Tweede Kamer der Staten-Generaal

35 570 I Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2021

Ontvangen 15 september 2020

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2020–2021

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Geraamde uitgaven verdeeld over niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1.000). Totaal € 45.684.000,-

De geraamde ontvangsten op de drie artikelen zijn nihil.

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister-President, Minister van Algemene ZakenM. Rutte

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

1. Leeswijzer

Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2021. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan vier leden van het Koninklijk Huis (de Koning, Koningin Máxima, Prinses Beatrix en de Prinses van Oranje) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij de artikelen is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting hebben het karakter van een niet-beleidsartikel.

Begroting I valt onder de niet-departementale begrotingen. Vanwege een afwijkend regime hoeft geen apart centraal apparaatsartikel te worden opgenomen in de begroting.

In de tabellen budgettaire gevolgen van beleid is geen informatie opgenomen over de budgetflexibiliteit, omdat het apparaatsuitgaven betreft.

Motie-Schouw

In juni 2011 is de motie-Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad (Europese Commissie) op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de begroting van de Koning wordt niet ingegaan op de motie-Schouw omdat het een niet-departementale begroting betreft.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van vorig jaar zijn geen significante wijzigingen opgenomen in de begroting.

2. Niet-beleidsartikelen

2.1 Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

A. Algemene doelstelling

Het verstrekken van de grondwettelijke uitkeringen krachtens artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen
Tabel 1 Tabel Budgettaire gevolgen art. 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

8.330

8.503

8.874

10.397

10.397

10.397

10.397

        

Uitgaven

8.330

8.503

8.874

10.397

10.397

10.397

10.397

waarvan juridisch verplicht

  

100%

    
        

Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

8.330

8.503

8.874

10.397

10.397

10.397

10.397

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Dit begrotingsartikel bevat de grondwettelijke uitkeringen krachtens de WFSKH, zoals deze wet luidt met ingang van 1 januari 2009.1

De uitkeringen bestaan uit een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De stijging in 2021 ten opzichte van 2020 volgt uit de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Deze houdt enerzijds rekening met de indexering die van toepassing is op de uitkeringen in de A-component en de helft van de B-component, en anderzijds met de consumentenprijsindex die van toepassing is op de materiële uitgaven als onderdeel van de B-component van de uitkeringen.

Voor de A-component is als basis genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis, dat is aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State in het jaar 2020 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2021 verhoogd wordt met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2020. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden, die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Als basis voor de B-component is genomen het bedrag genoemd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Dit bedrag is voor de helft aangepast in de verhouding waarin de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel in 2020 afwijkt van de bezoldiging in het jaar 2007 en vervolgens voor het jaar 2021 verhoogd wordt met de verwachte loonontwikkeling op basis van de contractloonstijging zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2020. Voor de andere helft is het bedrag aangepast in de verhouding waarin het algemeen prijspeil van het gezinsverbruik blijkens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex in de maand juni 2019 afwijkt van het prijspeil in de maand juni van het jaar 2007 en vervolgens voor de jaren 2020 en 2021 verhoogd met de verwachte ontwikkeling van de consumentenprijsindex zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2020.

Indien de uiteindelijke loon- en prijsontwikkeling afwijkt van de verwachting, dan zal ook de werkelijke uitkering afwijken van het in deze begroting genoemde bedrag. Deze afwijking is derhalve als PM aan te merken. De raming over 2021 vormt een onderdeel van de verdiepingsbijlage.

2.2 Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

A. Algemene doelstelling

Het verrichten van uitgaven die functioneel met het koningschap samenhangen krachtens artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen
Tabel 2 Tabel Budgettaire gevolgen art. 2 Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

29.635

30.470

30.470

30.470

30.470

30.470

30.470

        

Uitgaven

29.635

30.470

30.470

30.470

30.470

30.470

30.470

waarvan juridisch verplicht

  

100%

    
        

Functionele uitgaven van de Koning

29.635

30.470

30.470

30.470

30.470

30.470

30.470

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Begrotingsartikel 2 bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en die ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.

De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Dit betreft onder meer administratie en financiën, huishoudelijke diensten, onderhoud en beheer van ter beschikking gestelde paleizen, vervoer en tevens beleidsinhoudelijke en praktische ondersteuning. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis.

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelsuitgaven hebben betrekking op gemiddeld 260 fte. Dit is exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De uitgaven voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het Departement van de Hofmaarschalk, het Koninklijk Huisarchief, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel) en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (te weten het Koninklijk Paleis te Amsterdam, Paleis Huis ten Bosch en Paleis Noordeinde).

