Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35436 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35436 nr. A |
11 juni 2020
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten te wijzigen in verband met het doorvoeren van enkele noodzakelijke reparaties en andere wijzigingen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 36e, tweede lid, onder b, wordt «uitgereikt aan het openbaar ministerie» vervangen door «uitgereikt aan de autoriteit van welke zij is uitgegaan» en wordt «de uitreiking aan het openbaar ministerie» vervangen door «deze uitreiking».
B
In artikel 36g, tweede lid, vervalt «of het elektronisch adres, bedoeld in artikel 27a, derde lid,».
C
In artikel 36l wordt «uitgereikt aan het openbaar ministerie» vervangen door «uitgereikt aan de autoriteit van welke zij is uitgegaan» en wordt «Het openbaar ministerie zendt» vervangen door «Deze autoriteit zendt».
D
Artikel 84 vervalt.
Da
Na artikel 500 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
In geval van hoger beroep bij het gerechtshof of bij de rechtbank zijn de artikelen 495a tot en met 498 van overeenkomstige toepassing.
1. Indien de verdachte die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een raadsman heeft, komen alle bevoegdheden, hem in dit wetboek of in het Wetboek van Strafrecht toegekend, eveneens toe aan zijn raadsman.
2. Tegen het instellen, intrekken of afstand doen door de raadsman van enig rechtsmiddel kan, in het geval van het eerste lid, de verdachte of diens wettelijke vertegenwoordiger binnen drie dagen nadat de termijn voor het instellen daarvan is verstreken, een bezwaarschrift indienen bij de voorzitter van het gerecht in feitelijke aanleg, voor hetwelk de zaak wordt vervolgd of het laatst is vervolgd. De voorzitter beslist ten spoedigste. De verdachte, diens wettelijke vertegenwoordiger alsmede de raadsman worden gehoord, althans, op de wijze door de voorzitter te bepalen, opgeroepen. Indien het bezwaarschrift gegrond wordt bevonden, loopt de termijn voor het instellen of intrekken van het rechtsmiddel alsnog gedurende drie dagen.
1. Voor zover niet anders is bepaald, worden alle dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen, aanzeggingen of andere schriftelijke mededelingen aan de minderjarige verdachte of veroordeelde tevens ter kennis gebracht van zijn ouders of voogd, alsmede van zijn raadsman.
2. Alle dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen, aanzeggingen of andere mededelingen aan ouders of voogd vinden enkel plaats indien deze een bekende verblijfplaats binnen Nederland hebben. Aan samenwonende ouders wordt slechts één stuk uitgereikt.
E
In artikel 509d wordt «de artikelen 14a,490, derde lid, 493, 495a tot en met 497 en 6:6:37, vierde en vijfde lid» vervangen door «de artikelen 14a, 490, derde lid, 493, 495a tot en met 497 en 503».
F
Artikel 539, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Indien na herziening ingevolge het Derde Boek, Titel VIII, Eerste Afdeling, de onherroepelijke uitspraak is vernietigd en geen straf of maatregel is opgelegd, wordt, op verzoek van de gewezen verdachte of van zijn erfgenamen, wat betreft de ondergane straf of vrijheidsbenemende maatregel een schadevergoeding toegekend.
G
Aan artikel 6:1:19, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de ter beschikking gestelde waarvan de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd langer dan een week achtereen ongeoorloofd afwezig is uit de instelling waarin hij krachtens de voorwaarde is opgenomen.
H
Aan artikel 6:1:23 wordt een artikellid toegevoegd, luidende:
8. De tenuitvoerleggingstermijn loopt ten aanzien van geldsommen, tot betaling waarvan de veroordeelde op grond van een vonnis, arrest of strafbeschikking verplicht is, niet gedurende de tijd dat op grond van artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening een afkoelingsperiode is afgekondigd voor de veroordeelde.
I
Na artikel 6:2:13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
J
In artikel 6:4:2, vierde lid, wordt «nadat de veroordeelde reeds in verzuim was» vervangen door «nadat de veroordeelde niet verwijtbaar in verzuim was».
K
In artikel 6:4:5, derde lid, wordt «de officier van justitie» vervangen door «Onze Minister».
L
In artikel 6:4:12, eerste lid, onder c, wordt «gebruik» vervangen door «gebruiker».
M
In artikel 6:6:1, zevende lid, onder b, onder 1°, wordt na «een jaar of meer» ingevoegd «, dan wel een half jaar of meer in geval van een jeugdige».
N
Artikel 6:6:3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «indien daarvan sprake is» vervangen door «indien daartoe aanleiding is».
