35 563 Initiatiefnota van het lid Sienot over «De ruggengraat voor goedkope en schone stroom, het elektriciteitsnet van de toekomst»

Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2020

Op verzoek van uw vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat reageer ik op de initiatiefnota van het lid Sienot «De ruggengraat voor goedkope en schone stroom, het elektriciteitsnet van de toekomst» (Kamerstuk 35 563, nr. 3).

Laat ik beginnen met mijn waardering uit te spreken voor hoe de heer Sienot de complexiteit van de problematiek rondom capaciteit op het elektriciteitsnet weet te vatten en oplossingen en ideeën aandraagt voor de concrete vraagstukken die nu voorliggen. Daarnaast deel ik het beeld dat het elektriciteitsnet (nu al) een belangrijke ruggengraat is om de energietransitie vorm te geven.

Onderstaand ga ik op hoofdlijnen in op de punten die in de initiatiefnota door de heer Sienot zijn aangedragen.

Regie op de energietransitie

Ik lees de oproep om een Rijksarchitect aan te stellen als een oproep om meer regie over de verschillende trajecten heen en inzicht in de effecten van verschillende keuzes op het elektriciteitssysteem en daarmee het gehele energiesysteem. Deze oproep deel ik. Om die reden is de regie van Rijkszijde de afgelopen periode ook verder versterkt.

Allereerst heeft het kabinet dit jaar met een aantal visiedocumenten aangegeven, welke richting het voorziet en kiest, als het gaat om het energiesysteem als geheel. Ik verwijs dan ook naar de brieven over de Rijksvisie over de marktontwikkelingen voor de energietransitie en de Waterstofvisie (Kamerstuk 32 813, nrs. 485 en 536). Kern daarin is onder meer dat alle energiebronnen nodig zijn en tot ontwikkeling moeten worden gebracht om in onze toekomstige energiebehoefte te voorzien en dat gas en elektriciteit daarbij als complementair gelden.

In de tweede plaats hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik samen met de koepels van medeoverheden, de regie genomen in de verdere uitrol van de opwek van duurzame energie op land, in het Nationale Programma Regionale energiestrategieën (NP-RES). Dit programma draagt in belangrijke mate bij aan een meer planmatige ontwikkeling van de duurzame energiestructuur.

Voor de regie op de ontwikkeling van het energiesysteem op de Noordzee dient voorts het programma Noordzee, dat ik samen met de Minister van IenW trek.

Verder is ook in de sector mobiliteit regie op de voor verduurzaming noodzakelijke infrastructuur noodzakelijk. Dat is het oogmerk van de Nationale Agenda Laadpalen onder leiding van de Staatssecretaris van IenW.

Daarnaast voeren de Minister van BZK en ik gezamenlijk regie op de verduurzaming in de gebouwde omgeving en de daarvoor benodigde maatregelen. De Minister van BZK heeft u daarover recent bij brief van 28 september geïnformeerd (Kamerstuk 32 813, nr. 570).

Zeer recent heeft het kabinet in zijn reactie op het TIKI-advies ook aangegeven op welke wijze het kabinet regie zal gaan voeren op de ontwikkeling van de energie-infrastructuur ten dienste van de industrie. Ook hier kiest het kabinet voor een programmatische aanpak, die in de komende periode met alle stakeholders nader wordt uitgewerkt.

De wensen uit al deze verschillende programma’s moeten bij elkaar worden opgeteld en afgewogen en moeten inpasbaar zijn in het energie- en elektriciteitssysteem als geheel, nu en in de toekomst. Integraliteit en verbinding van deze trajecten is en blijft daarom nodig. Een belangrijk hulpmiddel daarbij is het Programma Energie Hoofdstructuur, waarover ik u bij brief van 20 mei en 23 juni heb geïnformeerd (Kamerstuk 31 239, nrs. 317 en 321).

Netbeheerders vervullen bij dit alles als onafhankelijke en publieke partij een belangrijke rol. Zij kunnen inzichtelijk maken wat de gevolgen zijn van keuzes in deze trajecten en waar eventuele knelpunten liggen. Zo komt er per RES-regio komt bijvoorbeeld een overzicht van de impact van de RES op de infrastructuur. Deze analyses vormen wat mij betreft één van de belangrijke uitgangspunten in de verdere vormgeving van de RES.

