35 732 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken teneinde de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19)

35 722 Voortduren van de werking van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Voortduringswet artikel 8 Wbbbg)

35 526 Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19)

A1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2021

Op 16 februari jl. heeft de voorzieningenrechter in de Rechtbank Den Haag geoordeeld dat de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg) die op dit moment de wettelijke grondslag vormt voor de avondklok,2 ten onrechte is geactiveerd en dat artikel 8, eerste en derde lid Wbbbg, daarom onmiddellijk buiten werking moeten worden gesteld.3 Dit brengt met zich dat de wettelijke grondslag voor de Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 (Stcrt. 2021, 4191) komt te vervallen. De Staat heeft daarom per ommegaande een schorsingsverzoek ingediend bij het gerechtshof Den Haag. De beslissing van de voorzieningenrechter om per direct de avondklok op te heffen is daarop door het gerechtshof Den Haag op 16 februari jl. geschorst totdat het gerechtshof een beslissing heeft genomen in hoger beroep. Dit hoger beroep dient vrijdag 19 februari as.

Het Outbreak Management Team (OMT) beoordeelt in zijn 99e advies van 8 februari 2021 de epidemiologische situatie nog steeds als kwetsbaar, met grote onzekerheden wat betreft de prognose voor de komende maanden vanwege de opkomst van de Britse variant. Het totale huidige pakket van maatregelen (geholpen door de opbouw van immuniteit door doorgemaakte infecties en door vaccinaties) wordt essentieel geacht om de hoogte van een derde golf door de nieuwe variantvirussen te kunnen controleren en voor een belangrijk deel te kunnen mitigeren, waarbij een goede opvolging van het huidige maatregelenpakket essentieel is. Het OMT adviseert onder meer op grond van voornoemde argumenten om het huidige maatregelenpakket, inbegrepen de avondklok en bezoekbeperking, onveranderd te verlengen. De regering deelt die analyse en maakt deze tot de hare.

Gezien deze dringende noodzaak acht het Kabinet het passend in elk geval te voorzien in nog eens een afzonderlijke wettelijke grondslag voor het instellen van een avondklok. Hierbij is spoed gewenst nu het niet uit te sluiten is dat die grondslag bij een onverhoopte uitkomst van het hoger beroep wellicht nodig is.

Ik verzoek u daarom, indien het wetsvoorstel door de Tweede Kamer wordt aanvaard, de behandeling door uw Kamer zo spoedig mogelijk daarna en uiterlijk donderdag of vrijdag a.s. te doen plaatsvinden, in de hoop dat dit wetsvoorstel reeds bij de behandeling van het hoger beroep kan zijn aanvaard. Het voorstel is heden bij de Tweede Kamer ingediend.

Ten aanzien van het wetsvoorstel 35 722 voortduringswet artikel 8 Wbbbg, tijdelijke avondklok merk ik op dat er hoe dan ook belang bestaat bij behandeling van dit wetsvoorstel, allereerst omdat het kabinet van oordeel is dat dit de juiste weg is en is geweest, en ten tweede omdat dit wetsvoorstel betrekking heeft op het aansluitend voortduren van de thans lopende regeling avondklok, die als bekend gelegitimeerd is door het koninklijk besluit en de daarop gebaseerde ministeriële regeling. De behandeling hiervan in uw Kamer staat gepland op 23 februari aanstaande en dat kan in beginsel ook zo blijven, nu de huidige ministeriële regeling nog steeds van kracht is.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Letter A heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 35 732.

X Noot
2

Zie de Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 Stcrt. 2021, 4191, het voorstel van wet inzake het voortduren van de werking van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Kamerstukken 2020/21, 35 722) en het advies van de Afdeling advisering van 1 februari 2021 over dat wetsvoorstel (W16.21.0019/II), Kamerstukken II 2020/21, 35 722, nr. 4.

X Noot
3

Rb. Den Haag (vzr.) 16 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:1100.

Naar boven