35 849 Voorstel van het Presidium tot wijziging van de Regeling vertrouwelijke stukken in verband met de verduidelijking van procedures

Nr. 2 VOORSTEL

De Regeling vertrouwelijke stukken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. De personen, bedoeld in het eerste lid, onder a, kunnen aantekeningen maken. De aantekeningen worden op naam van de betreffende persoon bewaard bij het Centraal Informatie Punt en liggen slechts voor hem ter inzage. Een plaatsvervangend griffier kan de aantekeningen ophalen ten behoeve van een besloten overleg van de betreffende commissie. Na het betreffende overleg worden de aantekeningen direct geretourneerd door de plaatsvervangend griffier aan het Centraal Informatie Punt.

2. In het zesde lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid».

3. In het zevende lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door «vijfde lid».

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Het Centraal Informatie Punt registreert de naam van degene die inzage in een vertrouwelijk stuk is gegeven. De registratie is in te zien door de plaatsvervangend griffier. De registratie is verder slechts in uitzonderlijke gevallen in te zien indien daarvoor toestemming is verkregen van de Griffier.

B

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a Behandeling vertrouwelijkheid

1. De brief waarmee een vertrouwelijk stuk is aangeboden aan de Kamer, wordt op de procedurevergadering van de behandelende commissie geagendeerd voor behandeling. Hierbij wordt vermeld dat de motivering van de vertrouwelijkheid van het stuk en andere voorwaarden daaromtrent ter bespreking zijn.

2. De commissie kan, indien zij van oordeel is dat de vertrouwelijkheid en voorwaarden waaronder het stuk is aangeboden niet genoegzaam zijn gemotiveerd, besluiten:

  • a. een nadere motivering omtrent de vertrouwelijkheid van het betreffende stuk te verzoeken aan de afzender;

  • b. aanpassing van de voorwaarden te verzoeken aan de afzender, of

  • c. een overleg, al dan niet besloten, te voeren met de afzender over de vertrouwelijkheid van het betreffende stuk of de voorwaarden waaronder het is aangeboden aan de Kamer.

3. Indien de commissie na een besluit als bedoeld in het tweede lid een ander oordeel dan de afzender heeft over de vertrouwelijkheid van het stuk of over de voorwaarden waaronder het stuk is aangeboden, kan zij de Kamer verzoeken hierover een uitspraak te doen.

4. De personen die op grond van het artikel 4, eerste lid, om inzage in een vertrouwelijk stuk kunnen verzoeken, kunnen de inhoud van het vertrouwelijke stuk onderling bespreken, ongeacht of zij inzage in het betreffende stuk hebben gehad.

C

Na paragraaf 2 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2a Tijdelijke terinzagelegging

Artikel 4b Tijdelijk ter inzage gelegde vertrouwelijke stukken

1. In uitzonderlijke gevallen kan een vertrouwelijk stuk slechts tijdelijk ter inzage worden gelegd. Bij de brief ter aanbieding van het stuk wordt nadrukkelijk gemotiveerd waarom het stuk slechts tijdelijk ter inzage wordt gelegd en wordt de termijn voor de ter inzagelegging vermeld.

2. De Kamer kan na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, de afzender verzoeken het betreffende stuk opnieuw aan de Kamer aan te bieden.

3. De artikelen 2 tot en met 4a zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2c Staatsgeheime stukken

Artikel 4c Staatsgeheime stukken

1. In zeer uitzonderlijke gevallen kan een staatsgeheim stuk ter inzage worden gelegd. Bij de brief ter aanbieding van het stuk wordt nadrukkelijk het staatsgeheime karakter van het stuk gemotiveerd.

2. Artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 3, eerste lid, zijn van toepassing, met dien verstande dat uitsluitend de brief ter aanbieding van het staatsgeheime stuk aan de Griffie plenair wordt verstrekt en het staatsgeheime stuk uitsluitend wordt verstrekt aan de plaatsvervangend griffier die de behandelende commissie bijstaat.

3. Het staatsgeheime stuk wordt ter inzage gelegd bij de plaatsvervangend griffier die de behandelende commissie bijstaat. Deze bewaart het stuk op een daartoe geschikte plaats.