Proactief investeren door de netbeheerder

Gezien de doorlooptijd van investeringen van de netbeheerders vind ik het net als de heer Sienot wenselijk dat netbeheerders proactief investeren op plekken waar voldoende zeker is dat in de toekomst netuitbreiding nodig is. Een van de doelen uit de hierboven beschreven trajecten is dan ook om netbeheerders meer zekerheid te geven om verantwoord een investeringsbeslissing te kunnen nemen. Deze zekerheid vind ik een belangrijke voorwaarde, omdat deze investeringen door alle afnemers (burgers en bedrijven) worden betaald via de energierekening (nettarieven). Laat ik voorop stellen dat netbeheerders proactief kunnen investeren en hierbij tegen praktische problemen aanlopen zoals bijvoorbeeld doorlooptijden en het gebrek aan technisch personeel.

Daarnaast speelde de vraag of netbeheerders als gevolg van gehanteerde reguleringssystematiek mogelijk een financieel nadeel zou kunnen ondervinden. De reguleringswijze stelt de Autoriteit Consument en Markt (ACM) vast op basis van de Elektriciteitswet 1998. De ACM heeft, in aanloop naar een nieuwe reguleringsperiode vanaf 2022, onderzocht of de wijze van regulering proactief investeren ontmoedigt. De conclusie van dit onderzoek is dat dat de reguleringsmethode proactieve investeringen niet in de weg hoeft te staan. De ACM werkt nu aan de uitwerking van het reguleringskader 2022–2026, waar het belang van de ruimte om te investeren ook door netbeheerders is aangekaart en door de ACM wordt meegenomen.

Versnel ruimtelijke procedures met aandacht voor de ruimtelijk inpassing en draagvlak

De afgelopen jaren heeft het kabinet de ruimtelijke procedures al flink opgeschoond met bijvoorbeeld de Crisis- en Herstelwet en de stelselwijziging voor de Omgevingswet. Een verdere versnelling kan plaatsvinden door een constructieve samenwerking tussen overheden en netbeheerders, zodat niet alleen de vastgestelde procedurestappen zonder vertraging kunnen worden doorlopen, maar ook de voorbereidingstijd van die stappen niet onnodig veel tijd in beslag neemt. Een verdere versnelling kan plaatsvinden door actief ruimtelijk beleid op het gebied van energie. Het Rijk gaat bijvoorbeeld energy hubs aanwijzen, die de netbeheerder meer comfort moeten geven om te investeren. Met het in een vroeg stadium starten van ruimtelijke verkenningen door overheden samen met netbeheerders in samenspraak met hun klanten en lokale overheden kan eveneens tijd worden gewonnen. Daarnaast worden de RES’en door zowel Rijk als decentrale overheden verankerd in ruimtelijk plannen. Daar waar dingen spaak lopen, komt er meer ruimte om te escaleren naar de provincies en het Rijk. Dit wordt opgenomen in de Energiewet.

Programma’s zoals het NP RES helpen om tijdig knelpunten te signaleren en daar vanuit overheden en netbeheerders op te sturen. Ik verwacht dan ook van decentrale overheden dat zij het belang van energie-infrastructuur onderkennen en daar ook naar handelen. Uiteindelijk blijft het, ondanks de haast die ik ook voel, ook belangrijk dat procedures zorgvuldig worden doorlopen om te zorgen dat er voldoende draagvlak is voor de investeringen en ruimtelijke gevolgen.

Een marktconsultatie door netbeheerders voor innovatieve toepassingen

Bij het opstellen van congestie-rapporten vragen netbeheerders aan marktpartijen en lokale klanten of zij een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van de congestieproblematiek. TenneT heeft recent in lijn met een eerdere motie hierover van de heer Sienot (Kamerstuk 35 283, nr. 19) een pilot gehouden voor Noord-Nederland waar in TenneT een brede consultatie heeft uitgevoerd naar allerlei denkbare marktoplossingen als mogelijk alternatief voor (structurele) netverzwaringen. TenneT verkent nu in hoeverre het de verschillende opties zou kunnen inzetten en zou moeten contracteren.

Hanteren van het koperen plaat-principe

De energietransitie vraagt om een uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk, zowel als gevolg van de elektrificatie in de industrie, de mobiliteit en de gebouwde omgeving, als vanwege de toename van de wind- en zonne-energie. Tegelijkertijd is het van belang om het energiesysteem efficiënt te houden en de infrastructuur optimaal te benutten. Het koperen plaat-principe vormt de basis achter onze goed functionerende Europese elektriciteitsmarkt. Hierbij spelen de vrijheid van aansluiting en transport, handel en productie een essentiële rol. Dit zijn kernwaarden die ik binnen de grenzen van het fysieke elektriciteitssysteem overeind wil houden.

