Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35594 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35594 nr. D |
Ontvangen 23 juni 2023
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, de memorie van antwoord inzake het bovenvermelde voorstel aan.
Om recht te doen aan de verschillende vragen die de leden van de verschillende fracties van uw Commissie hebben gesteld in het verslag, heb ik de beantwoording zorgvuldig interdepartementaal afgestemd om u zo volledig mogelijk te kunnen informeren.
Voor de betrokken partijen zoals de netbeheerders, de energieleveranciers en de huishoudens met zonnepanelen is voldoende tijd van belang om zich voor te kunnen bereiden op de implementatie van de wet in de praktijk. Ik kijk daarom uit naar de spoedige verdere behandeling van het wetsvoorstel door uw Kamer na de zomer.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Memorie van antwoord
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het goede nieuws is dat reeds 2 miljoen huishoudens gebruik maken van zonne-energie dankzij de zonnepanelen op hun huis. Dat is een mooie bijdrage aan de noodzakelijke doelstellingen om het energieverbruik te verlagen. Toch zal met dit wetsvoorstel één van de stimuli om mensen te motiveren zonnepanelen te installeren, namelijk de salderingsregeling, worden afgebouwd. De regeling is zo’n succes met als gevolg dat de eigenaren van zonnepanelen minder voor hun energie hoeven te betalen ten koste van de eigenaren / huurders zonder zonnepanelen. Dit kan jaarlijks ca gemiddeld 250,-- euro bedragen. De leden van de fracties van de SP en de PvdD sluiten zich graag aan bij de vragen van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel, maar hebben daarover nog een enkele vraag.
De leden van de Fractie-Nanninga hebben kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel en zij hebben daarover een aantal vragen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling het wetsvoorstel gelezen en hebben nog een enkele vraag.
Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van CDA, SP, PvdD, GroenLinks, PvdA, D66, Fractie-Nanninga, PVV en ChristenUnie. Ik ga, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, in op de vragen uit het voorlopig verslag. Daarbij heb ik bij de beantwoording van de vragen de volgorde van het verslag aangehouden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vraag 1
Volgens de leden van de CDA-fractie hebben veel mensen ervoor gekozen om zonnepanelen aan te schaffen, wat voor menig huishouden toch een stevige investering is, vanuit de gedachte dit in de komende jaren terug te verdienen. De uitvoerbaarheid van een wet is afhankelijk van acceptatie van de wet en van vertrouwen. In dat kader vragen deze leden de regering met welke heldere en toegankelijke informatie er wordt gecommuniceerd over dit wetsvoorstel? Het lijkt volgens deze leden namelijk op het wijzigen van de regels tijdens de wedstrijd.
Met u ben ik van mening dat er op een heldere en toegankelijke wijze gecommuniceerd moet worden over de afbouw van de salderingsregeling. Het afschaffen van de salderingsregeling stond in 2017 in het regeerakkoord; het vorige kabinet heeft besloten de salderingsregeling geleidelijk af te bouwen vanaf 2023.1 Dat de salderingsregeling op termijn zou worden afgebouwd, is daarmee al lange tijd bekend. Doordat het wetsvoorstel in januari 2021 controversieel werd verklaard, heeft de behandeling van het wetsvoorstel lang stilgelegen. Het wetsvoorstel is na de installatie van het huidige kabinet opnieuw tegen het licht gehouden en via een nota van wijziging is de start van de afbouw verschoven naar 2025. Door het afbouwpad tot 2031 vast te leggen, geven we consumenten en de markt duidelijkheid voor de komende jaren en kunnen zij hier rekening mee houden bij hun investeringsbeslissing. Uit onderzoek van TNO uit 20222 komt naar voren dat de terugverdientijden in de periode tot en met 2030, ook met inachtneming van de afbouw van salderen, naar verwachting niet boven de 7 jaar uitkomen. Daarmee blijft een investering in zonnepanelen zeer interessant.
Naast de communicatie door het kabinet geef ik Milieu Centraal als onafhankelijke organisatie subsidie om hierover informatie te verschaffen aan consumenten. Milieu Centraal geeft op de website uitgebreide informatie over de huidige salderingsregeling en over wat de afbouw van de salderingsregeling betekent voor investeringen in zonnepanelen. Daarnaast kunnen mensen op rijksoverheid.nl terecht voor actuele informatie en veel gestelde vragen over de salderingsregeling.
Vraag 2
Heeft de regering overwogen om dit wetsvoorstel voor nieuwe investeringen te laten gelden? Zo niet, dan ontvangen zij graag een toelichting op dit punt.
Het is niet uitvoerbaar om onderscheid te maken tussen bestaande en nieuwe zonnepanelen.
Daarnaast is dit ook inhoudelijk ongewenst. Wanneer de afbouw alleen voor nieuwe investeringen zou gelden, zou er bij degenen die al geïnvesteerd hebben in zonnepanelen sprake zijn van een forse overstimulering. Bovendien is al sinds 2017 bekend dat de salderingsregeling wordt afgebouwd en degenen die voor die tijd geïnvesteerd hebben in zonnepanelen, hebben hun investering al terugverdiend.
Vraag 3
De leden van de CDA-fractie benadrukken dat wind- en zonne-energie van groot belang zijn bij het realiseren van de klimaatdoelstellingen en spreken de verwachting uit dat de regering er alles aan doet om dit gebruik verder te stimuleren. Daarbij kan gedacht worden aan extra impulsen voor de woningbezitter met de wat kleinere beurs en het extra stimuleren van de woningcorporaties. Het is deze leden nog steeds niet volledig helder waarom deze succesvolle regeling nu wordt gestopt. Welke overweging heeft nu geprevaleerd: de kosten voor het rijk of het feit dat de niet-zonnepaneelhouders nu meer moeten betalen dan de zonnepaneelhouders? Een andere overweging had volgens hen kunnen zijn om het juist voor de woningbezitters met de kleinere beurs meer aantrekkelijk te maken om te investeren in zonnepanelen. Graag ontvangen zij een uitgebreide toelichting op dit punt.
Vanuit het uitgangspunt om de energietransitie op kosteneffectieve wijze vorm te geven, volgt een afbouw van de stimulering zodra technieken rendabel worden. Dat is ook bij andere regelingen het geval. De salderingsregeling is een succesvolle regeling geweest om investeringen in zonnepanelen aantrekkelijk te maken. De kosten voor zonnepanelen zijn sinds 2004 hard gedaald en de terugverdientijd van de investering is veel korter geworden. Inmiddels hebben meer dan 2 miljoen huishoudens zonnepanelen. Dat is goed nieuws, want de opgewekte elektriciteit is schoon, dichtbij en draagt bij aan de klimaatdoelstellingen.
Met de salderingsregeling is er sprake van overstimulering: de terugverdientijden zijn minder dan 5 jaar. Daarom is het verstandig om de salderingsregeling af te bouwen. Ook bij de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling worden de terugverdientijden volgens het TNO-onderzoek uit 2022 tot 2030 niet hoger dan 7 jaar.3 Dit is dan ook de primaire reden waarom de salderingsregeling wordt afgebouwd en zo pakt de energietransitie voor de burger niet duurder uit dan noodzakelijk. Uit onderzoek van PwC uit 20164 blijkt dat huishoudens in de regel bereid zijn te investeren in zonnepanelen als de terugverdientijd maximaal 9 jaar is. Omdat zonnepanelen een gemiddelde levensduur hebben van 25 jaar, hebben huishoudens na het verstrijken van de terugverdientijd nog lange tijd plezier van hun investering in de vorm van een lagere energierekening. Dit draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de investering voor huishoudens van alle inkomensgroepen. Uit de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2022 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt een forse toename van het vermogen aan zonnepanelen op daken in de periode tot 2030 en daarbij is al rekening gehouden met de afbouw van de salderingsregeling.5
De salderingsregeling kost zowel de overheid als energieleveranciers geld en die kosten worden gesocialiseerd. Enerzijds heeft de overheid te maken met een derving van belastinginkomsten. Immers: over de elektriciteit die kleinverbruikers salderen, betalen zij geen energiebelasting en btw. Anderzijds geldt voor leveranciers dat met de salderingsregeling opgewekte elektriciteit in goedkope periodes verrekend moet worden met verbruik in dure periodes. De kosten die leveranciers hiervoor maken worden over alle klanten, dus ook de klanten zonder zonnepanelen, gesocialiseerd via de leveringstarieven. De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) berekende dat dat bedrag enkele tientjes per maand bedraagt6.
De afbouw van de salderingsregeling introduceert prikkels om het aandeel eigen verbruik achter de meter ten opzichte van het totale verbruik te verhogen, wat de markt voor opslag en flexibiliteitsdiensten ten goede komt en het net ontlast.
Het rendement op een investering in zonnepanelen is hetzelfde voor mensen met hoge inkomens als voor mensen met lage inkomens. Vanzelfsprekend is het lastiger om het investeringsbedrag bij elkaar te brengen voor mensen met een laag inkomen dan voor mensen met een hoog inkomen. Dat is al zo in de bestaande regeling en dit verandert niet door de afbouw. Voor de financiering van zonnepanelen kunnen kopers naast de inzet van spaargeld gebruik maken van verschillende mogelijkheden, zoals financiering via de hypotheek.
Daarnaast bieden sommige gemeenten een duurzaamheidslening en/of geven subsidie voor de aanschaf van zonnepanelen. Het kabinet vindt het belangrijk dat ook mensen met een kleine portemonnee in staat worden gesteld te investeren in zonnepanelen en te genieten van de voordelen van zonnepanelen op hun eigen dak. Daarom is in 2022 de Energiebespaarlening van het Nationaal Warmtefonds uitgebreid: de aanschaf van zonnepanelen kan volledig gefinancierd worden met een lening. Woningeigenaren met een laag inkomen kunnen financiering krijgen met een rente van 0% als het verzamelinkomen minder is dan € 60.000. Daarnaast wordt verantwoorde financiering aangeboden voor woningeigenaren zonder leenruimte.7
Vraag 4
Voor een beter gebruik van de opgewekte zonne-energie zijn batterijen voor thuis- en of buurtgebruik van belang, aldus deze leden. Kan de regering aangeven wat de stand van de ontwikkeling en implementatie is van dergelijke batterijen?
Consumenten kunnen met een thuisbatterij het aandeel eigen verbruik achter de meter ten opzichte van het totale verbruik verhogen. Volgens het Smart Storage Trendrapport (2022)8 waren er eind 2021 in totaal 2.117 batterijsystemen aangesloten in Nederland met een totale capaciteit van ongeveer 185 MWh. Thuisbatterijen kwamen het meeste voor (ongeveer 64% van het totale aantal systemen), terwijl dit slechts 3% van de totale capaciteit beslaat. Er zijn slechts enkele buurtbatterijen gerealiseerd in Nederland. De afbouw van de salderingsregeling zorgt voor een prikkel om meer elektriciteit zelf achter de meter te verbruiken, zonder dat deze elektriciteit het net op gaat. Dit komt de markt voor opslag- en capaciteitsdiensten ten goede.
Vraag 5
Heeft de regering overwogen om de afbouw van deze salderingsregeling in lijn te brengen met een beter gebruik van de thuis opgewekte energie?
Met de afbouw van de salderingsregeling wordt het automatisch interessant het aandeel eigen verbruik achter de meter ten opzichte van het totale verbruik te verhogen. Dit kan door de was- of afwasmachine te laten draaien op de momenten dat de zon schijnt, of de auto op dat moment op te laden. Daarnaast komt de afbouw, zoals al aangegeven bij het antwoord op vraag 4, de markt voor opslag- en capaciteitsdiensten ten goede.
Vraag 6
Aangegeven wordt dat het kabinet verwacht dat de prijs van zonnepanelen zal dalen.9 Dit wetsvoorstel is van enige jaren geleden. In hoeverre is die aanname nu nog realistisch gezien de gewijzigde geopolitieke omstandigheden (oorlog in Oekraïne, spanning met China) en de signalen uit de markt? In dat kader vragen de leden van de CDA-fractie een gemotiveerde toelichting op de impact van de Btw-vrijstelling per 1 januari 2023.
TNO heeft in 2022 een onderzoek uitgevoerd naar de terugverdientijd van zonnepanelen en gaat daarbij uit van een jaarlijkse kostendaling van 5,5%, gebaseerd op marktinventarisaties uitgevoerd door Milieu Centraal. Deze kostendaling wordt vooral gedreven door zonnepanelen en omvormers die goedkoper worden. Milieu Centraal ziet momenteel echter wel veel spreiding in de prijzen die geoffreerd worden. Voor mensen die de aanschaf van zonnepanelen overwegen is het advies vanuit Milieu Centraal dan ook om meerdere offertes aan te vragen en op zoek te gaan naar het meest gunstige aanbod. De ontwikkeling van de investeringskosten heeft geen effect op mensen die hun zonnepanelen al hebben liggen.
