35 695 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een verduidelijking van de tijdelijke grondslag voor het stellen van regels over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer

G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 juli 2021

Bij brief van 25 mei 2021 hebben de leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid1, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2, voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning3, en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving4 de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht om het aan de vervoerders aangeboden verslag van hun bijeenkomst – waarin gesproken is over de uitvoering van het bepaalde in artikel 58p, vijfde lid, van de Wet publieke gezondheid, in lijn met de motie-Nicolaï – ook aan te bieden aan de Eerste Kamer.

Het verslag van 29 april 2021 is vervolgens aangeboden als bijlage bij de stand van zakenbrief covid-19 van 28 mei 20215, het eerdere verslag echter niet. Naar aanleiding daarvan hebben de leden van de PvdD-fractie een aantal vragen aan u. De fracties van GroenLinks, PvdA, PVV, SP, FVD en SGP sluiten zich graag bij deze vragen aan.

Naar aanleiding hiervan is op 16 juni 2021 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 5 juli 2021 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING EN VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 16 juni 2021

Bij brief6 van 25 mei 2021 hebben de leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht om het aan de vervoerders aangeboden verslag van hun bijeenkomst – waarin gesproken is over de uitvoering van het bepaalde in artikel 58p, vijfde lid, van de Wet publieke gezondheid, in lijn met de motie-Nicolaï7 – ook aan te bieden aan de Eerste Kamer. Dit hebben zij gevraagd ter verificatie van de afdoening van de toezegging8 die gedaan is door u tijdens het interpellatiedebat over deze motie op 20 april 2021. Tevens is gevraagd of de Kamer het verslag van de vervoerdersbijeenkomst van 29 april 2021, waarin de materie nogmaals aan de orde is geweest, kan ontvangen.

Het verslag van 29 april 2021 is vervolgens aangeboden als bijlage bij de stand van zakenbrief covid-19 van 28 mei 20219, het eerdere verslag echter niet. Bovendien volgt uit het verslag niet dat aan de vervoerders te kennen is gegeven dat bij een beroep op de hardheidsclausule, de betrokkene behoort te worden toegelaten en dat dan bij binnenkomst in de Nederland de check behoort te worden uitgevoerd.

Voorts betreft het verslag alleen een bespreking met een aantal vliegmaatschappijen en blijkt niet dat andere internationale vervoerders (zoals de spoorwegen of busmaatschappijen) de in de motie bedoelde aanwijzing is gegeven.

Naar aanleiding daarvan hebben de leden van de PvdD-fractie een aantal vragen aan u. De fracties van GroenLinks, PvdA, PVV, SP, FVD en SGP sluiten zich graag bij deze vragen aan.

Is het juist dat in januari 2021 niet de aanwijzing aan de internationale vervoerders is gegeven, waarom in de motie is gevraagd?

Op grond van welke feiten heeft u in het interpellatiedebat naar aanleiding van de vraag van het lid Nicolaï, luidende «Maar is ook tegen die vervoerders gezegd dat de betrokkene hoort te worden toegelaten en dat dan bij binnenkomst in Nederland die check hoort te worden uitgevoerd?»10, geantwoord: «Dat is echt de afspraak. Dat is inderdaad besproken.»11

Wat gaat u, nu u de motie niet heeft ontraden en ervan uitgaat dat deze is uitgevoerd, ondernemen als blijkt dat aan het verlangen van de Kamer zoals in het dictum van de motie is neergelegd, nog geen gevolg is gegeven?

De leden van de genoemde commissies zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 2 juli 2021.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat ontvangen een afschrift van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.A.M. Adriaansens

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, B.O. Dittrich

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2021

In uw brief van 16 juni 2021 (kenmerk 167290.193u) vraagt u of het juist is dat in januari 2021 niet de aanwijzing aan de internationale vervoerders is gegeven, waar om in de motie-Nicolaï (Kamerstukken I 2020/21, 35 695, E) is gevraagd. Ook vraagt u wat ik voornemens ben te doen, nu ik de motie niet heb ontraden en deze motie als uitgevoerd beschouw, als blijkt dat aan het dictum nog geen gevolg zou zijn gegeven. Mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) beantwoord ik hierbij uw vragen.