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële uitgaven hebben betrekking op uitgaven voor de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en voor de gebruikskosten voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (inclusief de verwarming en verlichting). Daarnaast bevatten zij de kosten voor ICT, accountantscontrole, advisering en de kosten van facilitaire aard. Hieronder vallen ook de bestemmingsreserves voor langetermijninvesteringen. Door te reserveren kan de Dienst van het Koninklijk Huis een planmatig financieel beleid voeren en worden incidentele hoge uitgaven bij langetermijninvesteringen voorkomen. Jaarlijks vinden dotaties aan en onttrekkingen van de bestemmingsreserves plaats waaraan een investeringsplan ten grondslag ligt. Ieder jaar vindt hierop controle plaats door een accountant met daarop een review door de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer.

Ten slotte worden binnen de materiële uitgaven ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Naast de personeelsuitgaven voor zes faunabeheerders ter grootte van € 440.000, die een onderdeel vormen van de in de vorige alinea genoemde totale personeelsuitgaven, wordt een bedrag geraamd van € 195.000 voor het onderhoud van de wegen en de wildrasters, de zogenoemde infrastructurele kosten van het Kroondomein Het Loo. Daarnaast wordt een bedrag geraamd van € 92.000 voor de exploitatie van de terreinauto’s en een bedrag van € 16.000 aan materiële personeelsuitgaven voor reiskosten, opleidingen, accountantskosten, etc.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De hier begrote uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het Koninklijk Huis.

Op grond van het Besluit van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, en de Minister van Defensie van 26 april 2019, nr. IENW/BSK-2019/87092, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de ingebruikname van een nieuw regeringsvliegtuig (Stcrt. 2019, nr. 22214), kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig.2 Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, kan de vluchtcoördinator zorg dragen voor civiele inhuur.3

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven van € 80.000 die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden geraamd. Indien er in een jaar geen werkbezoek plaatsvindt, zullen deze middelen vrijvallen en in een jaar dat er wel een werkbezoek zal worden afgelegd, zullen de uitgaven in dat jaar via een suppletoire begroting eventueel worden bijgesteld.

2.3 Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

A. Algemene doelstelling

Het toerekenen van de uitgaven die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende minister. De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016) en zorgt voor een adequate toerekening.

C. Beleidswijzigingen

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen
Tabel 3 Tabel Budgettaire gevolgen art. 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

5.935

6.471

6.340

6.340

6.341

6.341

6.341

        

Uitgaven

5.935

6.471

6.340

6.340

6.341

6.341

6.341

waarvan juridisch verplicht

  

100%

    
        

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

5.935

6.471

6.340

6.340

6.341

6.341

6.341

        

Ontvangsten

166

52

0

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Op dit begrotingsartikel worden de uitgaven toegelicht die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven in het kader van de voorlichting (Rijksvoorlichtingsdienst), het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en de uitgaven van het Kabinet van de Koning. De uitgaven worden primair geraamd en verantwoord ten laste van desbetreffende begrotingen en zullen vervolgens door de minister (rechtstreeks) worden doorbelast aan de begroting van de Koning, die daarvoor een raming bevat. Daartegenover ontstaat dan een ontvangstenraming op de desbetreffende begroting.

Rijksvoorlichtingsdienst

De afdeling Communicatie Koninklijk Huis (CKH) van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de leden van het Koninklijk Huis. Het betreft jaarlijks de volgende activiteiten:

  • inhoudelijke en organisatorische mediabegeleiding van ruim 250 publieke optredens in binnen- en buitenland, zoals werkbezoeken, evenementen en staatsbezoeken;

  • woordvoering en beantwoording van mediavragen en strategisch communicatieadvies;

  • behandeling van interviewverzoeken en begeleiding bij mediaoptredens van leden van het Koninklijk Huis;

  • opstellen en uitgeven van circa 300 persberichten over activiteiten van het Koninklijk Huis en

  • inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten via Facebook, Twitter, YouTube, Instagram en de website.

Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds.

Militaire Huis

Het Militaire Huis (MH) is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:

  • het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;

  • het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens de DKH met externe partners in de veiligheidsketen;

  • het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie en

  • het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.

Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning (KvdK) ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:

  • informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, van staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;

  • tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;

  • behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden op het Kabinet aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein en

  • registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en koninklijke besluiten.

