Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35772 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35772 nr. E |
Ontvangen 4 juli 2022
Het verheugt mij dat de leden van de fracties van de VVD, PVV en de PvdA kennis hebben genomen van het voorstel van wet tot wijziging van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) ten behoeve van de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (hierna: LAA). De leden van voornoemde fracties hebben over het wetsvoorstel verschillende vragen en opmerkingen. Ik dank de fracties voor hun bijdrage en ga graag in op de – hieronder gecursiveerde – vragen en opmerkingen. Hierbij is de indeling en volgorde van het verslag aangehouden. Achter de diverse vragen van de fracties is dikgedrukt het vraagnummer genoteerd zodat bij de beantwoording van vragen ook verwezen kan worden naar de beantwoording van andere vragen.
Het oorspronkelijke wetsvoorstel is tijdens de behandeling in de Tweede Kamer inhoudelijk aanzienlijk gewijzigd. Acht de regering het daarom zinvol in het kader van het uitvoeringsproces thans aanvullend een uitvoeringstoets te laten verrichten? Of acht de regering dit overbodig? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een met redenen omklede reactie (1).
De leden van de VVD-fractie constateren terecht dat het wetsvoorstel tijdens de behandeling in de Tweede Kamer inhoudelijk is gewijzigd door aangenomen amendementen. Zo zijn evaluatie- en voorhangbepalingen opgenomen en is expliciet bepaald dat menselijke tussenkomst een vereiste is bij het adresonderzoek en de ontwikkeling van risicoprofielen. Een aantal van deze amendementen, zoals de voorhang- en evaluatiebepalingen, zien op de (regelgevende) procedures en niet op de werkwijze van LAA zelf. De andere aangenomen amendementen, bijvoorbeeld over menselijke tussenkomst, waren veelal reeds onderdeel van de aanpak en zijn nu ook als zodanig wettelijk geborgd. Voor de appreciatie van deze amendementen heb ik de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens gevraagd naar de uitvoerbaarheid van de voorstellen. De aangenomen amendementen zijn als uitvoerbaar beoordeeld, waardoor ik een nieuwe uitvoeringstoets op dit moment niet noodzakelijk acht. Zoals ik heb toegezegd in mijn brief aan de Tweede Kamer van 25 maart jongstleden stel ik samen met gemeenten werkinstructies op voor een goede uitvoering van deze wet, inclusief amendementen. Deze instructies zien in ieder geval op de borging van menselijke tussenkomst in het adresonderzoek.1
Kan de regering, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, uiteenzetten met welke waarborgen de doeltreffendheid en rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens bij de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) worden omkleed? (2)
Het wetsvoorstel bevat de noodzakelijke waarborgen voor een rechtmatige en doeltreffende verwerking van persoonsgegevens ter bescherming van de privacy van burgers. Rechtmatigheid betekent dat de gegevensverwerking niet verder gaat dan is toegestaan binnen de gecreëerde wettelijke grondslag. Dit is in de eerste plaats geborgd doordat limitatief wordt vastgelegd wie welke persoonsgegevens op welke wijze mag verwerken. Uitbreiding van gegevensverwerking vraagt per definitie om aanpassing van deze regelgeving en daarmee om voorafgaande toetsing door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Zo wordt geborgd dat de gegevensverwerking niet verder gaat dan noodzakelijk is om het doel – het verbeteren van de adreskwaliteit – te bereiken. In de tweede plaats zijn er waarborgen om ervoor te zorgen dat de uitvoeringspraktijk handelt in overeenstemming met de wettelijke kaders. Samen met gemeenten stel ik werkinstructies op om te zorgen dat de wettelijke waarborgen (zoals menselijke tussenkomst) onderdeel blijven van de uitvoeringspraktijk. De AP is toezichthouder voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de Wet BRP.