In antwoord op uw vraag geef ik onderstaand de gang van zaken weer.

  • Op 12 januari 2021 is de genoemde motie-Nicolaï door uw Kamer aangenomen. Daarin is de regering verzocht om ter toelichting van het bepaalde in artikel 58p van de Wet publieke gezondheid (Wpg) aan internationale vervoerders en andere betrokkenen schriftelijk aan te geven dat in concreto de toetsing of terecht een beroep kon worden gedaan op die bepaling dient te geschieden door de Nederlandse autoriteiten bij binnenkomst in Nederland. Ook is daarin verzocht om het verslag van het overleg met de vervoerders ter bevestiging naar de bij het overleg aanwezige vervoerders te sturen.

  • Ik heb ten aanzien van de motie aangegeven hoe ik de motie heb opgevat voor wat betreft het betrekken van Buitenlandse Zaken bij schrijnende gevallen. Daarbij heb ik toegelicht dat er een vaste praktijk is dat mensen 24 uur per dag probleemsituaties kunnen voorleggen aan Buitenlandse Zaken en dat Buitenlandse zaken daar onmiddellijk mee aan de slag gaat.

  • Op 20 april 2021 heb ik in een interpellatiedebat in uw Kamer aangegeven dat hierover gecommuniceerd is met de vervoerders en daarbij de toezegging gedaan het verslag van dit overleg ter bevestiging naar de bij het overleg aanwezige vervoerders te sturen.

  • Op 11 mei 2021 (Kamerstukken I 2020/2021, 35 526 (25 295), BB) heeft de Minister van VWS de Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de toezegging uit het interpellatiedebat over uitvoering van de motie-Nicolaï.

  • In bovengenoemde brief is de Kamer geïnformeerd dat aan deze toezegging door de Minister van IenW invulling is gegeven. In de Stuurgroep Veilig & Gezond met de luchtvaartsector van 29 april 2021 is artikel 58p, vijfde lid, Wpg opnieuw aan de orde geweest. Het proces is nogmaals toegelicht en het verslag van het overleg is met de betrokkenen van de sector gedeeld.

  • Op 28 mei 2021 heeft de Minister van VWS, in verband met de afdoening van toezegging T03138, door mij gedaan tijdens het genoemde interpellatiedebat, de Kamer de relevante passages gestuurd uit het verslag van de Stuurgroep Veilig & Gezond met de Luchtvaartsector van 29 april 2021. Daaruit blijkt dat de luchtvaartsector overeenkomstig de aangenomen motie is geïnformeerd. De Kamer heeft daar in haar brief van 25 mei 2021 om gevraagd in vervolg op de brief van 11 mei 2021 (Kamerstukken I 2020/21, 35 526 (25 295), BK), bijlage Verslag Stuurgroep VGL).

In uw brief van 16 juni 2021 wordt gevraagd op grond van welke feiten in het interpellatiedebat van 20 april 2021, naar aanleiding van de vraag van het lid Nicolaï, luidende «Maar is ook tegen die vervoerders gezegd dat de betrokkene hoort te worden toegelaten en dat dan bij binnenkomst in Nederland die check hoort te worden uitgevoerd?», door mij is geantwoord: «Dat is echt de afspraak. Dat is inderdaad besproken.»

Dit antwoord heb ik gegeven op grond van het feit dat dit onderwerp is besproken in de Stuurgroep Veilig & Gezond met de Luchtvaartsector. Extra navraag bij vertegenwoordigers van de Ministeries van VWS en IenW leert dat zij beamen dat dit is besproken. Hiervan is echter geen aantekening opgenomen in de stuurgroepverslagen, zodat ik u geen verslag kan toezenden waaruit dit blijkt.