3. Bijlagen

Bijlage 1: Verdiepingshoofdstuk

Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

Tabel 4 Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand ontwerpbegroting 2020

8.503

8.610

10.090

10.090

10.090

Mutatie Nota van Wijziging 2020

Mutatie amendement 2020

Mutaties 1e suppletoire begroting 2020

Nieuwe mutaties:

      

Nominale bijstelling grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning en Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

260

260

260

260

260

Nominale bijstelling grondwettelijke uitkering vermoedelijke opvolger van de Koning

4

47

47

47

47

Extrapolatie grondwettelijke uitkeringen Koning, echtgenote van de Koning, Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap en vermoedelijke opvolger van de Koning

10.090

Stand ontwerpbegroting 2021

8.503

8.874

10.397

10.397

10.397

10.397

Tabel 5 Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand ontwerpbegroting 2020

0

0

0

0

0

Mutatie Nota van Wijziging 2020

Mutatie amendement 2020

Mutaties 1e suppletoire begroting 2020

      

Nieuwe mutaties:

      

Stand ontwerpbegroting 2021

0

0

0

0

0

0

De raming over 2021 is als volgt samengesteld:

Tabel 6 Grondwettelijke uitkeringen in 2021 (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

 

Inkomen

Personele en materiële uitgaven

 

De Koning

998

5.059

6.057

De echtgenote van de Koning

396

659

1.055

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

564

1.087

1.651

De vermoedelijke opvolger van de Koning

20

91

111

Totaal

1.978

6.896

8.874

Grondwettelijke uitkeringen in 2021, 2022 en later

Op 7 december 2021 bereikt de Prinses van Oranje de leeftijd van achttien jaar. Conform de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis ontvangt zij als vermoedelijke opvolger van de Koning vanaf dat moment een grondwettelijke uitkering. Op jaarbasis bedraagt de uitkering voor de vermoedelijke opvolger van de Koning in totaal € 1.634.000, waarvan € 296.000 de A-component (de inkomenscomponent) en € 1.338.000 de B-component (voor personele en materiële uitgaven) betreft. Naar rato vanaf de datum van 7 december 2021 betekent dit een grondwettelijke uitkering van € 111.000 in het jaar 2021, waarvan € 20.000 de A-component en € 91.000 de B-component betreft.

Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

Tabel 7 Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand ontwerpbegroting 2020

29.635

29.635

29.635

29.635

29.635

Mutatie Nota van Wijziging 2020

Mutatie amendement 2020

Mutaties 1e suppletoire begroting 2020

835

835

835

835

835

835

Nieuwe mutaties:

      

Extrapolatie

29.635

Stand ontwerpbegroting 2021

30.470

30.470

30.470

30.470

30.470

30.470

Tabel 8 Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand ontwerpbegroting 2020

0

0

0

0

0

Mutatie Nota van Wijziging 2020

Mutatie amendement 2020

Mutaties 1e suppletoire begroting 2020

Nieuwe mutaties:

      

Stand ontwerpbegroting 2021

0

0

0

0

0

0

De personele en materiële uitgaven worden door de Dienst van het Koninklijk Huis verricht en vervolgens in rekening gebracht bij deze begroting. In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel.

Tabel 9 Raming over 2021 (bedragen x € 1.000)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

19.188

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

10.039

Materiële uitgaven faunabeheer

303

Uitgaven voor luchtvaartuigen

860

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

80

Totaal

30.470

Tabel 10 Raming uitgaven voor luchtvaartuigen 2021
 

Uren

Tarief per uur

Bedrag

Inzet regeringsvliegtuig

86

5.314

457.004

Inzet Gulfstream KLu

25

2.751

68.775

Inhuur civiele helikopters

 

variabel

25.000

Inhuur civiele vliegtuigen

 

variabel

309.221

Totaal

  

860.000

Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Tabel 11 Uitgaven niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand ontwerpbegroting 2020

6.224

6.152

6.152

6.153

6.153

Mutatie Nota van Wijziging 2020

Mutatie amendement 2020

Mutaties 1e suppletoire begroting 2020

247

188

188

188

188

188

Nieuwe mutaties:

      

Extrapolatie

6.153

Stand ontwerpbegroting 2021

6.471

6.340

6.340

6.341

6.341

6.341

Tabel 12 Ontvangsten niet-beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Stand ontwerpbegroting 2020

0

0

0

0

0

Mutatie Nota van Wijziging 2020

Mutatie amendement 2020

Mutaties 1e suppletoire begroting 2020

52

Nieuwe mutaties:

      

Stand ontwerpbegroting 2021

52

0

0

0

0

0

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verschillende onderdelen binnen begrotingsartikel 3 over 2021. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component.

Tabel 13 Raming over 2021 (bedragen x € 1.000)
 

2021

Doorbelaste personele uitgaven

5.051

Doorbelaste materiële uitgaven

1.289

Totaal

6.340

waarvan Rijksvoorlichtingsdienst

1.688

waarvan Militaire Huis

1.999

waarvan Kabinet van de Koning

2.653

Bijlage 2: Moties en toezeggingen

Voor de begroting van de Koning zijn geen openstaande moties.

Tabel 14 Door bewindslieden gedane toezeggingen

Omschrijving van de toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De Minister van BZK zal tijdens haar begrotingsbehandeling ingaan op de suggesties van het CDA (Van der Molen) rond de Erepenning voor menslievend hulpbetoon en de Nationale Heldendag (7 november).

Begrotingsbehandeling 2020, 16 oktober 2019

Tijdens de begrotingsbehandeling van BZK is niet gesproken over de Erepenning voor menslievend hulpbetoon en de Nationale Heldendag, wel heeft de Minister van BZK de Kanselarij der Nederlandse Orden gestimuleerd meer aandacht te besteden aan de Erepenning voor menslievend hulpbetoon en de Nationale Heldendag

De Minister van BZ is bezig met de evaluatie van de staande praktijk rond koninklijke onderscheidingen. Daarbij wordt ook gekeken naar de toetsingskaders van andere monarchieën. Als de evaluatie gereed is, wordt de Kamer daar zo snel mogelijk over geïnformeerd.

Begrotingsbehandeling 2020, 16 oktober 2019

Op 12 november 2019 heeft de Minister van BZ de Tweede Kamer geïnformeerd over de evaluatie decoratie uitwisseling bij staatsbezoeken (Kamerstukken II 2019/20 35 300 V, nr. 40)

De Minister van OCW zal voor de jaarwisseling met een kabinetsreactie komen op het rapport van de commissie-Pechtold.

Begrotingsbehandeling 2020, 16 oktober 2019

De Minister van OCW heeft op 17 december 2019 een brief (Kamerstukken II 2019/20 32 820, nr. 332) naar de Tweede Kamer gestuurd met daarin de beleidsreactie op het rapport van de commissie-Pechtold.

Er is nu een lijst opgesteld met meubilair afkomstig uit de paleizen dat eigendom is van de Staat. Die lijst wordt voortaan bijgehouden en er worden inspecties op gedaan.

Begrotingsbehandeling 2020, 16 oktober 2019

De lijst met meubilair is in beheer bij de Dienst van het Koninklijk Huis. De inspecties vallen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van OCW/ Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (Kamerstukken II 2019/20 35 300 VIII, nr. 5). Gesprekken tussen OCW en het Rijksvastgoedbedrijf over deze inspecties bevinden zich in de opstartfase.

Ten aanzien van Huis ten Bosch worden de mogelijkheden voor het plaatsen van zonnepanelen op of rond het paleis onderzocht. Daarnaast worden waar mogelijk duurzame maatregelen in het algemeen getroffen.

Begrotingsbehandeling 2020, 16 oktober 2019

De mogelijkheden voor verduurzaming in en rondom het Paleis worden momenteel nader onderzocht door het Rijksvastgoedbedrijf. Duidelijkheid hierover wordt verwacht medio september 2020.

De mogelijkheid om het Kroondomein gedurende het gehele jaar open te stellen voor publiek zal aan de orde komen wanneer een nieuwe subsidieaanvraag wordt ingediend.

Begrotingsbehandeling 2020, 16 oktober 2019

De huidige subsidieperiode voor het Kroondomein loopt af. Mocht er sprake zijn van een nieuwe subsidieaanvraag zal de openstelling van het Kroondomein aan de orde komen.

In de volgende begroting zal in de extracomptabele bijlage geen voetnoot meer worden opgenomen over de subsidie voor Kroondomein Het Loo.

Begrotingsbehandeling 2020, 16 oktober 2019

Deze toezegging is uitgewerkt in de extracomptabele bijlage vanaf de begroting 2020.

Bijlage 3: Extracomptabele bijlage bij de begroting van de Koning 2021

Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Justitie en Veiligheid en Defensie voor de beveiliging, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn ervoor verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap.

