35 732 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken teneinde de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19)

C BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 17 februari 2021

Gelet op de rechterlijke uitspraken inzake de rechtsgrondslag voor de getroffen maatregel van de tijdelijke avondklok, de berichten dat de regering een spoedwet voorbereidt waarin hiervoor een nieuwe rechtsgrondslag wordt gecreëerd en berichten dat het de wens van de regering is dat beide Kamers deze spoedwet op zeer korte termijn afhandelen, ontvangt de Eerste Kamer graag per ommegaande een brief van de regering met daarin de volgende twee elementen:

  • 1. De door de regering gewenste spoed met betrekking tot de (plenaire) afhandeling van het nieuwe wetsvoorstel. De regering wordt gevraagd om concreet en bij voorkeur gemotiveerd aan te geven op welke termijn zij afhandeling van het wetsvoorstel wenselijk acht.

  • 2. In de brief voorts aan te geven hoe de regering de samenloop ziet met wetsvoorstel 35 722 Voortduringswet artikel 8 Wbbbg, tijdelijke avondklok en of zij van mening is dat de Eerste Kamer dit wetsvoorstel alsnog plenair zou moeten behandelen en zo ja, op welke termijn. Op dit moment is plenaire behandeling door de Eerste Kamer van het wetsvoorstel voorzien voor 23 februari 2021.

De regering wordt gevraagd deze brief per ommegaande aan de Kamer te doen toekomen, aangezien de Kamervoorzitter gehouden is om conform artikel 71, lid 3 RvOEK 24 uur tevoren de plenaire agenda aan de leden te doen toekomen.

De Voorzitter Eerste Kamer der Staten-Generaal, Bruijn

Naar boven