2. In het zesde lid wordt «de artikelen 495b tot en met 498, 6:6:37, vierde en vijfde lid» vervangen door «de artikelen 495b tot en met 498 en 503».
O
In artikel 6:6:4, vierde lid, wordt «325 tot en met 327a, 330» vervangen door «325 tot en met 330».
P
Artikel 6:6:10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel f, onder verlettering van onderdeel g tot onderdeel f, en de volzin na onderdeel f (nieuw).
2. In het tweede lid wordt «De artikelen 38, tweede lid, en 38a van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «De artikelen 38, tweede en vijfde lid, en 38a van het Wetboek van Strafrecht».
3. In het derde lid wordt «wordt de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd» vervangen door «kan de rechter de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigen».
4. Het vierde lid vervalt.
Q
Na artikel 6:6:10 wordt, onder vernummering van artikel 6:6:10a tot artikel 6:6:10b, een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de ter beschikking gestelde een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, kan de rechter-commissaris op vordering van het openbaar ministerie een bevel tot tijdelijke opname van de ter beschikking gestelde geven voor de duur van maximaal zeven weken in een door de rechter aangewezen instelling.
2. De tijdelijke opname kan door de rechter-commissaris op vordering van het openbaar ministerie met ten hoogste zeven weken worden verlengd.
3. De rechter-commissaris beslist binnen driemaal vierentwintig uur na de indiening van de vordering, bedoeld in het eerste of tweede lid. De beslissing van de rechter-commissaris is dadelijk uitvoerbaar.
4. De tijdelijke opname kan plaatsvinden zonder bereidverklaring van de ter beschikking gestelde.
R
Artikel 6:6:10b (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «onder de voorwaarde dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert» vervangen door «onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert».
2. In het tweede lid wordt na «terug te keren,» ingevoegd «bedoeld in het eerste lid en artikel 6:2:18, derde lid,».
S
Artikel 6:6:11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid wordt «Indien op grond van artikel 6:3:15 de aanhouding van de ter beschikking gestelde is bevolen» vervangen door «Indien de veroordeelde is aangehouden op grond van artikel 6:3:15».
2. In het zevende lid vervalt «of artikel 6:6:10, vierde lid».
T
In artikel 6:6:13, eerste lid, wordt «artikel 6:6:10» vervangen door «artikel 6:6:10, eerste lid, onder d, e en f, en derde lid,»
U
Artikel 6:6:14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «bij het opleggen van de maatregel» vervangen door «bij het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders».
V
Artikel 6:6:15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «, de ter beschikking gestelde en degene die is geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders» vervangen door «en de veroordeelde» en vervalt «binnen veertien dagen na de beslissing van de rechter».
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het openbaar ministerie kan beroep instellen binnen veertien dagen na de beslissing van de rechter en de veroordeelde binnen veertien dagen na de betekening van de beslissing van de rechter.
3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
4. De artikelen 409, eerste lid, 410, 449, eerste lid, 450 tot en met 454 en 455, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
W
Artikel 6:6:16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
2. In het eerste lid (nieuw) vervalt «echter».
X
Aan artikel 6:6:19 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. In het geval, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechter de voorwaarden zo nodig opnieuw vaststellen in de zes maanden voorafgaand aan het ontslag uit detentie. Artikel 38, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Y
Artikel 6:6:20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid wordt onverwijld ingediend indien de veroordeelde is aangehouden op grond van artikel 6:3:15. Tegelijk met de vordering, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, wordt een vordering ingediend als bedoeld in artikel 6:6:21, eerste lid.
2. In het zesde lid vervalt «bedoeld in het eerste lid».
Z
Aan artikel 6:6:21 worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Bij toepassing van het eerste lid, onder a, of het tweede lid beveelt de rechter dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 6:6:20, eerste lid, onder a, geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf. Indien hij dit bevel geeft ter zake van een taakstraf, bepaalt hij in zijn uitspraak volgens welke maatstaf de aftrek zal geschieden.
8. In het geval dat de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt herroepen nadat zij is geschorst, wordt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geacht te zijn hervat op de dag van de aanhouding, bedoeld in artikel 6:3:15.
AA
Artikel 6:6:22 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het openbaar ministerie en de veroordeelde kunnen beroep instellen tegen:
a. de beslissingen, bedoeld in artikel 6:6:20, eerste lid, onder c en d;
b. de beslissingen, bedoeld in artikel 6:6:21, eerste lid, voor zover deze deel uitmaken van een uitspraak ter zake van een ander strafbaar feit.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De artikelen 6:6:15, tweede en vierde lid, 6:6:16, eerste lid, en 6:6:17 zijn van overeenkomstige toepassing.