Het kabinet vindt het van belang dat investeren in zonnepanelen interessant blijft en dat de ontwikkeling van het aantal panelen goed wordt gemonitord. Het Planbureau voor de Leefomgeving brengt jaarlijks de Klimaat- en Energieverkenning uit. De KEV doet verslag over het gevoerde klimaat- en energiebeleid en de verwachte effecten hiervan. Het rapport geeft inzicht over het gerealiseerde opgestelde elektrische vermogen van zonnepanelen en de raming hiervan tot 2030. In de KEV 2022 wordt tot 2030 een forse toename van het opgesteld zonvermogen bij huishoudens voorzien en daarbij is al rekening gehouden met de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling. Verder zijn er twee evaluatiemomenten opgenomen in het wetsvoorstel, te weten in 2025 en 2028. Tijdens deze evaluatiemomenten zal er onder andere opnieuw gekeken worden naar de terugverdientijd van een investering in zonnepanelen. Dit geeft het kabinet de mogelijkheid om een vinger aan de pols te houden en tijdig bij te sturen indien nodig.
De invoering van een btw-nultarief op zonnepanelen per 1 januari jl. heeft naar verwachting een zeer beperkte impact. Hoewel de prijs lager zal zijn door het btw-nultarief, zullen consumenten hier weinig van merken. Zonnepaneelhouders hadden namelijk al recht op aftrek van btw, waardoor zij voorheen de in rekening gebrachte btw konden terugvragen bij de Belastingdienst. Het doel van de maatregel is dan ook om de administratieve lasten bij burgers en de Belastingdienst zoveel mogelijk weg te nemen. Wel heeft de consument door het btw-nultarief het voordeel dat hij geen forfait meer verschuldigd is. Voor het referentiesysteem waar TNO van uitgaat, leidt dit tot een voordeel van 80 euro per installatie en daarmee, zoals uiteengezet in de gevoeligheidsanalyse in het TNO-rapport uit 2022, tot een lichte daling van de terugverdientijd.
Vraag 7 en vraag 8
In het onderzoek van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) wordt aangegeven dat op basis van enige aannames (zoals ontwikkeling elektriciteitsprijs, meest kostenefficiënte zonnepanelen en gunstige ligging op het dak) ook zonder de salderingsregeling de terugverdientijd gemiddeld tussen de 7 en 9 jaar bedraagt. Gemiddelden kunnen als risico hebben dat op basis van twee uitersten er een redelijk gemiddeld uit komt. Kan de regering inzicht geven in enkele zeer verschillende scenario’s qua kosten van zonnepalen en van elektriciteit? Geldt in al die gevallen nog steeds een terugverdientijd van 7 à 9 jaar?
Ik ben het met u eens dat de terugverdientijd per situatie kan verschillen en dat deze ook afhankelijk is van externe ontwikkelingen zoals de toekomstige elektriciteitsprijs en de ontwikkeling van de investeringskosten. Daarom is besloten om de salderingsregeling niet in een keer af te bouwen naar 0%, maar om dit gedurende zes jaar met stappen te doen, zodat er sprake is van een geleidelijke afbouw.
Om rekening te houden met de situationele afhankelijkheid zijn er in het TNO-rapport (2022) diverse gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. Zo wordt de jaarlijkse kostendaling gevarieerd tussen de 0% en 8% en worden drie verschillende scenario’s met betrekking tot de ontwikkeling van de elektriciteitstarieven gehanteerd. Verder is TNO uitgegaan van kostenefficiënte panelen op een relatief gunstig georiënteerd dak. De meest kostenefficiënte panelen worden al snel de standaard in de markt. Dat geldt ook voor het plaatsen van zonnepanelen op gunstig georiënteerde daken. Ik heb dit uitgangspunt meegegeven om duidelijk te maken dat de keuze van het referentiesysteem gebaseerd moet zijn op gangbare panelen en een locatie die voldoende zonopbrengst heeft. De kostprijs per Wattpiek is gebaseerd op marktinventarisaties door Milieu Centraal voor een typisch systeem, niet het allergoedkoopste systeem. De opbrengst van 900 kWh / kWp is een stuk lager dan de optimale omstandigheden van circa 990 kWh / kWp. Hiermee wordt dus uitgegaan van een systeem met gunstige, maar zeker niet ideale kenmerken. De terugverdientijd voor ongunstig gelegen daken is niet berekend, ik zou dit ook niet als uitgangspunt willen nemen voor het vormgeven van de stimulering. In het rapport geeft TNO aan dat de terugverdientijd afhankelijk is van een aantal onzekere factoren zoals de kostendaling van zonnepanelen en de ontwikkeling van de elektriciteitsprijs. Voor investeringen in de periode tot en met 2024 resulteren deze onzekerheden samen tot een bandbreedte voor de terugverdientijd van 1 à 2 jaar voor het referentiesysteem.
Ik vind het belangrijk om de vinger aan de pols te houden, zodat ik tijdig kan bijsturen indien daar aanleiding toe zou zijn. Daarom zijn in het wetsvoorstel twee evaluatiemomenten opgenomen in 2025 en 2028, waarbij onder andere opnieuw wordt gekeken naar de terugverdientijden op basis van de dan actuele marktomstandigheden (energieprijzen, investeringskosten) en de voorziene ontwikkelingen daarin. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 6.
Vraag 9
Hoe blijft de regering het gebruik van zonnepanelen stimuleren zonder de huidige salderingsregeling op basis van redelijk betrouwbare schattingen?
De terugverdientijden van zonnepanelen zijn op dit moment zeer kort en ook bij de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling blijven de terugverdientijden goed. Extra stimulering van zonnepanelen is daarom niet nodig. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Om de vinger aan de pols te houden om het afbouwpad te kunnen bijstellen, indien daar aanleiding toe zou zijn, komen er in 2025 en in 2028 tussentijdse evaluatiemomenten. Ik stuur de Staten-Generaal dan een verslag met de effecten van de wet op het eigen verbruik van met zonnepanelen opgewekte elektriciteit, de ontwikkeling van zonnepanelen op daken, de investeringen in zonnepanelen in de huursector en de koopsector en de terugverdientijden van investeringen in zonnepanelen. In dit verslag wordt de regeling voor de afbouw van de percentages in samenhang met de redelijke vergoeding opnieuw beoordeeld tegen de achtergrond van de gewenste terugverdientijd van de investeringen in zonnepanelen van zeven jaar en ten hoogste negen jaar. Er wordt dus ook gekeken naar de aantrekkelijkheid van een investering in zonnepanelen en de regering doet zo nodig voorstellen deze investeringen te blijven stimuleren. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Vraag 10
Wat is het verhaal naar de burger, met name naar de huiseigenaren die nog geen zonnepanelen hebben? Graag ontvangen deze leden inzicht in enige rekensommen, die de niet-zonnepaneelhouders kunnen overtuigen van het belang van zonnepanelen. Het grote doel om te komen tot minder respectievelijk ander energieverbruik is immers nog steeds de opdracht, aldus deze leden.
Ook met de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling blijft het nog altijd erg aantrekkelijk om te investeren in zonnepanelen. Voor mensen die de aanschaf overwegen is het advies vanuit Milieu Centraal om meerdere offertes aan te vragen en op zoek te gaan naar het meest gunstige aanbod. Er is op dit moment veel spreiding in de prijzen die aangeboden worden, dus in de huidige markt loont het om op zoek te gaan naar de beste deal.
Een ander aspect dat van invloed kan zijn op de terugverdientijd is het aandeel eigen verbruik achter de meter ten opzichte van het totale verbruik. Door de afbouw van de salderingsregeling gaat het steeds meer lonen dit aandeel te verhogen, bijvoorbeeld door het aanzetten van apparaten zoals de (af)wasmachine als de zon schijnt. Hiermee wordt immers de volledige elektriciteitsprijs per kWh, inclusief belastingen, uitgespaard, terwijl een kWh die aan het net geleverd wordt door de afbouw van de salderingsregeling geleidelijk, naarmate de afbouw vordert, steeds minder oplevert. TNO heeft berekend dat een verhoging van het aandeel eigen verbruik met 10% leidt tot ruim een half jaar kortere terugverdientijd.
Vraag 11
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat wordt verwacht dat een deel van de woningcorporaties, ondanks de afbouw van de salderingsregeling zal blijven investeren in zonnepanelen, als onderdeel van hun totale aanpak inzake duurzaamheid.10 Een deel, dus een ander deel niet zo constateren deze leden. Welke acties onderneemt de regering om alle woningcorporaties te stimuleren om in te zetten op zonne-energie?
Ik hecht er veel belang aan dat op meer huurwoningen zonnepanelen komen: dit draagt bij aan verduurzaming van de woningvoorraad, waardoor onze klimaatdoelstellingen dichterbij komen. Tegelijkertijd profiteren huurders daarbij van een lagere energierekening, wat extra belangrijk is bij de huidige hoge energieprijzen. Voor alle woningen gelden dezelfde regels in de salderingsregeling, daarin zijn geen verschillen tussen koop en huur. Wel speelt in de huursector mee dat er sprake is van een split incentive: de verhuurder investeert en de huurder profiteert van de zonnepanelen op zijn dak. Verhuurder en huurder maken daarbij afspraken over de vergoeding die de huurder voor de zonnepanelen betaalt. Als er afspraken gemaakt kunnen worden waarbij de besparing op de energierekening van de huurder hoger is dan de voor de verhuurder benodigde verhoging van de huur- of servicekosten om de investering terug te verdienen, zullen beide partijen financieel voordeel ervaren van de installatie van zonnepanelen.
Ondanks de voordelen die zonnepanelen hebben voor huurders, constateer ik dat momenteel een op de drie particuliere huiseigenaren zonnepanelen heeft terwijl dit in de huursector slechts een op de zes is. De groei in de huursector was in de laatste jaren vrij constant met een toename van zo'n 3% van de woningen per jaar vanaf 201911, dus met de afbouw van de salderingsregeling in het vooruitzicht, is er geen sprake geweest van stagnatie. Het verschil tussen huur en koop is echter nog aanwezig.
Om instemming door huurders makkelijker te maken, heb ik in het aanvullende klimaatmaatregelenpakket tijdelijk een financiële bijdrage voor corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment voorzien indien de salderingsregeling wordt afgebouwd. Deze maatregel moet nog wel verder worden uitgewerkt. Met de subsidie worden de netto investeringskosten voor zonnepanelen lager en kunnen verhuurders met een lagere vergoeding van de huurder toe. De opgewekte stroom moet naar de huurder gaan. In totaal gaat het om een bedrag van € 100 miljoen.
Zoals toegezegd aan de Tweede Kamer12, laat ik opnieuw onderzoek doen naar de businesscase van zonnepanelen voor de huursector. Hiervoor heb ik opdracht gegeven om het eerder uitgevoerde onderzoek in opdracht van Aedes uit 2020 te updaten. Daarbij zal voor wat betreft onder andere de investeringskosten en energieprijzen aangesloten worden bij de uitgangspunten uit het TNO-rapport uit 2022. Verder wordt er zoveel mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten van de eerdere analyse13. Ik gebruik de uitkomsten om samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Aedes te kijken naar hoe de € 100 miljoen het beste ingezet kan worden. Het doel is dat woningcorporaties kunnen investeren en huurders mee kunnen doen met de energietransitie en van de baten daarvan kunnen profiteren, zoals een lagere energierekening.
Naast de jaarlijkse monitoring van het aantal zonnepanelen bij huishoudens in de KEV, zal bij de voorziene evaluatiemomenten in 2025 en 2028 specifiek worden gerapporteerd over het tempo van uitrol van zon op dak bij huurwoningen.
Vraag 12
Voorts lezen deze leden dat huurders toestemming moeten geven om zonnepanelen te plaatsen. Gezien het belang van het realiseren van klimaat- en energiedoelstellingen vragen zij in hoeverre een enkele huurder de plaatsing van zonnepanelen kan frustreren en of daar wat aan te doen is?
In het geval een verhuurder zonnepanelen op een huurcomplex wil installeren, waarbij de huurder profiteert van de opgewekte elektriciteit, moet 70% van de huurders binnen dat complex instemmen. Met het oog op het belang van betaalbaarheid, een versterking van de positie van de betrokken huurder en het gewenste tempo van verduurzamingstrajecten van huurcomplexen wordt het instemmingsrecht aangepast; dat vergt een wijziging van het Burgerlijk Wetboek. Een wetsvoorstel hiervoor is nu in voorbereiding. Daarover loopt op dit moment een intensief overleg tussen de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met Aedes en de Woonbond.