Tegelijkertijd lees ik in de oproep van de heer Sienot een bevestiging van mijn eigen beeld dat het systeem soms tegen zijn grenzen aanloopt en dat daarmee het koperen plaat-beginsel de facto niet altijd direct toepasbaar is. Om die reden heb ik in mijn vorige brief (Kamerstuk 29 023, nr. 260) ook aangekondigd dat in de Energiewet de mogelijkheid voor netbeheerders wordt geschapen om een aansluitverzoek niet onmiddellijk in te hoeven willigen zolang er sprake is van fysieke congestie. Uiteraard is de netbeheerder niet bevrijd van de plicht om de transportcapaciteit uit te breiden, zodat aansluiting van en transport ten behoeve van nieuwe partijen op termijn alsnog mogelijk wordt. In de tussenliggende tijd kan een deel van de vraag naar transportcapaciteit (bijvoorbeeld zon-PV) mogelijk op zoek gaan naar een andere locatie waar wel of eerder transportcapaciteit beschikbaar is of oplossingen zoeken die minder transportcapaciteit vragen door opslag of het aftoppen (zie verder).

Mogelijkheid voor netbeheerders om contracten voor flexibiliteit af te sluiten en meer onderscheid te maken in tarieven, hiermee ontstaat een prikkel voor opslag en flexibiliteit

Netbeheerders hebben nu al de mogelijkheid om met klanten privaatrechtelijke contracten af te sluiten om bijvoorbeeld hun elektriciteitsproductie op bepaalde tijden aan te passen of tijdelijk te staken op aangeven van de netbeheerder. Het verder verfijnen van de tariefstructuur is een punt dat ik in het kader van de Energiewet meeneem. De tariefstructuur moet opslag en flexibiliteit niet onnodig in de weg staan. Tegelijkertijd is het transporttarief gebaseerd op de kosten die gepaard gaan met het gebruik of ter beschikking hebben van het net en is het van belang dat alle elektriciteitsgebruikers betalen voor het net dat ze gebruiken of ter beschikking hebben. Via het tarief worden gebruikers dan ook geprikkeld om het net zo efficiënt mogelijk te gebruiken en wordt via deze weg dan ook flexibiliteit gestimuleerd. Uiteindelijk dienen marktprikkels de trigger te vormen om te investeren in opslag en flexibiliteit.

Opslag

Zoals de heer Sienot terecht stelt is het heffen van dubbele energiebelasting onwenselijk. Om die reden onderzoekt de Staatssecretaris van Financiën dan ook hoe dubbele heffing van energiebelasting bij batterijopslag kan worden weggenomen op een manier die uitvoerbaar is voor alle betrokkenen en tevens handhaafbaar is voor de Belastingdienst. De focus ligt daarbij op batterijopslag die beschikt over een zelfstandige grootverbruikersaansluiting, waarbij de geleverde elektriciteit uitsluitend wordt gebruikt voor het laden en functioneren van de batterijopslag. Het toestaan van opslagactiviteiten door netbeheerders vind ik onwenselijk. Netbeheerders worden dan namelijk actief op de elektriciteitsmarkt. Netbeheerders vervullen immers een onafhankelijke rol in het energiesysteem, het toestaan van opslag zou die onafhankelijkheid in gevaar brengen. Zij zouden dan hun eigen opslag kunnen gaan bevoordelen ten opzichte van productie, levering of opslag door marktpartijen. Daarom is het vanuit het Europese Clean Energy Package en de Nederlandse wetgeving slechts in uitzonderingsituaties en met uitdrukkelijke toestemming van de toezichthouder toegestaan. Netbeheerders zijn wel in staat om flexibiliteitsdiensten waaronder opslag, in te kopen bij marktpartijen. Daarnaast is het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bezig met de advisering over de basisbedragen (subsidiehoogte) voor de SDE++ voor 2021. In haar uitvraag aan marktpartijen, de marktconsultatie, heeft het PBL informatie gevraagd over systemen voor uitgestelde levering. Dit zijn systemen waarmee elektriciteit kan worden opgeslagen en vervolgens kan worden geleverd op een later moment met een grotere vraag. Ik zal uw Kamer hierover na verwachting begin volgend jaar nader informeren in samenhang met de publicatie van het advies van het PBL.

