35 424 Regels voor het tijdelijk voorzien in besluitvorming via digitale weg door besturen van provincies, gemeenten, waterschappen en de openbare lichamen Bonaire en Saba (Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

T VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 november 2021

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning1 heeft op 5 oktober 2021 de brief van 27 september 2021 (EK, 35 424, S) over de voortgang van de verkenning naar een permanente regeling voor digitale beraadslaging en besluitvorming besproken en wenst naar aanleiding hiervan de regering een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen.

Daartoe is op 14 oktober 2021 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De Minister heeft op 18 november 2021 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 14 oktober 2021

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft op 5 oktober 2021 uw brief van 27 september 2021 (EK, 35 424, S) over de voortgang van de verkenning naar een permanente regeling voor digitale beraadslaging en besluitvorming besproken en wenst naar aanleiding hiervan de regering de volgende vragen en opmerkingen voor te leggen.

U heeft in uw brief van 15 april 2021 (EK, 35 424, O) reeds aangekondigd een wetsvoorstel gericht op een permanente regeling voor digitaal beraadslagen en besluitvormen voor decentrale volksvertegenwoordigingen voor te willen bereiden. Totdat dit wetsvoorstel eventueel wet wordt zal de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming (Tijdelijke wet) worden verlengd.

De grondslag voor de bepalingen in de Tijdelijke wet is dat ze noodzakelijk zijn «om in de [...] uitzonderlijke situatie, waarbij fysieke aanwezigheid tijdens vergaderingen slechts (zeer) beperkt mogelijk is, toch de continuïteit van het bestuur en de rechtmatigheid en democratische legitimatie van besluitvorming te kunnen waarborgen» (memorie van toelichting, p. 2).

Nu de maatregelen die zijn ingesteld tijdens de COVID-19-pandemie langzamerhand worden ingetrokken ontvalt de noodzaak, en dus de grondslag, voor de Tijdelijke wet, zo meent de commissie. De commissie verneemt graag van de regering hoe een continuering van de Tijdelijk wet valt te rijmen met precies het tijdelijk karakter van de wet, gekoppeld aan de onmogelijkheid van fysiek beraadslagen en besluiten. Wanneer niet langer sprake is van een dusdanige ernst van de COVID19-pandemie dat de continuïteit van fysiek beraadslagen en besluiten ernstig wordt beperkt of onmogelijk is, zou de wet toch niet moeten worden gecontinueerd, zo vraagt de commissie de regering.

De commissie ziet uw reactie graag uiterlijk binnen vier weken tegemoet.

Met vriendelijke groet,

B.O. Dittrich Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis der Koning

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2021

Graag reageer ik door middel van deze brief op de vragen van uw commissie op 14 oktober 2021 over de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming.

In het verslag van het schriftelijk overleg van 16 december 2020 is de grondslag voor verlenging van de Tijdelijke wet aan de orde geweest.2 De wet maakt het mogelijk de werkingsduur telkens met maximaal twee maanden te verlengen, maar stelt geen eisen aan de inhoudelijke motivering. Er gelden dus geen wettelijke criteria bij de verlenging van de werkingsduur van de wet.

Tijdens de parlementaire behandeling is toegezegd dat verlenging afhankelijk is van wat de pandemie aan maatregelen vraagt. Ook is aangegeven dat voor een permanente regeling een afzonderlijk wetstraject noodzakelijk is. Dat standpunt is niet gewijzigd. Ik heb inmiddels het initiatief genomen om de voorbereiding van die permanente regeling ter hand te nemen.

Sinds de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet hebben zich twee nieuwe feiten voorgedaan die bij de behandeling van de Tijdelijke wet niet werden voorzien. Ten eerste bleek de pandemie onvoorspelbaar, waardoor de Tijdelijke wet langer nodig is dan verwacht. De huidige cijfers benadrukken opnieuw het nut van de Tijdelijke wet en de mogelijkheid die deze biedt. Daarnaast heeft de praktijk onder de Tijdelijke wet ertoe geleid dat ik overtuigd ben geraakt van de meerwaarde van een mogelijkheid tot digitale vergaderingen, ook los van Covid-19. Daarom werk ik aan een permanente regeling. Deze twee ontwikkelingen geven aanleiding om, anders dan is toegelicht bij de behandeling van de Tijdelijke wet, de Tijdelijke wet de komende periode te blijven verlengen.

Het niet meer verlengen van de Tijdelijke wet zou betekenen dat deze per 1 januari 2022 vervalt. Zoals ik in mijn brief naar voren heb gebracht, vind ik het voor de hand liggend om de Tijdelijke wet te blijven verlengen. Ik heb daarvoor twee redenen genoemd. Ten eerste heb ik aangegeven dat, mocht er op enig moment toch weer aanleiding zijn voor beperkingen of mochten bepaalde gemeenten vanwege lokale gezondheidsrisico’s redenen hebben om digitaal te vergaderen, de Tijdelijke wet daarvoor de mogelijkheid biedt, en de continuïteit van het decentraal bestuur in die situatie gewaarborgd is. Ten tweede heb ik aangegeven dat ik het ongewenst acht de Tijdelijke wet te laten vervallen op het moment dat de gezondheidssituatie dat mogelijk maakt, terwijl ondertussen gewerkt wordt aan het creëren van een permanente regeling voor digitaal vergaderen. Dan zou een ongewenste breuk ontstaan in de mogelijkheid voor decentrale volksvertegenwoordigingen om digitaal te vergaderen, terwijl deze mogelijkheid ook in de evaluatierapporten positief gewaardeerd wordt. De Tijdelijke wet heeft en houdt een tijdelijk karakter. Op het moment dat de permanente regeling in werking treedt of het werken daaraan wordt beëindigd, zal de Tijdelijke wet niet meer verlengd worden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Talsma (CU).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 424, L.

Naar boven