BB
Na artikel 6:6:22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het openbaar ministerie en de veroordeelde kunnen beroep in cassatie instellen tegen de beslissing van het gerechtshof, genomen op grond van artikel 6:6:22, eerste lid, onder b, voor zover deze deel uitmaakt van een uitspraak ter zake van een ander strafbaar feit.
2. De artikelen 6:6:15, vierde lid, 6:6:16, eerste lid, en 6:6:17 zijn van overeenkomstige toepassing.
BBa
Artikel 6:6:23, eerste lid, komt te luiden:
1. Tegen de kennisgevingen, gegeven krachtens de artikelen 6:3:3, 6:3:9 en 6:3:10, kan de veroordeelde binnen veertien dagen na de betekening daarvan een bezwaarschrift indienen bij de rechter.
CC
In artikel 6:6:23b, zesde lid, wordt «de artikelen 537, 6:3:15, 6:6:3, 6:6:4, 6:6:20, 6:6:21 en 6:6:22» vervangen door «de artikelen 537, 6:3:15, 6:6:20 en 6:6:22».
DD
Artikel 6:6:23f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «en degene die is veroordeeld tot een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking» vervangen door «en de veroordeelde» en vervalt «binnen veertien dagen na de beslissing van de rechter».
2. In het eerste lid, onder a, b en c, wordt «de beslissing tot» telkens vervangen door «de beslissing ter zake van».
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. De artikelen 6:6:15, tweede en vierde lid, 6:6:16, eerste lid, en 6:6:17 zijn van overeenkomstige toepassing.
4. In het derde lid vervalt de tweede volzin.
EE
In artikel 6:6:25, tweede lid, wordt «de rechter» vervangen door «de kantonrechter».
FF
In artikel 6:6:29 vervalt «op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de veroordeelde».
FFa
In artikel 6:6:32, achtste lid, wordt «De artikelen 6:6:15, 6:6:21 en 6:6:22» vervangen door «De artikelen 6:6:15, 6:6:20, 6:6:21 en 6:6:22».
GG
In artikel 6:6:34, derde lid, wordt «Artikel 77w, tweede lid, eerste volzin, derde tot en met negende lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «Artikel 77w, tweede lid, eerste volzin, en derde tot en met achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht».
HH
Artikel 6:6:35, tweede en derde lid, komt te luiden:
2. De artikelen 6:3:10 en 6:6:23 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. De artikelen 6:3:15 en 6:6:20 zijn van overeenkomstige toepassing.
II
Artikel 6:6:37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, b en c, wordt «de beslissing tot» telkens vervangen door «de beslissing ter zake van».
2. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. de beslissing ter zake van tijdelijke opneming in een justitiële jeugdinrichting;
3. Het tweede en derde lid komen te luiden:
2. Het openbaar ministerie en de veroordeelde kunnen beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tegen:
a. de beslissingen, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d;
b. de beslissing ter zake van terugplaatsing in een inrichting;
c. de beslissing ter zake van omzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in de maatregel tot terbeschikkingstelling.
3. De artikelen 6:6:11, zevende lid, tweede volzin, en 6:6:15 tot en met 6:6:17 zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Het vierde en vijfde lid vervallen.
JJ
[Vervallen]
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 36f, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «artikel 6:4:19 van het Wetboek van Strafvordering» wordt vervangen door «artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering».
2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 77l, tweede lid, en artikel 6:6:30, derde en vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
B
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
2. Het vijfde en negende lid vervallen, onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot vijfde tot en met zevende lid, en van het tiende lid tot achtste lid.
3. In het vijfde lid (nieuw) vervalt «als bedoeld in het eerste en vierde lid».
C
In artikel 38n, derde lid, wordt «bij het opleggen» vervangen door «bij of na het opleggen».
D
Artikel 77w, achtste lid, vervalt, onder vernummering van het negende en tiende lid tot achtste en negende lid.
E
In artikel 77x, tweede lid, wordt «Artikel 6:6:11 van het Wetboek van Strafvordering» vervangen door «Artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering».
F
Artikel 77z, derde lid, onder b, komt te luiden:
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
G
Artikel 88 komt te luiden:
In artikel 28, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt «door bij de rechtbank Noord-Nederland door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland» vervangen door «bij de rechtbank Noord-Nederland».
In artikel 67, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt «de artikelen 6:6:15 en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering en in artikel 38ag van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «de artikelen 6:6:15, 6:6:23f en 6:6:37 van het Wetboek van Strafvordering».