Aftoppen van energiepieken

Het aftoppen van pieken op vrijwillige basis kan ik alleen maar toejuichen, het is voor de opwekker en maatschappij voordelig. Dit wordt dan ook in toenemende mate door partijen toegepast. Netbeheerders en marktpartijen werken aan een convenant om daarin afspraken te maken over het aftoppen op 70% van het piekvermogen bij zon-PV. Het aftoppen tot 70% is een commerciële kostenoptimalisatie, om die reden behoeft dit geen aanvullende stimulering.

Onderzoek de mogelijkheden om schaarse netcapaciteit in te prijzen

Het voorstel van de heer Sienot om het aansluittarief afhankelijk te maken van schaarste vind ik in eerste instantie een interessante gedachte. Toch moet ik bij nadere beschouwing hier afwijzend op reageren. Ik vind het wenselijk dat aansluittarieven gebaseerd zijn op de kosten en dat er in dat opzicht geen onderscheid wordt gemaakt tussen soortgelijke aanvragers of dat nu een ziekenhuis, datacentrum, zonnepark of een waterstoffabriek is.

Wel wil ik in het kader van de Energiewet bezien of het wenselijk en mogelijk is om het transporttarief meer te relateren aan de regionale transportschaarste. Dit heeft na verwachting slechts een beperkt effect op netcapaciteit, omdat deze kosten in veel gevallen maar een klein deel van totale investeringskosten uitmaken van een partij om zich ergens te vestigen of uit te bereiden.

Investeer nu de rente laag staat in extra netcapaciteit

Netbeheerders investeren tot 2030 ruim 40 miljard euro. De capaciteit van het elektriciteitsnetwerk wordt hierbij verdubbeld. Netbeheerders financieren deze investeringen voor een deel met vreemd vermogen en kunnen dus ook profiteren van de lage rentestand. Wel zal dit ook iets vragen van de verschillende publieke aandeelhouders van de netbeheerders. Zij zijn betrokken in de RES’en en de plannen in de gebouwde omgeving en hebben daarmee ook invloed op de hoogte van de investeringen in de energie-infrastructuur.

Beloon technieken met een lage netbelasting in de SDE++

De SDE++ is een generieke regeling waarbij het niet mogelijk is om rekening te houden met verschillende kosten of de mate van netbelasting. Dit wel toepassen zou de regeling onuitvoerbaar maken. Desalniettemin begrijp ik het verzoek van de heer Sienot wel. Daarom is het voor projecten die niet terugleveren aan het net, en dus zelf al hun opgewekte elektriciteit verbruiken, ook mogelijk om in gebieden met netcongestie SDE++ aan te vragen. Dergelijke projecten zullen van de netbeheerders een transportindicatie ontvangen als zij deze aanvragen.

Onderzoek de mogelijkheden voor gelijkstroom

Het bestaande elektriciteitsnetwerk in Nederland en de rest van Europa is vrijwel uitsluitend uitgelegd op wisselstroom. Dit zal zeker op korte termijn niet geheel worden vervangen door gelijkstroom. Wel zijn deeltoepassingen mogelijk die belangrijke voordelen kunnen bieden. Zowel netbeheerders als kennisinstellingen zijn zich zeer bewust van deze voordelen. Daar waar mogelijk en efficiënt, kan gelijkstroom worden toegepast. Daarnaast ondersteunen zowel netbeheerders als het Rijk innovatieprogramma’s en faciliteiten van kennisinstellingen waar gelijkstroom onderzocht wordt. Zo is er in 2018 vanuit de Topsector Energie een Roadmap Gelijkspanning opgesteld en hebben het Rijk en TenneT bijgedragen aan de ontwikkeling van het Electrical Sustainable Power lab van de TU Delft waar o.a. onderzoek wordt gedaan naar gelijkstroom(componenten).

Vervolg

Het tekort aan netcapaciteit is niet een knelpunt dat zich eenvoudig laat slechten, en zal daarom mijn aandacht blijven houden. Ik waardeer dan ook het constructief meedenken van uit uw Kamer en de heer Sienot in dit geval in het bijzonder.

Ik zal uw Kamer begin volgend jaar informeren van de ontwikkelingen en voortgang op de door mij ingezette maatregelen om de netcapaciteitsproblematiek te verlichten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven