35 430 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie)

B NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 20 april 2020

Met belangstelling heb ik de reacties gelezen van de fracties van de PvdA, Groenlinks, de SP, de Christenunie en 50PLUS. Dank voor de gestelde vragen en steun voor het Noodpakket banen en economie. Graag ga ik in op de vragen die de leden van genoemde fracties hebben gesteld. Ik houd daarbij de volgorde van het verslag aan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA en Groenlinks-fractie

Hoe beoordeelt de regering de «moral hazard» van deze regeling? Immers, het stimuleert bedrijven niet om in goede economische tijden buffers op te bouwen als ze bij slechte economische tijden hulp van de overheid ontvangen.

Het kabinet is van mening dat het aanhouden van bedrijfsreserves een onderdeel is van een verantwoordelijke omgang met reguliere ondernemersrisico’s. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat de aanleiding en hevigheid van de huidige crisis zodanig zijn dat deze niet tot de reguliere ondernemersrisico’s kunnen worden gerekend. Dat maakt het uitstralingseffect op het opbouwen van bedrijfsreserves voor reguliere ondernemersrisico’s wat ons betreft beperkt. Dit laat onverlet dat het kabinet ook in deze tijd verwacht dat bedrijven ook hun eigen reserves aanspreken. Daarom wordt in de NOW bijvoorbeeld gekozen voor een maximaal vergoedingspercentage van 90% en is het vergoede loon gemaximeerd op twee keer het maximale dagloon.

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks vragen of het wenselijk is dat bedrijven die de belastingafdracht minimaliseren en dividenduitkeringen maximaliseren desondanks een beroep mogen doen op de regeling. Zij leggen ook een viertal voorwaarden voor om eventueel te verbinden aan deelname aan de NOW en vragen of die ook verbonden kunnen worden aan de NOW zoals deze reeds in werking is getreden? Daarnaast vragen zij of de regering tijdig met beide Kamers in gesprek kan treden over de voorwaarden die gesteld kunnen worden aan een eventuele verlenging van de NOW, na afloop van de huidige periode waarover tegemoetkoming in de loonkosten ontvangen wordt per 31 mei 2020.

De NOW is met spoed tot stand gebracht en is ingericht op een eenvoudige en snelle uitvoering vanwege het belang om werkgevers snel te ondersteunen en zoveel mogelijk banen te behouden. Belangrijke voorwaarden verbonden aan de NOW zijn dan ook gericht op het zoveel mogelijk gelijk houden van de loonsom en het niet ontslaan van personeel vanwege bedrijfseconomische redenen. Ik heb in reactie op vragen uit de Tweede Kamer al eerder aangegeven dat ik het niet passend vind wanneer bonussen en dividenden uitgekeerd zouden worden door bedrijven in tijden waarin tegelijkertijd een beroep op overheidssteun wordt gedaan, maar heb deze voorwaarden vanwege het karakter van de NOW – gericht op het behoud van banen en werkgelegenheid – als noodmaatregel niet verbonden aan een beroep op de NOW. Uiteraard geldt altijd dat bedrijven zich aan de fiscale regels moeten houden.

Het met terugwerkende kracht toevoegen van bezwarende voorwaarden aan de NOW is in strijd met zowel het rechtszekerheids- als het vertrouwensbeginsel. Derhalve kunnen de voorgestelde voorwaarden niet toegevoegd worden aan de NOW. Wanneer overgegaan zou worden tot verlenging van de regeling, kunnen wel aanvullende voorwaarden gesteld worden zoals ook is gemeld bij de regeling. Deze zullen dan alleen kunnen gelden voor nieuwe aanvragen. Momenteel wordt bezien of verlenging van de NOW voor de periode na 31 mei aangewezen is en zo ja onder welke voorwaarden werkgevers hierop een beroep kunnen doen. Ik zal u voorafgaand aan een eventuele inwerkingtreding van een verlenging de NOW, informeren over de hoofdlijnen van die verlengde regeling, waarin ook de voorwaarden die aan deze regeling worden verbonden aan de orde zullen komen.

