35 845 Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd

35 788 Kabinetsformatie 2021

E1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 maart 2022

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 hebben kennisgenomen met de brief van 28 februari 20223 waarin de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer informeert over de wijze waarop de Minister uitvoering wenst te geven aan de motie-Schalk c.s. over het intrekken van wetsvoorstel Niet-indexeren basiskinderbijslagbedrag over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd.4

Naar aanleiding hiervan is op 15 maart 2022 door de leden van de commissie, met uitzondering van de leden van de fracties van VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie, een brief gestuurd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het verzoek om te bevorderen de motie binnen twee weken alsnog te laten uitvoeren.

De Minister heeft op 29 maart 2022 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 15 maart 2022

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met uitzondering van de leden van de fracties van VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie, hebben met teleurstelling kennisgenomen van uw brief van 28 februari 20225 waarin u de Kamer informeert over de wijze waarop u uitvoering wenst te geven aan de motie-Schalk c.s. over het intrekken van wetsvoorstel Niet-indexeren basiskinderbijslagbedrag over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd.6

In deze brief stelt u terecht dat het voorlopig verslag bij het voornoemde wetsvoorstel reeds op 30 november 2021 is vastgesteld en dat de vm. Staatssecretaris de Kamer op 17 december 2021 een uitstelbericht heeft gestuurd. Sinds die tijd zijn echter bijna drie maanden verstreken. De leden van de commissie achten het niet wenselijk om een dergelijke ingrijpende maatregel als het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag over de in het wetsvoorstel genoemde jaren zo lang boven de markt te laten hangen, temeer omdat het niet-indexeren over het jaar 2022 inmiddels feitelijk onmogelijk is. Mede gezien het feit dat de inflatie ook al ten tijde van het debat fors opliep, is de motie-Schalk c.s. ingediend en door de Kamer aanvaard. De huidige ontwikkelingen onderstrepen deze zorg.

De leden van de vaste commissie verzoeken u te bevorderen dat het wetsvoorstel binnen twee weken na dagtekening van deze brief alsnog wordt ingetrokken, dan wel dat de memorie van antwoord binnen deze termijn aan de Kamer wordt gezonden. Na deze termijn zal de commissie overwegen af te zien van haar wens om de in het voorlopig verslag gestelde vragen beantwoord te hebben, en vervolgens eindverslag uitbrengen, teneinde het wetsvoorstel voor plenaire afhandeling te agenderen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2022

Op 15 maart jl. heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van uw Kamer mij bericht7 over de teleurstelling die bij de meerderheid van uw Kamer bestaat over de wijze waarop ik uitvoering wens te geven aan de motie-Schalk c.s. over het intrekken van wetsvoorstel niet-indexeren basiskinderbijslagbedrag over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd8. De commissie verzoekt mij te bevorderen dat het wetsvoorstel wordt ingetrokken, dan wel dat de memorie van antwoord spoedig aan de Kamer wordt gezonden.

Ik heb begrip voor de zorg over de voortgang van het wetgevingsproces aan kabinetszijde. Met uw Kamer streef ik ernaar om zo spoedig mogelijk duidelijkheid te bieden over de voortgang van het wetsvoorstel. Naast bovengenoemde motie heeft uw Kamer in het debat naar aanleiding van de regeringsverklaring negen moties aangenomen, waarvan een aantal met budgettaire consequenties. Dit vraagt om een integrale afweging van beleidswensen en het vinden van de benodigde dekking. Tijdens de voorjaarsbesluitvorming vindt deze afweging plaats. Op dat moment weegt het kabinet de verschillende belangen integraal tegen elkaar af.

Het kabinet realiseert zich daarbij ook dat voor het wetsvoorstel in uw Kamer onvoldoende draagvlak bestaat. Om die reden heroverweegt het kabinet dit wetsvoorstel. Ik vraag uw begrip voor het feit dat ik niet vooruit kan lopen op de uitkomst van de voorjaarsbesluitvorming.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

De letter E heeft alleen betrekking op 35 845.

X Noot
2

Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), Ester (CU), Vos (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD) (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (FVD), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL), Moonen (D66), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), De Vries (Fractie-Otten), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

X Noot
3

Kamerstukken I 2021–2022, 35 845, D.

X Noot
4

Kamerstukken I 2021–2022, 35 788, P.

X Noot
5

Kamerstukken I 2021–2022, 35 845, D.

X Noot
6

Kamerstukken I 2021–2022, 35 788, P.

X Noot
7

Brief van 15 maart 2022, 170839.01U.

X Noot
8

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, nr. P.

Naar boven