4. Slechts leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Griffier en de plaatsvervangend griffier die de behandelende commissie bijstaat hebben inzage in het staatsgeheime stuk. De inzage door leden vindt niet eerder plaats dan nadat zij schriftelijk zijn gewezen op het juridisch kader omtrent de behandeling van staatsgeheime stukken en zij dit kader gezien verklaren. Artikel 4, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aantekeningen slechts ten behoeve van een besloten overleg kunnen worden opgehaald.

5. De plaatsvervangend griffier die de behandelende commissie bijstaat registreert de naam van degene die inzage in een staatsgeheim stuk is gegeven. De registratie is slechts in uitzonderlijke gevallen in te zien indien daarvoor toestemming is verkregen door de Griffier.

Toelichting

Inleiding

Deze wijziging van de Regeling vertrouwelijke stukken voorziet in het opnemen van enige verduidelijkingen en aanvullingen omtrent de omgang met vertrouwelijke stukken door de Kamer. Daarnaast wordt met deze wijziging een regeling geboden voor het in uitzonderlijke gevallen slechts tijdelijk aan de Kamer ter inzage geven van stukken. Ten slotte voorziet de wijziging in een uitdrukkelijke regeling voor staatsgeheime stukken.

Aantekeningen

Voor Kamerleden wordt geregeld dat zij de mogelijkheid krijgen om aantekeningen te maken wanneer zij inzage hebben in een vertrouwelijk stuk. In de praktijk betekent dit dat er voor elk Kamerlid die dit wenst een persoonlijk schrift ligt bij het Centraal Informatie Punt (CIP). Teneinde tijdens besloten overleggen van de behandelende commissie te kunnen beschikken over de aantekeningen, krijgt de plaatsvervangend griffier die de commissie bijstaat de taak om voor het overleg de persoonlijke aantekeningen op te halen bij het CIP en deze daarna weer te retourneren. Desgewenst kunnen commissies hieromtrent praktische werkafspraken maken, bijvoorbeeld over de vervanging van deze plaatsvervangend griffier in verband met verlof of ziekte.

Inzage en registratie

Het inzien van vertrouwelijke stukken is voorbehouden aan een specifieke groep personen en het CIP houdt sinds enkele jaren een registratie bij van degenen die een bepaald stuk hebben ingezien. Het bijhouden van een register is gerechtvaardigd met het oog op het waarborgen van de vereiste vertrouwelijkheid en de handhaving daarvan. Met het voorstel wordt voor een ieder kenbaar gemaakt dat deze registratie plaatsvindt. Het is, mede aangezien deze registratie persoonsgegevens bevat, wenselijk te verduidelijken dat de registratie in beginsel niet wordt verstrekt. Daarom is opgenomen dat inzage in de registratie alleen mogelijk is in twee gevallen. Ten eerste kan de plaatsvervangend griffier ten behoeve van een debat inzage verkrijgen. De griffier is immers degene die tijdens het debat de Voorzitter dient te adviseren over mogelijke schending van vertrouwelijkheid. Daarvoor is het nuttig om te weten wie inzage heeft verkregen in het betreffende stuk. Ten tweede kan inzage in de registratie in uitzonderlijke gevallen indien daarvoor toestemming van de Griffier verkregen is. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat een onderzoek wordt gedaan naar schending van vertrouwelijkheid en inzage in het register daarbij noodzakelijk is. De toestemming wordt verleend door de Griffier gelet op het belang van neutraliteit en de door de Kamer gemandateerde taken op het terrein van archivering.