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks vragen verder hoe achteraf vastgesteld wordt of een onderneming al dan niet terecht gebruik heeft gemaakt van de NOW en of bij onterecht gebruik subsidie teruggevorderd zal worden.

Er zijn een aantal voorwaarden verbonden aan de NOW. Achteraf zal vastgesteld worden of een onderneming hier al dan niet terecht gebruik van gemaakt heeft. Belangrijkste criteria waaraan getoetst wordt zijn het zoveel mogelijk gelijk houden van de loonsom, het niet overgaan tot bedrijfseconomisch ontslag en – uiteraard – het omzetverlies dat groter moet zijn dan 20%. Het UWV zal de cijfers van de loonsom van januari, vergelijken met de loonsom van een onderneming in de periode waarin van de NOW is gebruik gemaakt. Een eventuele daling van de loonsom, leidt tot een daling van de subsidie. Ook eventuele ontslagen om bedrijfseconomische redenen, leidt tot een vermindering van de subsidie. Het omzetverlies zal achteraf aangetoond moeten worden door middel van een accountantsverklaring, tenzij de aanvraag beperkt van omvang is en onder een nader te bepalen drempel blijft. Indien het omzetverlies kleiner is dan verwacht, kan het subsidiebedrag lager uitvallen dan het verleende voorschot. In die gevallen zal worden overgegaan tot terugvordering van het subsidiebedrag.

De regering is door de Tweede Kamer opgeroepen een «tijdelijke, uitvoerbare regeling» uit te werken voor flexwerknemers die sinds 1 maart hun baan hebben verloren maar niet in aanmerking komen voor een uitkering. Graag vernemen de leden van de PvdA-fractie, mede namens de leden van de fractie van GroenLinks, wanneer de regering de reactie op dit verzoek zal hebben afgerond.

De regering komt deze week nog met een reactie op dit punt.

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks vragen tevens welke eisen omtrent de arbeidsvoorwaarden van zelfstandigen zonder personeel en flexwerkers wenselijk geacht worden voor een beroep op de NOW.

Ik hecht eraan allereerst duidelijk te maken dat de NOW een tegemoetkoming in de loonkosten voor werknemers betreft. Het noodpakket Economie en Banen bevat andere maatregelen specifiek gericht op zelfstandig ondernemers. Wat flexwerkers betreft geldt dat voor een beroep op de NOW geen aanvullende voorwaarden gesteld worden aan de arbeidsvoorwaarden van flexwerkers. De tegemoetkoming voor werkgevers van flexwerkers betreft de loonsom van deze werknemers ter hoogte van de loonsom van deze werknemers in de maand januari 2020, mits zij deze werknemers in dienst houden. Deze loonsom wordt nog vermeerderd met de factor 1,3 – een forfaitaire opslag in de loonkosten – voor het compenseren van aanvullende lasten en kosten zoals onder andere werkgeverspremies en werknemersbijdragen aan pensioen en de opbouw van vakantiebijslag.

Is de regering het met de aan het woord zijnde leden eens dat het wenselijk is dat bedrijven meer met eigen vermogen worden gefinancierd? Echter, de huidige vennootschapsbelasting stimuleert de financiering van ondernemingen met vreemd vermogen, omdat rente aftrekbaar is en dividend niet. In de op 1 maart 2016 door de Tweede Kamer aangenomen motie verzoeken de leden Koolmees en Nijboer de regering met voorstellen te komen voor het meer gelijktrekken van de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen. Wat is er met die motie gedaan en wat mogen deze leden op dit terrein nog van de regering verwachten?

Dit kabinet wenst het ondernemen met meer eigen vermogen te bevorderen en de belastingvoordelen voor vreemd vermogen te beperken. Dat levert stabielere bedrijven en gezondere economische verhoudingen op, wat van grote waarde is bij tegenslag. Om de belastingvoordelen voor vreemd vermogen te beperken heeft dit kabinet generieke renteaftrekbeperking ingevoerd, namelijk de earningsstrippingmaatregel. De earningsstrippingmaatregel vloeit voort uit eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1)1 en is een generieke renteaftrekbeperking die met ingang van 1 januari 2019 in werking is getreden. De Nederlandse implementatie van de earningsstrippingmaatregel uit ATAD1 is, in het regeerakkoord, voorzien van een aanvullend doel. Nederland wil dat de earningsstrippingmaatregel eveneens (of beter: vooral) tot doel heeft dat een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen wordt bereikt. Om die reden is de earningsstrippingmaatregel aanzienlijk strenger vormgegeven dan hetgeen ATAD1 (als minimum) vereist. Zo is de drempel verlaagd van € 3 miljoen naar € 1 miljoen en is de earningsstrippingmaatregel niet voorzien van een zogenoemde groepsuitzondering of een uitzondering voor zogenoemde «stand alone»-entiteiten.

Een ongelimiteerde fiscale stimulans om ondernemingsactiviteiten met vreemd vermogen te financieren leidt naar de mening van het kabinet onder meer tot grotere faillissementsrisico’s. Met een robuuste earningsstrippingmaatregel wordt dit bestreden en wordt de schokbestendigheid van de Nederlandse economie groter. Dat levert stabielere bedrijven en gezondere economische verhoudingen op. Het streven naar een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen is bovendien vaker bepleit in de Eerste Kamer en Tweede Kamer, bijvoorbeeld in eerdere moties van de Tweede Kamerleden Koolmees, Schouten, Nijboer en Van Weyenberg.2 Dit uitgangspunt geldt conform het regeerakkoord voor alle sectoren. In dat kader is er ook een minimumkapitaalregel voor banken en verzekeraars ingevoerd, omdat deze sectoren niet door een earningsstrippingmaatregel worden geraakt. De Adviescommissie belastingheffing van multinationals besteed ook aandacht aan de ongelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen. In dat kader komt het verder aanscherpen van de eaningsstrippingmaatregel aan de orde. Het kabinet zal de aanbevelingen van de Adviescommissie bestuderen en verwacht deze zomer met een beleidsreactie te komen.

En hoe kan er voor worden zorg gedragen dat wanneer de overheid met het bedrijfsleven een gezamenlijk risico aangaat, de latere eventuele winst ook naar rato van dat risico terugvloeit naar de overheid? Welke inzet mogen de leden van de PvdA-fractie, en die van de fractie van GroenLinks, op dit terrein van de regering verwachten? Op welke wijze wordt de huidige situatie gebruikt om het bedrijfsleven uit te dagen? Welke publiek-private samenwerkingen worden opgestart?

De winst van de maatregelen uit het noodpakket, bestaat uit de banen die in deze uitzonderlijke tijd behouden blijven voor de samenleving. Overigens bestrijd ik de suggestie dat het bedrijfsleven in de huidige situatie niet wordt uitgedaagd. De crisis komt hard aan bij veel bedrijven, er zijn veel bedrijven die creativiteit en solidariteit ten toon spreiden om door deze crisis heen te komen, met behoud van personeel.

Meer in het algemeen vragen deze leden om de toezegging een evaluatie van het noodpakket banen en economie over één maand met deze Kamer te delen.

Het is niet mogelijk het noodpakket op deze korte termijn formeel te evalueren. Daarvoor zijn de maatregelen te recent genomen, en ook de komende tijd wordt nog veranderende doorwerking verwacht. Het gebruik van de regelingen wordt uiteraard wel zorgvuldig gemonitord. Zoals is toegezegd, zal de Kamer daarover geïnformeerd worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie willen weten waarom de regering tot nu toe niet bereid is om bovenop een bedrag van 4 miljoen euro een aanvullend bedrag van 6 miljoen euro te reserveren ten behoeve van een adequate dienstverlening door de Nederlands voedselbanken. Dit bedrag zal, volgens de Nederlandse voedselbanken, hoogstwaarschijnlijk nodig zijn om in de vraag naar voedselondersteuning te kunnen voorzien. Is de regering daarom bereid toe te zeggen – mede gezien het feit dat bijna alle oppositiepartijen in de Tweede Kamer om aanvullende financiering van de voedselbanken hebben gevraagd – dat de voedselbanken op voldoende ondersteuning van rijkswege kunnen rekenen voor het geval het beroep op de voedselbanken groter blijkt te zijn dan de regering nu nog inschat en het beschikbare budget derhalve onvoldoende is?

Het is belangrijk dat de bestaande infrastructuur van de voedselbanken in stand blijft en daarom is het uitgangspunt dat voedselbanken lokaal met gemeenten en lokale partijen een oplossing zoeken. Gemeenten zijn door mij opgeroepen hierbij te ondersteunen. Lukt het niet om tot een lokale oplossing te komen dan kunnen voedselbanken een beroep doen op het calamiteitenfonds van Voedselbanken Nederland. De noodsteun van het kabinet, een incidentele subsidie van 4 miljoen euro, dient als vangnet voor als de middelen uit het fonds niet toereikend zijn. Op dit moment heb ik geen signalen dat de middelen in het fonds (inclusief de beschikbare subsidie) niet toereikend zijn. Ik wil er dan ook niet vooruitlopen op de vraag of aanvullende ondersteuning wenselijk is. In lijn met de motie Bruins en Palland (TK 35 430, nr. 16) houd ik via het Actieteam voedselbanken – met de Ministeries van SZW en LNV, VNG en Voedselbanken Nederland – hierbij vinger aan de pols. Mocht dit signaal er onverhoopt toch komen, dan bekijk ik dan samen met mijn collega van LNV wat passend is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Kan de regering, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, aangeven hoe zij ervoor wil zorgen dat kwetsbare werknemers de band met de arbeidsmarkt niet verliezen en ook in een economische crisis perspectief blijven houden? Hoe voorkomen we dat er een nieuwe en omvangrijke generatie van werknemers en werkzoekenden ontstaat, die buiten de arbeidsmarkt valt? Hoe borgen we voor hen het voortbestaan van een inclusieve economie en samenleving?

In deze fase van de crisis is de inzet van het kabinet voor de arbeidsmarkt met name om zoveel mogelijk banen te behouden. Het gaat hierbij nadrukkelijk ook om werknemers met een kwetsbare arbeidsmarktpositie, zoals werknemers met een oproep- of uitzendcontract, die onder de NOW vallen. Daarnaast heeft de Tweede Kamer onlangs de Motie Gijs van Dijk c.s. aangenomen, die oproept tot een vangnet voor flexwerkers die buiten de boot vallen. Daar kom ik spoedig op terug. Ik hecht er wel aan te benoemen dat zelfs een noodpakket van deze omvang niet kan voorkomen dat sommige mensen hun baan zullen verliezen. Voor hen geldt dat Nederland een solide sociaal vangnet heeft, dat ondersteunt bij de spoedige terugkeer naar werk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de 50Plus-fractie

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de WW duur algemeen tijdelijk bevroren kan worden en niet zal doorlopen tijdens de coronacrisis, aangezien het vinden van een baan nu vrijwel kansloos is.

We zien dat sommige mensen het moeilijk hebben maar we hebben een goed sociale zekerheidsstelsel waar ze op kunnen terugvallen (eerst beroep op ww, daarna bijstand). We zijn niet voornemens om de huidige WW-duur aan te passen. Dit vergt wetswijziging en is bovendien een complex en moeilijk uitvoerbare maatregel.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26).

X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 34 300, nr. 56 (motie Koolmees/Schouten), Kamerstukken II 2015/16, 32 013, nr. 121 (motie Koolmees/Nijboer) en Kamerstukken II 2016/17, 25 087, nr. 144 (motie Schouten en Van Weyenberg).

Naar boven