Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35424 nr. W |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35424 nr. W |
Vastgesteld 31 mei 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft in haar vergadering van dinsdag 22 februari 2022 beraadslaagd over de brief over de verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming d.d. 2 februari 2022. Naar aanleiding hiervan is op 17 maart 2011 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De commissie heeft tevens in haar vergadering van dinsdag 19 april 2022 beraadslaagd over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming d.d. 15 april 2022. Naar aanleiding hiervan is op 21 april 2022 nogmaals een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister heeft op 28 april 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk was.
De Minister heeft op 31 mei inhoudelijk 2022 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman
Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 17 maart 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft in haar vergadering van dinsdag 22 februari 2022 beraadslaagd over uw brief1 over de verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming d.d. 2 februari 2022 en wenst u het volgende naar voren te brengen.
In uw brief van 2 februari 2022 aan de Eerste Kamer heeft u laten weten dat u de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming (hierna: Tijdelijk wet) verlengt tot 1 mei 2022 en daarna steeds met twee maanden wil verlengen tot een permanente regeling in werking kan treden.
Bij brief van 14 oktober 2021 heeft de commissie te kennen gegeven dit onwenselijk te vinden.2 De commissie heeft destijds expliciet gewezen op de grondslag voor de bepalingen in deze Tijdelijke wet. De Tijdelijke wet zou noodzakelijk zijn «om in de [...] uitzonderlijke situatie, waarbij fysieke aanwezigheid tijdens vergaderingen slechts (zeer) beperkt mogelijk is, toch de continuïteit van het bestuur en de rechtmatigheid en democratische legitimatie van besluitvorming te kunnen waarborgen» (memorie van toelichting, p. 2).
Nu de maatregelen die zijn ingesteld tijdens de COVID-19-pandemie merendeels zijn ingetrokken ontvalt de noodzaak, en dus de grondslag, voor de Tijdelijke wet, zo meent de commissie. Een permanente regeling vergt een nieuwe afweging door de medewetgevers, waaronder de Eerste Kamer. Hierop kan niet worden vooruitgelopen door de Tijdelijke wet telkens te verlengen. De commissie verzoekt derhalve de Tijdelijke wet ná 1 mei niet langer te verlengen. Mocht de regering een wetsvoorstel voor een permanente regeling wensen in te dienen, dan ziet de commissie dit voorstel te zijner tijd tegemoet.
De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning, B.O. Dittrich
Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 21 april 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft in haar vergadering van dinsdag 19 april beraadslaagd over uw brief3 over de verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming d.d. 15 april 2022 en wenst het volgende naar voren te brengen.
De commissie heeft u op 17 maart 2022 een brief gestuurd waarin zij gemotiveerd aangeeft dat er geen grondslag bestaat voor (verlenging) van de Tijdelijke wet. Zij verwijst daarbij naar pagina 2 van de oorspronkelijke memorie van toelichting en het merendeels opheffen van de COVID19-maatregelen in ons land. Zij ontvangt daarop graag vóór 1 mei 2022 een uitvoerige inhoudelijke reactie.
In uw brief van 15 april jongstleden kondigt u desondanks de elfde verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming aan. U geeft daarbij gezondheidsargumenten, zoals het risico op opleving van het virus, als reden voor de verlenging. De leden van de commissie menen echter dat er altijd een risico bestaat op opleving van het virus. Zij vernemen graag van u hoe klein het risico moet zijn, wil de Tijdelijke wet niet meer noodzakelijk zijn en hoe dat wordt bepaald. Tot slot vragen de leden u of u bij uw beantwoording van de vragen een onderscheid kunt maken tussen de situatie in Europees Nederland en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba).
De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag voor 1 mei 2022.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning, B.O. Dittrich
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2022
Op 21 april jl. heb ik van uw vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koning een nadere brief ontvangen naar aanleiding van de elfde verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming, met kenmerk 166602.09U. In deze brief vraagt uw commissie mij om uiteen te zetten hoe klein het risico op oplevingen van het virus moet zijn, wil de Tijdelijke wet niet meer noodzakelijk zijn en hoe dat wordt bepaald. Tevens heeft uw commissie mij gevraagd om bij de antwoorden een onderscheid te maken tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland en te kennen gegeven de antwoorden voor 1 mei 2022 te willen ontvangen.
