35 420 Noodpakket banen en economie

BK BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, DE MINISTER VAN FINANCIËN, DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – FISCALITEIT EN BELASTINGDIENST EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2021

Vanwege oplopende coronabesmettingen ziet het kabinet zich wederom genoodzaakt om aanvullende maatregelen te nemen om het coronavirus onder controle te krijgen. Deze maatregelen hebben gevolgen voor bedrijven, werkenden en eenieder ander die erdoor geraakt wordt. Maatregelen vragen veel van ondernemers en burgers, en het kabinet heeft dan ook grote waardering voor bedrijven die zich noodgedwongen blijven aanpassen aan de situatie. Om ondernemers en werkenden te ondersteunen, kondigt het kabinet aanvullingen aan voor het steunpakket in het vierde kwartaal van 2021.

Aan deze ruimhartige steun kleven echter ook nadelen: het is verstorend voor de economie, komt niet altijd op de juiste plekken terecht en doet een groot beroep op belastingmiddelen. Het kabinet realiseert zich dat deze combinatie van sluitingen én ruimhartige compensatie op termijn onhoudbaar is. Dit vraagt zo snel mogelijk om een andere balans. Daarom heeft het kabinet wetsvoorstellen ingediend gericht op het verantwoord openhouden van de samenleving en economie, waaronder de brede inzet van een coronatoegangsbewijs op basis van 3G, alsook een juridische mogelijkheid tot het gericht inzetten van een 2G-ctb in bepaalde sectoren. In een aantal landen om ons heen is al sprake van een dergelijke inzet. Dit biedt de mogelijkheid om de komende tijd een andere balans te vinden tussen ondernemersrisico enerzijds en de inzet van publieke middelen anderzijds. Het kabinet voert hierover de komende tijd breed het gesprek, met onder meer uw Kamer en sociale partners.

Het kabinet trekt voor de aanvullende aanpassingen aan het steunpakket circa 2,2 miljard euro uit. Met deze brief lichten wij, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de aanvullende aanpassingen in het steunpakket toe.

De brief zal eerst ingaan op de aanpassingen in het steunpakket en vervolgens het doorlopende beleid in het vierde kwartaal van 2021 toelichten.

Aanvullende aanpassingen in het steunpakket in het vierde kwartaal

Het kabinet vergroot het steunpakket in het vierde kwartaal van 2021. Het kabinet kondigt de vijfde Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW-5) aan. Daarnaast wordt de reeds aangekondigde TVL-regeling in het vierde kwartaal verruimd en belastinguitstel verlengd in het vierde kwartaal van 2021. Voor sport en cultuur komt het kabinet met aanvullende maatregelen.

Op vrijdag 26 november 2021 is aangekondigd dat de contactbeperkende maatregelen worden aangescherpt. In de brief van 16 november jl.1 heeft het kabinet laten weten op dat moment nog geen aanleiding te zien om de NOW in te voeren. Dit was omdat de contactbeperkende maatregelen voor beperkte termijn waren voorzien, waar een groot instrument als de NOW niet passend bij was. Wel is aangekondigd dat UWV en SZW eraan werken om de NOW klaar te zetten, zodat deze snel ingevoerd zou kunnen worden. Veel ondernemers worden door de nieuw aangekondigde maatregelen weer hard getroffen in de mogelijkheden om te kunnen ondernemen. Het kabinet zal op zeer korte termijn een nieuwe NOW in werking stellen, zodat ondernemers ondersteuning ontvangen bij het betalen van de lonen. Dit zal werkgevers in staat stellen om hun personeel in dienst te houden. Gelijktijdig wordt ook ingezet op het intensiveren van het sociaal pakket aan maatregelen. Daar wordt geld vrijgemaakt om werknemers te begeleiden naar nieuw werk. Dit is van groot belang in het kader van de krapte op de arbeidsmarkt.

