De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het wetsvoorstel 35845, met betrekking tot «niet-indexeren basiskinderbijslagbedrag
over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd»,
door de Tweede Kamer is aanvaard,
overwegende dat het kabinet niet tijdig heeft gereageerd op het voorlopig verslag
zoals uitgebracht door de commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en voorts
heeft aangegeven dat het niet-indexeren per 1 januari 2022 niet kon ingaan, maar dat
het wetgevingsproces zomaar vervolgd kan worden,
overwegende dat de prijsstijging momenteel significant is, met een inflatie van ruim
7 procent, wat voor gezinnen tot forse koopkrachtdalingen kan leiden, en dat het niet-indexeren
langdurig effecten heeft,
constaterende dat gezinnen met kinderen, met name in de lagere inkomensgroepen, zwaar
getroffen worden door het niet-indexeren, waardoor steeds meer kinderen onder de armoedegrens
terecht komen, terwijl dit strijdig is met de ambitie van dit kabinet om het aantal
kinderen in armoede te halveren,
verzoekt de regering het wetsvoorstel 35845 over het Niet-indexeren basiskinderbijslagbedrag
over de jaren 2022, 2023 en deel over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd,
in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Schalk
Van Dijk
Koffeman
Janssen
M.L. Vos
Van der Linden
Faber-Van de Klashorst
Otten
Rosenmöller
Van Rooijen
Raven