencommissie mag een kostendekkende vergoeding vragen. De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering uiteen te zetten wat als een redelijke vergoeding aangemerkt wordt en wat deze vergoeding betekent als het gaat om de toegang tot deze geschillencommissie voor iedereen, ook mensen met een kleine beurs.

Antwoord

Het kabinet kan hier op het moment nog geen uitspraken over doen. Indien er een geschilbeslechtingsommissie wordt ingesteld dan zal de redelijkheid van de vergoeding, en daarmee de toegankelijkheid voor alle burgers, uiteraard een punt van aandacht zijn. Een positief element van het voorstel is dat gebruikers van online platformen enkel hun eigen kosten hoeven te dragen, en dan ook alleen wanneer zij in het ongelijk worden gesteld. Indien zij in het gelijk worden gesteld dan dient het online platform de gemaakte kosten te vergoeden. Dit maakt de toegang tot de geschillencommissie laagdrempelig. Zeker ook in vergelijking met een reguliere rechtszaak, wat zeker niet kosteloos is.

8

De coördinator voor digitale diensten zal zorgdragen voor certificering van de geschillencommissies. Is de regering voornemens zelf een geschillencommissie in te stellen, zoals het voorstel thans toestaat?

Antwoord

Het kabinet heeft hier op het moment nog geen concrete plannen voor. In de voorbereiding op de implementatie zal hier – in samenhang met de overig benodigde uitvoeringswetgeving – verder over worden nagedacht.

9

Het voorstel laat toe dat er verschillende geschillencommissies worden gecertificeerd. Wat betekent dat voor de rechtszekerheid als er verschillende lijnen in jurisprudentie ontstaan?

Antwoord

Het kabinet ziet hier ook een punt van aandacht in. De kans hierop kan door de coördinator voor digitale diensten worden verkleind door – indien er meerdere geschillencommissies worden gecertificeerd – aandacht te hebben voor de afbakening van hun jurisdictie en zoveel mogelijk te voorkomen dat zij in elkaars vaarwater zitten. Daarnaast kan dit ook op pragmatische wijze worden geadresseerd door de geschillencommissies te bewegen tot samenwerking of afstemming. Bovendien is het ook met de instelling van geschillencommissies uiteindelijk aan de rechter, en uiteindelijk aan het Hof van Justitie, om uitleg te geven aan de bepalingen van de verordening.

10

Ontstaat er dan een risico op «geschilcommissie shoppen»? Graag ontvangen deze leden een reflectie vanuit de regering op dit punt.

Antwoord

Het kabinet vindt dit inderdaad een punt van aandacht. Om dit risico te verkleinen heeft het kabinet in het kader van de onderhandelingen voorgesteld om de Europese Raad voor digitale diensten (artikel 47), de onafhankelijke adviesgroep bestaande uit de coördinatoren voor digitale diensten van alle lidstaten, expliciet de opdracht te geven om richting te geven aan de wijze waarop toezichthouders de certificering van geschillencommissies moeten verrichten. Dit moet voorkomen dat er al te grote verschillen tussen geschillencommissies ontstaan, wat anders forumshopping kan uitlokken. Het is op het moment nog onzeker of dit voorstel wordt overgenomen in de Raad.

11

Het voorstel maakt het niet mogelijk om klachten in te dienen over het niet aanbevelen van informatie van een klager aan andere gebruikers. Evenmin kan worden geklaagd over het niet opnemen van informatie in zoekresultaten. Aan de Europese Commissie hebben de fractieleden van GroenLinks de volgende vragen gesteld:

  • 1. Waarom heeft de Europese Commissie er niet voor gekozen dit eveneens onder het bereik van artikel 17 van de verordening te brengen? Immers, zichtbaarheid van informatie kan zo beïnvloed worden, zonder dat die informatie wordt verwijderd of ontoegankelijk gemaakt. Beperking van zichtbaarheid hoeft op grond van artikel 15 van de verordening niet uitdrukkelijk aan de gebruiker te worden medegedeeld;

  • 2. Waarom heeft de Europese Commissie er niet voor gekozen van het platform een toelichting te vereisten bij iedere vorm van ingrijpen, waaronder ingrijpen ten aanzien van zichtbaarheid van informatie?

Graag ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie ook een appreciatie van de regering op bovenstaande punten.

Antwoord

Het kabinet is van mening dat de verplichting om gebruikers meer invloed te geven op aanbevelingsalgoritmes (artikel 29) hen reeds meer inzicht geeft in de invloed van die algoritmes. Daarmee kan ook zichtbaar worden welke informatie het algoritme mogelijk wegdrukt.

Bovendien ziet het kabinet niet hoe een online platform zichtbaar kan maken welke informatie zij niet aanbeveelt zonder die informatie te tonen. Dit zou in de praktijk betekenen dat alle informatie altijd getoond moet worden en er in de praktijk dus geen ruimte meer is voor aanbevelingsalgoritmes of het anderszins selecteren van informatie. Dat lijkt veel op het algemene verbod op microtargeting waar de leden ook om vragen, en waarop het kabinet hiervoor heeft gereageerd.


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV) (voorzitter), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Stienen (D66) (ondervoorzitter), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Doornhof (CDA), Karimi (GL), vac. (Fractie-Nanninga) Veldhoen (GL), Vos (PvdA), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Dittrich (D66), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (FVD)

X Noot
2

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), vac. (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga). Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (FVD)

X Noot
3

Dossier E210013 op https://www.eerstekamer.nl/eu/.

X Noot
4

Dossier E210013 op https://www.eerstekamer.nl/eu/.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2020–2021, 22 112, nr. 3050.

X Noot
6

Richtlijn (EU) 2019/790.

X Noot
7

COM(2018)640 final.

X Noot
8

Aanbeveling (EU) 2018/334.

X Noot
9

Richtlijn (EU) 2019/790.

X Noot
10

COM(2018)640 final

X Noot
11

Aanbeveling (EU) 2018/334.

X Noot
12

Kamerstuk 35 454, nr. 6 en 7

X Noot
13

Bijlage bij Kamerstuk, 2013–2014, 28 165 nr. 165

X Noot
14

Kamerstuk 31 935, nr. 67

Naar boven