De vragen van uw commissie wil ik beantwoorden in het licht van de wetgeving en lange termijn aanpak van COVID-19; ik verwees hiernaar in mijn brief dd 15 april j.l. aan uw Kamer bij de elfde verlenging van de Tijdelijke wet. De beantwoording vergt daarom meer tijd en afstemming. Ik verwacht u de antwoorden uiterlijk eind mei 2022 toe te sturen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2022
Op 15 april jl. heb ik uw Kamer een brief gestuurd waarin ik de elfde verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming (hierna: Tijdelijke wet) heb aangekondigd.4 In deze brief heb ik – onder verwijzing naar de brief van de Ministers van VWS en SZW dd. 1 april 20225 – beschreven dat ik meen dat gezondheidsredenen nog steeds aanleiding geven voor de verlenging van de Tijdelijke wet van 1 mei tot 1 juli 2022. Naar aanleiding van deze brief heb ik op 21 april jl. van uw vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koning een nadere brief ontvangen over deze verlenging. Tevens heeft uw Kamer inmiddels de Goedkeuringswet van de vijfde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 verworpen. Ik besef dat voorgaande van invloed is op de weging met betrekking tot het verlengen van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming.
Tegelijkertijd heb ik ook signalen uit de praktijk ontvangen waaruit blijkt dat de Tijdelijke wet nu nog steeds ingezet wordt. Ik heb afschriften ontvangen van een gezamenlijk position paper van de VNG, het IPO en de UvW en een brief van de kring van commissarissen van de Koning aan uw Kamer. Beide stukken zijn voor de volledigheid toegevoegd aan deze brief. In het position paper wordt gesteld dat de Tijdelijke wet een instrument is dat nog steeds wordt gebruikt en een meerwaarde heeft in de praktijk. Zowel nu, nu in geval van besmetting nog steeds een periode van quarantaine geldt, als bij een mogelijke opleving van Covid-19 in de toekomst. De brief van de commissarissen van de Koning onderschrijft deze boodschap en benadrukt ook dat het democratisch proces zelfs geschaad kan worden als de mogelijkheid tot digitale beraadslaging en besluitvorming niet blijft bestaan, aangezien volksvertegenwoordigers dan onder bepaalde omstandigheden mogelijk hun rol niet goed kunnen vervullen. Op dit moment is de aanleiding van de Tijdelijke wet nog steeds aanwezig, dit blijkt uit het feit dat de Tijdelijke wet nog gebruikt wordt door één provincie en zes waterschappen vanwege ziekte of quarantaineregels.
Hierbij merk ik ten overvloede op dat een belangrijk kenmerk van de Tijdelijke wet is dat het decentrale volksvertegenwoordigingen de mogelijkheid biedt om digitaal te vergaderen. Dit is nadrukkelijk geen verplichting of beperking van rechten. Uw commissie heeft gevraagd of de Tijdelijke wet de mogelijkheid biedt om te differentiëren tussen het Caribisch deel van Nederland en Europees Nederland. Dat is niet het geval. Aan de eilandsraden worden dezelfde mogelijkheden geboden als decentrale volksvertegenwoordigingen in Europees Nederland. Zoals hierboven beschreven kunnen eilandsraden ervoor kiezen geen gebruik te maken van de mogelijkheden die de Tijdelijke wet biedt.
Door de brief van uw vaste commissie en het duidelijke verzoek vanuit de decentrale overheden, zie ik mij voor een dilemma geplaatst met betrekking tot de verlenging van de Tijdelijke wet. Enerzijds ben ik mij er terdege van bewust dat het niet wenselijk is een tijdelijke wet langer in werking te houden dan noodzakelijk. Echter, ik wil ook graag tegemoetkomen aan de wensen van de VNG, het IPO, de UvW en de kring van commissarissen van de Koning om de mogelijkheid om digitaal te kunnen beraadslagen en besluiten te behouden. Omdat zij aangeven in de praktijk nog steeds te maken hebben met het virus. Dat maakt dat ik overweeg om de Tijdelijke wet toch nogmaals te verlengen.
Gelet op het vorenstaande vraag ik uw Kamer om uw reactie te geven over mijn overweging met betrekking tot de verlenging van de Tijdelijke wet na 1 juli.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35424-W.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.