Vraag 13
De afbouw van de salderingsregeling heeft ook consequenties voor huurders, aldus deze leden. Immers het wegvallen van de salderingsregeling leidt wel tot meer lasten, hierbij kan gedacht worden aan huur- of servicekostenverhoging, maar niet tot lusten. Neemt de regering maatregelen in deze? De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een toelichting op deze vraag.
Zoals ik al aangaf in het antwoord op vraag 11, vind ik het vanuit het oogpunt van verdere verduurzaming en het verlagen van de energierekening belangrijk dat ook huurders kunnen profiteren van de voordelen van zonnepanelen. Daarom heb ik extra middelen voorzien van € 100 miljoen om een bijdrage te kunnen leveren om het plaatsen van zonnepanelen op huurwoningen aantrekkelijker te kunnen maken indien de salderingsregeling wordt afgebouwd.
Ik hecht er belang aan om de uitrol van zonnepanelen op huurwoningen te blijven volgen en zal dus tijdens de evaluatiemomenten in 2025 en 2028 ook specifiek hierop inzoomen.
Zoals toegelicht in vraag 11, is het aan de woningcorporatie en huurders om afspraken te maken over de split incentive waarbij beide partijen kunnen profiteren van de investering in zonnepanelen. Afspraken over de split incentive zullen gemaakt worden op basis van de verwachte opbrengst van de zonnepanelen. De huurder kan zelfs nog meer profijt van zonnepanelen bereiken door het aandeel eigen verbruik ten opzichte van het totale verbruik verder te verhogen dan waarop de afspraak is gebaseerd. Deze besparing komt direct bij de huurder terecht middels een lagere energierekening, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 10 waar ik dieper in ga op verhoging van het eigen verbruik achter de meter.
Vraag 14
In het kader van betrouwbaarheid is consistentie van beleid een belangrijke voorwaarde. In dat kader valt het de leden van de CDA-fractie op dat de regering meer subsidies heeft verstrekt voor grote commerciële zonneweides, als extra projecten in RES en via de SDE++ regeling. Zij ontvangen graag een toelichting hoe dit vanuit het perspectief van de burger begrijpelijk is.
Het kabinet streeft naar een kosteneffectieve uitrol van CO2-reducerende technieken. Regionale energiestrategieën en de SDE++-regeling leveren hier een belangrijke bijdrage aan. Ook de salderingsregeling heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd: Nederland is Europees kampioen zonnepanelen. Nergens in Europa is de elektriciteit die per persoon via de zon wordt opgewekt zo hoog als in Nederland. Ook in de komende jaren zullen we nog veel meer zon op dak nodig hebben voor het halen van onze doelen op het vlak van duurzame energie en CO2-reductie. Toch is het verstandig om de salderingsregeling af te bouwen. Investeren in zonnepanelen blijft ook zonder subsidie interessant voor particulieren. Met terugverdientijden die niet hoger dan 7 jaar worden, blijven zij profiteren van een investering in zonnepanelen.
Vraag 15
Volgens de diverse gegevens hebben juist huiseigenaren met een laag tot gemiddeld inkomen nog niet de overstap kunnen maken naar zonnepanelen, ondanks bijvoorbeeld een Warmtefonds. Waarbij er volgens deze leden sprake is van een extra barrière, namelijk dat het aanvragen van dergelijke financiële hulp ingewikkeld is. Is de regering voornemens op dit punt extra ondersteuning aan te bieden? Zo niet, waarom niet? Zo ja, welke plannen heeft de regering?
Voor huiseigenaren met kwetsbare inkomens heeft het Nationaal Warmtefonds aantrekkelijke financiering voor zowel isolatie als zonnepanelen. Lage inkomens in de koopsector krijgen financiering met 0% rente en lange looptijden. Zie ook het antwoord op vraag 3. Gemeenten kunnen kwetsbare woningeigenaren daarnaast ontzorgen bij het aanvragen van subsidies en financiering voor verduurzaming vanuit budget dat gemeenten ontvangen voor de energietransitie.
Vraag 16
Het eigen energiegebruik met behulp van zonnepanelen bedraagt nu 30 procent.14 Netwerkbeheerders geven aan dat zij de invoeding van elektriciteit in de zonnige maanden (bijna) niet aankunnen. Zij pleiten ervoor dat elk huishouden meer bewust energie gebruikt en bijvoorbeeld de was doen als de zon schijnt. Toch, heel praktisch stellen deze leden dat je ook in de winter de was moet kunnen doen en men niet altijd kan wachten tot er een zonnetje is. Welke mogelijkheden ziet de regering om huishoudens te stimuleren meer energiebewust te leven, maar wel binnen het redelijke en welke acties neemt de regering om dit over het voetlicht te brengen?
Het klopt dat het aandeel eigen verbruik van de door zonnepanelen opgewekte stroom ten opzichte van het totale verbruik nu op ongeveer 30% ligt van de totale opwek. Door de salderingsregeling is de prikkel om het aandeel eigen verbruik achter de meter te verhogen op dit moment minimaal. De afbouw van de salderingsregeling introduceert de prikkel dit aandeel te verhogen, uiteraard binnen de grenzen van de mogelijkheden. Zoals ook toegelicht wordt in het antwoord op vraag 10, heeft het verhogen van dit aandeel eigen verbruik voordelen. Hiermee wordt immers de volledige elektriciteitsprijs per kWh, inclusief belastingen, uitgespaard, terwijl een kWh die aan het net geleverd wordt door de afbouw van de salderingsregeling geleidelijk steeds minder oplevert.
Ik geef Milieu Centraal als onafhankelijke organisatie reeds subsidie om hierover informatie te verschaffen aan consumenten. Milieu Centraal geeft op haar website meerdere tips om zelf meer van de opgewekte zonnestroom te verbruiken. Zo wordt het aandeel eigen verbruik verhoogd als men de apparaten (zoals wasmachine en afwasmachine) aanzet als de zonnepanelen stroom opwekken, en is het advies tevens om ze niet tegelijkertijd aan te zetten maar juist na elkaar. Als men in het bezit is van een elektrische auto, is het interessant om deze op te laden op het moment dat de zonnepanelen veel stroom opwekken. De afbouw van de salderingsregeling leidt ertoe dat er een financiële prikkel ontstaat goed na te denken over het aandeel eigen verbruik ten opzichte van het totale verbruik en dit aandeel waar mogelijk te verhogen. Dit komt de markt voor opslag en capaciteitsdiensten ten goede en leidt ook tot enige ontlasting van het elektriciteitsnet.
Ik verwacht dus dat de afbouw juist een positieve prikkel geeft aan het meer energiebewust leven van huishoudens. Tijdens de evaluatiemomenten in 2025 en 2028 zal er ook specifiek gekeken worden naar het effect van de afbouw op het aandeel eigen verbruik.
Vraag 17
Tot slot vragen deze leden of zij het goed hebben begrepen dat de terugleververgoeding altijd 80 procent van het kale leveringstarief bedraagt tot en met 2027. Kan de burger daarop vertrouwen? De termen als «uitzonderlijk», «acuut» etc. in het nader gewijzigd amendement van het lid Erkens c.s.15 roept namelijk vraagtekens op bij de leden van de CDA-fractie en zij ontvangen op dit punt graag een nadere toelichting.
Het nader gewijzigd amendement van het lid Erkens c.s. voorziet tot 2027 in een minimum vergoeding van 80% van het kale leveringstarief, tenzij dit hoger ligt dan een absoluut tarief (dus in eurocenten) dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld. Vanaf 1 januari 2027 geeft de ACM iedere twee jaar onafhankelijk advies over de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding, voor dat die wordt vastgesteld. Bij de vaststelling van de redelijke vergoeding wordt de Kamer zorgvuldig betrokken.
In de toelichting van het amendement leest u dat de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een absoluut tarief in te stellen een waarborg is om rekening te houden met de mogelijkheid dat er in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn van disproportioneel hoge marktprijzen die doorwerken in deze vergoeding. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als er sprake is van tijdelijk zeer hoge leveringstarieven door acute prijsschokken zoals gezien tijdens 2022. De meerkosten die energieleveranciers hiervoor moeten dragen worden aan alle klanten, ook diegenen zonder zonnepanelen, doorberekend waardoor de lasten van een door deze prijsschokken ontstane te hoge minimumvergoeding in relatie tot de marktprijs van elektriciteit, leiden tot onevenredig hoge elektriciteitstarieven voor klanten zonder zonnepanelen. Deze bepaling wordt dus alleen gebruikt in uitzonderlijke gevallen, op het moment dat het nodig is om de klanten zonder zonnepanelen te beschermen tegen excessieve terugleververgoedingen, waarbij de hoogte van deze terugleververgoedingen ook niet (meer) in verhouding staat tot de marktwaarde van de teruggeleverde elektriciteit op het moment van teruglevering. Overigens zal ik, mocht het nodig zijn een dergelijk maximumtarief vast te stellen, de terugverdientijden van zonnepaneleninstallaties in het oog houden. Een investering in zonnepanelen blijft dus ook interessant bij een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld absoluut maximumbedrag van de minimum terugleververgoeding. De burger kan dus altijd op een redelijke terugleververgoeding vertrouwen. Bij het instellen van een absoluut tarief informeer ik uiteraard uw Kamer. Uiteraard staat het energieleveranciers vrij om hun klanten een hogere terugleververgoeding te bieden dan het bij wet of algemene maatregel van bestuur vastgestelde minimum.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA
Vraag 18
De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA benadrukken dat zonnestroom van daken een van de pijlers van het beleid is om duurzame energie op te wekken. Heeft de regering inmiddels, ook conform het verzoek van de Raad van State16 onderzocht welke gevolgen de afbouw van de saldering voor de groei van zonnestroom op daken zal hebben?
In Nederland liggen inmiddels op ruim 2 miljoen huizen zonnepanelen. De stroom die deze zonnepanelen opwekken is schoon, dichtbij en duurzaam; ik vind decentrale opwek dan ook van groot belang.
De Klimaat- en Energieverkenning uitgevoerd door het PBL laat ieder jaar een grotere groei zien van zonnestroom op daken, ondanks dat het al een lange periode bekend is dat de regering voornemens is om de salderingsregeling af te bouwen (zie ook het antwoord op vraag 3). Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2022 blijkt dat er in de periode tot en met 2030 een forse groei zal zijn van het vermogen aan zonnepanelen op daken bij huishoudens en daarbij is al rekening gehouden met de afbouw van de salderingsregeling.17 Zolang de terugverdientijd voor een investering in zonnepanelen voor particuliere huishoudens laag blijft en zolang de businesscase voor een investering in zonnepanelen voor verhuurders en woningcorporaties uit kan, is er geen reden om aan te nemen dat de afbouw van de salderingsregeling een negatief effect zal hebben op de groei van zonnepaneleninstallaties op daken.
Zoals ik heb toegelicht in de beantwoording op vragen 7 tot en met 10, blijft het voor particuliere huishoudens aantrekkelijk om te investeren in zonnepanelen. Naar verwachting zullen de terugverdientijden in de periode tot en met 2030 niet hoger worden dan 7 jaar. Daarnaast laat ik opnieuw onderzoek doen naar de businesscase van zonnepanelen voor de huursector. Hiervoor heb ik opdracht gegeven aan Fakton om het door hen uitgevoerde onderzoek in opdracht van Aedes uit 2020 te updaten.
Vraag 19
Welke doelstellingen heeft de regering hiervoor en worden die nog wel gehaald?
In algemene zin streeft het kabinet naar zoveel mogelijk zon op geschikte daken. In het klimaatakkoord is de doelstelling van 35 TWh voor hernieuwbare opwek (zon en wind) opgenomen voor 2030. De dertig RES-regio’s (regio’s voor de Regionale Energiestrategieën) hebben elk een bod gedaan om bij te dragen aan de 35 TWh. Samen komt het totale RES-bod uit op 55 TWh aan hernieuwbare energie. In de zonnebrief informeer ik uw Kamer en de Tweede Kamer verder over ruimtelijke ontwikkelingen en het (potentiële) groeipad van zonnestroom.
Vraag 20
Kan de regering aangeven hoe de groei van zonnestroom op daken de laatste jaren is verdeeld over inkomensgroepen?
Er zijn helaas geen data met betrekking tot de verdeling van zonnepanelen op daken over de inkomensgroepen. Wel blijkt uit de cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek dat gemiddeld genomen grotere woningen een hogere hoeveelheid elektriciteit terugleveren.18
Vraag 21 en vraag 22
Is de indruk van deze leden juist dat door de lagere prijzen van zonnepanelen, de daling van de investeringskosten en de stijging van de energieprijzen, juist de (lage) middengroepen en niet meer alleen de hoge inkomens, zonnepanelen laten installeren? Klopt het dat deze doelgroep niet extra geraakt wordt door afschaffing van de saldering?
Ik ben van mening dat dit de juiste indruk is. Het rendement op een investering in zonnepanelen is hetzelfde voor mensen met hoge inkomens en mensen met lage inkomens. Ondertussen zijn er meer dan 2 miljoen woningen waar zonnepanelen op liggen. Het is aannemelijk dat hier woningen tussen zitten waarvan de bewoners tot allerlei inkomensgroepen behoren. De terugverdientijd van zonnepanelen is steeds verder gedaald en zeker met de huidige hoge energieprijzen is het hierdoor voor iedereen erg aantrekkelijk om te investeren in zonnepanelen.
Vanzelfsprekend is het lastiger om het investeringsbedrag bij elkaar te brengen voor mensen met een laag inkomen dan voor mensen met een hoog inkomen. Voor de financiering van zonnepanelen kunnen kopers naast de inzet van spaargeld gebruik maken van verschillende mogelijkheden, zoals financiering via de hypotheek of het tegen aantrekkelijke voorwaarden afsluiten van een Energiebespaarlening bij het Nationaal Warmtefonds. Sommige gemeenten hebben een duurzaamheidslening en/of geven subsidie voor de aanschaf van zonnepanelen. Het kabinet vindt het belangrijk dat ook mensen met een kleine portemonnee in staat worden gesteld te investeren in zonnepanelen en te genieten van de voordelen van zonnepanelen op hun eigen dak. Daarom is in 2022 de Energiebespaarlening van het Nationaal Warmtefonds uitgebreid: de aanschaf van zonnepanelen kan volledig gefinancierd worden met een lening. Woningeigenaren met een laag inkomen kunnen financiering krijgen met een rente van 0% als het verzamelinkomen minder is dan € 60.000. Daarnaast wordt verantwoorde financiering aangeboden voor woningeigenaren zonder leenruimte.19 Hiermee is het ook voor mensen met een smalle portemonnee aantrekkelijk én mogelijk om te investeren in zonnepanelen.
Uit onderzoek van TNO20 blijkt dat de maximale terugverdientijd voor een investering in zonnepanelen in de afgelopen vijf jaar onder de zes jaar lag. Uit het rapport van PwC uit 201621 blijkt dat huishoudens in de regel bereid zijn te investeren in zonnepanelen als de terugverdientijd maximaal 9 jaar is. Omdat zonnepanelen een gemiddelde levensduur hebben van 25 jaar, hebben huishoudens na het verstrijken van de terugverdientijd nog lange tijd plezier van hun investering in de vorm van een lagere energierekening. Dit draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de investering voor huishoudens van alle inkomensgroepen.
Vraag 23 en vraag 24
Wordt bij hen het vertrouwen in een voorspelbare overheid geschaad, omdat zij minder buffers hebben en zelfs (bank)leningen hebben moeten afsluiten? Hoe zal de regering garanderen dat ook deze mensen een maximale terugverdientijd van 7 jaar zullen hebben?
Uit het onderzoek van TNO uit 2022 komt naar voren dat de terugverdientijden in de periode tot en met 2030, ook met inachtneming van de afbouw van salderen, naar verwachting niet boven de 7 jaar uitkomen. Daarmee blijft een investering in zonnepanelen zeer interessant. Ik vind het belangrijk de komende jaren de aantrekkelijkheid van investeringen in zonnepanelen te blijven monitoren. Daarom zijn in het wetsvoorstel twee evaluatiemomenten opgenomen: in 2025 en 2028, zodat indien nodig kan worden bijgestuurd.
Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 1, is het al sinds 2017 bekend dat de salderingsregeling zal worden afgebouwd. Het is mijn beeld dat veel leveranciers en installateurs de mensen hebben geïnformeerd over het feit dat de salderingsregeling eindig was. Dit stond vaak in de rekenvoorbeelden die de mensen bij hun offerte kregen of in het foldermateriaal bij de offerte. Door het afbouwpad tot 2031 vast te leggen, geven we consumenten en de markt duidelijkheid voor de komende jaren en kunnen zij hier rekening mee houden bij hun investeringsbeslissing. Door de geleidelijke afbouw worden de terugverdientijden in de periode tot en met 2030 naar verwachting niet hoger dan 7 jaar, wat een investering in zonnepanelen nog steeds zeer interessant maakt. Consumenten die in de periode tot en met 2021 hebben geïnvesteerd zullen hun zonnepanelen zodra de afbouw start al hebben terugverdiend, of dat op korte termijn na de start van de afbouw doen. Omdat zonnepanelen een gemiddelde levensduur hebben van 25 jaar, hebben huishoudens na het verstrijken van de terugverdientijd nog lange tijd plezier van hun investering in de vorm van een lagere energierekening. Dit draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de investering voor huishoudens van alle inkomensgroepen.
Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 25 en vraag 26
Betekent dit dat de jaarlijkse saldering zal meeschommelen met de beweging van marktprijzen: bij hogere prijzen minder terugleververgoeding en vice versa? Geeft dit niet heel veel onzekerheid waar mensen weinig vertrouwen in hebben, omdat ieder kabinet het kan beperken?
Het financiële voordeel van zonnepanelen kan inderdaad jaarlijks meeschommelen met de marktprijzen. Bij de huidige hoge marktprijzen ligt het financieel voordeel hoger en heeft dit dus een gunstig effect op de terugverdientijd. Dit voordeel komt uit de te salderen opwek, het aandeel eigen verbruik achter de meter ten opzichte van het totale verbruik en de terugleververgoeding. Uit TNO (2022) blijkt dat de terugverdientijd ondanks de afbouw van de salderingsregeling in de drie doorgerekende scenario’s wat betreft de ontwikkeling van de marktprijzen voor elektriciteit gemiddeld rond de 7 jaar blijft.
Zoals hiervoor in meerdere antwoorden aangegeven, is er sprake van een geleidelijke afbouw van de salderingsregeling. De afbouwpercentages worden opgenomen in de Wet belastingen op milieugrondslag en liggen vast tot en met 2030, het laatste jaar dat gesaldeerd kan worden. Hierdoor weet men waar men aan toe is, als men een investering wil doen in zonnepanelen.
Voor wat betreft de redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit die niet gesaldeerd kan worden, geldt dat de te volgen procedure expliciet in de wet is verankerd. Tot 2027 zal de minimum terugleververgoeding in principe op 80% van het kale leveringstarief (dus exclusief de belastingen) liggen. Dit is bepaald in het wetsvoorstel. Alleen in uitzonderlijke gevallen, zoals bijvoorbeeld de acute prijsschokken in 2022 die doorwerken in de terugleververgoeding, kan via een algemene maatregel van bestuur aan deze minimum terugleververgoeding een absoluut maximum (dus in eurocenten) worden gesteld. In het antwoord op vraag 17 ben ik hier uitgebreid op ingegaan. In dat antwoord heb ik ook aangegeven dat mocht het nodig zijn een dergelijk absoluut maximumtarief voor de minimumvergoeding vast te stellen, daarbij de terugverdientijden van zonnepaneleninstallaties in het oog zullen worden gehouden. Een investering in zonnepanelen blijft dus ook interessant bij een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld maximumbedrag van de minimum terugleververgoeding. Bij het instellen van een absoluut tarief informeer ik uiteraard uw Kamer. Ik ben van mening dat hiermee mensen juist vooraf duidelijkheid hebben over hoe deze vergoeding tot stand zal komen.
Vanaf 1 januari 2027 geeft de ACM iedere twee jaar onafhankelijk advies over de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding, voor dat die wordt vastgesteld. Bij de vaststelling van de redelijke vergoeding wordt de Kamer zorgvuldig betrokken. De ACM kan zich dan baseren op de ervaringen in de markt tot en met 1 januari 2027 en zal bezien of er inderdaad een concurrentie is ontstaan tussen energieleveranciers op het gebied van de redelijke vergoeding. Indien ik zou besluiten af te wijken van het advies, dan is in het amendement Erkens opgenomen dat ik dit bij de vaststelling moet motiveren, en het aan de Tweede Kamer moet toezenden. Bij de vaststelling van de redelijke vergoeding, zal ik de terugverdientijden in het oog houden. Dit biedt zekerheid voor de mensen dat een investering in zonnepanelen aantrekkelijk zal blijven. Uiteraard staat het energieleveranciers vrij om hun klanten een hogere vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit die niet gesaldeerd kan worden te bieden dan de bij wet of algemene maatregel van bestuur vastgestelde minimumvergoeding.
Uit de KEV, die jaarlijks wordt opgesteld door het PBL, blijkt of er nog voldoende geïnvesteerd wordt in zonnepanelen naarmate de regeling verder wordt afgebouwd. Indien uit die monitoring zou blijken dat de verwachtingen niet worden waargemaakt, kan gericht vervolgonderzoek naar de oorzaken worden gedaan. Daarnaast zijn in het wetsvoorstel twee evaluatiemomenten opgenomen, in 2025 en 2028, waarbij onder andere opnieuw gekeken wordt naar de terugverdientijden van investeringen in zonnepanelen.
Vraag 27
Betekent dit ook dat mensen met hybride- en warmtepompen extra geraakt worden? En zo ja, wat gaat de regering daar aan doen?
Een (hybride) warmtepomp verdient zichzelf in veel gevallen al terug binnen de levensduur van de warmtepomp. In combinatie met zonnepanelen wordt deze terugverdientijd van de warmtepomp nog korter. De salderingsregeling is bedoeld om een investering in zonnepanelen aantrekkelijk te maken. Zoals eerder toegelicht in vragen 7 tot en met 10 verdient een investering in zonnepanelen zich in de periode tot en met 2030 ook met de afbouw van de salderingsregeling binnen uiterlijk 7 jaar terug en blijft het daarmee dus ook bij een afbouwende salderingsregeling interessant om te investeren in zonnepanelen.
Zoals hierboven aangegeven zorgen de zonnepanelen, ook bij een afbouwende salderingsregeling, voor een kortere terugverdientijd van de warmtepomp, als men de opbrengsten van de zonnepanelen na afloop van de terugverdientijd van de zonnepanelen ten goede laat komen aan het terugverdienen van de warmtepomp. Ook is voor de investering in een warmtepomp de ISDE subsidie beschikbaar. Deze subsidie helpt de consument bij het doen van de investering in de warmtepomp en bedraagt gemiddeld 30% van het aanschafbedrag. Gezien de hiervoor genoemde punten is het niet nodig om aanvullende maatregelen te treffen voor mensen met een warmtepomp.
Vraag 28
Kan het kabinet instemmen met voorstellen van de Consumentenbond, de Vereniging Eigen Huis en Aedes om een in hun ogen redelijke terugleververgoeding van minimaal 80 procent van het kale levertarief wettelijk vast te leggen, exclusief belastingen, zodat iedereen kan blijven profiteren van zelf opgewekte stroom? Het nader gewijzigd amendement van het lid Erkens c.s.22 voorziet hierin weliswaar tijdelijk tot 2027, maar biedt geen langjarige zekerheid.
Nee, ik kan niet instemmen met het ook vanaf 2027 in de wet vastleggen van een minimum redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit van 80% van het kale leveringstarief.
Ik ben van mening dat in een normaal functionerende energiemarkt een minimum vergoeding van 80% van het kale leveringstarief voor een goede balans zorgt tussen marktwerking en de belangen van de energieleveranciers enerzijds en consumentenbescherming en de belangen van zonnepanelenbezitters anderzijds. Op termijn is het wenselijk dat er meer concurrentie ontstaat en dat een kleinverbruiker zelf kan bepalen aan wie en tegen welke prijs diegene de zelf geproduceerde en ingevoede elektriciteit wil verkopen.
De ACM brengt vanaf 2027 elke twee jaar advies uit over de redelijke vergoeding en houdt hierbij in ieder geval rekening met de prijsontwikkeling voor geleverde elektriciteit en de belangen van afnemers. Zie ook het antwoord op vraag 17.