Voorwaarden NOW-5

Om werkgevers de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden volgen hieronder de belangrijkste voorwaarden die het kabinet voornemens is te laten gelden voor de NOW-5.

De NOW-5 zal gaan gelden voor de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021. Dat zijn immers de maanden waarin er meer contactbeperkende maatregelen gelden. Door niet uit te gaan van steun voor een kwartaal (dus inclusief oktober), hoeft de omzet van werkgevers in deze relatief goede maand niet te worden meegerekend.

Om werkgevers ruimhartig te blijven steunen is de NOW-5 bijna identiek aan de NOW-4. De omzetdrempel blijft op 20% staan, het subsidiepercentage op 85%, de forfaitaire opslag op 40% en het te vergoeden dagloon blijft gemaximeerd op twee keer het maximale dagloon. Ook blijft de grens op het maximaal te vergoeden omzetverlies op 80% in de NOW-5. De referentiemaand voor de loonsom wordt in de NOW-5 september 2021 en de referentieomzet-periode wordt 2019, gedeeld door 6 – met uitzondering van de starters (zie voor deze uitleg de uitwerking hieronder). Anders dan bij de voorgaande NOW-regelingen kunnen werkgevers bij de NOW-5 aanvraag niet langer kiezen over welke maanden zij het omzetverlies willen laten berekenen. Voor elke werkgever wordt het omzetverlies berekend over de maanden november en december 2021. Hier is voor gekozen om aan te sluiten bij de jaarrekening. Als de jaargrens niet overschreden wordt, levert dit zo min mogelijk extra administratieve lasten op. Aanvullend worden er twee wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de NOW-4 om de steun beter te richten op de huidige situatie.

Ten eerste wordt het loonsomvrijstellingspercentage verhoogd naar 15%. In de NOW is een verplichting opgenomen om zo veel als mogelijk werknemers in dienst te houden. In de systematiek van de NOW is daarom ingebouwd dat een gedaalde loonsom betekent dat de werkgever een lagere NOW subsidie ontvangt. In de NOW-3 en NOW-4 gold er echter een loonsomvrijstellingspercentage van 10%. Dit betekent dat de loonsom van een werkgever die NOW-3 of -4 had aangevraagd, met 10% mocht dalen, zonder dat dit effect zou hebben op de uiteindelijke subsidie. Het loonsomvrijstellingspercentage was ingevoerd zodat werkgevers meer ruimte kregen om zich aan te passen aan de nieuwe economische situatie. In de NOW-5 wordt het percentage verhoogd naar 15%. Dit is omdat werkgevers pas vanaf vandaag weten dat er een NOW-5 komt en zij tussen 13 november en vandaag wellicht al personeel hebben moeten laten gaan of niet meer hebben opgeroepen. Door hun lagere loonsom zouden zij dan minder NOW-subsidie ontvangen, terwijl zij hier geen rekening mee konden houden. Het hogere vrijstellingspercentage beperkt dat probleem. Een nog hoger vrijstellingspercentage zou het risico op overcompensatie met zich meebrengen, evenals het risico dat er een verminderde prikkel is om mensen in dienst te houden.

Ten tweede kunnen, mede naar aanleiding van de verzoeken in uw Kamer, meer startende ondernemers gebruik maken van de NOW-5. Ook ondernemers die tussen 1 februari 2020 en 30 september 2021 zijn gestart, kunnen een aanvraag doen voor de NOW-5. In de eerdere NOW-tranches bestond voor bedrijven die gestart zijn na 1 februari 2020 geen recht op NOW. Er was immers geen volledige maand referentieomzet te bepalen in de referentieperiode 1 januari 2019 tot en met 29 februari 2020. Het aanwijzen van een latere referentieomzet-periode voor deze groep startende ondernemingen was ook niet mogelijk. Sinds maart 2020 zijn er namelijk altijd contactbeperkende maatregelen geweest en was een zuivere referentieomzet-periode, dus zonder contactbeperkende maatregelen, niet aan te wijzen.

Voor de NOW-5 ziet het kabinet voor deze groep startende ondernemingen wel een mogelijkheid om hen toegang tot deze nieuwe tranche te geven. Er is namelijk voor het eerst sinds maart 2020 een relatief zuivere omzetperiode beschikbaar, namelijk juli 2021 t/m oktober 2021. Ook in deze periode waren contactbeperkende maatregelen van kracht maar deze waren verregaand verminderd ten opzichte van eerdere periodes. Het vaccinatieprogramma was in volle gang en er was op veel locaties toegang op basis van een toegangsbewijs mogelijk. De omzet in deze periode kan dus worden gebruikt als referentieomzet-periode en biedt de groep ondernemingen die zijn gestart tussen 1 februari 2020 en 30 september 2021 ook toegang tot de NOW.

Ondernemingen die gestart zijn na 1 februari 2020 maar uiterlijk op 1 juli 2021, kunnen de periode 1 juli 2021 tot en met 31 oktober 2021 als referentieomzet-periode hanteren. Voor ondernemingen die ná 1 juli 2021 maar uiterlijk op 30 september 2021 zijn gestart, is het niet mogelijk om van die volledige referentieomzet-periode gebruik te maken. Zij zijn immers na 1 juli 2021, de eerste dag van deze nieuwe referentieperiode, gestart. Deze startende ondernemingen kunnen hun referentieomzet berekenen vanaf de eerste volledige kalendermaand omzet tot en met 31 oktober 2021 en rekenen deze om naar 2 maanden (zodat deze vergelijkbaar is met de NOW-5-periode november/december 2021).

Het kabinet heeft eerder het morele appel gedaan aan bedrijven om steun terug te betalen indien zij dit achteraf niet nodig blijken te hebben gehad, omdat zij bijvoorbeeld op jaarbasis geen omzetverlies hebben geleden. Het kabinet vindt het inhoudelijk logisch en wenselijk om een dergelijk criterium toe te voegen aan de NOW. Het kabinet verkent daarom of een (jaar)omzetverliesdrempel te operationaliseren is, om in het onverhoopte geval van een vervolg op de NOW dit als voorwaarde toe te kunnen voegen. Het kabinet zet echter niet in op verlenging van de generieke steunmaatregelen, zoals de NOW.

Verplichtingen werkgever

Naar aanleiding van motie Asscher2 is er vanaf NOW-3 een verplichting opgenomen dat als een werkgever bedrijfseconomisch ontslag aanvraagt tijdens het gebruik van NOW, dat voor die werknemers een inspanningsverplichting geldt in een van werk naar werk begeleiding. De werkgever moet hiervoor bellen met UWV om dit proces in gang te zetten. Als dat niet gebeurt volgt er een korting van 5% op de subsidie. Omdat de NOW-5 niet is aangekondigd bij het begin van de subsidieperiode van 1 november, zal deze verplichting in de NOW-5 gelden vanaf 27 november 2021. Bedrijfseconomische ontslagen van eerder in november zijn daarmee uitgezonderd van deze verplichting, maar voor ontslagen vanaf 27 november 2021 tot en met 31 december 2021 moet wel worden voldaan aan deze verplichting. Dit betekent concreet dat werkgevers vóór het sluiten van het aanvraagloket met UWV moeten bellen als zij NOW-5 hebben aangevraagd en tussen 27 november en 31 december bedrijfseconomisch ontslag hebben aangevraagd. UWV heeft hiervoor een speciaal NOW-telefoonnummer beschikbaar gesteld.

Het bonus- en dividendverbod zal ook voor de NOW-5 blijven gelden zoals dit voor de NOW-3 en -4 gold. Dat wil zeggen dat er een bonus- en dividendverbod is voor heel 2021 voor werkgevers die NOW-5 aanvragen en een voorschot van 125.000 euro of meer hebben ontvangen of bij een lager voorschot als de definitieve subsidie 125.000 euro of meer is. De entiteit koopt ook geen eigen aandelen in. Voor werkgevers die een aanvraag op werkmaatschappijniveau indienen, geldt het dividendverbod voor het gehele concern. Het bonusverbod geldt bij een aanvraag op werkmaatschappijniveau voor het bestuur en de directie van het concern en de aanvragende entiteit. Ook hier koopt de entiteit geen eigen aandelen in.

Nieuw ten opzichte van de voorgaande NOW-regelingen is dat de Werktijdverkortingsregeling (WTV) tijdens de NOW-5 open blijft. De NOW is in het begin van de coronacrisis in plaats gekomen van de WTV, omdat het aantal WTV-aanvragen niet meer (handmatig) verwerkt konden worden. Inmiddels is de WTV op 1 oktober 2021, toen het aanvraagloket van de NOW-4 per 30 september 2021 gesloten was, weer opengegaan. Daarbij is aangegeven dat de WTV niet van toepassing is op corona-gerelateerde aanvragen. Hierdoor kunnen de WTV en de NOW-5 op dit moment wel naast elkaar openblijven. Werkgevers die geraakt worden door de coronamaatregelen, kunnen een beroep doen op de NOW-5. De WTV blijft niet van toepassing op corona-gerelateerde gevallen. Een werkgever die te maken heeft met andere bijzondere omstandigheden kan in aanmerking komen voor beide regelingen. De WW-uitkering die een werkgever ontvangt voor de werknemer als gevolg van de WTV-aanvraag zal om ongewenste dubbelfinanciering te voorkomen echter wel worden aangemerkt als omzet voor de NOW-5. In die gevallen dat er samenloop is tussen de WTV en de NOW zal de WTV-aanvraag van de werkgever dus van invloed zijn op de hoogte van de NOW-vergoeding.

Openstelling aanvraagloket en vaststellingsloket

Het kabinet streeft ernaar dat werkgevers in december al een subsidieaanvraag kunnen doen voor de NOW-5, zodat zij hun subsidievoorschot wellicht ook al in december, nog vóór de salarisbetalingen, kunnen ontvangen. Om dat te bewerkstelligen, is UWV de systemen van de NOW met de grootst mogelijke spoed aan het inrichten met de voorwaarden zoals ze in deze brief zijn opgenomen. Langer wachten met het doorgeven van de voorwaarden aan UWV betekent naar alle waarschijnlijkheid dat de voorschotten niet meer voor de salarisbetalingen van december kunnen worden verstrekt.

Wanneer het loket open gaat kunnen aanvragen alleen worden ingediend via het daarvoor ontworpen formulier dat via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld. Er geldt een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. In de praktijk wordt ernaar gestreefd om de betaling van het voorschot binnen 2 à 4 weken na ontvangst van de volledige aanvraag te realiseren.

UWV zal het NOW-5 voorschot in één termijn uitbetalen in plaats van in meerdere termijnen, zoals bij voorgaande NOW regelingen het geval was. Dit betekent dat werkgevers het gehele NOW voorschot in één keer ontvangen. Daarmee komt het kabinet tegemoet aan het feit dat een deel van de periode waarover subsidie wordt verstrekt, al is verstreken.

Werkgevers kunnen de vaststelling van de subsidie aanvragen vanaf 1 juni 2022. Mogelijk kan dit al op een eerder tijdstip, dat dan bekend gemaakt wordt via www.uwv.nl. Het vaststellingsloket is open tot en met 22 februari 2023.

Budgettaire gevolgen

Met de herintroductie van de NOW zijn, evenals bij eerdere NOW-tranches, forse uitgaven gemoeid. Voor het openstellen van de NOW met twee maanden wordt een budgettair beslag van circa 1,5 miljard (inclusief uitvoeringskosten) verwacht. Het bedrag is een grove inschatting en afhankelijk van de impact op de contactbeperkende maatregelen op bedrijven en werknemers.

TVL

De aanvullende maatregelen die vandaag zijn aangekondigd maken dat ondernemers zwaarder getroffen worden. Dit heeft het kabinet doen besluiten om de TVL op een aantal punten te verruimen. Allereerst wordt, in lijn met de verruimde Tijdelijke Kaderregeling «COVID-19», de staatssteungrens opgehoogd van 1,8 miljoen euro, naar 2,3 miljoen euro. Hiervan zal in TVL Q4 2021 al gebruik worden gemaakt. Verder worden de maximale subsidiebedragen opgehoogd naar 550.000 euro voor mkb-ondernemingen, en 600.000 euro voor niet-mkb-ondernemingen. Dit is overeenkomstig met eerdere openstellingen van de TVL-regeling. Daarnaast verhoogt het kabinet–eveneens overeenkomstig eerdere openstellingen van de TVL-regeling–het subsidiepercentage van 85% naar 100%.

Het kabinet reserveert voor deze verruimingen 520 miljoen euro. Dit bedrag bestaat uit 130 miljoen euro voor de ophoging van de staatssteungrens, 100 miljoen euro voor het verhogen van de maximale subsidiebedragen en 290 miljoen euro voor het ophogen van het subsidiepercentage naar 100%. Dit komt bovenop de eerder aangekondigde 1,38 miljard euro voor de TVL Q4 20213.

Fiscale maatregelen

Uitstel van betaling van belastingen

Het uitstel van betaling van belastingen heeft ruim 380.000 ondernemers ondersteund in hun liquiditeit. Op dit moment hebben nog 270.000 ondernemers een totale openstaande belastingschuld van ruim 19 miljard euro onder uitstel van betaling. In de Kamerbrief over het steun- en herstelpakket vanaf het vierde kwartaal van 30 augustus jl.4 heeft het kabinet gemeld dat het uitstel van betaling eindigde per 1 oktober 2021. Dit betekent dat ondernemers per 1 oktober 2021 weer verplicht zijn om hun nieuw opgekomen betalingsverplichtingen tijdig te voldoen. Het kabinet verwachtte namelijk dat dit voor het overgrote deel van de betreffende ondernemers haalbaar was. Het kabinet heeft daarbij wel onderkend dat er mogelijk in de kern gezonde bedrijven zijn die vanaf 1 oktober 2021 niet onmiddellijk aan hun nieuw opgekomen betalingsverplichtingen konden voldoen. Voor die groep ondernemers heeft het kabinet onder strikte voorwaarden een tijdelijke versoepeling van het reguliere uitstelbeleid getroffen van 1 oktober 2021 tot en met 31 januari 2022.

Bij de aanpassingen van het steunpakket in het vierde kwartaal die in de Kamerbrief van 16 november jl. zijn aangekondigd heeft het kabinet besloten om het uitstel van betaling niet alsnog te verlengen. Het kabinet onderkent echter dat de genoemde versoepeling van het reguliere uitstelbeleid niet voor alle ondernemers voldoende is in het licht van de aanvullende beperkende maatregelen. Om de liquiditeitsproblemen van deze ondernemers te verlichten verlengt het kabinet het uitstel van betaling van belastingen over het vierde kwartaal van 2021 voor de ondernemers die nog openstaande belastingschulden hebben onder het bijzonder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis. Zij hoeven hiervoor geen actie te ondernemen. Dit verlengde uitstel van betaling geldt voor alle belastingen die op grond van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis voor uitstel in aanmerking komen en waarvan de uiterste betaaldatum voor 1 februari verstrijkt, bijvoorbeeld de kwartaalaangiftes btw over het laatste kwartaal van 2021. Deze belastingschuld wordt opgeteld bij de belastingschuld die vanaf 1 oktober 2022 in 60 maanden moet worden afgelost. Ondernemers die niet eerder uitstel van betaling vanwege de coronacrisis hadden aangevraagd of inmiddels de uitgestelde belastingschuld volledig hebben voldaan, kunnen door de aanvullende coronamaatregelen (weer) in betalingsproblemen komen. Voor deze groepen ondernemers wordt daarom de mogelijkheid geopend om uitstel van betaling aan te vragen voor de betaling van hun belastingen over het vierde kwartaal.

Het uitstel van betaling geldt alleen voor belastingschulden die nog niet zijn voldaan. Het uitstel van betaling is namelijk bedoeld om nieuwe betalingsproblemen het hoofd te bieden die kunnen ontstaan vanwege de aanscherpingen van de coronamaatregelen.

Invorderingsrente

Invorderingsrente is verschuldigd op openstaande belastingschulden. Vanwege de coronacrisis heeft het kabinet de invorderingsrente die de Belastingdienst in rekening brengt tijdelijk verlaagd naar 0,01%. Onder huidig beleid zou deze invorderingsrente vanaf 1 januari 2022 weer stapsgewijs teruggaan naar het oude niveau van 4% volgens het verloop dat is aangegeven in Tabel 1. Het kabinet vindt het van belang dat de prikkel tot het voldoen van belastingschulden weer herleeft, zodat ondernemers die hun belastingschuld kunnen aflossen, dat ook doen.

Met de aanscherping van de coronamaatregelen is het echter duidelijk dat ondernemers voorlopig nog beperkt kunnen worden in hun bedrijfsvoering. Ondernemers die vanaf 1 januari 2022 nog niet kunnen aflossen, zouden echter wel geconfronteerd worden met invorderingsrente. Met de nieuwe afstandsmaatregelen wordt het ook waarschijnlijker dat meer ondernemers nog niet tot (gedeeltelijke) aflossing in staat zullen zijn. Het kabinet besluit daarom de invorderingsrente per 1 januari 2022 niet te verhogen, maar op 0,01% te houden. Dit percentage zal gelden tot en met 30 juni 2022. Daarna gaat de invorderingsrente per halfjaar stapsgewijs terug naar het oude niveau. Deze verlenging zorgt ervoor dat ondernemers de komende tijd vrijwel geen extra rentekosten hebben op de belastingschuld die zij aan het aflossen zijn.

Tabel 1: Invorderingsrente
 

1 januari 2022

1 juli 2022

1 januari 2023

1 juli 2023

1 januari 2024

Oud

1%

2%

3%

 

4%

Nieuw

0,01%

1%

2%

3%

4%

Belastingschuldigen die een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting in termijnen mogen betalen maar kiezen voor betaling in één keer (vóór de eerste betaaldatum), hebben recht op een betalingskorting. De hoogte van de betalingskorting is gekoppeld aan de invorderingsrente die de Belastingdienst in rekening brengt. Een verlaging van de invorderingsrente heeft daarom een ongunstig effect voor het bedrag dat aan betalingskorting kan worden ontvangen. Uitvoeringstechnisch is het echter niet mogelijk het percentage betalingskorting níet te laten meebewegen met het percentage voor de te rekenen invorderingsrente. Het belang om ondernemers in deze crisis in staat te stellen zonder hoge rentelasten gebruik te maken van de mogelijkheid van uitstel van betaling van belastingschulden wordt door het kabinet dermate groot geacht dat het kabinet er sinds 1 juni 2020 voor heeft gekozen,5 en er nu opnieuw voor kiest, om de invorderingsrente te verlagen ondanks het negatieve effect op de betalingskorting.