Behandeling vertrouwelijke status

Conform de motie-Van der Molen/Omtzigt1 wordt verder een voorstel gedaan om de behandeling van de vertrouwelijkheid van bepaalde stukken uitdrukkelijker onder de aandacht te brengen van de meest betrokken commissie, waarmee de verantwoordelijkheid van de Kamer om zoveel mogelijk in openbaarheid haar werk te doen recht kan worden gedaan. Er wordt voorgesteld om de aanbiedingsbrief met daarin de motivering om een stuk vertrouwelijk aan te bieden aan de Kamer, ter bespreking te agenderen voor de procedurevergadering. Hiermee wordt de Kamer altijd een gelegenheid geboden zich uitdrukkelijk uit te spreken over de vertrouwelijkheid. Zo nodig vindt de bespreking plaats in het besloten deel van de procedurevergadering. Het kan zijn dat bij de aanbieding bepaalde beperkende voorwaarden zijn gesteld over het vertrouwelijk aangeboden stuk, zoals ten aanzien van de kring van inzagegerechtigden. Hiervoor wordt eenzelfde behandeling geboden. Opgemerkt wordt dat een beperking in de kring van inzagegerechtigden, zeker wanneer het een beperking ten aanzien van Kamerleden betreft, een zorgvuldige motivering vereist. Gelet op het constitutionele inlichtingenrecht van artikel 68 Grondwet worden inlichtingen in beginsel immers aan de gehele Kamer verstrekt.

Verwacht mag worden dat de motivering van de vertrouwelijkheid en eventuele nadere voorwaarden die de afzender stelt, zoveel mogelijk in een openbare brief worden toegelicht gelet op het grondwettelijke uitgangspunt dat de Kamer in openbaarheid vergadert. Alleen in de gevallen waarin dit echt niet mogelijk is, wordt een zogenaamde mededeling (Kamerstuk) uitgebracht en wordt de vertrouwelijkheid besproken in een besloten (deel van de) vergadering. De motivering voor de vertrouwelijkheid staat dan immers in het vertrouwelijke stuk dat ter inzage ligt.

De commissie kan, als zij de motivering onvoldoende acht, besluiten om de afzender te verzoeken een nadere motivering te verschaffen. Daartoe kan ook een (besloten) overleg worden gevoerd. Tot slot kan de commissie, nadat deze stappen zijn gezet en zij van oordeel is dat de vertrouwelijkheid nog steeds onvoldoende is gemotiveerd en het stuk openbaar dan wel deels openbaar gemaakt zou kunnen worden, of onder ander voorwaarden aan de Kamer zou moeten worden aangeboden, het geval kunnen voorleggen aan de Kamer. De Kamer kan hierover dan een uitspraak doen. De meest vergaande uitspraak die de Kamer in staatsrechtelijk opzicht hierbij kan doen ten aanzien van het verstrekken van inlichtingen door bewindspersonen is het opzeggen van het vertrouwen. Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat de Kamer niet kan besluiten de vertrouwelijkheid op te heffen.

De voorgestelde procedure beoogt de informatiepositie van de Kamer te versterken door een verduidelijkte behandelwijze voor vertrouwelijke stukken te bieden. De regeling sluit echter niet uit dat door de Kamer, haar commissies of individuele leden een andere behandelwijze wordt gevolgd indien dat wenselijk is om invulling te geven aan het grondwettelijke inlichtingenrecht.

Verder wordt in het nieuwe artikel over de commissiebehandeling verduidelijkt dat over vertrouwelijke stukken onderling gesproken mag worden door personen die een recht van inzage hebben voor het vertrouwelijke stuk. Wel dient men zich er vanzelfsprekend steeds van te vergewissen dat de persoon met wie gesproken wordt ook inzagegerechtigd is. Hierbij is niet van belang of een persoon daadwerkelijk het stuk heeft ingezien. De vertrouwelijkheid berust op de informatie die besloten ligt in het stuk. De vertrouwelijkheid gaat dus altijd mee met de informatie. Personen die anders dan door inzage kennis krijgen van vertrouwelijke informatie, dienen deze informatie vertrouwelijk te houden. Deze norm geldt nu al volgens het Reglement van Orde en het Wetboek van Strafrecht.