Met twee tussentijdse evaluatiemomenten in 2025 en 2028 houd ik bovendien onder andere de investeringen in zonnepanelen in de huursector en de koopsector en de terugverdientijden van investeringen in zonnepanelen in het oog, zodat ik indien nodig bij kan sturen. Zie ook het antwoord op vraag 9.
Vraag 29
Ook ontbreekt volgens de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA de concrete invulling. Gesproken wordt over 80 procent van het leverancierstarief van de afnemer, begrijpen deze leden het goed dat daarmee de individuele afnemer is bedoeld en verandert de vergoeding dus mee met wijzigingen in het leverancierstarief en ook bij het wisselen van leverancier?
Uw redenatie is juist.
Vraag 30 en vraag 31
Hoe verhoudt dit zich tot het in het hiervoor genoemde amendement van het lid Erkens c.s. vaststellen door de Minister van de minimale hoogte en de berekeningswijze van de redelijke vergoeding? Is dat wel een landelijk uniform getal en kan dit voor individuele afnemers uitkomen onder de beoogde 80 procent?
Iedere leverancier moet tot 2027 een minimumvergoeding geven van ten minste 80% van het kale leveringstarief (dat zijn de kosten die deze leverancier is overeengekomen met de afnemer voor de afname van elektriciteit per kWh, met uitzondering van de daarvoor te berekenen belastingen en heffingen), tenzij dit hoger ligt dan een absoluut tarief dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld. De minimum redelijke vergoeding kan alleen in uitzonderlijke gevallen, via vastlegging bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, door mij van een absoluut maximum in eurocenten worden voorzien. Zie voor meer uitleg hierover ook de uitgebreide beantwoording op vraag 17. Vanaf 2027 stel ik na een advies van de ACM elke twee jaar de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding vast, op de wijze zoals onder andere beschreven in het antwoord op vraag 28. Het staat leveranciers uiteraard vrij hun klanten een hogere vergoeding te geven dan de minimumvergoeding.
Vraag 32
Waarom wordt dit tweejaarlijks gedaan? Is dan de investeringszekerheid voor burgers niet te kort?
De tweejaarlijkse vaststelling is vastgelegd in het amendement van het lid Erkens23. De ACM zal voorafgaand aan de vaststelling adviseren over een redelijke hoogte van de terugleververgoeding en houdt daarbij rekening met de prijsontwikkeling voor geleverde elektriciteit en de belangen van de afnemers. Hierbij worden de terugverdientijden in het oog gehouden.
Naar mijn mening is een tweejaarlijkse vaststelling van de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding voldoende om de investeringszekerheid te waarborgen. Daarnaast houd ik ook met twee tussentijdse evaluatiemomenten in 2025 en 2028 onder andere de terugverdientijd van investeringen in zonnepanelen in het oog, zodat ik indien nodig kan bijsturen. Zie onder andere ook het antwoord op vraag 9.
Vraag 33 en vraag 34
De regering is voornemens een absoluut maximum terugleververgoeding te introduceren voor in extreme situaties ter bescherming van energieleveranciers. Kan zij hierover meer helderheid geven? In welke concrete situatie is er sprake van een «extreme situatie» en over wat voor een maximum hebben we het? Voorkomen moet worden, volgens deze leden, dat door dit maximum de 80 procent minimum vergoeding in de praktijk vaak zal worden overruled.
Het amendement Erkens24 geeft nadere duiding wat moet worden verstaan onder extreme situaties. In de toelichting van het amendement leest u, zoals ook al aangegeven in het antwoord op vraag 17, dat de mogelijkheid bestaat een absoluut tarief in te stellen in uitzonderlijke gevallen waarbij sprake kan zijn van disproportioneel hoge marktprijzen die doorwerken in deze vergoeding. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als er sprake is van tijdelijk zeer hoge leveringstarieven door acute prijsschokken in de energiemarkt zoals gezien in 2022. De meerkosten die energieleveranciers hiervoor moeten dragen worden aan alle klanten, ook diegenen zonder zonnepanelen, doorberekend waardoor de lasten van een door deze prijsschokken ontstane te hoge minimumvergoeding in relatie tot de marktprijs van elektriciteit, leiden tot onevenredig hoge elektriciteitstarieven voor klanten zonder zonnepanelen.
Deze bepaling wordt alleen gebruikt in uitzonderlijke gevallen, op het moment dat het nodig is om de klanten zonder zonnepanelen te beschermen tegen excessieve terugleververgoedingen, waarbij de hoogte van deze terugleververgoedingen ook niet (meer) in verhouding staat tot de marktwaarde van de teruggeleverde elektriciteit op het moment van teruglevering. Overigens zal ik, mocht het nodig zijn een dergelijk maximumtarief vast te stellen, ook rekening houden met de terugverdientijden van zonnepaneleninstallaties. Ook zal ik een dergelijk maximumtarief van de minimumvergoeding uiteraard niet lager vaststellen dan de marktwaarde. Een investering in zonnepanelen blijft dus ook interessant bij een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld maximumbedrag van de minimum terugleververgoeding. De burger kan dus altijd op een redelijke terugleververgoeding vertrouwen.
Ten slotte merk ik op dat het energieleveranciers uiteraard vrij staat hun klanten een hogere terugleververgoeding te betalen. Het loont daarom voor klanten met zonnepanelen om zich bij het afsluiten van het contract te verdiepen in de vergoeding die de energieleverancier betaalt voor teruggeleverde elektriciteit. Ook nu al bestaan daar tussen leveranciers grote verschillen tussen.
Vraag 35
Hoeveel zal de teruglevering dalen door deze korting van 20 procent en het vervallen van de teruggave van de belasting en de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE)?
Investeren in zonnepanelen blijft aantrekkelijk: de terugverdientijd van investeringen in zonnepanelen in de periode tot en met 2030 wordt ook bij afbouw van de salderingsregeling niet hoger dan 7 jaar. Het onderzoek van TNO heeft bij deze berekeningen van de terugverdientijden (wijzigingen in) belastingen en heffingen meegenomen en gaat tevens uit van een redelijke vergoeding voor teruglevering van 80% van het kale leveringstarief. Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2022 van het PBL blijkt dat ook bij afbouw van de salderingsregeling het aantal zonnepanelen bij huishoudens in de periode tot en met 2030 fors blijft toenemen. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 36
Kan de regering door middel van enkele cijfervoorbeelden aangeven hoe de terugverdientijden veranderen ten opzichte van de gemiddelde energiegebruiker met verschillende hoeveelheden teruglevering?
In het TNO-rapport zijn diverse gevoeligheidsanalyses opgenomen, waaronder twee alternatieve scenario’s voor de redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit die niet gesaldeerd mag worden. Eén scenario betreft 100% vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit en een tweede scenario gaat uit van 70% vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit. In dat laatste geval zal de terugverdientijd oplopen tot maximaal 7,3 jaar. Daarnaast is in het TNO-rapport een gevoeligheidsanalyse opgenomen voor wat betreft het percentage eigen gebruik, waarbij naast het uitgangspunt van 30% eigen verbruik ook inzicht wordt gegeven in de invloed op terugverdientijden van 20% en 40% eigen verbruik. Bij 20% eigen verbruik blijven de terugverdientijden onder de 8 jaar. Dit is nog steeds lager dan de 9 jaar, zoals door PwC genoemd als maximale terugverdientijd voor huishoudens om te willen investeren in zonnepanelen.
Voor een uitgebreide toelichting op de terugleververgoeding verwijs ik u graag naar de beantwoording op vragen 28 tot en met 33.
Vraag 37
Hoe is het macro-budgettaire effect veranderd door dit amendement van het lid Erkens c.s., en hoe verandert de balans tussen burgers met en zonder panelen, zowel wat betreft de belastingen als de vergoeding die leveranciersbedrijven nu toch moeten geven?
Alleen het salderen zelf heeft fiscale gevolgen. Voor de hoeveelheid stroom die gesaldeerd kan worden ontvangt men het volledige tarief inclusief btw en energiebelasting. Dit geldt niet voor de hoeveelheid stroom die niet gesaldeerd mag worden en waarvoor een terugleververgoeding geldt. Het nader gewijzigd amendement Erkens c.s. heeft dus geen budgettaire gevolgen voor de energiebelasting. Ook werd al uitgegaan van een redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit van 80% van het kale leveringstarief, maar dan vastgelegd bij of krachtens algemene maatregel van bestuur in plaats van rechtstreeks opgenomen in het wetsvoorstel zoals in het amendement Erkens c.s..
Vraag 38
Is het amendement van het lid Erkens c.s. uitvoerbaar met de private energiebedrijven, er bestaat immers geen uniform markttarief?
Ja, iedere leverancier berekent de hoogte van het minimumtarief voor de redelijke vergoeding op basis van het kale leveringstarief dat hij met de klant heeft afgesproken (dit zijn de kosten die de leverancier is overeengekomen met de afnemer voor de afname van elektriciteit per kWh, met uitzondering van de daarvoor te berekenen belastingen en heffingen). Zie ook het antwoord op vraag 31. Het amendement van het lid Erkens c.s. levert geen uitvoeringsproblemen op voor leveranciers.
Vraag 39
Dit amendement laat ook in stand dat na afschaffing van de saldering burgers geheel afhankelijk blijven van de terugleververgoeding conform actuele marktprijzen. Het amendement ziet namelijk alleen op 80 procent van het leverancierstarief, maar mag dit over de seizoenen, en van maand tot maand, van dag tot dag en zelfs van uur tot uur verschillen?
Zoals in het antwoord op vraag 38 aangegeven, is tot 2027 het minimumtarief 80% van het kale leveringstarief dat de leverancier met de klant heeft afgesproken. De minimum redelijke vergoeding verandert dus alleen als het kale leveringstarief verandert. Hoe dit precies uitpakt, is afhankelijk van het contract dat is afgesloten (bijvoorbeeld vast/variabel/dynamisch). Alleen indien de klant een dynamisch contract heeft afgesloten, kan de minimum terugleververgoeding van uur tot uur verschillen. Het amendement van Omtzigt c.s.25 stelt daarbij als voorwaarde dat de redelijke vergoeding niet negatief mag zijn.
Zie ook de antwoorden op de vragen 9 en 28.
Vraag 40
Is het dan ook mogelijk dat de markt zelfs kan vragen dat je moet betalen om stroom op het elektriciteitsnet te leveren als er een zonnepiek en overschot is, bijvoorbeeld in de zomer en nu ook steeds vaker op andere momenten gedurende het jaar of is dit nu door het amendement van het lid Omtzigt c.s.26 uitgesloten?
Het amendement van het lid Omtzigt regelt dat de redelijke vergoeding niet kan worden vastgesteld op een negatief bedrag.
Vraag 41
Wordt met dit amendement ook onmogelijk gemaakt dat energiebedrijven dit door een middeling met de niet-piekperiodes toch doen?
Het amendement van Omtzigt kent daarover geen specifieke bepaling. Voor een verdere toelichting verwijs ik u graag naar het amendement.
Vraag 42
Wordt aan marktpartijen in alle vrijheid toegestaan om bij de levering af te stappen van de huidige afrekening op jaarbasis?
Nee, zie hiervoor artikel 31c van het wetsvoorstel. Daarin is opgenomen dat saldering plaatsvindt op de jaar- of eindafrekening. Alleen indien men het contract opzegt (bijvoorbeeld door over te stappen naar een andere energieleverancier), kan de periode waarover gesaldeerd wordt korter zijn dan een jaar omdat in dat geval wordt gesaldeerd over de periode van de eindafrekening. Daarbij is de systematiek van het meenemen van de tarieven bij meerdere tariefperiodes, conform artikel 31c, onverminderd van toepassing.
Vraag 43
Welke wettelijke bescherming gaat de regering bieden voor burgers en wanneer is die van kracht?
Zie ook het antwoord op vraag 42. Artikel 31c treedt met uitzondering van het vijfde en zesde lid in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Vraag 44
Kunnen bedrijven deze marktprijs ook kunstmatig laag houden, bijvoorbeeld door te spelen met extra (fossiele) inzet en opslag, waardoor ze «overschotten» van zonnestroom kunstmatig creëren en zo minder hoeven te betalen aan kleinverbruikers? Volgens de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA is er immers een imperfecte markt met oligopolistische kenmerken.
De ACM houdt toezicht op een goed functionerende markt en geeft aan geen indicatie te hebben dat leveranciers invloed uitoefenen op de beursprijzen. Er is een beperkt aantal leveranciers met beurscapaciteit, maar ook die zullen niet in staat zijn om beursprijzen te beïnvloeden.