Er is overigens niet schriftelijk aangegeven aan vervoerders dat de toetsing of terecht een beroep kan worden gedaan op het vijfde lid van artikel 58p Wpg dient te geschieden door de Nederlandse autoriteiten bij binnenkomst in Nederland. Dit komt omdat de vervoerders op grond van artikel 58p, derde lid, Wpg verplicht zijn om alleen toegang te verschaffen tot en gebruik van vervoer toe te staan aan aan personen die komen uit een aangewezen hoogrisicogebied als zij beschikken over een negatieve testuitslag. Voor zover een reiziger door het ontbreken van een testuitslag de toegang tot vervoer geweigerd wordt door een vervoerder, kan hij een beroep doen op artikel 58p Wpg en zich daarvoor met Buitenlandse Zaken in verbinding stellen.

Een reiziger kan vanwege het niet beschikken van die testuitslag de toegang tot Nederland overigens niet geweigerd worden. Om die reden is een dergelijk schrijven niet verstrekt aan vervoerders. Een testuitslag is immers geen inreisvoorwaarde en een beroep op het vijfde lid van artikel 58p Wpg is dan ook geen aspect waarop bij binnenkomst in Nederland gecontroleerd wordt.

Voor zover wordt verondersteld dat aan de vervoerders door de Nederlandse overheid te kennen moet zijn gegeven dat bij een beroep op artikel 58p, vijfde lid Wpg, de betrokkene behoort te worden toegelaten en dat dan bij binnenkomst in de Nederland de check behoort te worden uitgevoerd, verwijs ik naar het stenogram van het interpellatiedebat van 20 april jl. Daarin is mijn reactie op dit punt als volgt verwoord: «als mensen het grondgebied van Nederland als eigen land willen betredenen er niet aan kúnnen voldoen, dan kunnen ze zich bij het callcenter van Buitenlandse Zaken melden. Dat is 24 uur per dag en 365 dagen per jaar bereikbaar. Het is het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat vervolgens aan de betreffende vervoerder doorgeeft dat deze meneer of mevrouw niet kan voldoen aan het testvereiste, en dat dus op hem of haar lid 5 van artikel 58p van toepassing is.»

Tot slot merk ik op dat het verslag van de Stuurgroep Veilig & Gezond met de Luchtvaartsector inderdaad alleen de luchtvaart betreft en niet andere internationale vervoerders (zoals de spoorwegen of busmaatschappijen), die ook onder de reikwijdte van de motie-Nicolaï vallen. De gevallen waarop artikel 58p, vijfde lid, betrekking heeft, doen zich in praktijk vrijwel uitsluitend in de lucht- en scheepvaart voor. Hoewel ook bij bepaalde vormen van bus- en treinvervoer ingangscontroles door vervoerders plaatsvinden, zijn gevallen waarop de motie betrekking heeft, tot dusver niet bekend bij andere vervoersmodaliteiten dan de lucht- en scheepvaart, zodat dit geen onderwerp van overleg is geweest in de frequente en reguliere contacten met die sectoren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), vac. (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga). Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (FVD).

X Noot
2

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Adriaansens (VVD) (voorzitter), Van der Burg (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA).

X Noot
3

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU).

X Noot
4

Samenstelling:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga). Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) (ondervoorzitter).

X Noot
5

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, BK, bijlage Verslag Stuurgroep VGL.

X Noot
6

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, BL.

X Noot
7

Kamerstukken I 2020/21, 35 695, E.

X Noot
8

T03138.

X Noot
9

Kamerstukken I 2020/21, 35 526 / 25 295, BK, bijlage Verslag Stuurgroep VGL.

X Noot
10

Handelingen I 2020/21, nr. 35, item 8, p. 9.

X Noot
11

Handelingen I 2020/21, nr. 35, item 8, p. 9.

Naar boven