In artikel 22, eerste lid, onder a, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie wordt «artikel 36f, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht».
Artikel IVa, tweede lid, van de Wet straffen en beschermen wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel B, onder 2, onderdeel H, aanhef, wordt na «worden» ingevoegd «, onder vernummering van artikel 6:2:13a tot artikel 6:2:13c,».
2. In onderdeel B, onder 2, onderdeel I, komt artikel 6:6:8, vierde lid, te luiden:
4. De artikelen 21 tot en met 25 zijn van overeenkomstige toepassing. De behandeling van het bezwaarschrift door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.
3. In onderdeel B, onder 2, onderdeel J, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. In het tweede lid, tweede volzin, vervalt «of b».
4. In onderdeel B, onder 2, onderdeel K, onder b, wordt «, onder a» vervangen door «, onder a,»
5. In onderdeel B, onder 2, komt onderdeel L te luiden:
L
Artikel 6:6:22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «artikel 6:6:20, eerste lid, onder c en d» vervangen door «artikel 6:6:20, eerste lid, onder b en c».
b. In onderdeel b wordt «beslissingen» vervangen door «beslissing» en wordt «uitmaken» vervangen door «uitmaakt».
6. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
Artikel IV, derde lid, komt te luiden:
3. Artikel III van deze wet heeft geen gevolgen voor veroordelingen tot vrijheidsstraf die door de rechtbank of het gerechtshof zijn uitgesproken voor de inwerkingtreding van deze wet. Bij deze veroordelingen wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling toegepast met inachtneming van de daarop betrekking hebbende artikelen zoals die luidden voor de inwerkingtreding van deze wet.
In de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen vervallen de artikelen II, onderdeel Z, en XLIV.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 26 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de nadere versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Wet uitbreiding slachtofferrechten) (35 349) tot wet is of wordt verheven en artikel IV van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel I, onderdeel II, van deze wet als volgt te luiden:
II
Artikel 6:6:37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, b en c, wordt «de beslissing tot» telkens vervangen door «de beslissing ter zake van».
2. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. de beslissing ter zake van tijdelijke opneming in een justitiële jeugdinrichting;
3. Het tweede, vierde, vijfde en zesde lid vervallen, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
4. Na het tweede lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Het openbaar ministerie en de veroordeelde kunnen beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tegen:
a. de beslissingen, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d;
b. de beslissing ter zake van terugplaatsing in een inrichting;
c. de beslissing ter zake van omzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in de maatregel tot terbeschikkingstelling.
4. De artikelen 6:6:15 tot en met 6:6:17 zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 26 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de nadere versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Wet uitbreiding slachtofferrechten) (35 349) tot wet is of wordt verheven en artikel IV van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel II, van deze wet, wordt in artikel IV, onderdeel T, van die wet «onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot vierde, vijfde en zesde lid» vervangen door «onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid».
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 juni 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met het via een centraal elektronisch systeem geautomatiseerd ontsluiten van identificerende gegevens alsmede enkele andere gegevens door banken en andere betaaldienstverleners (Wet verwijzingsportaal bankgegevens) (35 238) tot wet is of wordt verheven en:
a. de artikelen I, onderdeel D, en II van die wet eerder in werking treden dan deze wet, wordt in artikel 3:267i, derde lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht «577bb of 577bd» vervangen door «6:4:12 of 6:4:14»;
b. artikel I, onderdeel D, van die wet eerder en artikel II van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt:
1°. in artikel II van die wet «577bb of 577bd» vervangen door «6:4:12 of 6:4:14»;
2°. in artikel 3:267i, derde lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht «577bb» vervangen door «6:4:12»; of
c. de artikelen I, onderdeel D, en II van die wet later in werking treden dan deze wet, wordt in artikel I, onderdeel D, van die wet «577bb» vervangen door «6:4:12» en wordt in artikel II van die wet «577bb of 577bd» vervangen door «6:4:12 of 6:4:14».
Na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen komt artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht te luiden:
Een voor de inwerkingtreding van deze wet op grond van het Wetboek van Strafvordering bevolen tenuitvoerlegging vanwege overtreding van de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, wordt, behoudens de gevallen waarin op grond van artikel 6:6:20 van dat wetboek is besloten tot voorlopige tenuitvoerlegging, pas ten uitvoer gelegd nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Indien na aanwending van een rechtsmiddel niet onherroepelijk komt vast te staan dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, vervalt een gegeven bevel tot tenuitvoerlegging van rechtswege. In die gevallen is artikel 537 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35436-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.