Het is de vraag of een energieleverancier voordeel kan behalen door de prijs kunstmatig te drukken, als hij hier al toe in staat zou zijn. De minimum terugleververgoeding is gekoppeld aan het kale leveringstarief. In het geval van vaste en variabele contracten zal dit tarief tot slechts enkele keren per jaar worden aangepast. Piekmomenten waarop de stroomprijs laag is hebben hier dus geen invloed op. Bij dynamische contracten kunnen piekmomenten wel een lage minimum terugleververgoeding veroorzaken voor deze uren, alhoewel deze nooit negatief mag zijn. Zie ook het antwoord op vraag 40.
Vraag 45
Tegelijk staat tegenover deze vrijheid van marktpartijen nog geen enkel recht, integendeel zelfs een verbod, voor burgers om elkaar onderling stroom te leveren, zo constateren deze leden. Een burger mag ook niet zomaar overtollige zonnestroom leveren aan een bedrijf (bijvoorbeeld een supermarkt) verderop in de straat. Bovendien zijn er volgens deze leden nog veel belemmeringen voor verenigingen van eigenaren, coöperaties en andere samenwerkingsverbanden om samen stroom op te slaan in (buurt) accu’s. Klopt het dat de Europese regelgeving, bijvoorbeeld de Clean Energy Package,27 veel meer mogelijkheden biedt voor decentrale samenwerking van opwekking, levering en opslag van stroom dan in de Nederlandse wetgeving?
Het klopt dat het Clean Energy Package nadere regels stelt voor decentrale samenwerking bij het opwekken, leveren en opslaan van stroom. Deze mogelijkheden worden in de onderliggende Europese regelingen expliciet beschreven en ontbreken nog in de Elektriciteitswet. Dit betekent overigens niet dat deze activiteiten verboden zijn in Nederland. Met name de lokale energiegemeenschappen hebben in Nederland ook zonder wettelijke regeling een sterke ontwikkeling doorgemaakt.
Vraag 46
Indien dit klopt is de regering bereid zo spoedig mogelijk dit ook in Nederland te regelen en in afwachting daarvan de saldering niet te beperken?
Het Clean Energy Package is geïmplementeerd in het wetsvoorstel van de Energiewet, dat op 12 juni bij de Tweede Kamer is ingediend. Dit wetsvoorstel zal naar verwachting uiterlijk 1 januari 2025 in werking kunnen treden.
Vraag 47
De motie van de leden Boucke en Grinwis c.s.28 roept weliswaar op tot peer-to-peerlevering, maar kan de regering deze motie tijdig concretiseren en een wettelijke grondslag geven?
Peer-to-peer-levering gaat over het delen van energie. De regering is – mede naar aanleiding van deze motie – voornemens om het delen van energie binnen energiegemeenschappen, binnen gebouwen en tussen actieve afnemers nader te regelen. Het delen van energie wordt op dit moment nader uitgewerkt in een aanpassing van de Elektriciteitsrichtlijn waarover nu onderhandeld wordt in Brussel; het Electricity Market Design-pakket. Na de vaststelling hiervan zal dit worden geïmplementeerd. Naar verwachting zal het delen van elektriciteit daarmee rond 1 januari 2025 nader geregeld zijn, zoals de motie vraagt.
Vraag 48 en vraag 49
Welke bijzondere voorzieningen worden getroffen om meer mogelijkheden te bieden voor huurders van corporaties en particuliere verhuurders om meer zonnestroom te installeren? Zij hebben een ander kostenpatroon en terugverdienmogelijkheden met hun huurders en lopen, mede daardoor, achter bij de koopsector waardoor huurders relatief een hogere energierekening hebben, aldus deze leden. Is de regering bereid hiertoe aanvullende financiering te regelen?
Ik vind het erg belangrijk dat het ook voor huurders aantrekkelijk is en blijft om zonnepanelen te laten leggen. Dit draagt bij aan verduurzaming van de woningvoorraad, waardoor onze klimaatdoelstellingen dichterbij komen. Tegelijkertijd profiteren huurders daarbij van een lagere energierekening, wat extra belangrijk is bij de huidige hoge energieprijzen.
Desondanks moet ik constateren dat momenteel al bij een op de drie woningen van particuliere huiseigenaren zonnepanelen zijn geplaatst terwijl dit in de huursector bij slechts een op de zes woningen het geval is. Juist daarom heb ik aanvullende stappen genomen voor deze sector.
Zo heb ik in het aanvullende klimaatmaatregelenpakket tijdelijk een subsidie van € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment indien de salderingsregeling wordt afgebouwd. Deze maatregel zal ik in goed overleg met de betrokken partijen verder uitwerken om gelijktijdig ingezet te kunnen worden met de afbouw die vanaf 2025 zal plaatsvinden met als doel om het plaatsen van panelen op huurwoningen aantrekkelijker te maken en zo de instemming door huurders makkelijker te maken. Dit kan indien de investeringskosten voor zonnepanelen verlaagd worden waardoor de investering voor verhuurders uit kan met een lagere vergoeding van de huurder. Zoals ik heb toegezegd aan de Tweede Kamer, laat ik het eerder in opdracht van de sector uitgevoerde onderzoek naar de businesscase van zonnepanelen in de huursector updaten. De uitkomsten hiervan zal ik gebruiken om samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Aedes te kijken naar hoe de subsidie van € 100 miljoen optimaal ingezet kan worden om zoveel mogelijk huurders de kans te geven om ook duurzame zonne-energie op het dak van hun huurwoning op te wekken. Het doel is om te komen tot een zo goed mogelijk resultaat voor zowel verhuurders als huurders en dus om iedereen de kans te geven om mee te kunnen doen aan de energietransitie. Tot slot zal ik bij de evaluatiemomenten in 2025 en 2028 ook specifiek de stand van zaken met betrekking tot de huursector meenemen zodat we de het tempo goed in de gaten kunnen houden.
Voor een verdere toelichting verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 11.
Vraag 50 en vraag 51
Kan de regering schetsen hoe burgers zelf kunnen voorkomen dat ze te weinig krijgen dan wel te veel moeten betalen voor het leveren van hun zonnestroom aan het elektriciteitsnet? Hoe ziet dat er praktisch gezien uit? De meeste mensen zullen immers overdag bezigheden elders hebben en hun zonnestroom niet zomaar van het elektriciteitsnet kunnen houden, aldus deze leden.
Zie het antwoord op de vragen 39 tot en met 41.
Een burger die van mening is dat de energieleverancier zich niet aan het contract houdt, kan een klacht indienen bij de leverancier. Indien hier niet naar tevredenheid op wordt gereageerd, kan de klant het geschil voorleggen aan de geschillencommissie of aan de rechter. Uiteraard kan diegene ook overstappen naar een andere leverancier.
In de antwoorden op de vragen 10 en 16 ben ik dieper ingegaan op eigen verbruik.
Vraag 52
Zijn er al rendabele opties om in het eigen huis batterijen in te zetten of zijn die structureel zeer onrendabel, gelet op de hoge investering en beperkte aantal uren dat ze kunnen worden ingezet?
Met de beoogde afbouw van de salderingsregeling wordt een prikkel gecreëerd om elektriciteit zelf te gebruiken en/of op te slaan. Op dit moment is die prikkel er niet, maar kunnen consumenten met een dynamisch energiecontract wel elektriciteit inkopen tegen gunstige tarieven om op te slaan in de batterij en later te gebruiken. Thuisbatterijen vragen echter een hoge investering en zijn momenteel niet rendabel. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 53
Hoe werkt het aanzetten van apparaten als bijvoorbeeld wasmachines als de zon schijnt? Hoe gaat dat in de praktijk, zijn er al betaalbare regelsystemen?
Er zijn verschillende systemen op de markt die apparaten kunnen in- of uitschakelen afhankelijk van de opwek van elektriciteit. Met de afbouw van de salderingsregeling komt de markt hiervoor verder op gang. Zonnepaneelbezitters kunnen apparaten uiteraard ook zelf aanzetten op het moment dat er stroom opgewekt wordt door de zonnepanelen. Verder komen vrijwel alle apparaten tegenwoordig met de mogelijkheid tot startuitstel. Als een zonnepaneelbezitter niet thuis is, maar wel verwacht dat de zon gaat schijnen dan kunnen de apparaten met startuitstel aangezet worden om pas op een later moment, wanneer de zon schijnt, stroom te gaan verbruiken. Via de website van Milieu Centraal kunnen consumenten terecht voor tips om het aandeel eigen verbruik ten opzichte van het totale verbruik te verhogen.
Vraag 54
Is het gelet op al deze onzekerheden niet beter om de saldering niet te beperken voordat de nieuwe Elektriciteitswet deze problemen oplost en deze wetgeving is afgerond?
Het verhogen van het aandeel eigen verbruik achter de meter zorgt ervoor dat de terugverdientijden van zonnepanelen korter worden en elektriciteit slimmer wordt ingezet, wat de energietransitie ten goede komt. TNO heeft berekend dat een verhoging van het eigen verbruik met 10% kan leiden tot ruim een halfjaar kortere terugverdientijd. Ik wil het aandeel eigen verbruik ten opzichte van het totale verbruik dus graag stimuleren. Juist de afbouw van de salderingsregeling introduceert prikkels om het aandeel eigen verbruik achter de meter te verhogen, wat de markt voor opslag en flexibiliteitsdiensten ten goede komt.
Ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel start de afbouw van de salderingsregeling twee jaar later, namelijk vanaf 2025. De terugverdientijden van zonnepanelen blijven ook bij deze voorgenomen afbouw van de salderingsregeling nog zeer interessant en worden voor investeringen tot en met 2030 niet hoger dan 7 jaar. Verder uitstel van de afbouw acht ik dan ook niet opportuun.
Vraag 55
Ten slotte vragen de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA of het afbouwen van een succesvolle stimuleringsmaatregel van zonne-energie in deze tijden van klimaatcrisis en de voortdurende fiscale voordelen van fossiele energieproducenten rechtvaardig is en de betrokkenheid van burgers bij de klimaatpolitiek niet langdurig zal schaden?
De salderingsregeling is een succesvolle regeling geweest om investeringen in zonnepanelen aantrekkelijk te maken. Ondertussen liggen er op ruim 2 miljoen huizen zonnepanelen. Nergens in Europa is de elektriciteit die per persoon via de zon wordt opgewekt zo hoog als in Nederland. Dat is goed nieuws, want de opgewekte elektriciteit is schoon, dichtbij en duurzaam. Naast dit positieve resultaat, zorgt de salderingsregeling wel in toenemende mate voor een scheve verdeling tussen mensen zonder en met zonnepanelen. Ook is er een verschil in de uitrol van zonnepanelen tussen de koopsector en huursector. Hierom heb ik in het aanvullende pakket klimaatmaatregelen een subsidie van € 100 miljoen opgenomen om de uitrol van zonnepanelen in de huursector te stimuleren indien de salderingsregeling afgebouwd wordt en wil ik het fiscale voordeel voor de koopsector geleidelijk afbouwen. Ik heb voor een geleidelijk afbouwpad gekozen om ervoor te zorgen dat het aantrekkelijk blijft om te investeren in zonnepanelen zodat het aandeel zon op dak nog verder kan groeien. Dit blijkt ook uit de KEV, waar tot en met 2030 een forse groei van het opgesteld vermogen bij huishoudens wordt verwacht, waarbij al rekening is gehouden met de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling.
Door de salderingsregeling geleidelijk af te bouwen kan met dezelfde financiële middelen meer klimaatwinst worden geboekt. Voor een uitgebreid antwoord verwijs ik graag naar vraag 3.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vraag 56
Volgens de leden van de D66-fractie zijn het vooral huurhuizen in de sociale sector die achterblijven als het gaat om het plaatsen van zonnepanelen. Juist deze bewoners zouden volgens hen moeten kunnen profiteren van zonne-energie en de bijhorende saldering. Op welke wijze wil de regering het plaatsen van zonnepanelen in de sociale sector versterken en welke middelen stelt de regering daarvoor beschikbaar?
Ik ben het met u eens dat ook deze groep zou moeten profiteren van zonne-energie en eigenlijk net zo veel kans moeten hebben om de komende jaren zonnepanelen op het dak geïnstalleerd te krijgen als andere groepen. Dit vind ik erg belangrijk vanuit het oogpunt van verdere verduurzaming en het verlagen van de energierekening. Zoals eerder benoemd in de beantwoording op vragen 11 en 49 heb ik in het aanvullende pakket klimaatmaatregelen een subsidie van € 100 miljoen opgenomen ten behoeve van de uitrol van zonnepanelen in de huursector. Deze subsidie komt beschikbaar indien de salderingsregeling wordt afgebouwd. De subsidie is bedoeld om het makkelijker te maken om huurders te laten instemmen met het laten leggen van zonnepanelen, maar moet nog nader uitgewerkt worden. Ik laat daartoe ook extra onderzoek doen naar de businesscase van zonnepanelen in de huursector en zal de uitkomsten gebruiken om samen met de Minister voor VRO en Aedes te kijken hoe de € 100 miljoen het beste ingezet kan worden.
Ook zal ik bij de twee evaluatiemomenten in 2025 en 2028 specifiek in kaart brengen wat het tempo van uitrol in de huursector is.
Vraag 57
Deze leden vernemen graag een toelichting van de regering op de vraag waarom de minimale prijs die energiemaatschappijen moeten betalen aan de eigenaren van zonnepanelen niet wettelijk is vastgelegd. Hoe wil de regering hiermee omgaan en op welke wijze wordt gegarandeerd dat zonne-energie rendabel blijft?
Zoals toegelicht bij de beantwoording op de vragen 28 tot en met 31 zal er tot 2027 een terugleververgoeding gelden van minimaal 80% van het kale leveringstarief of – alleen in extreme situaties – een absoluut maximum in eurocenten dat door mij wordt vastgesteld. Hierna zal de ACM mij iedere twee jaar adviseren over de redelijke vergoeding en houdt hierbij in ieder geval rekening met de prijsontwikkeling voor geleverde elektriciteit en de belangen van afnemers. Als ik bij de vaststelling van het minimum voor de redelijke vergoeding af zou wijken van dit advies, motiveer ik mijn besluit en leg het besluit binnen vier weken nadat het is vastgesteld over aan de Tweede Kamer. Dit is middels het amendement van het lid Erkens vastgelegd in het wetsvoorstel. Met twee tussentijdse evaluatiemomenten in 2025 en 2028 houd ik de terugverdientijd van investeringen in zonnepanelen in het oog.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie-Nanninga
Vraag 58
Volgens onderzoek van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) zorgt de huidige salderingsregeling voor een terugverdientijd van iets minder dan vijf jaar.29 De Minister kwalificeert dit als «overstimulering». Het is de leden van de Fractie-Nanninga niet helder waarom een snelle terugverdientijd onwenselijk is. Kan de regering dit toelichten en voorts een definitie geven van «overstimulering»?
Met de salderingsregeling gelden er terugverdientijden van minder dan 5 jaar. Volgens het TNO-onderzoek uit 2022 worden de terugverdientijden voor investeringen in zonnepanelen ook bij de afbouw van de salderingsregeling naar verwachting niet hoger dan 7 jaar.30 Uit onderzoek van PwC uit 2016 blijkt dat huishoudens in de regel bereid zijn te investeren in zonnepanelen als de terugverdientijd maximaal 9 jaar is. De extreem korte terugverdientijden die behaald kunnen worden door de salderingsregeling zie ik dus als overstimulering; stimulering is dan niet meer nodig.
Door de salderingsregeling geleidelijk af te bouwen wordt overstimulering voorkomen en kan met dezelfde financiële middelen meer klimaatwinst worden geboekt. Uit de Klimaat- en Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat het opgesteld vermogen aan zonnepanelen op daken bij huishoudens fors zal toenemen in de periode tot en met 2030, waarbij al rekening is gehouden met de afbouw van de salderingsregeling.31
Vraag 59
Kan de regering reflecteren op de «overstimulering» van windenergie door daar jaren en jarenlang enorme subsidies aan toe te kennen?
Het kabinet streeft naar kosteneffectieve uitrol van CO2-reducerende technieken, waaronder windenergie op land. Daarom is de SDE++ erop gericht om de onrendabele top van wind-op-landprojecten af te dekken en overstimulering zoveel mogelijk te beperken.
De SDE++-subsidieregeling is daarom zo ontworpen dat het merendeel van de projecten in een bepaalde categorie de businesscase rond kan krijgen. Dit betekent dat een deel van de projecten in potentie aanspraak kan maken op een subsidiebedrag dat hoger ligt dan het benodigde subsidiebedrag en voor een (kleiner) deel van de projecten het berekende subsidiebedrag in potentie te laag is.
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) baseert de openstelling van de subsidieregeling op onafhankelijke adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving, dat ieder jaar op basis van de meest actuele informatie de subsidiebedragen opnieuw berekent. In de SDE++ wordt daarnaast een aantal maatregelen genomen om overwinsten tegen te gaan. Voorbeelden hiervan zijn de mogelijkheid om voor een lager subsidiebedrag in te dienen, de gefaseerde openstelling van de regeling en differentiatie in categorieën. Hierdoor sluit de subsidie beter aan op de daadwerkelijke subsidiebehoefte. Overwinsten zijn deels inherent aan een generieke regeling gericht op de opschaling van hernieuwbare energieopwekking. Met maatwerk zouden eventuele overwinsten kunnen worden ingeperkt, maar zouden de uitvoeringskosten vele malen hoger zijn.
Vraag 60
Tegelijkertijd concludeert de Stichting Economisch Onderzoek (SEO)32 dat de afbouw van de salderingsregeling zou leiden tot negatieve gevolgen voor het draagvlak voor de energietransitie. Kan de regering aangeven waarom zij het in tijden van energiearmoede en stijgende gasprijzen juist nu belangrijk vindt om werk te maken van de afschaffing?
De conclusie van SEO dat de afbouw van de salderingsregeling zou leiden tot negatieve gevolgen voor het draagvlak voor de energietransitie deel ik niet. Het is al geruime tijd bekend dat de salderingsregeling zal worden afgebouwd. Dit heeft echter niet geleid tot minder plaatsing van zonnepanelen. De KEV laat elk jaar weer een groei zien in het opgestelde vermogen van zonnepanelen. Ondertussen liggen er zonnepanelen op ruim 2 miljoen woningen en dat is goed nieuws, want de opgewekte elektriciteit is schoon, dichtbij en duurzaam.
Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 3 en vraag 58 leidt de salderingsregeling in combinatie met de hoge energieprijzen tot overstimulering. Ook bij de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling blijft het financieel gezien interessant om te investeren in zonnepanelen aangezien de investering leidt tot een significant lagere energierekening en de terugverdientijd voor investeringen in de periode tot en met 2030 naar verwachting niet hoger zal worden dan 7 jaar.
Vraag 61
Volgens Netbeheer Nederland gebruiken de twee miljoen zonnepaneelbezitters in Nederland op dit moment gemiddeld 30–40 procent van de opgewekte stroom zelf.33 De rest wordt teruggeleverd via het elektriciteitsnet dat daarmee als het ware gebruikt wordt als een grote batterij. Als 60–70 procent van de door zonnepanelen opgewekte elektriciteit alleen nog maar gratis mag worden teruggeleverd, moeten de leden van Fractie-Nanninga dan concluderen dat zonnepaneelbezitters eerst een afweging hebben gemaakt om in zonnepanelen te investeren op basis van een subsidieregeling die nu wordt afgeschaft en dat door de afbouw ook nog eens wordt gevraagd dat zonnepaneelbezitters energiemaatschappijen subsidiëren?
Die conclusie is onjuist. De leverancier is verplicht een redelijke terugleververgoeding te geven voor teruggeleverde elektriciteit die niet gesaldeerd mag worden. Artikel 31c stelt hier regels aan. In de antwoorden op vragen 17 en 28 tot en met 33 is uitgebreid beschreven hoe dit in z’n werk gaat.
Vraag 62
Wordt impliciet verwacht dat zonnepaneelbezitters ook een batterij moeten aanschaffen om hun opgewekte elektriciteit op te slaan, omdat ze anders gedwongen worden gratis aan het elektriciteitsnet te moeten terugleveren?
Consumenten ontvangen een redelijke vergoeding voor de teruggeleverde stroom. Zie ook onder andere de antwoorden op de vragen 17 en 28 tot en met 33. Ook bij de voorgenomen afbouw van de salderingsregeling blijven de terugverdientijden zeer interessant en worden zij naar verwachting tot en met 2030 niet hoger dan 7 jaar. Het is voor de aantrekkelijkheid van de zonnepanelen bij afbouw van de salderingsregeling dan ook niet nodig om een thuisbatterij aan te schaffen. Thuisbatterijen kunnen het eigen verbruik verhogen, maar zijn momenteel nog niet rendabel. Hiervoor verwijs ik u door naar het antwoord op vraag 4. Wel loont het om het eigen verbruik achter de meter te verhogen, bijvoorbeeld door op zonnige momenten de wasmachine of afwasmachine aan te zetten. Hiermee wordt immers de volledige elektriciteitsprijs per kWh, inclusief belastingen, uitgespaard, terwijl een kWh die aan het net geleverd wordt door de afbouw van de salderingsregeling geleidelijk steeds minder oplevert.
Vraag 63
Indien dit niet wordt verwacht van de zonnepaneelbezitters, moeten zonnepanelen dan worden uitgeschakeld als ze meer elektriciteit leveren dan de zonnepaneelbezitter op dat moment gebruikt?
Nee.
Vraag 64
En betekent dit dan dat 70 procent van de productiecapaciteit van de nu geplaatste zonnepanelen achteraf zinloos zijn en een slechte investering blijken aangespoord door een onbetrouwbare overheid?
Nee.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vraag 65
In hoeverre heeft het plaatsen van zonnepanelen invloed op de hoogte van de WOZ-waarde van een woning?
Gemeenten bepalen de waarde van onroerende zaken (WOZ-waarde) door een taxatie. Hierbij gaat de gemeente uit van het bedrag dat de onroerende zaak zou moeten opbrengen op 1 januari van het vorige jaar (de waardepeildatum). Een taxateur kijkt onder andere naar gegevens over de grond en het gebouw. Hij bezoekt één of een aantal vergelijkbare panden die rond de waardepeildatum zijn verkocht of die in een steekproef zijn geselecteerd.
Zonnepanelen kunnen een woning meer waard maken en dus van invloed zijn op de hoogte van de WOZ-waarde.
Vraag 66
In het geval dat het de waarde laat stijgen, is dat dan meegenomen in de berekening van de terugverdientijd van de investering?
Nee, dit wordt niet meegenomen.
Vraag 67
De leden van de PVV-fractie lezen dat middels dit wetsvoorstel overstimulering wordt voorkomen. Staat dit in relatie met de overbelasting van het elektriciteitsnet?
Zoals ik heb aangegeven in het antwoord op vraag 3 en vraag 58 zie ik de salderingsregeling als overstimulering omdat door deze regeling de terugverdientijd op 5 jaar ligt terwijl mensen bereid zijn om te investeren bij een terugverdientijd van maximaal 9 jaar. Ook met de afbouw van de salderingsregeling blijft de terugverdientijd onder deze drempelwaarde. Dit staat los van de overbelasting van het elektriciteitsnet. Overigens introduceert de afbouw van de salderingsregeling ook de prikkel om het aandeel eigen verbruik achter de meter ten opzichte van het totale verbruik te verhogen, wat de markt voor opslag en flexibiliteitsdiensten ten goede komt en het net ontlast.
Vraag 68
Voorts lezen zij in de memorie van toelichting dat «Kleinverbruikers die na begin 2021 een meetinrichting aangeboden krijgen die aan de gestelde eisen voldoet zijn verplicht deze te accepteren, waardoor iedereen begin 2023 over een meetinrichting zal beschikken die de afname en invoeding afzonderlijk kan meten. In het geval van overtreding van de verplichting kan Agentschap Telecom handhavend optreden en een last onder dwangsom opleggen.« Is deze meetinrichting, zo vragen deze leden, verplicht voor alle gebruikers en dus ook als men niet zelf elektriciteit invoedt op het net?
Met dit wetsvoorstel wordt geen slimme meter verplicht, maar een meetinrichting die de afname en invoeding van elektriciteit apart kan meten. Dat kan een slimme meter zijn, die eventueel administratief kan worden uitgezet, maar ook een digitale meter die niet op afstand kan worden uitgelezen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan hen die privacybezwaren hebben tegen de slimme meter.
Weigering van een meetinrichting die afname en invoeding van elektriciteit apart kan meten, kan leiden tot een last onder dwangsom. Een last onder dwangsom is erop gericht om de betreffende kleinverbruiker ertoe te bewegen alsnog aan de verplichting te voldoen. Door de meetinrichting alsnog te accepteren, kan voorkomen worden dat de dwangsom moet worden betaald.
Deze meetinrichting wordt verplicht voor iedere kleinverbruiker, dus ook voor de kleinverbruiker zonder zonnepanelen. Er is voor gekozen deze verplichting voor alle kleinverbruikers in het leven te roepen in plaats van alleen de kleinverbruikers die zonnepanelen hebben, omdat niet sluitend na te gaan is wie wel en wie geen zonnepanelen heeft.
Vraag 69
Kan de regering inzichtelijk maken om welke orde van grootte het bij deze dwangsom gaat?
Een last onder dwangsom is erop gericht om de betreffende kleinverbruiker ertoe te bewegen alsnog aan de verplichting te voldoen.
Na een tweetal formele waarschuwingen zal in voorkomend geval een last onder dwangsom met opvolgende dwangsommen worden opgelegd waarbij telkens verbeurte kan worden voorkomen door een meter te laten plaatsen. De hoogte van de dwangsom zal voldoende stimulans en urgentie met zich meebrengen om de wet na te leven en een verbeurte juist te voorkomen.
Vraag 70
In de nota naar aanleiding van het verslag van 16 september 202134 lezen de leden van de PVV-fractie dat de Staatssecretaris van Financiën het voornemen heeft aangekondigd om de beschreven dubbele heffing van energiebelasting per 1 januari 2022 weg te nemen.35 Is dat reeds gebeurd? Zo niet, kan de regering aangeven wat daar de reden van is?
De Staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd de dubbele energiebelasting bij energieopslag achter een zelfstandige grootverbruikersaansluiting weg te nemen per 1 januari 2022 en dit is middels het Belastingplan 2022 gebeurd. Het Ministerie van Financiën is verder bezig met een onderzoek naar dubbele energiebelasting bij opslag achter de kleinverbruikaansluiting. Voor de zomer van 2023 volgt hier een Kamerbrief over.
Vraag 71
Voorts lezen deze leden in de nota naar aanleiding van het verslag van 16 september 2021 dat:36 «Uit het rapport van PwC uit 201637 blijkt dat huishoudens in de regel bereid zijn te investeren in zonnepanelen als de terugverdientijd maximaal 9 jaar is. Omdat zonnepanelen een gemiddelde levensduur hebben van 25 jaar, hebben huishoudens na het verstrijken van de terugverdientijd nog lange tijd plezier van hun investering in de vorm van een lagere energierekening. Dit draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de investering voor huishoudens van alle inkomensgroepen.» De opbrengst van zonnepanelen neemt in de loop der tijd af, zo constateren deze leden. Graag ontvangen zij een overzicht van de levensduur van zonnepanelen met de bijbehorende capaciteit afgezet in jaren van gebruik.
Zonnepanelen geven na 25 jaar nog zo’n 80% van het maximale rendement. Dit komt neer op een capaciteitsvermindering van 0,8% per jaar. TNO heeft de degradatie meegenomen in haar berekeningen en komt desondanks uit op terugverdientijden van tegen de 7 jaar.
Vraag 72
In het wetsvoorstel is opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur een minimum kan worden vastgesteld voor de redelijke vergoeding van de terug geleverde elektriciteit door de energieleveranciers. In de nota naar aanleiding van het verslag van 16 september 202138 lezen deze leden dat de ondergrens in principe niet flexibel is. Hieruit zou de conclusie kunnen worden getrokken dat de ondergrens wel flexibel is. Daarbij komt dat deze niet hard opgenomen wordt in de wet, maar in een bij algemene maatregel van bestuur. Is de conclusie van deze leden juist?
In het oorspronkelijke wetsvoorstel was opgenomen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld kunnen worden over de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding. Ik ging uit van een redelijke vergoeding van 80% van het kale leveringstarief. In de Kamerbrief van 1 juli 202239 heb ik daarnaast het voornemen gedeeld om een absoluut maximum voor deze minimum terugleververgoeding te introduceren voor in extreme situaties ter bescherming van energieleveranciers en daarmee ook veel klanten die anders met hogere tarieven geconfronteerd zouden worden.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft Erkens c.s. een amendement ingediend.40 Dit amendement voorziet tot 2027 in een minimum vergoeding van 80% van het kale leveringstarief, tenzij dit hoger ligt dan een absoluut tarief (dus in eurocenten) dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld. Vanaf 1 januari 2027 geeft de ACM iedere twee jaar onafhankelijk advies over de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding, voordat die wordt vastgesteld. Bij de vaststelling van de redelijke vergoeding wordt de Kamer zorgvuldig betrokken. Zie ook het antwoord op de vragen 17, 26 en 28 t/m 33.
Vraag 73
Tot slot merken deze leden op dat het voornemen bestaat om het wettelijke minimum van het leveringstarief vast te stellen op 80 procent. Kan de regering aangeven hoe hard dit voornemen is?
Tot 2027 ligt de minimum terugleververgoeding op 80% van het kale leveringstarief. Hierna zal de ACM tweejaarlijks adviseren over de hoogte of berekeningswijze van de redelijke vergoeding. Zie ook het antwoord op de vragen 17, 26 en 28 t/m 33.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie
Vraag 74
De leden van de fractie van de ChristenUnie begrijpen de wens van de regering om de denivellerende salderingsregeling af te bouwen. Het is de verwachting dat de terugverdientijd van zonnepanelen, ondanks de voorgenomen afschaffing van de salderingsregeling rond de 7 jaar blijft. Voor eigenaren van koopwoningen lijkt de stimulans om te investeren in zonne-energie daarmee gewaarborgd. Hoe monitort de regering de terugverdientermijn en welke maatregelen kan de regering nemen, mocht een onverhoopt langere terugverdientermijn leiden tot een stagnatie van de toename van zonnepanelen?
Uit de KEV, die jaarlijks wordt opgesteld door het PBL, blijkt of er nog voldoende geïnvesteerd wordt in zonnepanelen naarmate de regeling verder wordt afgebouwd. Indien uit die monitoring zou blijken dat de verwachtingen niet worden waargemaakt, kan gericht vervolgonderzoek naar de oorzaken worden gedaan. Daarnaast zijn in het wetsvoorstel twee evaluatiemomenten opgenomen, in 2025 en 2028, waarbij onder andere opnieuw gekeken wordt naar de terugverdientijden van investeringen in zonnepanelen.
Mochten er zich ontwikkelingen voordoen waardoor onverhoopt langere terugverdientijden leiden tot een stagnatie van de toename van zonnepanelen, dan is er de mogelijkheid om een hogere minimum terugleververgoeding vast te stellen (zie ook vragen 28 tot en met 33) of het afbouwpad aan te passen.
Vraag 75, vraag 76 en vraag 77
Waarom verwacht de regering dat er voor huurders en verhuurders een stimulans blijft om over te gaan op zonnepanelen, nu de salderingsregeling op termijn wordt afgeschaft? Staat het financiële voordeel voor de huurders nog in verhouding tot hun permanent hoger blijvende lasten vanwege de aangelegde zonnepanelen? Welke maatregelen biedt deze wet het kabinet om in te grijpen wanneer met name in de sociale woningbouw geen voortgang (meer) wordt geboekt met de energietransitie?
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen 12, 49 en 56, dienen verhuurder en huurder afspraken te maken over de split incentive alvorens het besluit wordt genomen om over te gaan tot de aanleg van zonnepanelen. Bij de aanleg van zonnepanelen op huurwoningen profiteren huurders direct van een lagere energierekening zonder financiering vooraf te hoeven regelen, mits er goede afspraken worden gemaakt.
In het aanvullende klimaatmaatregelenpakket heb ik een tijdelijke subsidie van € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment indien de salderingsregeling wordt afgebouwd. Deze maatregel dient nog verder te worden uitgewerkt, maar heeft als doel om instemming door huurders makkelijker te maken. Dit kan doordat de investeringskosten voor zonnepanelen lager worden door de subsidie waardoor de investering voor verhuurders uit kan met een lagere vergoeding van de huurder. Zoals ik heb toegezegd aan de Tweede Kamer, laat ik het eerdere onderzoek van de sector naar de businesscase van zonnepanelen in de huursector actualiseren. De uitkomsten hiervan zal ik gebruiken om samen met de Minister voor VRO en Aedes te kijken naar hoe de subsidie van € 100 miljoen optimaal ingezet kan worden. Het doel is om te komen tot een zo goed mogelijk resultaat voor verhuurders en huurders en dus om iedereen de kans te geven om mee te kunnen doen aan de energietransitie.
Tot slot zal ik bij de evaluatiemomenten in 2025 en 2028 ook specifiek inzoomen op de huursector. Tijdens deze evaluatiemomenten zal er onder andere opnieuw gekeken worden naar de terugverdientijd van een investering in zonnepanelen. Dit geeft het kabinet de mogelijkheid om een vinger aan de pols te houden en tijdig bij te sturen indien nodig.
Vraag 78
Hoe beoordeelt de regering de suggestie, gedaan door enkele woonorganisaties, om verhuurders en huiseigenaren met een kleine beurs een investeringssubsidie aan te bieden voor de aanleg van zonnepanelen tijdens en na de afbouw van de salderingsregeling, om zo de voortgang van de energietransitie te waarborgen? De leden van de fractie van de ChristenUnie ontvangen op dit punt graag een toelichting.
Ik ben het met u eens dat iedereen aan de energietransitie mee moet kunnen doen, ongeacht het inkomen. In vraag 3 ben ik hier al wat dieper op ingegaan. Het rendement op een investering in zonnepanelen is hetzelfde voor mensen met hoge inkomens als voor mensen met lage inkomens. Vanzelfsprekend is het lastiger om het investeringsbedrag bij elkaar te brengen voor mensen met een laag inkomen dan voor mensen met een hoog inkomen. Dat is al zo in de bestaande regeling en dit verandert niet door de afbouw. Voor de financiering van zonnepanelen kunnen kopers naast de inzet van spaargeld gebruik maken van verschillende mogelijkheden, zoals financiering via de hypotheek.
Daarnaast bieden sommige gemeenten een duurzaamheidslening en/of geven subsidie voor de aanschaf van zonnepanelen. Tot slot is in 2022 de Energiebespaarlening van het Nationaal Warmtefonds uitgebreid: de aanschaf van zonnepanelen kan volledig gefinancierd worden met een lening. Woningeigenaren met verzamelinkomen tot € 60.000 kunnen financiering krijgen met een rente van 0%. Daarnaast wordt verantwoorde financiering aangeboden voor woningeigenaren zonder leenruimte.41
In het aanvullende klimaatmaatregelenpakket heb ik ook een tijdelijke subsidie van € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor corporaties en particuliere verhuurders in het gereguleerde segment indien de salderingsregeling wordt afgebouwd. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 11 en 75 t/m 77.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
PwC (2016). De historische impact van salderen. En: PwC (2016). De toekomstige impact van salderen.
Planbureau voor de Leefomgeving (2022). Klimaat- en Energieverkenning 2022. P. 141: «De winning van hernieuwbare energie bij huishoudens nam toe van 15 petajoule in 2000 naar 41 petajoule in 2021 en stijgt in de raming naar 70 petajoule in 2030. De toename van zonnestroom is daarin het grootst: een stijging van 16 petajoule in 2021 naar 32 petajoule in 2030.»
Autoriteit Consument en Markt (16 januari 2023). ACM notitie over de afbouw van de salderingsregeling.
TNO (2022). Update effect salderingsregeling op de terugverdientijd van zonnepanelen (p. 14).
Planbureau voor de Leefomgeving (2022). Klimaat- en Energieverkenning 2022. P. 141: «De winning van hernieuwbare energie bij huishoudens nam toe van 15 petajoule in 2000 naar 41 petajoule in 2021 en stijgt in de raming naar 70 petajoule in 2030. De toename van zonnestroom is daarin het grootst: een stijging van 16 petajoule in 2021 naar 32 petajoule in 2030.»
https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2023/03/energielevering-aardgaswoningen-2019–2021--aanvulling--
PwC (2016). De historische impact van salderen. En: PwC (2016). De toekomstige impact van salderen.
TNO (2020). Effect afbouw salderingsregeling op de terugverdientijd van investeringen in zonnepanelen.
Planbureau voor de Leefomgeving (2022). Klimaat- en Energieverkenning 2022. P. 141: «De winning van hernieuwbare energie bij huishoudens nam toe van 15 petajoule in 2000 naar 41 petajoule in 2021 en stijgt in de raming naar 70 petajoule in 2030. De toename van zonnestroom is daarin het grootst: een stijging van 16 petajoule in 2021 naar 32 petajoule in 2030.»
https://www.netbeheernederland.nl/nieuws/stimuleer-eigen-gebruik-van-zelf-opgewekte-stroom-1615
PwC (2016). De historische impact van salderen. En: PwC (2016). De toekomstige impact van salderen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35594-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.