In deze extracomptabele bijlage worden bovengenoemde uitgaven gepresenteerd. Door deze uitgaven op een integrale wijze bij de begroting van de Koning te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn ook andere onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 ‘Overige onderwerpen’. Dit betreft de uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck, de subsidie voor Kroondomein Het Loo en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.

1. Geraamde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd

De voor 2021 geraamde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.

Tabel 15 Buitenlandse Zaken (begroting V, artikel 4) (bedragen x € 1.000)
 

2021

Buitenlandse Zaken

2.000

Voor uitgaven ten behoeve van staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis wordt € 2 miljoen geraamd.

Tabel 16 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (begroting VII, artikel 9) (bedragen x € 1.000)
 

2021

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

15.800

Krachtens artikel 4 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van BZK.

De bijdrage aan het RVB voor huisvesting van het Koninklijk Huis bedraagt, € 15,8 miljoen en is opgebouwd uit een aantal componenten:

  • Ten eerste € 7,8 miljoen rente en afschrijving voor investeringen die via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB.

  • Vervolgens € 6,4 miljoen voor regulier onderhoud. Hiervoor worden de technische installaties onderhouden, worden storingen verholpen, en worden gebouwen geschilderd, onderhouden en hersteld. Evenzo worden terreinen onderhouden en hersteld. Voor het onderhoud aan de paleizen geldt, vanwege het veelal monumentale karakter van de objecten, een hogere norm dan voor kantoren.

  • Het restant ca. € 1,6 miljoen betreft betalingen voor met name kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid) en kosten voor kleinere aanpassingen.

  • Conform een toezegging van de Minister-President gedaan bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2016 van de Koning geeft onderstaande meerjarenplanning inzicht in geplande onderzoeken naar en het meerjarig groot onderhoud/renovatie van de paleizen. Over de wijze waarop zulke projecten gefinancierd worden is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van 2 december 2015 (Kamerstukken II 2015/16 34 300 XVIII, nr. 45).

Tabel 17 Onderzoek en renovatie huisvesting Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Onderzoek

100

Renovatie/groot onderhoud

      

- Paleis Huis ten Bosch

geen

geen

geen

geen

geen

geen

- Koninklijk Paleis Amsterdam

geen

geen

geen

geen

geen

geen

- Paleis Noordeinde

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Justitie en Veiligheid (begroting VI, artikel 36)

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft op basis van onder andere de Politiewet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Deze ministers hebben middelen voor deze beveiligingstaken op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op leden van het kabinet, van de Kamers der Staten- Generaal of van het Koninklijk Huis. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Defensie (begroting X, artikel 5), uitgaven bewaking koninklijke paleizen

De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar onder meer het waken over de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis, in samenwerking met andere daartoe aangewezen organen, opgedragen.

2. Overige onderwerpen

Defensie (begroting X, artikel 2), uitgaven Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck betreffen met name personele uitgaven en worden daarom onder dit instrument begroot. De uitvoering van het onderhoud blijft bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Het gemiddelde jaarbedrag van € 87.000 blijft in de komende vijfjaarsperiode (2021 t/m 2025) ongewijzigd ten opzichte van de afgelopen periode. Ook het principe dat wordt gestuurd op het niet overschrijden van het totaal bedrag van € 435.000 voor de vijfjaarsperiode blijft ongewijzigd. Per jaar kunnen de daadwerkelijke uitgaven fluctueren. Het in 2020 uitgevoerde second opinion onderzoek geeft geen aanleiding om het jaarbedrag aan te passen.

Tabel 18 Defensie (begroting X, artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten) (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

Onderhoud Groene Draeck

87

87

87

87

87

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (begroting XIV, artikel 12) subsidie Kroondomein Het Loo

Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo en het eigenlijke Kroondomein. Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein (6.700 hectare) en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten alsmede de lasten. Het juridisch eigendom berust bij de Staat. Het Rijk verstrekt jaarlijks een subsidie van € 0,8 miljoen aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein.

Stichtingen

Op de website van het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap.

Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert welke aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek ‘Financiën Koninklijk Huis’ op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning.


X Noot
2

Indien een lid van het Koninklijk Huis namens de Koning een (representatieve) verplichting uitvoert waartoe vervoerskosten moeten worden gemaakt, worden de kosten van dat vervoer gedragen door de Staat respectievelijk wordt door de Staat voor vervoer gezorgd.

X Noot
3

Dit betreft de inhuur van commerciële luchtvaartuigen. Ook kan gebruik worden gemaakt van reguliere lijnvluchten.

Naar boven