Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2022
In de aankondiging van de tiende verlenging van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging
en besluitvorming (hierna: Tijdelijke wet), van 1 maart tot 1 mei 2022 (verzonden
op 2 februari 2022)1, is benoemd dat het werken aan een permanente regeling een grondslag is voor de verlenging
van de Tijdelijke wet, zoals al was aangekondigd in de brief van 27 september 20212. Op 17 maart heeft de commissie Binnenlandse Zaken van de Eerste Kamer, naar aanleiding
van de tiende verlenging van de Tijdelijke wet, aangegeven dit gelet op de parlementaire
geschiedenis van de tijdelijke wet niet te zien als grond voor verlenging.
Tegelijkertijd zijn er echter nog steeds gezondheidsargumenten voor verlenging. Gegeven
het standpunt van de commissie Binnenlandse Zaken van de Eerste Kamer acht ik het
van belang toe te lichten waarom ik meen dat gezondheidsredenen nog steeds aanleiding
geven voor de elfde verlenging van de Tijdelijke wet. Hiervoor verwijs ik allereerst
naar de brief van mijn ambtsgenoten van VWS en SZW waarin zij een lange termijn aanpak
COVID-19 presenteren, waarbij rekening wordt gehouden met oplevingen van het virus.3 Zij geven aan dat juridisch instrumentarium, zoals de Tijdelijke wet maatregelen
COVID-19, nodig blijft om maatregelen te kunnen treffen.
Omdat rekening wordt gehouden met oplevingen, moet we ook rekening houden met de kans
dat volksvertegenwoordigers in quarantaine of isolatie moeten blijven gaan. Zonder
verlenging van de Tijdelijke wet zou het gevolg hiervan zijn dat volksvertegenwoordigers
die in isolatie of quarantaine moeten vergaderingen van de volksvertegenwoordiging
missen en daarmee hun democratische rechten niet kunnen uitoefenen. Dit kan ook gelden
voor volksvertegenwoordigers met een kwetsbare gezondheid, bijvoorbeeld door een chronische
aandoening, die zichzelf willen beschermen door het treffen van contactbeperkende
maatregelen.
Daarom is het mijn voornemen om de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming
te verlengen. De verlenging gaat in op 1 mei, heeft een duur van twee maanden en geldt
daarmee tot 1 juli 2022.
Mijn ambtsvoorganger heeft in de brief van 27 september 2021 uw Kamer geïnformeerd
over de evaluatie van de Tijdelijke wet en de verkenningen naar praktische en grondwettelijke
mogelijkheden en beletselen voor de vormgeving van een permanente regeling voor digitale
beraadslaging en besluitvorming. In deze brief is aangekondigd dat er een wetsvoorstel
zal worden voorbereid om in deze permanente regeling te voorzien. Op dit moment wordt
nog aan de permanente regeling gewerkt. Ik verwacht in het eerste kwartaal van 2023
een wetsvoorstel voor de permanente regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te kunnen voorleggen. Voor de zomer van dit jaar wil ik het wetsvoorstel in consultatie
brengen. Ten overvloede benadruk ik graag dat het niet de bedoeling is dat de Tijdelijke
wet een permanent karakter krijgt. Het werken aan de permanente regeling heeft tot
doel de wetgever opnieuw een afweging te laten maken over de wenselijkheid van de
permanente regeling. De voorbereiding vindt in goed overleg met de medeoverheden plaats
en is bijna op het punt dat de formele consultatie en internetconsulatie kunnen starten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot