35 594 Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers

H NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 4 december 2023

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, de nadere memorie van antwoord inzake het wetsvoorstel tot Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers1.

Verschillende fracties hebben gevraagd naar de gevolgen van het wetsvoorstel op zowel financieel vlak als voor de energietransitie. De gevolgen voor beide aspecten zijn groot als de afbouw van de salderingsregeling niet doorgaat, zoals deze afbouw is voorzien in het thans voorliggende wetsvoorstel.

Voor wat betreft de financiële gevolgen, vraag ik uw aandacht voor de derving van belastinginkomsten. Als het wetsvoorstel niet wordt aangenomen, betekent dit dat kleinverbruikers voor hun volledige eigen gebruik kunnen blijven salderen en daar geen belasting over betalen (energiebelasting en btw), wat een forse derving betekent voor de schatkist. Dit loopt op richting 2031 en komt in totaal neer op ruim € 2,8 miljard. Dit zou een forse extra dekkingsopgave voor de rijksfinanciën met zich meebrengen komende jaren.

Voor wat betreft de energietransitie spelen er in toenemende mate zorgen rondom de overbelasting van de elektriciteitsnetten2. Het laagspanningsnet dreigt komende jaren verder onder de druk te komen staan, hetgeen bijvoorbeeld belemmerend kan zijn voor het aansluiten van nieuwe woningen, warmtepompen of zonnepanelen. Ook hier draagt de bestaande salderingsregeling volgens netbeheerders significant aan bij.

Tot slot constateer ik dat leveranciers op verschillende wijzen kosten die samenhangen met de salderingsregeling beheersen, bijvoorbeeld door het in rekening brengen van aanvullende kosten voor mensen met zonnepanelen (terugleverkosten), selectief vaste contracten aan te bieden of door juist mensen zonder zonnepanelen een extra financieel voordeel (cashback) uit te keren. Ik betreur deze wildgroei aan noodgrepen en contractvoorwaarden, die als ondoorzichtig of zelfs oneerlijk kunnen worden ervaren. Ik geef er juist de voorkeur aan om een aanpassing van de regels in één keer goed te regelen met dit wetsvoorstel en zo duidelijkheid te geven aan consumenten, leveranciers en alle andere betrokken partijen. Zo zie ik onder meer bij de installatiebranche zorgen over afnemende opdrachten, die zij in belangrijke mate wijt aan onrust onder consumenten door onduidelijkheid rondom de salderingsregeling.3 Ook bij verschillende partijen in de energiesector, zoals NVDE, Energie Samen, Netbeheer Nederland en Energie-Nederland, constateer ik dat er behoefte is aan duidelijkheid over het wetsvoorstel.4

Ik kijk daarom uit naar een spoedige afronding van de behandeling van het wetsvoorstel om deze duidelijkheid te geven.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Inleiding

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal nadere vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal nadere vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie bedanken de Minister voor Klimaat en Energie voor de uitgebreide beantwoording van haar vragen. Mede door de ontwikkelingen van de laatste weken, hebben deze leden nog wel enkele vervolgvragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben daaromtrent een aantal nadere vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en hebben nog een aantal nadere vragen en opmerkingen.

Het lid van de OPNL-fractie heeft kennisgenomen van de memorie van antwoord en heeft naar aanleiding daarvan enkele nadere vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Vraag 1

De leden van de BBB-fractie vragen waarom de regering voorstelt om de effectieve regeling saldering voor kleinverbruikers te gaan afbouwen, terwijl de doelstellingen op het gebied van verduurzaming van de energievoorziening en het voorkomen van energiearmoede nog niet gerealiseerd zijn?

De salderingsregeling is een succesvolle regeling geweest om investeringen in zonnepanelen aantrekkelijker te maken. De terugverdientijden zijn sinds de regeling in 2004 van start ging fors gedaald. Op dit moment is er echter sprake van overstimulering; ook bij de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling worden de terugverdientijden volgens TNO-onderzoek5 tot 2030 niet hoger dan 7 jaar. Dit is de primaire reden om de salderingsregeling af te bouwen. De terugverdientijd voor een investering in zonnepanelen lag in de afgelopen vijf jaar zelfs onder de zes jaar. Uit een eerder rapport van PwC6 blijkt dat huishoudens in de regel bereid zijn te investeren in zonnepanelen als de terugverdientijd maximaal 9 jaar is.

Het afbouwen van de salderingsregeling is nodig om de energietransitie voor de burger niet duurder te laten uitpakken dan noodzakelijk is. De salderingsregeling kost namelijk zowel de overheid als energieleveranciers geld en die kosten worden doorberekend via de energierekening. Dat betekent dat mensen zonder zonnepanelen indirect betalen voor de mensen met zonnepanelen. Begin 2023 heeft de Autoriteit Consument & Markt (ACM) een globale schatting gedaan over deze kosten7, namelijk dat dit een gemiddeld huishouden enkele tientallen euro’s per maand kost.

De rekening komt op twee manieren terecht bij mensen zonder panelen. Enerzijds heeft de overheid te maken met een derving van belastinginkomsten. Immers: over de elektriciteit die kleinverbruikers salderen, betalen zij geen energiebelasting en btw. Anderzijds geldt voor leveranciers dat met de salderingsregeling opgewekte elektriciteit waarvan de marktwaarde laag is verrekend moet worden met verbruik in dure periodes. De kosten die leveranciers hiervoor maken worden over alle klanten, dus ook de klanten zonder zonnepanelen, doorberekend via de leveringstarieven.

Vraag 2

Volgens deze leden is de huidige regeling heel succesvol zo wordt in Nederland per inwoner relatief de meeste zonne-energie geproduceerd. Kan de regering met een berekening onderbouwen dat een alternatieve inzet van de middelen effectiever zal zijn?

Nederland is zonnekampioen in Europa en hoort bij de koplopers in de wereld als het gaat om het aantal zonnepanelen per huishouden. Ik ben het met u eens dat de salderingsregeling daar een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd.

Echter, uit berekeningen van TNO8 blijkt dat er nu sprake is van overstimulering: de terugverdientijden zijn minder dan 5 jaar, terwijl burgers bereid zijn te investeren in zonnepanelen tot een terugverdientijd van 9 jaar. Het geld dat nu met deze overstimulering gepaard gaat, kan daarom beter ingezet worden voor andere maatregelen ten behoeve van de energietransitie. Ook na de afbouw van de salderingsregeling blijft de btw-vrijstelling bij aanschaf van zonnepanelen bestaan, waardoor een investering in zonnepanelen relatief goedkoper uitpakt voor de burger.

Vraag 3

De leden van de BBB-fractie merken op dat het draagvlak voor zonnepanelen op daken groot is in tegenstelling tot het draagvlak voor windmolens en zonneweides. Kan de regering aangeven hoe zij voorkomt dat door het afschaffen van de salderingsregeling het animo voor de energietransitie verder afneemt?

Voor het draagvlak voor zonnepanelen is de financiële opbrengst van belang. De terugverdientijden van zonnepanelen komen met de afbouw van de salderingsregeling niet boven de 7 jaar uit en zonnepanelen gaan zo’n 25 jaar mee. Consumenten kunnen dus lang profiteren van hun investering in zonnepanelen. Om een vinger aan de pols te houden en bij te sturen indien nodig, zijn er in het wetsvoorstel twee evaluatiemomenten opgenomen voor 2025 en 2028, waarin onder meer de terugverdientijd wordt berekend.

Het draagvlak voor zonnepanelen kan daarentegen afnemen als huishoudens die geen zonnepanelen bezitten indirect steeds meer betalen aan huishoudens die wel zonnepanelen bezitten, door het socialiseren van de kosten die met de salderingsregeling gepaard gaan.

Vraag 4

Levert, zo vragen deze leden, de voorgestelde afbouw van de salderingsregeling de overheid extra belastinginkomsten op? Zo ja, kan de regering een indicatie geven van de meeropbrengst en is de regering voornemens deze extra inkomsten van de overheid buiten de afbouw van de saldering te houden?

De salderingsregeling vormt een belastingderving. Onder de salderingsregeling betalen consumenten namelijk geen energiebelasting en btw over alle door de energieleverancier geleverde elektriciteit, maar uitsluitend energiebelasting over hun netto elektriciteitsverbruik. Als die consument bijvoorbeeld 1.200 kWh elektriciteit afneemt en 1.000 kWh (terug)levert aan het net, betaalt hij energiebelasting over 200 kWh. Ook het leveringstarief (commerciële prijs) en de btw is de consument alleen verschuldigd over die 200 kWh.

Met de geleidelijke afbouw van de salderingsregeling komt steeds minder van de ingevoede elektriciteit in aanmerking voor saldering en steeds meer in aanmerking voor de terugleververgoeding. Over het deel dat niet langer in aanmerking komt voor saldering betaalt de consument het leveringstarief en dus voortaan óók energiebelasting en btw. Bij een salderingspercentage van 64% in 2025 zou in het bovenstaande voorbeeld 640 kWh voor saldering in aanmerking komen en is energiebelasting en btw verschuldigd over 560 kWh (1.200 kWh – 640 kWh = 560 kWh).

De verandering leidt tot minder derving aan de inkomstenkant. Enerzijds komt dat door een hogere opbrengst van de energiebelasting. Er moet over een groter deel van het elektriciteitsverbruik energiebelasting worden betaald. Anderzijds leidt de verandering tot hogere btw-inkomsten. Zoals hiervoor aangegeven gaan consumenten voor het deel dat niet meer voor saldering in aanmerking komt het leveringstarief, energiebelasting en btw betalen.

De budgettaire opbrengst van het afbouwen van de salderingsregeling is geraamd bij indiening van het wetsvoorstel. Vervolgens is bij uitstel van de afbouw van de salderingsregeling een extra raming gemaakt voor de kosten van uitstel. Deze ramingen zijn verwerkt in het inkomstenkader en hieronder weergegeven in tabel 1.

Tabel 1: Raming belastinginkomsten afbouw salderingsregeling in inkomstenkader EB en btw in € mln
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Totaal

Raming belastinginkomsten afbouw salderingsregeling in inkomstenkader (in € mln)

245

252

302

363

426

492

618

2.698

Door verlagingen van het tarief van de eerste schijf energiebelasting en de sterkere groei van de hoeveelheid zonnepanelen zijn de geraamde opbrengsten naar huidige inzichten anders dan bij indiening van het wetsvoorstel werd verwacht. In tabel 2 zijn de geraamde inkomsten naar de huidige inzichten weergegeven. Als het wetsvoorstel niet wordt aangenomen, betekent dit dat kleinverbruikers voor hun volledige eigen gebruik kunnen blijven salderen en daar geen belasting over betalen (energiebelasting of btw). De derving hiervan loopt op richting 2031 en komt in totaal neer op ruim € 2,8 miljard.

Tabel 2: Raming belastinginkomsten afbouw salderingsregeling in inkomstenkader EB en btw naar de huidige inzichten in € mln
 

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

Totaal

Deel energiebelasting (in € mln)

220

231

291

321

371

428

637

2.499

Deel btw (in € mln)

25

28

37

42

50

55

80

317

Totaal (in € mln)

245

259

328

362

421

484

717

2.816

Vraag 5

De leden van de BBB-fractie lezen in de memorie van antwoord dat er 100 miljoen euro beschikbaar is gesteld voor het stimuleren van zonnepanelen op daken bij huurwoningen. Ook heeft de Minister voor Klimaat en Energie middels een motie de opdracht gekregen om de opslag van energie te stimuleren.9 Is de regering bereid om bovenop de beschikbare 100 miljoen euro afspraken te maken met de woningcorporaties over financiering van gezamenlijke opslagmogelijkheden?

Er loopt momenteel een onderzoek naar nut en noodzaak van thuis- en buurtbatterijen n.a.v. motie Erkens10. Als gezamenlijke opslagmogelijkheden wenselijk worden geacht vanuit dit onderzoek, dan zal ik in gesprek gaan met woningcorporaties over financiering hiervan. Afgelopen voorjaar heb ik de Routekaart Energieopslag uitgebracht waar ik ook ben ingegaan op de buurtbatterij. Witteveen+Bos heeft overigens eerder geconcludeerd11 dat buurtbatterijen niet leiden tot een lagere energierekening voor huishoudens, geen efficiënte oplossing zijn om de uitrol van zon op dak te vergroten en geen voorkeursoplossing zijn voor netcongestie.

Vraag 6

Is de regering bereid de 80 procent terugleververgoeding ook voor tenminste 8 jaar dus tot 2031 vast te leggen, zodat de kleinverbruikers meer zekerheid hebben over de gewenste terugverdientijd?

De redelijke vergoeding wordt geregeld door het nader gewijzigd amendement van het lid Erkens c.s.12 In het wetsvoorstel is opgenomen dat de terugleververgoeding tot 2027 minimaal 80% van het kale leveringstarief bedraagt. Daarna stelt de Minister voor Klimaat en Energie elke twee jaar de minimale hoogte of wijze van berekening van de redelijke vergoeding vast, waarbij de ACM voorafgaand een advies uitbrengt. Ik zie geen reden om op voorhand het minimum van de redelijke vergoeding tot 2031 vast te leggen op 80% van het kale leveringstarief.

Vraag 7

Kan de regering aangeven in hoeverre bij de gewenste terugverdientijd van 8 jaar er rekening is gehouden met het feit dat de zogenaamde «early adapters» zonnepanelen hebben aangeschaft, maar juist nu de mensen die aarzelen over de streep getrokken dienen te worden?

Zonnepanelen zijn inmiddels een veel voorkomende investering bij Nederlandse woningen. We hebben afgelopen jaar een zeer sterke groei gezien van het aantal huishoudens dat geïnvesteerd heeft in zonnepanelen. Miljoenen mensen beschikken over daken met zonnepanelen – ze zijn niet meer weg te denken uit het straatbeeld in de meeste Nederlandse wijken. Er is dus geen sprake meer van een onbekende techniek, maar van een bekende technologie die grootschalig verkrijgbaar is. Huishoudens zijn bereid te investeren in zonnepanelen tot een terugverdientijd van 9 jaar. Ook bij afbouw van de salderingsregeling blijft het interessant om te investeren in zonnepanelen.

Vraag 8

De leden van de BBB-fractie vragen of de regering bereid is maatregelen te nemen om te voorkomen dat energieleveranciers tussentijds hun vaste lasten gaan verhogen, zoals eerder gebeurde door energieleverancier Vandebron?

Het is voor consumenten belangrijk dat de regels voor het invoeden van opgewekte elektriciteit op het net duidelijk, eerlijk en transparant zijn. Ik vind het dan ook jammer dat sommige energieleveranciers nu vooruitlopen op de uitkomst van dit wetgevingsproces door eigenstandig een aparte kostenpost in te voeren voor mensen met zonnepanelen.

Leveranciers kunnen op meerdere manieren extra kosten hebben door hun klanten met zonnepanelen. Zo zijn leveranciers verplicht om teruggeleverde elektriciteit af te nemen op momenten dat dit minder waard is en dit te salderen met geleverde elektriciteit op duurdere momenten. Daarnaast hebben leveranciers te maken met stijgende onbalanskosten door hun klanten met zonnepanelen. Dit zijn kosten die gemaakt moeten worden wanneer er meer elektriciteit ingevoed wordt dan vooraf verwacht werd en er als gevolg hiervan kosten in rekening gebracht worden vanuit de netbeheerder om deze via het net te verwerken.

Door het salderen af te bouwen worden de kosten van de leveranciers als gevolg van het waardeverschil tussen de geleverde elektriciteit en teruggeleverde elektriciteit geleidelijk afgebouwd. Ik geef er de voorkeur aan om een aanpassing van de regels in één keer goed te regelen met dit wetsvoorstel en zo duidelijkheid te geven aan consumenten, leveranciers en alle andere betrokken partijen.

Tot slot merk ik op dat het toevoegen van een kostenpost voor zonnepanelen verder gaat dan een «gewone» wijziging van het tarief, omdat er een nieuwe prijscomponent aan de contracten wordt toegevoegd. Een dergelijke wijziging kan niet worden doorgevoerd zonder dat de voorwaarden zijn aangepast, en de consument daarmee vooraf instemt na goed geïnformeerd te zijn. De consument krijgt bij een dergelijke wijziging de mogelijkheid om over te stappen naar een andere leverancier.

Vraag 9

Is de regering voorts bereid om het zogenaamde Clean Energy Package in de wet op te nemen, alvorens de salderingsregeling wordt afgebouwd?

Het Clean Energy Package is opgenomen in het wetsvoorstel van de Energiewet, wat in de Tweede Kamer ligt. De Energiewet treedt volgens de huidige planning op 1 januari 2025 in werking, tegelijk met de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling.

Vraag 10

Tot slot hebben de leden van de BBB-fractie een vraag naar aanleiding van artikel I, onder E, van het wetsvoorstel.13 Daarin wordt een maximum van 5.000 kWh genoemd. Kan de regering toelichten wat er gebeurt als er meer dan 5.000 kWh wordt terug geleverd?

Het maximum van 5.000 kWh geldt voor de invoeding van niet-duurzame elektriciteit, bijvoorbeeld via WKK’s. Als er meer dan 5.000 kWh aan niet-duurzame elektriciteit wordt ingevoed op het net, dan zal voor het deel boven de 5.000 kWh de redelijke terugleververgoeding gelden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA

Vraag 11

Op de eerdere vraag of er weer een jaarrekening komt, antwoordt de Minister voor Klimaat en Energie dat dit uiteraard het geval is, tenzij men wisselt van leverancier. De vraag was er echter op gericht of op het jaaroverzicht per maand in euro's zichtbaar is hoe het verbruik (normaal tarief) en teruglevering (voorlopig 80 procent van leveringstarief, later wellicht nul; negatief is bij amendement Omtzigt uitgesloten) worden vermeld? Dan kan de consument zien dat in bijvoorbeeld de wintermaanden veel moet worden betaald, terwijl in de zonnige zomermaanden de terugleveringsvergoeding groter is, aldus deze leden.

Ik deel met u dat het goed is als consumenten inzicht hebben in hun energieverbruik. Ook kan het helpen als consumenten per maand, of meer in algemene zin per tariefperiode, inzicht krijgen in hun verbruik en de kosten die daarmee samenhangen. Hierdoor is het duidelijk dat opgewekte elektriciteit in de zomer verrekend wordt met het de afgenomen elektriciteit de winter. Daarbij is het van belang dat onderscheid gemaakt wordt in het deel van de elektriciteit die gesaldeerd is en het deel wat in aanmerking komt voor de terugleververgoeding. Als een eindafnemer verzoekt om nadere uitleg over de totstandkoming van de factuur, moet de leverancier dat verstrekken conform artikel 3, tweede lid, van het Besluit factuur, verbruiks- en indicatief kostenoverzicht energie.

Vraag 12

Daarnaast verzoeken deze leden om een micro-berekening voor mensen die hebben geïnvesteerd in warmtepompen. Thans is dit niet zichtbaar door de jaarsaldering.

Naast zonnepanelen zijn ook warmtepompen belangrijk voor de energietransitie. Warmtepompen zijn duurzaam en zorgen voor een besparing op de energierekening. Ik hecht er daarom aan dat beide investeringen aantrekkelijk zijn. Dit zal ook met de afbouw van de salderingsregeling het geval zijn. Huishoudens die naast zonnepanelen ook in een warmtepomp hebben geïnvesteerd blijven namelijk profiteren van de zelf opgewekte elektriciteit die direct door de warmtepomp gebruikt kan worden. Voor dit deel hoeft het huishouden geen elektriciteit van het net af te nemen.

Om inzicht te kunnen geven in het effect van de afbouw van de salderingsregeling op de elektriciteitskosten van een huishouden met zonnepanelen en een warmtepomp, is het nodig om enkele aannames te maken. De uitkomst van de berekening hangt onder andere af van het elektriciteitsverbruik, de staat van isolatie van het huis, de hoeveelheid zonnepanelen en het type warmtepomp. Voor de berekening wordt aangesloten bij het TNO-onderzoek uit 202214. Wanneer de aannames gevarieerd worden, veranderen de uitkomsten maar blijft de conclusie dat de investering in de combinatie van panelen en warmtepomp over de levensduur flink meer loont dan bijvoorbeeld een spaarrekening.

Er wordt uitgegaan van een groot huis met een standaardverbruik van 5.000 kWh. Door de warmtepomp komt hier 3.300 kWh bij. Het totale jaarverbruik is dus 8.300 kWh. Verder wordt aangenomen dat het huishouden 6,7 kWp aan zonnepanelen op het dak heeft liggen. Dit zorgt voor een jaarlijkse opwek van 6.030 kWh. 30% van deze opwek wordt direct achter de meter verbruikt. Voor de energietarieven wordt aangesloten bij het hoge scenario uit het TNO-onderzoek. Ook de investeringskosten en kostendaling sluiten aan bij het TNO-onderzoek. Tot slot wordt er uitgegaan van een constante terugleververgoeding van 80% van het kale leveringstarief.

Onderstaande tabel toont de terugverdientijd (in jaren) en het effect op de elektriciteitskosten van een investering in zonnepanelen in de jaren 2023 tot en met 2031. De terugverdientijd loopt op tot maximaal 6 jaar. In 2031, wanneer er niet meer gesaldeerd mag worden, zorgen de zonnepanelen er nog steeds voor dat de elektriciteitsrekening 45% lager ligt dan wanneer het huishouden geen zonnepanelen zou hebben, namelijk € 1.083,42 in plaats van € 1.948,84.

Overigens zijn de gaskosten niet meegenomen in deze berekening. De besparing op aardgas die door de (hybride) warmtepomp wordt gerealiseerd scheelt ook nog aanzienlijk in de energiekosten. Daar komt nog bij dat de overheid via de energiebelasting elektrificatie (zoals warmtepompen) stimuleert door geleidelijk de energiebelasting op aardgas te verhogen en op elektriciteit te verlagen. Als men een warmtepomp heeft, draagt deze energiebelastingverschuiving bij aan een verdere verlaging van de energierekening en zorgt er daardoor ook voor dat men de investering nog sneller terugverdient. Er is dus sprake van een conservatieve schatting van het voordeel voor de consument.

Tot slot merk ik op dat uit dergelijke rekenvoorbeelden blijkt dat investeren in zonnepanelen en warmtepompen dus ook met de afbouw van de salderingsregeling interessant blijft. Om maatregelen zoals een hybride of volledig elektrische warmtepomp te stimuleren zijn andere stimuleringsmaatregelen beschikbaar en bedoeld. Huishoudens kunnen voor een investering in een (hybride) warmtepomp gebruik maken van de ISDE. Dit is een investeringssubsidie, met een subsidiehoogte van gemiddeld 30% van de kosten van aanschaf en plaatsing.

Vraag 13

Deze leden vragen of het mogelijk is de garantie op 80 procent vergoeding van de teruglevering kan worden verlengd tot na 2027 en of de regering inzichtelijk kan maken wat daarvan de kosten zijn?

Zie ook het antwoord op vraag 6. De kosten hiervan voor de leveranciers zijn afhankelijk van de dan geldende elektriciteitsprijzen.

Vraag 14

Kan de regering middels een paar micro-varianten inzichtelijk maken hoe de energiekosten per maand voor huishoudens ten opzichte van nu zullen veranderen door de voorgenomen maatregelen? Bijvoorbeeld voor huishoudens met een stroom- en gasverbruik, zoals de basis is voor het energieplafond en met een veel voorkomend patroon van eigen zonnestroom over het jaar heen, maar ook van huishoudens die daar 20 procent onder en 20 procent boven zitten. Hierdoor is het volgens deze leden inzichtelijk hoeveel de kosten hoger zullen zijn in de winter als er geen zonnestroom is en lager in de zomer. Beiden ten opzichte van de huidige saldering, zodat ook zichtbaar wordt welke micro-veranderingen er zijn. Deze leden verzoeken de regering om daarbij ook aan te geven hoe de terugverdientijd verandert.

Consumenten met zonnepanelen blijven ook met de afbouw van de salderingsregeling profiteren van een lagere energierekening. Consumenten zullen door de afbouw voor een steeds kleiner percentage van de teruggeleverde stroom het volledige leveringstarief ontvangen. Voor een steeds groter deel van de teruggeleverde stroom zal de redelijke terugleververgoeding gelden. Volgens berekeningen van het TNO zal de terugverdientijd voor een gemiddeld huishouden op maximaal 7 jaar uitkomen.

Onderstaande tabel geeft de terugverdientijd en het effect van de investering in zonnepanelen op de energierekening weer voor drie verschillende verbruikssituaties: de prijsplafondgrens van 2.900 kWh en 20% hieronder en 20% hierboven. Er wordt uitgegaan van een opstelling van 10 panelen met een opwek van 3.300 kWh, energietarieven volgens het hoge scenario uit het TNO onderzoek, investeringskosten en kostendaling volgens het TNO onderzoek en een constante terugleververgoeding van 80% van het kale levertarief.

De terugverdientijd blijft in alle drie de situaties, ongeacht het investeringsjaar, onder de 7 jaar. Uit onderzoek van PwC² blijkt dat mensen in de regel bereid zijn om te investeren in zonnepanelen als de terugverdientijd onder de 9 jaar ligt. Zonnepanelen blijven dus een aantrekkelijke investering. In alle drie de situaties is de energierekening in 2031, nadat het salderen is afgebouwd, hoger dan in eerdere jaren waarbij er nog gesaldeerd kan worden. Onder aan de streep zorgt het installeren van zonnepanelen in de situatie met het hoogste verbruik echter nog steeds voor een daling van 57% van de elektriciteitskosten15.

Verder merk ik op dat het wetsvoorstel géén effect heeft op het kostenpatroon van huishoudens gedurende het jaar. Het amendement Bontenbal16 legt namelijk vast dat er op jaarbasis gesaldeerd dient te worden. Consumenten profiteren dus nog steeds het hele jaar van een lagere energierekening door stroom die voornamelijk in de zomermaanden wordt opgewekt. Ook kan de consument de energierekening verder verlagen door de zelf opgewekte stroom zoveel mogelijk zelf te gebruiken.

Overigens zal de energierekening van miljoenen consumenten zónder zonnepanelen relatief gezien dalen door het wetsvoorstel. De ACM heeft hierover begin 2023 globaal geschat dat mensen zonder zonnepanelen tientallen euro’s per maand meer betalen als gevolg van de salderingsregeling.17 Leveranciers rekenen de kosten die ze maken door het salderen namelijk door aan alle klanten. Als de salderingsregeling wordt afgebouwd, zullen er minder kosten doorgerekend hoeven te worden. Klanten zonder zonnepanelen zullen hiervan profiteren. Om hier meer inzicht in te krijgen doet de ACM momenteel een marktbrede studie naar de kosten en baten van klanten met zonnepanelen voor energieleveranciers. Uitkomsten worden in het eerste kwartaal van volgend jaar verwacht.

Vraag 15

Op 6 juli 202318 hebben de Woonbond, AEDES, VNG, Vereniging Eigen Huis en de Consumentenbond een aantal concrete vragen gesteld en bemerkingen gemaakt bij de onderbouwing van de regering en de onderliggende analyse van TNO. De leden van de fractie GroenLinks-PvdA zien graag een reactie van de regering op elk van deze opmerkingen. Kan de regering aangeven of dit tot nieuwe of tot aangepaste voorstellen leidt?

Ik heb kennis genomen van de notitie van de Woonbond, Aedes, VNG, Vereniging Eigen Huis en de Consumentenbond. Hieronder geef ik een reactie op elk van de zes aangedragen punten.

Waarborg op terugverdientijd van 7 jaar

In het kader van duurzaamheid hecht ik net als deze partijen eraan dat er zoveel mogelijk zonnepanelen op Nederlandse daken gelegd worden. Daarom vind ik het belangrijk dat de investering aantrekkelijk en de terugverdientijd dus redelijk blijft. In de eerste plaats merk ik op dat er in de huidige wet al is bepaald dat de leverancier voor het deel van de ingevoede elektriciteit die niet gesaldeerd wordt, een redelijke vergoeding moet betalen. In het wetsvoorstel is opgenomen dat die redelijke vergoeding tot 1 januari 2027 ten minste 80% bedraagt van de kosten die de leverancier is overeengekomen met de afnemer voor afname van elektriciteit, met uitzondering van de daarvoor te berekenen belastingen en heffingen (tenzij dat hoger ligt dan een absoluut tarief dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld). Met ingang van 1 januari 2027 wordt elke twee jaar de minimale hoogte of wijze van berekening van de redelijke vergoeding vastgesteld door de Minister voor Klimaat en Energie, nadat de ACM voorafgaand een advies heeft uitgebracht. Dit biedt dus ten opzichte van de huidige regels een belangrijke aanvullende bescherming voor mensen met zonnepanelen. Uit de analyses die zijn uitgevoerd door TNO blijkt dat de terugverdientijd niet hoger zal worden dan 7 jaar. Daarnaast zijn er twee tussentijdse evaluatiemomenten opgenomen in het wetsvoorstel, te weten in 2025 en 2028. Ook dan zal er opnieuw gekeken worden naar de terugverdientijd, waarbij ik tijdig kan bijsturen indien nodig. Daarover zal ik de Kamer dan informeren.

Langjarig perspectief terugleververgoeding

Bij de behandeling van het wetvoorstel in de Tweede Kamer is door een meerderheid een amendement⁸ aangenomen over de terugleververgoeding. Hierdoor is in het wetsvoorstel opgenomen dat de ACM vanaf 2027 tweejaarlijks zal adviseren over de redelijke vergoeding, waarna de Minister de minimale hoogte of wijze van berekening van de redelijke vergoeding vaststelt. De ACM houdt hierbij als onafhankelijke toezichthouder in ieder geval rekening met de prijsontwikkeling voor geleverde elektriciteit, de kosten van energieleveranciers en de belangen van kleinverbruikers. Ik zal ook los van de advisering zelf tussentijds scherp blijven letten op de ontwikkelingen in de markt. In het geval ik zou afwijken van het advies van de ACM is bovendien bepaald dat ik dan mijn besluit aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal moet overleggen. Uiteraard zal ik ook de Kamer tijdig vooraf meenemen bij ieder toekomstig besluit over de minimale hoogte van de redelijke vergoeding en zal ik de ACM vragen om tijdig haar advies te publiceren en deze delen met de Kamer, zodat hierover desgewenst van gedachten gewisseld kan worden.

Onduidelijkheid absoluut maximum terugleververgoeding

Door het eerder genoemde aangenomen amendement van het lid Erkens worden in het wetsvoorstel regels gesteld over het te hanteren minimumtarief voor de redelijke vergoeding. Tot 1 januari 2027 is geregeld dat het minimumtarief ten minste 80% van de kosten die de leverancier is overeengekomen met de afnemer voor afname van elektriciteit, met uitzondering van de daarvoor te berekenen belastingen en heffingen. Bij algemene maatregel van bestuur kan een absoluut tarief worden vastgesteld. Als de minimumvergoeding van 80% hoger uitvalt dan dit absoluut tarief, dan geldt dit absoluut tarief als de minimum terugleververgoeding.

Ik heb besloten om op dit moment nog niet over te gaan tot uitwerking van een algemene maatregel van bestuur waarin een absoluut tarief wordt vastgesteld. De huidige situatie op de energiemarkt verschilt wezenlijk met die van een jaar geleden waarin er grote prijsschokken te zien waren. Daarom is er nu geen aanleiding om over te gaan tot uitwerking van dit absoluut tarief.

Wel acht ik het verstandig om de optie open te houden, mocht dat in de toekomst wel noodzakelijk geacht worden. Deze optie kan bijvoorbeeld heroverwogen worden wanneer de ontwikkelingen op de energiemarkt hier aanleiding toe bieden. Mocht ik overgaan tot het uitwerken van dit absoluut tarief, dan dienen de gevolgen voor de terugverdientijden in het oog gehouden te worden. In dat geval zal ik de Kamer hierover vooraf informeren en alle reguliere stappen doorlopen, waaronder de reguliere toetsen.

Met hetzelfde amendement van het lid Erkens is in het wetsvoorstel opgenomen dat vanaf 1 januari 2027 de Minister tweejaarlijks, na advies van de ACM, de minimale hoogte of wijze van berekening van de redelijke vergoeding vaststelt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden vastgesteld over de vaststelling en bekendmaking van de minimale hoogte of de wijze van berekening van de redelijke vergoeding.

Huurders moeten kunnen meedoen

Ik hecht er net als deze organisaties veel belang aan dat ook huurwoningen worden voorzien van zonnepanelen. Met het reserveren van € 100 miljoen uit het Klimaatfonds, onder voorbehoud van afbouw van de salderingsregeling, en de middelen voor het verduurzamen van de gebouwde omgeving is er een stevige extra bijdrage mogelijk voor de huursector. Hiermee kan er vaart gemaakt worden met het benutten van het potentieel voor de aanleg van zonnepanelen op daken van huurwoningen. Ik wil dit bedrag efficiënt en gericht inzetten, zodat zoveel mogelijk huurders hiervan profiteren. Het is aan een nieuw kabinet om te wegen of er in aanvulling hierop nog meer geld nodig is, maar ik heb er vertrouwen in dat deze middelen een belangrijke aanjager kunnen vormen om een tempoversnelling te realiseren bij de verdere verduurzaming van de huursector.

Ik werk de optimale inzet van de bijdrage van € 100 miljoen als de salderingsregeling wordt afgebouwd uit met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Aedes. Ook zal ik het recente gepubliceerde onderzoek van Fakton19 gebruiken. Dit onderzoek biedt inzicht in de bandbreedte van de financiële haalbaarheid van zonnepanelen in de huursector. Gedurende de looptijd van het onderzoek is meerdere keren contact geweest met Aedes. Op basis van dit contact is een additioneel scenario toegevoegd aan het onderzoek en is er gekeken naar de btw die afgedragen dient te worden over de servicekosten. Uiteraard zal ik de Kamer over de vervolgstappen informeren.

Onafhankelijke tussentijdse evaluatie

Bij de tussentijdse evaluatiemomenten in 2025 en 2028 wordt er gekeken naar de effecten van de wet op het eigen verbruik, de investeringen in zonnepanelen in de huursector en de koopsector en de terugverdientijden. Het afbouwpad en de redelijke vergoeding zullen dan opnieuw beoordeeld worden tegen de achtergrond van de gewenste terugverdientijd.

Ik deel niet de opvatting dat de ACM onvoldoende onafhankelijk zou zijn om te kunnen adviseren over de terugleververgoeding. De ACM is bij uitstek de onafhankelijke toezichthouder en is daarom de aangewezen partij om op basis van haar expertise te kunnen adviseren over een redelijke terugleververgoeding. Hierbij worden de belangen van alle partijen in acht genomen.

Draagvlak

Er wordt al lang gesproken over de salderingsregeling. Een ruime meerderheid van de Tweede Kamer heeft ingestemd met het voorliggende wetsvoorstel. Dat het kabinet voornemens is om de salderingsregeling af te bouwen is bekend sinds 2017 en het is mijn beeld dat leveranciers en installateurs hun klanten hierover hebben geïnformeerd. Ook met de afbouw van de salderingsregeling blijft een investering in zonnepanelen aantrekkelijk. Mede hierom is het aantal zonnepanelen in Nederland de afgelopen jaren sterk gegroeid.

Vraag 16

Hebben deze leden het goed begrepen dat de terugverdientijd bij kleine aanpassingen van de veronderstellingen kan oplopen tot 12 jaar?

Het is niet waarschijnlijk dat de terugverdientijd zal oplopen tot 12 jaar. Volgens het TNO onderzoek is dit alleen mogelijk als de investeringskosten hoger zouden uitvallen dan verwacht en de opbrengsten lager uitpakken. De huidige inzichten bieden echter geen reden om hiervan uit te gaan.

Het is uiteraard mogelijk dat de werkelijkheid anders uitpakt dan de gemaakte aannames in het onderzoek, dat kan zowel positiever als negatiever uitpakken voor de businesscase. Om deze reden bevatten zowel het TNO onderzoek als het recente Fakton14 onderzoek een gevoeligheidsanalyse waar aannames gevarieerd worden. Hierdoor ontstaat een bandbreedte waarbinnen de terugverdientijd zal vallen. De genoemde 12 jaar zit volledig aan de buitenkant van de bandbreedte.

Om er rekening mee te kunnen houden dat de omstandigheden zodanig kunnen veranderen dat deze van invloed zijn op de terugverdientijd van zonnepanelen, zijn er in het wetsvoorstel twee tussentijdse evaluatiemomenten opgenomen, in 2025 en 2028. Dan wordt opnieuw gekeken naar de terugverdientijden op basis van de actuele marktomstandigheden. Dit geeft de mogelijkheid om tijdig bij te sturen.

Vraag 17

Hebben deze leden het voorts goed begrepen dat de subsidie van mensen die geen zonnestroom opwekken, naar die dat wel doen aanzienlijk kleiner is?

Leveranciers kunnen op meerdere manieren extra kosten hebben door hun klanten met zonnepanelen. Zo dienen leveranciers op zonnige middagen, waarbij teruggeleverde elektriciteit weinig waard is, af te nemen en te verrekenen met dure elektriciteit op andere momenten. Daarnaast hebben leveranciers te maken met stijgende onbalanskosten door hun klanten met zonnepanelen. Dit zijn kosten die gemaakt moeten worden wanneer er meer of minder elektriciteit ingevoed wordt dan vooraf verwacht werd en er als gevolg hiervan elders meer of minder elektriciteit gebruikt of geproduceerd moet worden waarvan de kosten bij de leverancier komen. De ACM heeft eerder globaal geschat dat klanten zonder zonnepanelen enkele tientallen euro’s per maand extra betalen door de kosten die leveranciers hebben aan klanten met zonnepanelen. Ik acht die inschatting reëel, al zal de feitelijke hoogte tussen leveranciers verschillen afhankelijk van de verhoudingen in het klantenbestand. Om hier meer inzicht in te krijgen doet de ACM momenteel een marktbrede studie naar de kosten en baten van klanten met zonnepanelen voor energieleveranciers. Dit onderzoek richt zich niet op één specifieke leverancier. Uitkomsten worden in het eerste kwartaal van volgend jaar verwacht.

Vraag 18

Heeft de regering overwogen deze subsidie te verkleinen door de opwekkers van zonnestroom een lagere vaste belastingkorting op de jaarlijkse energierekening te geven? Dit lijkt volgens deze leden administratief eenvoudig, omdat de aansluiting van zon op de rekening toch al wordt verwerkt. Op deze wijze zouden volgens deze leden de kosten van de saldering landelijk generiek kunnen worden gedeeld (gesocialiseerd), in plaats van door afzonderlijke energiebedrijven, die elk verschillende terugleveringsbedragen en heffingen (Vandebron) mogen voeren, wat voor consumenten zeer onoverzichtelijk is. Deelt de regering de indruk van deze leden dat dit de markttransparantie zou kunnen vergroten?

Ook met dit wetsvoorstel blijft na de afbouw van de salderingsregeling het vaste voordeel van de btw-vrijstelling bij aanschaf van zonnepanelen in stand. In die zin blijft er inderdaad sprake van een eenvoudige vaste fiscale korting voor mensen die investeren in zonnepanelen.

Voor wat betreft de situatie van de leverancier zou een dergelijke werkwijze geen oplossing bieden. Het elektriciteitstarief bestaat voor een deel uit kosten en marge voor de leverancier en voor een deel uit energiebelasting en btw. De kosten voor leveranciers komen voort uit het leveranciersdeel van het tarief, niet uit het fiscale deel. Een ingreep op de energiebelasting zorgt er dus niet voor dat de kosten die leveranciers maken door de salderingsregeling lager worden en voorkomt dus niet het socialiseren van deze kosten.

Het wetsvoorstel zorgt daarentegen ervoor dat zowel het leveranciersdeel als het fiscale voordeel geleidelijk wordt afgebouwd, zodat de te socialiseren kosten ten aanzien van de salderingsregeling ook geleidelijk zullen dalen.

Ik deel wel uw mening dat het onoverzichtelijk is voor consumenten als energieleveranciers zelf de spelregels bedenken. Het is voor consumenten belangrijk dat de regels duidelijk, eerlijk en transparant zijn en daarom wil ik regels met betrekking tot het terugleveren van zelf opgewekte elektriciteit met het wetsvoorstel liever in één keer goed regelen.

Vraag 19

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA stellen dat door het afschaffen van de saldering een vermindering van de groei van zonnestroom kan ontstaan, waardoor er meer zal moeten worden geïnvesteerd in andere stroomcapaciteit (kolen, gas of wind). Is de regering nagegaan hoeveel er dan zal moeten worden geïnvesteerd in andere stroomcapaciteit, en zo ja tegen welke kosten?

Zoals eerder aangegeven in het antwoord op vraag 7, zijn huishoudens bereid om te investeren in zonnepanelen tot een terugverdientijd van 9 jaar. Hierom blijft het ook bij de afbouw van de salderingsregeling aantrekkelijk om te investeren aangezien de terugverdientijd onder de 7 jaar blijft. Ik verwacht dus dat het aantal zonnepanelen in Nederland ook met de afbouw van de salderingsregeling zal blijven groeien. Dat blijkt ook uit de Klimaat- en Energieverkenning 2023: ondanks dat het aantal huishoudens met zonnepanelen al hoog is, verwacht het PBL dat dit aantal nog groeit.20

Nederland zit reeds bij de koplopers in de wereld voor wat betreft het plaatsen van zonnepanelen op daken. Ik merk op dat voor grootschalige zon-PV via andere instrumenten (de SDE++ subsidie regeling) de aanleg gestimuleerd wordt. Daarnaast komt er tijdelijk een subsidie van € 100 miljoen voor corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment, indien het wetsvoorstel wordt aangenomen en de salderingsregeling wordt afgebouwd. Met deze subsidie worden de netto investeringskosten voor zonnepanelen lager en kunnen verhuurders met een lagere vergoeding van de huurder toe. Daardoor wordt de instemming door huurders makkelijker en kan ook dit deel van de Nederlandse daken aantrekkelijker worden voor de opwek van duurzame elektriciteit.

Vraag 20

Kan de regering aangeven wat inmiddels de stand van zaken is ten aanzien van een aantal verwachte maatregelen genoemd in de memorie van antwoord, zoals het instemmingsrecht van huurders en van leden van verenigingen van eigenaren?

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bereidt een wetsvoorstel voor dat strekt tot aanpassing van het instemmingsrecht van huurders. Hierover heeft overleg plaatsgevonden met koepelorganisaties van huurders en verhuurders (de Woonbond, Aedes, IVBN en Vastgoed Belang). De uitkomsten van dat overleg zijn meegenomen bij de verdere voorbereiding. De Minister van BZK streeft ernaar om het wetsvoorstel in de eerste helft van 2024 in internetconsultatie te brengen.

In de VvE-versnellingsagenda verduurzaming is aangekondigd dat de VvE-besluitvormingsregels voor verduurzamingsmaatregelen worden aangepast door het quorum (aanwezigheidsvereiste) af te schaffen en een gewone meerderheid (50% + 1) te hanteren voor verduurzamingsmaatregelen. Andere mogelijke oplossingen worden nader onderzocht, zoals het invoeren van een integraal verduurzamingsplan voor alle VvE’s.

Op grond van het wetsvoorstel notificatieregeling oplaadpunten VvE’s kan een appartementseigenaar volstaan met een notificatie (kennisgeving) aan het VvE-bestuur bij het plaatsen van een oplaadpunt, wanneer wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.

Momenteel wordt onderzocht of de notificatieregeling voor oplaadpunten kan worden verbreed naar meerdere verduurzamingsmaatregelen.

Vraag 21

Kan de regering ook aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het vormgeven van een regeling voor verhuurders (woningcorporaties) waar overleg met AEDES over zou plaatsvinden?

Afgelopen zomer heeft Fakton21 onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de afbouw van de salderingsregeling op de businesscase voor zonnepanelen in de huursector. Aedes is gedurende dat onderzoek meerdere keren betrokken geweest. Op basis van het contact is een additioneel scenario toegevoegd aan het onderzoek.

Met de inzet van € 100 miljoen voor corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment kunnen de netto investeringskosten voor zonnepanelen verlaagd worden. Hierdoor kunnen verhuurders met een lagere vergoeding van de huurder toe, waardoor instemming door huurders makkelijker wordt. De tijdelijke subsidie wordt ingezet indien de salderingsregeling wordt afgebouwd.

Ik werk de optimale inzet van de bijdrage van € 100 miljoen als de salderingsregeling wordt afgebouwd uit met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Aedes. Ik zal de Kamer over de vervolgstappen uiteraard informeren.

Zie ook het antwoord op vraag 15.

Vraag 22

Uiteindelijk zien deze leden een grote toekomst voor energie neutrale en zelfs voor energieleverende wijken, doordat consumenten en bedrijven zelf stroom en warmte/kou opwekken, opslaan en aan elkaar leveren. Zij zijn verheugd dat de regering dit ook wil bevorderen, maar daarbij is het wachten op de Energiewet die bij de Tweede Kamer is ingediend, aldus deze leden. Is het kabinet bereid de aanpassing van de salderingsregeling op te schorten en pas in samenhang met deze ontwikkelingen in te voeren?

Opschorten van deze wetswijziging is niet nodig. Door de bepalingen in de Energiewet is namelijk voorzien in het opnemen van de relevante artikelen in die wet. Daarnaast zullen de Energiewet en de afbouw van de salderingsregeling gelijktijdig in werking treden: de afbouw van de salderingsregeling begint in 2025; de inwerkingtreding van de Energiewet is voorzien op 1 januari 2025. De afbouw van de salderingsregeling zal op basis van de huidige planning dus niet vooruitlopen op de Energiewet. Tot slot merk ik op dat vanuit de uitvoering het voor netbeheerders en energieleveranciers nodig is om tijdig duidelijkheid te geven over de afbouw vanaf 2025. Het uitstellen van de behandeling van dit wetsvoorstel acht ik daarom ongewenst.

Vraag 23

Heeft de regering kennisgenomen van het local4local concept? Zo ja, heeft de regering onderzocht tegen welke kostprijs men energie kan delen, burgers onderling maar ook aan bedrijven in de wijk en omgekeerd?

Ja, ik ben bekend met het local4local concept. De regering heeft niet onderzocht tegen welke kostprijs men energie kan delen. Wel is door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in december 2022 uit de MOOI-regeling een subsidie van ca. € 4,5 miljoen verstrekt aan een consortium onder leiding van Coöperatie Energie Samen U.A. om in 2 jaar het local4local-model te ontwikkelen en binnen zeven pilot energiegemeenschappen toe te passen. Het doel van dit project is om ten minste 20.000 deelnemende lokale overheden, bedrijven en burgers een betaalbare en voorspelbare energierekening te bieden. Dit door de binnen de energiegemeenschap opgewekte hernieuwbare warmte en elektriciteit tegen de kostprijs+ met elkaar te delen. Zodra er meer bekend is over de resultaten van de pilots, deel ik dat met uw Kamer.

Vraag 24

Er zijn toch reeds goede ervaringen met zogenoemde energie-hubs? Volgens Vereniging Energie Samen kan dit nu al een optie zijn om zonnepaneeleigenaren zekerheid te bieden in plaats van het huidige salderen.

Er zijn verschillende initiatieven met het concept «energie-hub». Dit is een concept dat op verschillende manieren invulling kan krijgen. Het is nog erg vroeg om te beoordelen hoe dit soort concepten zekerheid kunnen bieden over de opbrengsten van zelf opgewekte stroom. De toepassing van dit concept is immers nog volop in ontwikkeling. Ik juich dergelijke initiatieven van harte toe, maar daarnaast is duidelijkheid over de bij wet vastgelegde regels rondom salderen van groot belang om zekerheid te geven aan mensen met zonnepanelen of mensen die hierin willen investeren.

Vraag 25

Kan de regering aangeven of saldering kan worden vervangen met een subsidie voor energiedelen?

Het delen van energie is nog betrekkelijk nieuw. Zoals in het antwoord op vraag 23 aangegeven loopt er een pilot binnen een aantal energiegemeenschappen in het kader van het local4local concept. Een voorwaarde is hierbij nog wel dat alle afnemers klant zijn bij dezelfde leverancier. De Europese Commissie werkt op dit moment aan voorstellen om energiedelen naast levering door een leverancier mogelijk te maken (dus met vrije leverancierskeuze). Deze aanpassing van de Europese regelgeving zal naar verwachting eind dit jaar of begin volgend jaar worden vastgesteld. Lidstaten hebben dan twee jaar om deze regels te implementeren in hun nationale wetgeving. Ik vind het van belang dat de relevante kaders in de wetgeving helder zijn. Ook dient er ervaring opgedaan te zijn in de praktijk met de dergelijke nieuwe vormen voor het leveren van energie. Hierna kan er een afweging gemaakt kan worden of het gepast is om met publieke middelen deze deelnemers op de energiemarkt structureel te financieren.

Vraag 26

Energiedelen subsidieert het systeem in plaats van de productie, aldus deze leden. Denkt de regering na over een subsidie die zo de keten subsidieert in plaats van het pure aanbod?

Zoals in het antwoord op vraag 25 aangegeven hecht ik eraan om meer ervaring op te doen voordat een weging kan plaatsvinden wat betreft de wenselijkheid van structurele financiële steun. Wel heeft de overheid subsidie verstrekt aan enkele initiatieven om in de praktijk kennis op te doen en inzichten op te leveren over de mogelijkheden van dergelijke vormen van energie leveren.

Vraag 27

Worden hierover door de regering gesprekken gevoerd met de sector, netbeheer, de brancheverenigingen?

Ja. De regering voert sinds de publicatie van het voorstel van de Commissie om de elektriciteitsrichtlijn aan te passen, waarin o.a. ook het recht om energie te delen is uitgewerkt (Com/2023/148 final), regelmatig overleg met (branche)organisaties in de energiesector over het delen van energie. Het gaat o.a. om organisaties van netbeheerders, energieleveranciers, energiecoöperaties en producenten van duurzame energie.

Vraag 28

Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA of de regering heeft overwogen om de levering van stroom en de teruglevering volledig te scheiden, zodat er meer marktprikkels bij vraag en aanbod van zonne-energie ontstaan waar die nu zo ondoorzichtig zijn verweven?

Het leveren van elektriciteit (leveren) en het opkopen van overtollige elektriciteit bij eindafnemers (aggregeren) zijn onder de Energiewet juridisch gezien inderdaad twee aparte marktactiviteiten die duidelijk worden onderscheiden. Een eindafnemer heeft onder de Energiewet daarom altijd het recht om elektriciteit die hij zelf opwekt maar niet zelf gebruikt, te verkopen aan een onafhankelijke marktpartij die deze elektriciteit van hem overneemt. De eindafnemer en de marktdeelnemer die de elektriciteit van hem over neemt sluiten hiervoor een aggregatieovereenkomst. Hierin zijn onder ander de vergoeding en de voorwaarden waaronder deze elektriciteit wordt overgenomen opgenomen.

Een eindafnemer kan er echter ook voor kiezen om de elektriciteit die hij over heeft terug te leveren aan zijn leverancier. Onder de salderingsregeling wordt de elektriciteit die hij op het systeem heeft ingevoed, dan (deels) verrekend met de elektriciteit die hij van het systeem heeft afgenomen. Voor het deel dat niet gesaldeerd kan worden betaalt de leverancier een redelijke terugleververgoeding. De hoogte van de terugleververgoeding zal mede bepalen of eindafnemers gebruik gaan maken van diensten van onafhankelijke marktdeelnemers die aggregatiediensten aanbieden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van antwoord en in de memorie van toelichting dat investeren in zonnepanelen ook zonder de huidige salderingsregeling nog steeds financieel aantrekkelijk is.22 Berekeningen van onder andere TNO geven aan dat de terugverdientijd gemiddeld 7 jaar blijft. Echter, in augustus heeft de energieleverancier Vandebron aangekondigd een extra heffing op te leggen als eigenaren van zonnepanelen hun overtollige stroom aan het net leveren. Een maandelijkse boete zogezegd van maximaal 46 euro per maand. Deze actie roept bij de leden van de CDA-fractie enkele vragen op.

Vraag 29

Welke impact heeft deze actie op de terugverdientijd van de aanschaf van zonnepanelen?

Allereerst wil ik nogmaals het belang van duidelijke, eerlijke en transparante regels benadrukken voor het invoeden van opgewekte elektriciteit op het net. De verschillende wijzen die leveranciers hanteren om hun kosten te beheersen voor mensen met zonnepanelen dragen hier niet aan bij. Ik geef er de voorkeur aan om een aanpassing van de regels in één keer goed te regelen met dit wetsvoorstel en zo duidelijkheid te geven aan alle betrokken partijen.

Met de terugleverkosten zoals deze vanaf dit najaar door leverancier Vandebron in rekening gebracht worden zal de terugverdientijd voor mensen met zonnepanelen oplopen. Hoeveel de terugverdientijd stijgt is afhankelijk van de specifieke situatie van de zonnepaneelbezitter. Milieu Centraal26 heeft berekend wat de gevolgen zijn van deze terugleverkosten op de terugverdientijd. Bij een gemiddelde situatie (jaarverbruik: 3.255 kWh, opwek: 3.500 kWh) zorgen de terugleverkosten voor een stijging van de terugverdientijd van 7 naar 10 jaar. Milieu Centraal gaat er in die situatie van uit dat deze consument bij Vandebron blijft. Hoewel deze berekening is gebaseerd op allerlei onzekere aannames, geven ze een beeld van de impact van dergelijke terugleverkosten.

Overigens merk ik op dat er ook andere leveranciers zijn op de markt, die niet dergelijke terugleverkosten in rekening brengen. Mensen kunnen dus ervoor kiezen om over te stappen naar een concurrent die geen kostenpost in rekening brengt. Ook zijn leveranciers verplicht om aan consumenten, naast eventuele andere vrije contractvormen, levering volgens een modelcontract met variabele tarieven aan te bieden. Een extra kostenpost voor klanten met zonnepanelen is niet toegestaan in het modelcontract. Leveranciers zullen dus altijd een contract aan moeten bieden zonder deze extra kosten, waarbij de hoogte van de tarieven van het modelcontract wel vrij staat aan de leverancier.

Ik vind het belangrijk dat investeren in zonnepanelen aantrekkelijk blijft. Zonnepanelen leveren immers een belangrijke bijdrage aan de verduurzaming van onze stroomvoorziening en verminderen onze afhankelijkheid van geïmporteerde fossiele brandstoffen. Daarom wordt met het wetsvoorstel tot en met 1 januari 2027 een minimumvergoeding voor teruggeleverde stroom ingevoerd van 80% van het kale leveringstarief. In de periode daarna zal de Minister voor Klimaat en Energie elke twee jaar de minimale hoogte of wijze van berekening van de redelijke vergoeding vaststellen. Het wetsvoorstel voorziet tevens in evaluatiemomenten in 2025 en 2028, waarbij opnieuw gekeken wordt naar de terugverdientijden van investeringen in zonnepanelen. Dit biedt de mogelijkheid om tijdig bij te sturen indien nodig.

Vraag 30

Volgens deze leden was één van de argumenten voor de afbouw van de salderingsregeling gelegen in het feit dat de energieleveranciers de kosten die voortvloeien uit de salderingsregeling doorberekenen aan alle klanten, dus ook aan klanten zonder zonnepanelen. Dit zou ongeveer 250 euro per jaar zijn. Hoe beziet de regering deze actie in relatie tot het wetsvoorstel en is de argumentatie voor deze wet nu nog steekhoudend?

Op de Nederlandse markt zijn tientallen leveranciers actief. Voor alle leveranciers geldt dat zij extra kosten maken als gevolg van de salderingsregeling. Het feit dat een specifieke leverancier extra kosten in rekening brengt bij mensen met zonnepanelen vind ik geen alternatief voor een eenduidige aanpassing van de wettelijke regeling waarmee duidelijkheid wordt geboden over de afbouw en de regels voor alle leveranciers en consumenten.

Daarnaast merk ik op dat de belastingderving van de huidige salderingsregeling substantieel is, zie ook het antwoord op vraag 4. Ook deze kosten moeten uiteindelijk vanuit de belastingbetaler worden opgebracht. Hierdoor betalen mensen zonder zonnepanelen uiteindelijk een deel van de rekening voor de fiscale voordelen van mensen met zonnepanelen.

De aanpassing van de regels kunnen we beter in één keer regelen met het voorliggende wetsvoorstel, zodat iedereen een goede afweging kan maken tussen leveranciers op basis van een gelijk speelveld.

Vraag 31

Uit de beantwoording van de Minister voor Klimaat en Energie op vragen uit de Tweede Kamer door de heer Erkens begrijpen de leden van de CDA-fractie dat op basis van de huidige wetgeving het energiebedrijven vrij staat om kosten voor klanten met zonnepanelen in rekening te brengen, mits dit de werkelijke kosten weerspiegelt. Geldt deze uitleg ook bij het aannemen van voorliggend wetsvoorstel? Zo niet, welke acties onderneemt de regering tegen de energiebedrijven? Zo ja, betekent dit dan dat de mensen met zonnepanelen nu twee keer geraakt worden: afbouw salderingsregeling en extra kosten door energiebedrijven (zoals nu door Vandebron)?

Bij het toezicht op de redelijkheid van door leveranciers ingevoerde kosten voor klanten met zonnepanelen kijkt ACM op basis van de huidige wet of die kosten op werkelijke kosten zijn gebaseerd.

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel gelden er extra regels over de redelijke vergoeding. De minimumvergoeding voor het deel van de ingevoede elektriciteit dat niet gesaldeerd mag worden is tot 1 januari 2027 gesteld op ten minste 80% van het kale leveringstarief. Daarna zal de Minister elke twee jaar, na advies van de ACM, de minimale hoogte of de wijze van berekening van de redelijke vergoeding vaststellen. De energieleverancier kan zijn terugleverkosten onderdeel maken van deze terugleververgoeding, zolang dit een redelijke vergoeding oplevert die dus ook tot 2027 voldoet aan de 80%-regel. De ACM zal hier toezicht op houden, en kan bij overtredingen optreden met een last onder dwangsom of een bindende aanwijzing of een bestuurlijke boete. Deze regels zullen dan via een samenloopbepaling ook van toepassing worden onder de Energiewet.

Leveranciers maken verschillende kosten door hun klanten met zonnepanelen. Zie ook het antwoord op vraag 17. Door de afbouw van de salderingsregeling zal een deel van de kosten die leveranciers maken door klanten met zonnepanelen weggenomen worden. Ik voorzie daarom dat op termijn de werkelijk gemaakte kosten door leveranciers voor klanten met zonnepanelen door de afbouw van de salderingsregeling zullen dalen. Hierom zullen zij minder kosten doorrekenen. De ACM blijft als onafhankelijk toezichthouder toezien op de redelijkheid van de kosten die nog wel doorgerekend worden.

De afbouw van de salderingsregeling heeft ook een ander voordeel: er ontstaat voor zonnepanelenbezitters een prikkel om het eigen verbruik van opgewekte elektriciteit te verhogen. Doordat deze elektriciteit niet aan het net teruggeleverd wordt, is dit direct voordelig voor de zonnepanelenbezitter én draagt het bij aan het verminderen van kosten van leveranciers.

Vraag 32

Alhoewel deze leden begrip hebben voor de overwegingen tot afbouw van de salderingsregeling, maken zij zich ook zorgen over de impact van dit besluit op het vertrouwen van de burger en ondernemer in de overheid. Niet alle kopers van zonnepanelen zijn zich ervan bewust geweest dat de afbouw van de salderingsregeling al enige jaren is aangekondigd. Daar komen andere ervaringen bij, zoals diverse burgers en ondernemers die zonnepanelen hebben aangeschaft, maar hun zonne-energie nu niet kwijt kunnen bij energiebedrijven en een actie á la Vandebron voor het in rekening brengen van extra kosten. Graag ontvangen deze leden een reflectie van de regering op dit punt.

In 2017 heeft het toenmalige kabinet-Rutte-III in het regeerakkoord besloten de salderingsregeling af te bouwen. Vervolgens heeft het wetstraject door de val van dat kabinet en het controversieel verklaren van het wetsvoorstel vertraging opgelopen. Vervolgens is gedurende het kabinet-Rutte-IV de Kamerbehandeling diverse keren uitgesteld. Ik kan me voorstellen dat dit de duidelijkheid en voorspelbaarheid voor consumenten niet ten goede is gekomen.

Ik vind het net als u belangrijk dat burgers en ondernemers kunnen vertrouwen op eerlijke regels voor het invoeden van opgewekte elektriciteit. Een investering in zonnepanelen moet wat mij betreft dan ook een goede investering blijven waarbij een redelijke terugverdientijd geldt. Daarom bevat het wetsvoorstel een redelijke vergoeding voor teruggeleverde zonnestroom die niet gesaldeerd kan worden. Daarnaast komen er twee evaluatiemomenten, in 2025 en 2028, om onder andere de terugverdientijd te meten en bij te sturen als dat nodig is.

Ik vind dat we de aanpassing van de regels beter in één keer kunnen regelen met het voorliggende wetsvoorstel. Hiermee wordt duidelijkheid geboden over de afbouw en de regels voor alle leveranciers en consumenten. Zie ook het antwoord op vraag 30.

Vraag 33

De leden van de CDA-fractie merken op dat de salderingsregeling voor zonnepanelen ooit is ingezet als bijdrage aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen. Het goede nieuws is volgens hen dan ook dat het gebruik van zonnepanelen in Nederland al jaren een stevige groei doormaakt. Met als consequentie dat de energiebedrijven soms geconfronteerd worden met te veel zonne-energie die zij niet kunnen wegzetten. Deze leden vragen of de energiebedrijven in de afgelopen jaren geen toekomstscenario’s hebben gemaakt hoe om te gaan met deze mismatch van vraag en aanbod gedurende het hele jaar. De zon schijnt nu eenmaal meer in de zomer dan in de winter. Is het niet de taak van de energiebedrijven om verantwoord met duurzame zonne-energie om te gaan? Welke acties hebben zij ondernomen om de mogelijkheden van het opslaan van zonne-energie te bevorderen? Het lijkt er nu op dat de energiebewuste burger en ondernemer moet betalen voor zijn gedrag.

Het stroomnet dient constant in balans te zijn. De balans van vraag en aanbod van elektriciteit wordt bepaald door zowel alle elektriciteitsgebruikers als alle elektriciteitsproducenten. Dat zijn niet alleen energiebedrijven, maar ook huishoudens en andere elektriciteitsgebruikers, met of zonder zonnepanelen. Uiteindelijk valt alle elektriciteit die op het elektriciteitsnet wordt ingevoed of van het net wordt afgenomen onder programmaverantwoordelijkheid. De programmaverantwoordelijke partijen krijgen de rekening – positief of negatief – voor de afwijking in hun programma. Deze kosten rekenen ze veelal door naar de elektriciteitsgebruikers of -producenten die deze afwijking hebben veroorzaakt. Doordat prijzen van moment tot moment verschillen, hebben elektriciteitsgebruikers en -producenten een prikkel om op het juiste moment elektriciteit af te nemen of in te voeden.

Vraag 34

Overigens in datzelfde kader vragen deze leden welke activiteiten en mogelijkheden de regering ter hand gaat nemen om energiedelen aantrekkelijk te maken of huishoudens faciliteren bij meer eigen gebruik van zelf-opgewekte energie, bijvoorbeeld met batterijen, warmte-opslag en lokaal delen (in lijn ook met de diverse aangenomen moties in de TK)?

Het delen van energie is nog betrekkelijk nieuw. Er is een aantal energiegemeenschappen die het delen van energie nu al mogelijk maken. Een voorwaarde is dan wel dat alle afnemers klant zijn bij dezelfde leverancier. De Europese Commissie werkt op dit moment aan voorstellen om energiedelen naast levering door een leverancier mogelijk te maken (dus met vrije leverancierskeuze). Over dit voorstel moet nog onderhandeld worden met het Europees Parlement en de Raad (trilogen). Wanneer de Europese regels voor het delen van energie zijn vastgesteld (het gaat om een aanpassing van de Elektriciteitsrichtlijn) zullen deze regels in de Energiewet worden geïmplementeerd.

Over hoe energiedelen in Nederland kan werken voer ik nu al verkennende gesprekken met brancheorganisaties van netbeheerders, leveranciers en energiecoöperaties. Ook zijn er gesprekken met ambtenaren van het Ministerie van Financiën over o.a. de inning van de energiebelasting en andere heffingen. Het inpassen van het delen van energie binnen het Nederlandse systeem is administratief complex en vraagt de nodige aanpassingen in processen van netbeheerders, leveranciers en de overheid. Mede om deze reden heeft Nederland om een ruime implementatietermijn gevraagd voor de invoering van de nieuwe regels met betrekking tot het delen van energie.

Los van het delen van energie zal het afbouwen van de salderingsregeling afnemers stimuleren om meer elektriciteit te gebruiken op het moment dat zij deze ook zelf opwekken. Nu hebben de meeste eigenaren van zonnepanelen hiervoor nog geen financiële prikkel. Dit zorgt mede voor een onnodig hoge belasting van het elektriciteitsnet. Dit effect zal afnemen als de huidige salderingsregeling wordt afgebouwd.

Vraag 35

Heeft de regering, zo vragen deze leden, kennis genomen van het standpunt van Energie-Nederland? Zij geven volgens deze leden aan dat het reguleren van de terugleververgoeding vanuit Europeesrechtelijk oogpunt discutabel zou zijn. De Elektriciteitsrichtlijn uit 2019 verbiedt namelijk regulering van energieprijzen wanneer er geen sprake is van crisis of bestrijding van energie-armoede. Zij geven aan dat bij het aannemen van deze wet een procedure op grond van onrechtmatige overheidsdaad gestart kan worden. Of bijvoorbeeld een proefprocedure uit kan lokken. Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een toelichting van de regering op dit standpunt.

Ja, deze redenering is reeds bekend. Het wettelijk voorschrijven van een redelijke vergoeding voor de ingevoede elektriciteit die niet gesaldeerd kan worden is in lijn met de Elektriciteitsrichtlijn (richtlijn (EU) 2019/944). Artikel 5 van deze richtlijn gaat over de regulering van leveringsprijzen en stelt geen regels over het terugleveren van elektriciteit door consumenten. Daarnaast is ook artikel 21, tweede lid, onderdeel d, van richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L328) van belang. Daarin is bepaald dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat zelfverbruikers van hernieuwbare energie individueel of via aankoopgroeperingen, het recht hebben op het ontvangen van een beloning voor zelfopgewekte hernieuwbare elektriciteit die zij aan het net leveren, die een afspiegeling is van de marktwaarde van die elektriciteit en die rekening kan houden met de waarde op lange termijn ervan voor het net, het milieu en de samenleving. Dit geeft dus voldoende juridische grondslag voor een wettelijke regeling van een vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit. De invulling hiervan dient in overeenstemming te zijn met de uitgangspunten van de Elektriciteitsrichtlijn.

Vraag 36

In de memorie van toelichting wordt de burger opgeroepen om meer zonne-energie «achter de meter» te gebruiken. Voor adviezen wordt verwezen naar de website Milieu Centraal. De adviezen zijn onder meer om de afwasmachine en de wasmachine overdag te gebruiken evenals het opladen van de elektrische auto. De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe reëel deze adviezen zijn in relatie tot de praktijk van alledag. Natuurlijk wordt er tegenwoordig meer thuis gewerkt, desondanks komen de adviezen volgens deze leden magertjes over. Heeft de regering enig inzicht in hoe deze adviezen in de praktijk worden opgevolgd en welke andere mogelijkheden er zijn voor burgers in deze?

Ik acht deze adviezen reëel. Veel apparaten hebben tegenwoordig de mogelijkheid de start uit te stellen. Indien het een zonnige dag is kan men in de ochtend de apparaten zodanig instellen dat deze pas aangaan op het moment dat zonnepanelen elektriciteit opwekken. Met de afbouw van de salderingsregeling ontstaat er een financiële prikkel om dit te doen en zo het aandeel eigen verbruik te vergroten. Men bespaart immers het volledige leveringstarief op zonne-energie die direct zelf verbruikt wordt, terwijl er voor aan het net teruggeleverde elektriciteit een lagere terugleververgoeding kan gelden.

Het kabinet werkt daarnaast voor de komende periode een gezamenlijke actieagenda uit om de netcongestie tegen te gaan. Hierbij wordt nauw samen gewerkt met netbeheerders, (koepels van) gemeenten en provincies, kennisinstellingen en marktpartijen. De maatregelen in de actieagenda die gericht zijn op efficiënter netgebruik door kleinverbruikers. Slimme, aanstuurbare apparaten worden de norm. Dit is noodzakelijk om efficiënt gebruik te maken van het elektriciteitsnet en dus om verduurzaming en woningbouw mogelijk te maken.

Tot slot kunnen huishoudens die overwegen om zonnepanelen te laten installeren nadenken over welke oriëntatie van de zonnepanelen het beste aansluit bij hun verbruik, indien hun huis dit toelaat. Oost-west georiënteerde zonnepanelen hebben een opwek die over het algemeen beter aansluit bij het verbruik. Dit verhoogt het aandeel eigen verbruik van deze huishoudens.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie constateren dat een energieleverancier recent is gestart om consumenten die in het bezit zijn van zonnepanelen «terugleverkosten» in rekening te brengen. Uit berichten in de media maken deze leden op dat meer energieleveranciers deze stap overwegen. Naar aanleiding van deze ontwikkeling hebben deze leden enkele vragen.

Vraag 37

Kan de regering aangeven op welke wijze de Autoriteit Consument en Markt in de huidige situatie en in de situatie na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel toezicht kan houden op de hoogte van deze terugleverkosten?

In de huidige situatie houdt de ACM toezicht op de leveringstarieven die de leverancier aan de kleinverbruiker in rekening brengt. Die leveringstarieven moeten redelijk zijn. Omdat de huidige wet in artikel 31c, eerste lid, een saldering regelt van maximaal 100% van de afgenomen elektriciteit, is daarmee eveneens een redelijk tarief verzekerd voor het deel van de ingevoede elektriciteit dat gesaldeerd mag worden. Voor het deel dat niet gesaldeerd mag worden betaalt de leverancier een redelijke vergoeding aan de afnemer. De ACM houdt hier toezicht op en kan bij overtredingen optreden met een last onder dwangsom of een bindende aanwijzing.

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel gelden er extra regels over de redelijke vergoeding. De minimumvergoeding voor het deel van de ingevoede elektriciteit dat niet gesaldeerd mag worden is tot 1 januari 2027 gesteld op ten minste 80% van het kale leveringstarief. Daarna zal de Minister elke twee jaar, na advies van de ACM, de minimale hoogte of de wijze van berekening van de redelijke vergoeding vaststellen. De energieleverancier kan zijn terugleverkosten onderdeel maken van deze terugleververgoeding, zolang dit een redelijke vergoeding oplevert die dus ook tot 2027 voldoet aan de 80%-regel. De ACM zal hier toezicht op houden, en kan bij overtredingen optreden met een last onder dwangsom of een bindende aanwijzing of een bestuurlijke boete.

Nadat het wetsvoorstel is aangenomen kunnen er via algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld worden over de berekening van de jaarlijkse leveringskosten. Hiermee kunnen regels worden gesteld over onder meer de onbalans- en profileringskosten die onderdeel kunnen zijn van de jaarlijkse leveringskosten. Het gebruik van deze lagere regelgeving moet echter wel binnen de Europese kaders gebeuren. Deze kaders gaan uit van de beginselen van vrije prijsvorming en niet discriminerende prijzen.

Zoals eerder aangegeven in de antwoorden op vragen 18 en 31 maken leveranciers verschillende kosten door hun klanten met zonnepanelen. Door de afbouw van de salderingsregeling zal een deel van de kosten die leveranciers maken door klanten met zonnepanelen weggenomen worden. Ik voorzie daarom dat leveranciers op termijn, naarmate de salderingsregeling wordt afgebouwd, minder kosten hoeven door te rekenen.

Vraag 38

Het voorliggende wetsvoorstel bepaalt dat er sprake moet zijn van een redelijke terugleververgoeding, die via het nader gewijzigd amendement van het lid Erkens c.s.23 voor de eerste jaren is vastgesteld op minimaal 80 procent van de kosten die de leverancier is overeengekomen met de afnemer voor de afname van elektriciteit per kWh. Hiermee wordt zekerheid gecreëerd voor consumenten die zonnepanelen willen installeren. De leden van de D66-fractie voorzien nu de mogelijkheid dat energieleveranciers enerzijds aan de wettelijke redelijke vergoeding voldoen, maar deze anderzijds via terugleverkosten of een andere tariefcomponent weer ondergraven. Daarmee zou de redelijke vergoeding uit het wetsvoorstel in de praktijk alsnog lager kunnen uitpakken dan beoogd. Kan de regering onderbouwen of dit risico al dan niet bestaat?

Zoals eerder aangegeven in de beantwoording op vraag 31, verwacht ik dat leveranciers minder reden hebben om extra kosten in rekening te brengen aan zonnepaneelbezitters als de salderingsregeling wordt afgebouwd. Door de afbouw zal de leverancier immers minder kosten hebben aan het salderen. Ook de stimulans om voor meer verbruik achter de meter te zorgen helpt leveranciers kosten te beheersen.

Overigens stelt de Minister voor Klimaat en Energie op grond van het wetsvoorstel vanaf 2027 de minimale hoogte of wijze van de berekening van de terugleververgoeding vast, na advies van de ACM. De ACM kan zich op dat moment baseren op ervaringen in de markt tot 2027 en op de op dat moment geldende situatie.

Vraag 39

Het wetsvoorstel bevat tevens een grondslag om bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over de berekening van de leveringskosten en over de vaststelling en bekendmaking van de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding. De leden van de D66-fractie vragen of dit ook een grondslag biedt om tariefcomponenten die de redelijke vergoeding ondergraven, te verbieden of anderszins onmogelijk te maken?

De salderingsregeling zorgt voor hoge kosten bij leveranciers die doorberekend worden aan alle consumenten, dus ook consumenten zonder zonnepanelen. Het verbieden van dergelijke kostenposten biedt daarvoor geen oplossing. Als dit verboden wordt, zullen leveranciers op zoek gaan naar andere manieren om hun kosten te beheersen (bijvoorbeeld door het socialiseren van kosten over alle klanten).

Ik wil enerzijds deze kosten laten dalen, en hiermee dus de impact van de salderingsregeling op de tarieven voor consumenten zonder zonnepanelen. Anderzijds wil ik ervoor zorgen dat investeren in zonnepanelen aantrekkelijk blijft. Daarom stel ik voor om de salderingsregeling geleidelijk af te bouwen en komt er tot 2027 een minimumvergoeding van 80% van het kale leveringstarief, waarna de Minister voor Klimaat en Energie vanaf 2027 de minimale hoogte of wijze van de berekening van de terugleververgoeding vaststelt. Zo kom ik tegemoet aan stijgende kosten van salderen voor de leveranciers. Tegelijkertijd zorgt de minimumvergoeding ervoor dat de terugverdientijd van een investering in zonnepanelen aantrekkelijk blijft.

Daarnaast is het voor consumenten belangrijk dat de regels duidelijk en voor iedereen hetzelfde zijn. Zo kunnen ze een goede afweging maken tussen leveranciers. Verschillende methodes om de teruggeleverde elektriciteit te verrekenen komen die duidelijkheid niet ten goede. Bijsturen van kosten en baten van de verdeling ten aanzien van zonnepanelen moet in de toekomst wat mij betreft dus via de afbouw van de salderingsregeling gebeuren.

Vraag 40

Tot slot vragen deze leden wat de afbouw van deze salderingsregeling betekent voor het vertrouwen dat consumenten eerder hebben gesteld in de overheid en wat de implicaties zijn voor huishoudens die mogelijk financieel kwetsbaar zijn?

Het afschaffen van de salderingsregeling stond in 2017 in het regeerakkoord. Dat de salderingsregeling op termijn zou worden afgebouwd, is daarmee al lange tijd bekend. Uiteindelijk is de start van de afbouw verschoven naar 2025. Door het afbouwpad tot 2031 vast te leggen, geven we consumenten en de markt duidelijkheid voor de komende jaren en kunnen zij hier rekening mee houden bij hun investeringsbeslissing. Uit onderzoek van TNO komt naar voren dat de terugverdientijden ook met de afbouw naar verwachting niet boven de 7 jaar uitkomen. Daarmee blijft een investering in zonnepanelen zeer interessant.

Het rendement op een investering in zonnepanelen is hetzelfde voor mensen met hoge inkomens als voor mensen met lage inkomens. Vanzelfsprekend is het lastiger om het investeringsbedrag bij elkaar te brengen voor mensen met een laag inkomen dan voor mensen met een hoog inkomen.

Het kabinet biedt woningeigenaren met een laag inkomen en laag middeninkomen de mogelijkheid om te investeren in zonnepanelen op hun eigen dak. Zij kunnen hiervoor lenen bij het Nationaal Warmtefonds. Hiermee kan de woningeigenaar zonnepanelen laten investeren, maar ook bijvoorbeeld isolatie. Daarnaast biedt het Warmtefonds verantwoorde financiering aan woningeigenaren zonder leenruimte en het Warmtefonds hanteert geen leeftijdsgrens, dus is er ook voor eigenaren van 75 jaar en ouder. Voorheen waren zonnepanelen slechts deels te financieren via het Warmtefonds, maar sinds 2022 zijn de volledige kosten te betalen met een lening via het Warmtefonds.

Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie

Vraag 41

Is de regering het met de leden van de PvdD-fractie eens dat alles op alles gezet moet worden om de landelijke CO2-reductie te realiseren en dat de afbouw van een succesvolle salderingsregeling – waardoor veel particulieren zonnepanelen aanschaffen en CO2 reduceren – deze reductie mogelijk zou kunnen tegenwerken?

Ik ben het met u eens dat zonne-energie een belangrijke bijdrage levert aan een energieneutraal energiesysteem. Het is dus van belang dat investeren in zonnepanelen aantrekkelijk blijft. Daarom wordt de salderingsregeling geleidelijk afgebouwd en ontvangen zonnepanelenbezitters een redelijke vergoeding voor het deel van de opgewekte elektriciteit die niet meer gesaldeerd kan worden. De terugverdientijd blijft daarmee redelijk waardoor de investering aantrekkelijk blijft. Ook komen er twee evaluatiemomenten, in 2025 en 2028, om onder andere de terugverdientijd te meten en bij te sturen als dat nodig is.

Vraag 42

Volgens de leden van de PvdD-fractie is een reden om de salderingsregeling af te bouwen dat de terugverdientijd niet veel langer zal zijn doordat zonnepanelen goedkoper worden. Daarentegen stelt het TNO rapport Update effect afbouw salderingsregeling op de terugverdientijd van investeringen in zonnepanelen het volgende: «De terugverdientijd is tevens afhankelijk van een aantal onzekere factoren zoals de kostendaling van zonnepanelen en de ontwikkeling van de elektriciteitsprijs. Deze onzekere factoren kunnen tot langere of kortere terugverdientijden leiden voor het referentiesysteem». De hoofdreden voor de afbouw van de salderingsregeling is dus een onzekere factor volgens het TNO. Graag ontvangen deze leden een reflectie van de regering op dit punt. Kan de regering aangeven of de salderingsregeling weer wordt hersteld als de zonnepanelen opeens toch duurder blijken te zijn dan verwacht?

Er spelen allerlei factoren een rol bij het bepalen van de terugverdientijd. Naast de investeringskosten zijn dat bijvoorbeeld de ontwikkeling van de elektriciteitstarieven en het aandeel eigen verbruik. Deze variabelen, en daarmee de terugverdientijd, kunnen over tijd anders uitpakken dan de gemaakte aannames in het onderzoek. Dit kan zowel positief als negatief uitpakken voor de businesscase. Om deze reden bevat het TNO onderzoek een gevoeligheidsanalyse waar aannames gevarieerd worden. Hierdoor ontstaat een bandbreedte waarbinnen de terugverdientijd zal vallen.

Om rekening houden met het feit dat de omstandigheden zodanig kunnen veranderen dat deze van invloed zijn op de terugverdientijd van zonnepanelen, heeft de Tweede Kamer ingestemd met het amendement Grinwis/Erkens24. Hiermee is een extra evaluatiemoment in het wetsvoorstel opgenomen. Er wordt zowel in 2025 als in 2028 opnieuw gekeken naar de terugverdientijden op basis van de actuele marktomstandigheden. Dit geeft de mogelijkheid om tijdig bij te sturen.

Vraag 43

Particulieren krijgen door de afbouw van de salderingsregeling niet de financiële opbrengst die hun beloofd was toen zij zonnepanelen aanschaften, aldus de leden van de PvdD-fractie. Is de regering het met deze leden eens dat de overheid particulieren verkeerd heeft geïnformeerd, terwijl deze particulieren zich in een kwetsbare positie verkeerden door het doen van een grote financiële investering?

Ik deel deze conclusie niet. Het afbouwen van de salderingsregeling stond in 2017 in het regeerakkoord; het vorige kabinet heeft besloten de salderingsregeling geleidelijk af te bouwen vanaf 2023. Dat de salderingsregeling op termijn zou worden afgebouwd, is daarmee al lange tijd bekend. Het is mijn beeld dat zowel installateurs als leveranciers hun klanten hierover geïnformeerd hebben. Het wetsvoorstel voorziet in een redelijke vergoeding voor de teruggeleverde elektriciteit die niet meer gesaldeerd kan worden. Mede hierdoor blijft een investering in zonnepanelen aantrekkelijk en profiteren huishoudens met zonnepanelen ook met de afbouw van de salderingsregeling van een lagere energierekening.

Ik deel wel uw mening dat er op een heldere en toegankelijke wijze gecommuniceerd moet worden over de afbouw. Naast de communicatie door het kabinet geef ik Milieu Centraal als onafhankelijke organisatie subsidie om hierover informatie te verschaffen aan consumenten. Milieu Centraal geeft op de website uitgebreide informatie over de huidige salderingsregeling en over wat de afbouw van de salderingsregeling betekent voor investeringen in zonnepanelen. Daarnaast kunnen mensen op rijksoverheid.nl terecht voor actuele informatie en veel gestelde vragen over de salderingsregeling.

Vraag 44

De leden van de PvdD-fractie vragen of er onderzoek is gedaan naar de (financiële) stimulatie van thuisbatterijen of andere vormen van duurzame opslagvoorzieningen voor kleingebruikers om eventuele overbelasting op het stroomnet op te kunnen vangen? Zo ja, dan zien deze leden dit onderzoek graag tegemoet. Zo niet, kan de regering toelichten waarom dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden?

Er loopt momenteel een onderzoek naar de nut en noodzaak van thuis- en buurtbatterijen naar aanleiding van de motie Erkens25. Ik informeer de Kamer eind dit jaar over de uitkomsten hiervan. Afgelopen voorjaar heb ik de Routekaart Energieopslag uitgebracht en daarin ben ik ingegaan op de rol die thuisbatterijen en andere vormen van duurzame opslagvoorzieningen voor kleingebruikers kunnen spelen om eventuele overbelasting van het stroomnet op te kunnen vangen.

Vraag 45

Voorts vragen deze leden of er onderzoek is gedaan naar hoe de piekbelasting van het stroomnet af kan nemen, zodat uitgesloten kan worden dat teruglevering op het net geen oorzaak is van de afbouw van de salderingsregeling? Zo ja, dan zien zij ook graag de resultaten van dit onderzoek tegemoet. Zo niet, kan de regering toelichten waarom dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden?

Als de zon schijnt en kleinverbruikers tegelijkertijd veel elektriciteit opwekken, draagt de invoeding op het net helaas substantieel bij aan piekbelasting26. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat werkt met alle betrokken partijen (netbeheerders, medeoverheden, kennisinstellingen) via het Landelijk Actieprogramma Netgongestie (LAN) aan oplossingen om de overbelasting van de elektriciteitsnetten aan te pakken. Netbeheer Nederland werkt aan het in kaart brengen van de problematiek. Hiervoor wordt in het kader van de aanpak van netcongestie op het laagspanningsnet door Netbeheer Nederland een probleemanalyse opgesteld die tegelijk met het actieplan wordt gepubliceerd.

Vraag 46

Kan de regering bevestigen of het waar is dat op zonnige dagen steeds vaker zonnepanelen worden geblokkeerd van levering, omdat het net het aanbod niet aankan? Is het waar dat eigenaren van zonnepanelen hun opgewekte energie op zulke momenten ook niet of the grid kunnen gebruiken en is het kabinet bereid te onderzoeken welke invloed daarvan uitgaat op de bereidheid van particulieren en bedrijven om zonnepanelen aan te schaffen en wat de gevolgen daarvan zijn voor de energietransitie?

Ja, dit klopt. De energietransitie is in Nederland in volle gang. Samen wordt gewerkt aan het verduurzamen van Nederland en samen zetten bedrijven en huishoudens steeds meer in op gebruik van (eigen) opgewekte elektriciteit. Nederland behoort tot de wereldwijde kopgroep als het gaat om de opwek van zonnestroom per hoofd van de bevolking. Deze succesvolle ontwikkeling brengt echter ook uitdagingen met zich mee die impact hebben op het elektriciteitsnet.

Eén van die uitdagingen is netcongestie. Dit is nu nog beperkt maar komt wel steeds vaker voor op laagspanningsnetten waar huishoudens aan zijn gekoppeld. Door spanningsproblematiek (overspanning) op het net in verschillende woonwijken op momenten dat er veel zonnestroom wordt ingevoed maar weinig wordt verbruikt, kan het voorkomen dat omvormers van zonnepanelen afschakelen. Dit is van belang om grotere problemen met het stroomnet, zoals storingen en uitval, te voorkomen.

Het afschakelen van omvormers gebeurt bij een netspanning boven de 253 volt (dit is wettelijk bepaald). Dit om het elektriciteitsnet stabiel en de spanning in huis veilig te houden. Op momenten dat de omvormers door overspanning afschakelen, kan opgewekte zonnestroom niet «off the grid» worden gebruikt.

Het gebruik van dikkere kabels bij de installatie van zonnepanelen, drie-fase aansluiting op het net en een drie-fase omvormer dragen bij aan een betere verdeling van de spanning en vermindert de kans op het afschakelen van omvormers van zonnepanelen. Daarnaast draagt het flexibeler omgaan met elektriciteit, zoals energie gebruiken op het moment dat het wordt opgewekt, bij aan het verminderen van de kans op afschakeling van omvormers.

Gelukkig is afschakelen van omvormers alleen nodig voor korte periodes met veel zon en een lage energievraag. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat werkt nauw samen met netbeheerders, kennisinstellingen, bedrijven, VNG, IPO, het Ministerie van BZK en het Ministerie van IenW in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie om dit probleem aan te pakken.

Het flexibeler omgaan met elektriciteit, zoals energie gebruiken op het moment dat het wordt opgewekt, is dus één van oplossingen. De afbouw van de salderingsregeling zal hieraan bijdragen. De afbouw zorgt namelijk voor een prikkel om het eigen verbruik achter de meter te verhogen en de elektriciteitsvraag beter af te stemmen op het aanbod. Door zelf opgewekte elektriciteit te verbruiken bespaart men immers het volledige leveringstarief.

Vraag 47

Met de inwerkingtreding van de afbouw van de salderingsregeling is er een grote kans dat veel huishoudens besluiten om geen zonnepanelen te nemen, terwijl ze dat misschien wel overwogen met het behoud van de salderingsregeling, aldus de leden van de PvdD-fractie. Heeft de regering onderzoek gedaan naar hoeveel huishoudens door de afbouw besluiten geen zonnepanelen te nemen, die dat eerst wel van plan waren?

Nee. Er is wel onderzoek27 gedaan naar terugverdientijd waarbij huishoudens bereid zijn om te investeren in zonnepanelen. Uit dit onderzoek blijkt dat huishoudens in de regel bereid zijn te investeren in zonnepanelen als de terugverdientijd maximaal 9 jaar is. Onderzoek van TNO (2022) toont aan dat ook met de afbouw van de salderingsregeling de terugverdientijd ruim onder de 9 jaar zal blijven. Het blijft dus rendabel en aantrekkelijk om te investeren in zonnepanelen. Hierom verwacht ik dat het aantal huishoudens met zonnepanelen ook met de afbouw zal blijven groeien.

Vraag 48

Kan de regering inzichtelijk maken hoeveel CO2-reductie Nederland hierdoor misloopt?

Nee. De terugverdientijd op zonnepanelen blijft ruim onder de 9 jaar. Het is dus ondanks de afbouw nog altijd aantrekkelijk om te investeren. Ik verwacht dat het aantal huizen met zonnepanelen, en daarmee de CO2-reductie in absolute zin, ook de komende jaren blijft toenemen.

Vraag 49

De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat door de inwerkingtreding van de afbouw van de salderingsregeling alleen nog maar meer huishoudens worden uitgesloten van de energietransitie. Is de regering het met deze leden eens dat de afbouw van de salderingsregeling hierdoor klimaatonrechtvaardigheid in de hand werkt?

Nee. De ACM28 heeft eerder globaal geschat dat huishoudens zonder zonnepanelen door de salderingsregeling tot wel enkele tientallen euro’s per maand extra betalen. Dit komt doordat leveranciers kosten maken door klanten met zonnepanelen en deze doorberekenen aan alle klanten. Als de salderingsregeling in haar huidige vorm blijft bestaan, dan zullen de kosten voor de leverancier, en dus de extra kosten voor mensen zonder zonnepanelen, verder oplopen. Om hier meer inzicht in te krijgen doet de ACM momenteel een marktbrede studie naar de kosten en baten van klanten met zonnepanelen voor energieleveranciers. Uitkomsten worden in het eerste kwartaal van volgend jaar verwacht.

Overigens blijft het ook met de afbouw van de salderingsregeling aantrekkelijk om te investeren in zonnepanelen. Vanzelfsprekend is het voor huiseigenaren met kwetsbare inkomens moeilijker om de investering te kunnen doen. Het Nationaal Warmtefonds biedt een aantrekkelijke financiering voor zowel isolatie als zonnepanelen. Lage inkomens in de koopsector krijgen financiering met 0% rente en lange looptijden. Gemeenten kunnen kwetsbare woningeigenaren daarnaast ontzorgen bij het aanvragen van subsidies en financiering voor verduurzaming. Gemeenten ontvangen hiervoor budget om in te zetten voor de energietransitie.

Voor de huursector komt er tijdelijk een subsidie van € 100 miljoen voor corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment. Deze subsidie komt beschikbaar indien de salderingsregeling wordt afgebouwd. Met de subsidie worden de netto investeringskosten voor zonnepanelen lager en kunnen verhuurders met een lagere vergoeding van de huurder toe. Hierdoor wordt het voor huurders aantrekkelijker om in te stemmen met de aanleg van zonnepanelen.

Vragen en opmerkingen van de OPNL-fractie

Vraag 50

Het lid van de OPNL-fractie merkt op dat de Minister voor Klimaat en Energie in de memorie van antwoord heeft gesteld dat de terugverdientijd van investeringen in zonnepanelen met de nieuwe regeling niet boven de 7 jaar zal uitkomen.29 Dit staat echter in schril contrast met de bevindingen van Milieu Centraal die eerder deze maand constateerde dat in de toekomst mogelijk een terugverdientijd van wel 25 jaar zou kunnen gelden indien er een samenloop zal zijn met andere heffingen van energiebedrijven.30 Is de regering het – mede in het licht van het bovengenoemde antwoord van de Minister voor Klimaat en Energie – eens met het lid van de OPNL-fractie dat een dergelijke terugverdientijd onwenselijk is? Welke mogelijkheden ziet de regering om de beoogde terugverdientijd van ten hoogste 7 jaar te kunnen garanderen indien het voorliggende wetsvoorstel zal worden ingevoerd?

Ik hecht eraan dat er op zoveel mogelijk daken zonnepanelen worden gelegd. Daarom vind ik het met uw Kamer belangrijk dat de terugverdientijd van een investering in zonnepanelen aantrekkelijk blijft. Ik deel dus uw mening dat een dergelijke hoge terugverdientijd onwenselijk is.

Het is dan ook belangrijk dat er met het voorliggende wetsvoorstel altijd een redelijke vergoeding zal blijven gelden voor de teruggeleverde elektriciteit die door eigen zonnepanelen is opgewekt en niet gesaldeerd kan worden.

Ook zijn er twee evaluatiemomenten in het wetsvoorstel opgenomen, in 2025 en 2028. Tijdens deze evaluatiemomenten zal er onder andere opnieuw gekeken worden naar de terugverdientijd van een investering in zonnepanelen. Dit geeft het kabinet de mogelijkheid om een vinger aan de pols te houden en tijdig bij te sturen indien nodig.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Kamerstuk 35 594, nr. A

X Noot
2

Kamerstuk II 29 023, nr. 451

X Noot
4

Onder meer NVDE, Energie Samen, Holland Solar, Energie-Nederland, Netbeheer Nederland, Flexiblepower Alliance Network, Energy Storage NL vragen om duidelijkheid over de wettelijke regels voor huishoudens en de sector. Zie ook 20230301-NVDE-aandachtspunten-wetsvoorstel-afbouw-salderingsregeling-Eerste-Kamer.pdf.

X Noot
5

TNO (2022). Update effect salderingsregeling op de terugverdientijd van zonnepanelen.

X Noot
6

PwC (2016). De historische impact van salderen. En: PwC (2016). De toekomstige impact van

salderen.

X Noot
7

ACM (2023). Notitie over de afbouw van de salderingsregeling.

X Noot
8

TNO (2022). Update effect salderingsregeling op de terugverdientijd van zonnepanelen.

X Noot
9

Kamerstuk I, 2022–2023, 35 594, D.

X Noot
10

Kamerstuk II, 2022–2023, 35 594, nr. 38.

X Noot
11

Witteveen+Bos (2023). Onderzoek buurtbatterijen.

X Noot
12

Kamerstuk II, 2022–2023, 35 594, nr. 29.

X Noot
13

Kamerstuk I, 2022–2023, 35 594, A.

X Noot
14

TNO (2022). Update effect salderingsregeling op de terugverdientijd van zonnepanelen.

X Noot
15

Zie laatste rij tabel, verbruik 3.480 kWh. € 343,49 ten opzichte van € 817,11.

X Noot
16

Kamerstuk II, 2022–2023, 35 594, nr. 25.

X Noot
17

ACM (2023). Notitie over de afbouw van de salderingsregeling.

X Noot
18

Opgenomen onder griffienummer 173488.03.

X Noot
19

Fakton (2023). De effecten van het wetsvoorstel «Afbouw salderingsregeling kleinverbruikers» voor de huursector.

X Noot
20

Planbureau voor de Leefomgeving (2023). Klimaat- en Energieverkenning 2023.

X Noot
21

Fakton (2023). De effecten van het wetsvoorstel «Afbouw salderingsregeling kleinverbruikers» voor de huursector.

X Noot
22

Kamerstuk I, 2022–2023, 35 594, D, p.7; Kamerstuk II, 2022–2023, 35 594, nr. 3, p.2.

X Noot
23

Kamerstuk II, 2022–2023, 35 594, nr. 29.

X Noot
24

Kamerstuk II, 2022–2023, 35 594, nr. 20.

X Noot
25

Kamerstuk II, 2022–2023, 35 594, nr. 38.

X Noot
26

Kamerstuk II, 2022–2023, 29 023, nr. 451.

X Noot
27

PwC (2016). De historische impact van salderen. En: PwC (2016). De toekomstige impact van salderen.

X Noot
28

ACM (2023). Notitie over de afbouw van de salderingsregeling.

X Noot
29

Kamerstuk I, 2022–2023, 35 594, D.

Naar boven