Tijdelijke inzage

Naar aanleiding van de motie-Van der Molen/Omtzigt2 en de motie-Van Nispen c.s.3 wordt voorgesteld een regeling te treffen voor de uitzonderlijke gevallen dat een stuk alleen tijdelijk ter inzage kan worden gelegd. Dit is in de praktijk nu reeds zeldzaam en dient vanuit het perspectief van toegankelijkheid ook zoveel mogelijk te worden voorkomen. Daarom is het wenselijk om vast te leggen hoe de Kamer hiermee omgaat. Zo dient de tijdelijkheid van de terinzagelegging nadrukkelijk te worden gemotiveerd. Voor de toetsing hiervan kan de in deze regeling voorgestelde commissiebehandeling worden gevolgd. Tevens wordt in het voorstel benadrukt dat de Kamer altijd kan verzoeken om het stuk opnieuw ter inzage te leggen. Verwacht wordt dat het stuk dan terstond ter inzage kan worden gegeven aan de Kamer. Dit betekent dat degene van wie het stuk afkomstig is moet voorzien in een deugdelijke archivering van het stuk, voor zover daartoe niet reeds een verplichting bestaat op grond van de Archiefwet.

Staatsgeheime stukken

Tot slot regelt dit voorstel een aparte handelwijze voor staatsgeheime stukken. Het is in de praktijk gebleken dat het noodzakelijk kan zijn voor bewindspersonen of een Hoog College van Staat om de Kamer te informeren, terwijl deze informatie als staatsgeheim is aangemerkt. Voor deze zeer uitzonderlijke gevallen is een aparte behandeling gewenst die aansluit bij het karakter van de betreffende informatie. Het voorstel verheldert en verankert deze behandeling.4 De Griffie plenair is belast met de registratie in Parlis van de aanbiedingsbrief en neemt ook alleen deze brief in ontvangst. Denkbaar is dat de aanbiedingsbrief bijvoorbeeld alleen metagegevens bevat en daarmee feitelijk het karakter heeft van een mededeling. De afzender dient er dan ook voor te zorgen dat geen vertrouwelijke gegevens in deze brief zijn opgenomen. Het staatsgeheime stuk zelf wordt direct aan de plaatsvervangend griffier die de behandelende commissie bijstaat overhandigd zonder tussenkomst van de Griffie plenair. De afzender dient daarom voorafgaand aan de aanbieding zich ervan te vergewissen dat de betreffende plaatsvervangende griffier aanwezig is om het staatsgeheime stuk in ontvangst te nemen. Voor de beschikbaarheid van de plaatsvervangend griffier kunnen werkafspraken worden gemaakt tussen deze en de afzender. Ook de kring van inzagegerechtigden is afwijkend. Zo hebben alleen de Tweede Kamerleden, de Griffier en de plaatsvervangend griffier die de behandelende commissie bijstaat inzage in de stukken. Ook worden Kamerledenleden, voordat zij inzage verkrijgen, schriftelijk gewezen op het geldende wettelijk kader omtrent staatsgeheime stukken en dienen zij dit kader voor gezien te ondertekenen. Hiermee voldoet de Kamer aan haar vergewisplicht dat de leden die de staatsgeheime informatie verkrijgen geïnformeerd zijn over dit kader. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat adjunct-griffiers geen toegang hebben tot deze stukken met het oog op de zeer bijzondere aard van deze stukken. De plaatsvervangend griffier bewaart het stuk op een daartoe geschikte plaats, waarmee wordt gedoeld op een kluis, geeft inzage aan de Kamerleden, bewaart de aantekeningen en registreert wie het stuk heeft ingezien.

De Voorzitter, Vera Bergkamp


X Noot
1

Kamerstukken 28 362, nr. 17.

X Noot
2

Kamerstukken 28 362, nr. 16.

X Noot
3

Kamerstukken 34 683, nr. 15. Zie voor de voorschriften omtrent tijdelijke terinzagelegging van documenten bij parlementaire enquêtes en onderzoeken de artikelen 13a en 14c van de Regeling parlementair en extern onderzoek.

X Noot
4

Voor de duidelijkheid wordt erop gewezen dat de regeling uitsluitend betrekking heeft op staatsgeheime stukken die aan de Kamer worden aangeboden en vervolgens door een commissie worden behandeld. Stukken die direct aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten worden aangeboden, behoren hier niet toe en kennen een afzonderlijke behandeling.

Naar boven