Hiernaast kent deze wet en de daarop gebaseerde lagere regelgeving ook andere waarborgen die de rechten en vrijheden van burgers beschermen. Het gaat daarbij om het bieden van transparantie, door precies te benoemen welke persoonsgegevens en risicoprofielen worden gebruikt. In de AMvB onder dit wetsvoorstel wordt limitatief vastgelegd welke analysemethoden de Minister van BZK binnen LAA inzet. Het ontwerpbesluit is op 10 juni jongstleden aan uw Kamer verzonden in het kader van de voorhangprocedure. Daarnaast schrijft deze wet voor dat wezenlijke menselijke tussenkomst een vereiste is, zowel bij de totstandkoming van een risicoprofiel, als bij het adresonderzoek door de gemeente. Verder is van belang dat deze wet duidelijk maakt wie waarvoor aanspreekbaar (verantwoordelijk) is en waar de burger terecht kan met vragen. Voor een nadere toelichting op deze wettelijke waarborgen verwijs ik naar genoemde brief van 25 maart jongstleden.2
De doeltreffendheid ziet op het effect van de gegevensverwerking in de praktijk. In de werkwijze van LAA worden de profielen (selectiefactoren en drempelwaarden) steeds doorontwikkeld, om de effectiviteit (trefkans) van de aanpak hoog te houden. Alle profielen en informatiebronnen worden periodiek getoetst op de meerwaarde voor het adresonderzoek. Profielen die niet langer meerwaarde hebben – bijvoorbeeld omdat zij in afnemende mate leiden tot een correctie van het adres in de BRP – worden niet meer gebruikt. Op deze wijze wordt de doeltreffendheid van de aanpak ook in de toekomst geborgd.
Het wetsvoorstel is in de Tweede Kamer op verschillende punten geamendeerd, waardoor naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie het wetsvoorstel is verbeterd. Tevens nam de Tweede Kamer verschillende moties aan. Bij de beoordeling van voorliggend wetsvoorstel is het dienstig te weten hoe de regering deze moties denkt te gaan uitvoeren. Kan de regering daarom uiteenzetten hoe zij de volgende moties denkt te gaan uitvoeren: motie 26 over een onafhankelijke evaluatie van de LAA, motie 30 over het afsluiten van een convenant met signaalleveranciers voordat de wet in werking treedt, motie 31 over het enkel gebruikmaken van signalen van derden en uitvoeringsorganisaties als kan worden uitgesloten dat deze gebaseerd zijn op risicoprofielen met discriminatoire werking en motie 32 over een instructie om de verbetering van adreskwaliteit samen te laten gaan met signaleren, voorkomen, bestrijden en terugkoppelen van sociale problematiek? (3)
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de uitvoering van een aantal van de bij de wetsbehandeling aangenomen moties. Voor motie 26 (onafhankelijke evaluatie) geldt dat ik deze zomer een onafhankelijk adviesbureau opdracht geef om de aanpak van LAA te evalueren. Het onderzoek start naar verwachting in september. De evaluatie ziet in ieder geval op een beoordeling van het effect van het project LAA op de adreskwaliteit en op de nevenopbrengsten; het vroegtijdig signaleren van sociale problematiek en het rechtmatig toekennen van overheidsvoorzieningen. Over de uitkomsten van deze evaluatie zal ik uw Kamer naar verwachting eind dit jaar, en in ieder geval voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel informeren. Dit laatste geldt ook voor de uitvoering van motie 30 (sluiten van convenanten). Zoals aangegeven in mijn brief van 25 maart zal ik afspraken maken met de aan te wijzen overheidsorganen en derden (signaalleveranciers). Deze afspraken komen terecht in convenanten. Vooralsnog gaat het alleen om overheidsorganen: Belastingdienst, UWV, CJIB en RDW. De afspraken met deze partijen hebben tot doel om, gegeven de verantwoordelijkheidsverdeling, een gezamenlijke standaard te hanteren voor de verwerking van persoonsgegevens en de inzet van risicoprofielen bij LAA.3 Hierbij denk ik onder andere aan de afspraak dat alle deelnemers aan LAA de Handreiking Non-discriminatie by design4 en de Richtlijnen voor het toepassen van algoritmen door overheden5 in acht nemen bij het opstellen en toepassen van risicoprofielen. Zo wordt met deze convenanten gelijktijdig uitvoering gegeven aan motie 31 (voorkomen van discriminatoire risicoprofielen bij signaalleveranciers). Aanwijzing als signaalleverancier voor LAA is pas aan de orde nadat dergelijke afspraken zijn gemaakt. Ik ben de komende periode met deze partijen verder in gesprek en de gemaakte afspraken (convenanten) zal ik doen toekomen aan uw Kamer. De uitvoering van motie 32, ten slotte, zal plaatsvinden in het kader van het opstellen van werkinstructies voor gemeenten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, stel ik samen met gemeenten werkinstructies op voor een goede uitvoering van deze wet. Daarin zal ook een instructie worden opgenomen om de verbetering van adreskwaliteit samen te laten gaan met signaleren, voorkomen, bestrijden en terugkoppelen van sociale problematiek.
De Tweede Kamer heeft het amendement Dekker-Abdulaziz c.s. aangenomen over een verbod op discriminatoire selectie op grond van nationaliteit, geboorteplaats of daarvan afgeleide gegevens. Op basis van dit amendement wordt de bevoegdheid van de Minister beperkt om bij de uitvoering van deze wet gegevens te verwerken over nationaliteit, geboorteplaats of gegevens die daarvan zijn afgeleid. Kan de regering aangeven wat dit voor de uitvoerbaarheid van deze wet betekent, vragen de PVV-fractieleden. (4) Kan de regering daarbij specifiek aangeven hoe door het aannemen van dit amendement effectieve inzet van deze wet nog mogelijk is bij adresonderzoeken ten aanzien van illegaal i in Nederland verblijvende personen en misstanden bij huisvesting van arbeidsmigranten? (5)
Het betreffende amendement van het Dekker-Abdulaziz c.s. heeft geen negatieve gevolgen voor de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Met dit amendement wordt geëxpliciteerd dat het gebruik van risicoprofielen door de Minister van BZK bij LAA nooit tot discriminatoire selectie van burgers mag leiden. Het gaat in dit verband aldus om ongeoorloofd onderscheid op basis van de gegevens nationaliteit, geboorteplaats of alle afgeleiden daarvan. Onder afgeleiden vallen bijvoorbeeld de gegevens «naam» en «datum eerste inschrijving in Nederland». Uit deze gegevens kan, al dan niet in combinatie met andere gegevens, informatie over iemands afkomst worden verkregen, bijvoorbeeld over het feit dat iemand niet in Nederland is geboren. Van belang is dat niet ieder gebruik van deze gegevens per definitie discriminatoir (ongeoorloofd onderscheid) en dus verboden is. Het is geen categorisch verbod op bepaalde gegevens, maar een explicitering dat bepaald gebruik van die gegevens niet is toegestaan. Het gegeven «naam» is bijvoorbeeld noodzakelijk voor het adresonderzoek om gezinsverbanden vast te stellen en om burgers aan te schrijven om hen te informeren over het adresonderzoek. Dit gebruik van «naam» is niet discriminatoir en is dus toegestaan. Het voorgaande betekent ook dat LAA onverminderd een bijdrage kan leveren aan het oplossen van de problematiek van arbeidsmigranten. De aanpak ziet immers evengoed op personen die rechtmatig in Nederland verblijven, maar die ten onrechte niet als ingezetene in de BRP geregistreerd staan. Het doel is om deze personen alsnog met een adres te registreren. Dit geldt niet voor illegaal in Nederland verblijvende personen, deze personen worden namelijk niet in de BRP geregistreerd met een Nederlands woon- of briefadres.
Ten aanzien van de kwaliteit van de gegevens in de Basisregistratie Personen (BRP) stelt het rapport «Kwaliteitsinformatie Stelsel van Basisregistraties 2020»: «In 2018 bleek in 96,3% van de gevallen dat de personen die in de BRP op een bepaald adres staan ingeschreven daadwerkelijk op dat adres wonen. Op adresniveau was de kwaliteit in 2018 93,8%. Dat betekent dat in 93,8% van de gevallen alle in de BRP ingeschreven personen op een bepaald adres daar ook daadwerkelijk wonen. De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat deze cijfers van 2018 zijn en vragen de regering of zij kan aangeven of er inmiddels actuelere cijfers beschikbaar zijn? (5). Voor de BRP is de norm dat gegevens voor 99% administratief correct zijn. In 2011 was de betrouwbaarheid van de GBA 97,8 procent. Destijds is voor de BRP een verbeterslag ingezet die eind 2014 tot een betrouwbaarheid van 99 procent moest leiden. De leden van de PVV-fractie hebben het volgende gelezen: «Plasterk noemt op basis van de opgedane ervaring van de laatste jaren inmiddels «een adreskwaliteit van 98 procent het maximaal haalbare.» Kan de regering, gelet op deze eerder ingezette acties, aangeven in hoeverre het de verwachting is of met voorliggend wetsvoorstel deze norm wel gehaald kan worden? (6)
De leden van de PVV-fractie vragen naar het CBS-onderzoek over de kwaliteit van de BRP. Dit onderzoek heeft in 2018 voor het laatst plaatsgehad.6 Het CBS heeft een opdracht voor de uitvoering van een nieuwe meting van de kwaliteit, de uitvoering van die meting was echter uitgesteld doordat de noodzakelijke huisbezoeken niet goed mogelijk waren in verband met de corona-maatregelen. Op dit moment is het onderzoek van het CBS in de afrondende fase, de uitkomsten en een reactie daarop verwacht ik na de zomer openbaar te maken. Hiernaast heb ik stichting ICTU opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de maximaal haalbare kwaliteit van de BRP. Daarbij wordt ook ingegaan op factoren die de maximale kwaliteit beïnvloeden. Over de uitkomsten van dat onderzoek verwacht ik de Tweede Kamer voor het einde van het jaar te informeren. Voor wat betreft de impact van dit wetsvoorstel op het behalen van die maximale kwaliteit is het volgende van belang. LAA is niet het enige middel waarmee gewerkt wordt aan een hogere adreskwaliteit: ook een zorgvuldig balieproces bij inschrijving in de gemeente draagt daaraan bij. Verder bestaat al geruime tijd voor organisaties die gebruikmaken van de BRP de wettelijke verplichting om bij de betreffende gemeente melding te doen van mogelijk onjuiste gegevens. Dit worden ook wel (reguliere) terugmeldingen genoemd. Jaarlijks worden er omstreeks 28.000 reguliere terugmeldingen gedaan. LAA kan jaarlijks in ieder geval 45.000 extra signalen opleveren. LAA zorgt daarmee voor een aanzienlijke vermeerdering van het aantal onderzoeksignalen voor de BRP; gevallen die via de reguliere terugmeldingen niet gevonden worden. Om een in procentpunten zichtbare verbetering in de totale adreskwaliteit te bewerkstelligen, zijn – gegeven de circa 8 miljoen adressen in ons land – aanzienlijk meer adresonderzoeken nodig dan capacitair mogelijk is. Dit laat onverlet dat de aanpak van LAA – gegeven de zichtbare vermeerdering in het aantal onderzoekssignalen en de maatschappelijke baten van het adresonderzoek – van meerwaarde is.
Kan de regering aangeven in hoeverre bij deze cijfers rekening wordt gehouden met illegaal in Nederland verblijvende personen? (7) Kan de regering meer specifiek aangeven in hoeverre illegaal in Nederland verblijvende personen geregistreerd zijn in de BRP? (8) Kan de regering tevens aangeven hoeveel personen (naar inschatting) op dit moment in Nederland verblijven en hoeveel van hen in de BRP geregistreerd staan? (9)
Op grond van de Wet BRP worden enkel personen die rechtmatig in Nederland verblijven geregistreerd als ingezetene (met een woonadres of briefadres in een Nederlandse gemeente). Het CBS onderzoek ziet daarmee ook enkel op personen die langere tijd rechtmatig in Nederland verblijven en aldus in de BRP als ingezetene geregistreerd moeten zijn. Op 1 januari 2022 stonden 17.590.672 personen ingeschreven als ingezetene in de BRP. Voor de meest recente schatting van het aantal onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen, die aldus niet als ingezetene in de BRP staan, verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 december 2020.7
Kan de regering daarnaast aangeven in hoeverre in Nederland verblijvende arbeidsmigranten consequent worden geregistreerd in de BRP en in hoeverre er in de praktijk adresonderzoeken plaatsvinden in wooncomplexen en/of huisvestingslocaties van arbeidsmigranten? (10) Kan de regering verder aangeven in hoeverre met dit wetsvoorstel ook effectieve controle en handhaving voorzien is van bewoning van illegale of gedoogde kraakpanden, zo vragen de leden van de PVV-fractie. (11)
Zoals mijn ambtsvoorganger in zijn brief aan de Tweede Kamer van 26 mei 2021 meldde, wordt gewerkt om de registratie van arbeidsmigranten in de BRP te verbeteren.8 Sinds begin 2021 worden op basis van toestemming contactgegevens van niet-ingezetenen (waaronder arbeidsmigranten) geregistreerd. Deze zomer worden de technische voorzieningen getest zodat de verblijfadressen van niet-ingezetenen in de BRP geregistreerd kunnen worden. Hiermee verbetert het zicht op het verblijf van deze groep in Nederland. LAA draagt hieraan bij met signalen over personen die als niet-ingezetene staan geregistreerd, maar waarschijnlijk langere tijd in Nederland verblijven en derhalve met een Nederlands woonadres als ingezetene geregistreerd moeten worden. Inschrijving als ingezetene vergroot de zichtbaarheid van deze groep en maakt ook dat deze personen beter toegang kunnen krijgen tot de voorzieningen waar zij recht op hebben. Bij adresonderzoek naar aanleiding van dit signaal Langdurig niet-ingezeten is gebleken dat in ongeveer een kwart van de gevallen meer zaken niet kloppen aan de BRP-inschrijving op het bezochte adres. Er wonen meer, minder of andere mensen dan in de BRP is geregistreerd. LAA werkt met huisbezoeken, huisvestingslocaties van arbeidsmigranten zijn daarbij niet uitgesloten. Wanneer er twijfel is over de BRP-registratie op zo’n locatie verricht de gemeente adresonderzoek. Van de LAA-profielen «Overbewoning» en «Doorgangsadres» is bekend dat deze onderzoekssignalen over huisvestingslocaties van arbeidsmigranten opleveren.
Voor wat betreft de inzet van LAA op de woningmarkt (onder andere het tegengaan van onrechtmatige bewoning van sociale huurwoningen) is door de Minister van BZK toegezegd te onderzoeken of en hoe LAA hierbij ingezet kan worden. Over de eerste uitkomsten is de Kamer op 6 november 2020 geïnformeerd. Op dit moment wordt vanuit LAA samen met gemeenten en woningcorporaties een eerste proef voorbereid. Op dit moment kent LAA geen risicoprofiel dat specifiek gericht is op de bewoning van kraakpanden. Van belang is dat de inzet van LAA altijd gaat over de vraag of de inschrijving van de personen op het adres correct is. Door het huisbezoek kunnen daarbij ook andere zaken – zoals kraken – aan het licht komen. Het is aan de gemeente om daar vanuit de eigen verantwoordelijkheid opvolging aan te geven.
Op dit moment krijgen gemeenten 70 euro per adresonderzoek. Dit ligt tot eind 2023 vast. Maar over deze financiering (en dus de uitvoerbaarheid) ná 2023 lijkt vooralsnog onduidelijkheid te bestaan. Voor een kwalitatief goede Basisadministratie is het noodzakelijk dat vooraf duidelijkheid is over de kosten en de vergoeding aan gemeenten van een adresonderzoek. Deelt de regering deze visie van de leden van de fractie van de VVD? (12) Wordt de huidige aanpak ná 2023 onderdeel van de BRP-financieringssystematiek? (13) Wordt de huidige vergoeding per adresonderzoek van 70 euro voor gemeenten alsdan blijvend gecontinueerd? (14)
Het financieringsarrangement gedurende de projectfase bestond uit een tegemoetkoming van 70 euro voor gemeenten voor elk afgerond huisbezoek naar aanleiding van een LAA signaal. Ik deel de visie van de leden van de VVD-fractie dat duidelijkheid over de toekomstige financiering van LAA wenselijk is. Ik ben daarom reeds met de VNG – naar aanleiding van de door haar uitgevoerde uitvoeringstoets – in gesprek over de financiering van LAA.
De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting het volgende: «Daarnaast kan het vermoeden bestaan dat een persoon ten onrechte niet als ingezetene op een adres in de gemeente is ingeschreven: de persoon is niet als ingezetene geregistreerd, maar verblijft wel op een adres in Nederland.» Kan de regering aangeven welke waarborgen in het kader van voorliggend wetsvoorstel worden gehanteerd ten aanzien van Nederlandse burgers die een (groot) deel van het jaar te goedertrouw in een recreatiewoning of op een recreatievaartuig verblijven? (16)
Onderhavig wetsvoorstel, noch de Wet BRP, stellen regels over het al dan niet rechtmatig verblijven in een recreatiewoning of op een recreatievaartuig. Voor de BRP en het LAA-onderzoek is de feitelijke woonsituatie leidend. Volgens de Wet BRP moet iedereen die rechtmatig verblijf geniet en naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland zal verblijven, ingeschreven worden in de BRP. Het uitgangspunt is dat de feitelijke verblijfssituatie wordt geregistreerd: het woonadres. Dat geldt ook als dat adres geen woonbestemming heeft. Omgekeerd geeft inschrijving op een adres op zichzelf niet het recht om ergens te wonen. De inschrijving op een adres betekent aldus niet dat de gemeente daarmee permanente bewoning van het recreatieobject ook dient toe te staan. Het is aan gemeenten om de afweging te maken om permanente bewoning al dan niet (tijdelijk) toe te staan of te gedogen. Gemeenten hebben het beste zicht op wat lokaal mogelijk en passend is. Gemeenten kunnen daarbij gebruikmaken van het Stappenplan inschrijven op een adres zonder woonbestemming.9
De memorie van toelichting stelt verder: «Naast bestuursorganen kunnen ook andere instanties, in de hoedanigheid van een «derde die werkzaamheden verricht met een gewichtig maatschappelijk belang» als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet BRP, de Minister voorzien van informatie, voor zover hij die nodig heeft voor de uitvoering van zijn ondersteunende taak. Daartoe wordt voorgesteld in de Wet BRP te bepalen dat bij ministeriële regeling derden als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet BRP worden aangewezen die een terugmelding kunnen doen aan de Minister (artikel 2.37b, derde lid, van het wetsvoorstel).» De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven wat de criteria zijn voor een instantie om te worden aangewezen. Kan de regering aangeven in hoeverre dit ook private en/of commerciële instanties kunnen zijn, zoals banken, verzekeringsmaatschappijen, notariskantoren en telecombedrijven? (17)
Op dit moment is niet voorzien in het aanwijzen van derden (niet overheidsorganen) als signaalleverancier, ondanks dat dit wetsvoorstel die mogelijkheid voor de toekomst wel biedt. Dit betekent dat het in de toekomst mogelijk is om private (ook commerciële) partijen aan te wijzen als signaalleverancier voor LAA. Een belangrijke voorwaarde is wel dat die partijen reeds moeten zijn aangesloten op de centrale BRP. In bijlage 4 bij het Besluit BRP (AMvB) zijn alle categorieën derden opgenomen die op dit moment op de centrale BRP zijn aangesloten. Het gaat om partijen met belangrijke maatschappelijke taken zoals pensioenfondsen, zorgverzekeraars en ziekenhuizen, die gegevens uit de BRP nodig hebben om deze taken uit te voeren. Het wettelijke criterium voor aanwijzing als BRP-derde is dat het moet gaan om werkzaamheden die samenhangen met een overheidstaak, strekken tot het in stand houden van een voorziening voor burgers die onderwerp is van overheidszorg, of waarbij anderszins gelet op de overheidsbemoeienis met die werkzaamheden, ondersteuning daarvan door gegevensverstrekking uit de basisregistratie gerechtvaardigd is.10
Een derde kan vervolgens signaalleverancier voor LAA worden als de verwachting is dat zij een zinvolle bijdrage aan de adreskwaliteit kan leveren; bijvoorbeeld doordat zij in contact met de burger kennis krijgt van mogelijke adresfouten en daar aldus melding van kan doen. Bovenstaande betekent dat aangewezen BRP-derden aldus niet automatisch ook signaalleverancier van LAA zijn. Daarvoor is eerst ook – zoals de leden van de PVV-fractie terecht constateren – aanwijzing als LAA-derde (signaalleverancier) in een ministeriële regeling nodig.
In het kader van het actief donorregistratiesysteem (33.506) wordt iedere meerderjarige Nederlandse ingezetene aangeschreven op basis van de BRP, waarbij de kans bestaat dat burgers door fouten of tekortkomingen in de BRP een aanschrijving niet of niet correct ontvangen en hierdoor actief in het donorregister met «geen bezwaar» geregistreerd worden. Kan de regering aangeven in hoeverre er inmiddels klachten of meldingen bekend zijn van dergelijke ongewenste registraties ten gevolge van tekortkomingen in de BRP, vragen de fractieleden van de PVV (18)
Dergelijke klachten of meldingen zijn niet ontvangen door het CIBG, belast met de aanschrijving van alle personen van 18 jaar en ouder voor het Donorregister. De vragen die het CIBG ontving van burgers hadden betrekking op het aanschrijvingsproces op zich, bijvoorbeeld over wanneer de informatiebrief over de donorregistratie verstuurd zou worden.
Overigens nam CIBG in dit verband de volgende maatregelen om het niet bereiken van burgers te voorkomen. Tijdens de implementatie van de nieuwe Donorwet zijn alle Nederlanders van 18 jaar en ouder aangeschreven die nog geen keuze hadden vastgelegd in het oude Donorregister. Bij dit aanschrijvingsproces zijn ook herinneringsbrieven verstuurd indien een persoon niet reageerde op de eerste brief. Vóór het versturen van de herinneringsbrieven zijn de meest recente adresgegevens gecontroleerd. Pas wanneer een persoon ook op deze herinneringsbrief niet reageerde, is een bevestigingsbrief verstuurd dat die persoon met «geen bezwaar tegen orgaandonatie» in het nieuwe Donorregister komt te staan. Ook vóór het versturen van de bevestiging «geen bezwaar» is gecontroleerd op de meest recente adresgegevens. Daarnaast kon de betreffende burger nog zelf reageren en de keuze in het Donorregister aanpassen. Als er brieven retour kwamen bij het Donorregister, omdat de adresgegevens niet zouden kloppen, werd dit altijd handmatig bekeken door medewerkers van het Donorregister. In de BRP werd dan alsnog gecontroleerd of het adres veranderd was of niet. Was het adres veranderd, dan werd de volgende brief automatisch naar het nieuwe adres verstuurd. Betrof het een bevestiging van de registratie met «geen bezwaar» dan werd dit document nogmaals handmatig naar het nieuwe adres verstuurd, zodat de persoon in kwestie op de hoogte was van de registratie en deze eventueel kon aanpassen. Was het adres niet veranderd, dan werd dat teruggemeld aan de betreffende gemeente, zodat zij kon onderzoeken of de persoon nog wel op het adres woont.
Via een amendement is geregeld dat na drie jaar de wet wordt geëvalueerd. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of zij kan schetsen langs welke (hoofd)lijnen en met welke criteria zij deze evaluatie denkt te laten uitvoeren? (19)
Ter uitvoering van bedoeld amendement zal ik drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een evaluatie uitvoeren. Deze evaluatie zal in ieder geval zien op de effecten van het wetsvoorstel in de praktijk. Het gaat om het effect op de adreskwaliteit en op de nevenopbrengsten; het vroegtijdig signaleren sociale problematiek en het rechtmatig toekennen overheidsvoorzieningen. Hiernaast voorzie ik dat de evaluatie ingaat op de samenwerking tussen de deelnemende organisaties aan LAA en de wijze waarop aan de wettelijke waarborgen (zoals menselijke tussenkomst en non-discriminatie) in de praktijk gestand wordt gedaan.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Handreiking Non-discriminatie by design (2021), zie ook Kamerstukken II 2020/2021, 26 643, nr. 765.
Richtlijnen voor het toepassen van algoritmen door overheden en publieksvoorlichting over data-analyses (2019), Kamerstukken II 2019/2020, 26 643, nr. 641.
Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 6888. Brief van 16 december 2020 van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake vreemdelingenbeleid.
Kamerstukken II 2020/21, 27 859, nr. 153. Brief van 26 mei 2021 van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake Verbeterplan van de registratie van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen.
Stappenplan inschrijven in de BRP woonadres zonder woonbestemming. https://www.rvig.nl/binaries/rvig/documenten/richtlijnen/2019/09/16/stappenplan-inschrijven-in-de-brp-op-een-adres-zonder-woonbestemming/Stappenplan+inschrijven+BRP+op+een+adres+zonder+woonbestemming.pdf.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35772-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.