Grenswerkers

Om negatieve gevolgen van thuiswerken door grensarbeiders als gevolg van de coronacrisis te voorkomen, heeft Nederland aanvullende overeenkomsten gesloten met België en Duitsland over de behandeling van thuiswerkdagen onder de belastingverdragen. In afwijking van de geldende verdragsteksten mogen op basis van deze overeenkomsten dagen waarop wordt thuisgewerkt als gevolg van de coronamaatregelen worden behandeld als dagen gewerkt in het land waar onder normale omstandigheden zou zijn gewerkt. Hiermee worden een verschuiving van het heffingsrecht door de thuiswerkmaatregelen en daar mogelijk mee gepaard gaande (inkomens)gevolgen voorkomen. De overeenkomsten met België en Duitsland zijn op dit moment verlengd tot en met 31 december van dit jaar. Eerder was de inschatting dat een verlenging tot het einde van dit jaar afdoende zou zijn. Gelet op recente ontwikkelingen rondom de coronacrisis zal Nederland België en Duitsland benaderen voor een verdere verlenging van deze overeenkomsten.

Voor de sociale zekerheid is in Europees verband afgesproken dat thuiswerken niet leidt tot een wijziging van de lidstaat waar premies betaald moeten worden. Ook deze maatregel geldt tot 31 december 2021. Door de recente ontwikkelingen van het coronavirus in de Europese Unie staat het onderwerp van verlenging van de afspraken over de behandeling van thuiswerken op de agenda van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers op 16 en 17 december.

Vanwege het korte tijdsbestek waarin de fiscale maatregelen uitgevoerd moeten worden, zijn uitvoeringsrisico’s niet uit te sluiten. De Belastingdienst doet er alles aan om de aanvullende maatregelen zo goed mogelijk uit te voeren en risico’s zoveel mogelijk te beperken.

Ondersteuning voor de culturele en creatieve sector

Door de nieuwe maatregelen wordt de culturele en creatieve sector wederom hard geraakt: een theatervoorstelling, concert of musical bezoeken na 17.00 uur kan niet meer. Dat betekent dat het grootste deel van de culturele sector haar deuren wederom moet sluiten voor publiek. Instellingen, met name musea en monumenten, die hun deuren tot 17.00 uur open kunnen houden, krijgen te maken met een capaciteitsbeperking per vierkante meter en zien door het wegblijven van (internationaal) toerisme en het reisadvies hun bezoekcijfers teruglopen. Zalen die voor 17.00 uur publiek ontvangen, kunnen dat slechts doen met beperkte capaciteit. Voor veel culturele instellingen betekenen deze beperkingen een extra uitdaging om niet verlieslatend hun deuren te openen. Juist nu de agenda’s van deze instellingen gevuld waren met nieuwe voorstellingen en tentoonstellingen van internationaal allure is dit een extra hard verlies. Culturele zelfstandigen zien opdrachten opdrogen en culturele instellingen blijven achter met uitverkochte voorstellingen die niet door kunnen gaan.

Het kabinet maakt 68 miljoen euro vrij voor een specifiek steunpakket om de culturele sector tot het einde van het jaar te ondersteunen. Deze middelen behelzen een voortzetting van de eerdere specifieke steun: ondersteuning voor de BIS- en Erfgoedwetinstellingen en de meerjarig gefinancierde instellingen bij de Rijkscultuurfondsen, en ondersteuning voor makers via onder andere de rijkscultuurfondsen. De suppletieregeling wordt aangepast bij het Fonds Podiumkunsten. Hiervoor heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap reeds middelen op haar begroting. Begin 2022 wordt uw Kamer per brief over de uitwerking van dit steunpakket geïnformeerd.

Tijdens de behandeling van de OCW-begroting, onderdeel cultuur is reeds gesproken over steun aan de lokale en regionale cultuur. De voor de lokale en regionale cultuur gereserveerde middelen ad 51,5 miljoen euro zullen beschikbaar worden gesteld aan gemeenten (41,6 miljoen euro) en provincies (9,9 miljoen euro) voor het in standhouden van de lokale en regionale cultuursector in 2021.

Aanvullende ondersteuning voor de sport

Ook de sportsector wordt wederom hard getroffen door de coronamaatregelen. Het gaat hierbij om alle onderdelen van de sport: van de training in de avonduren tot het bezoeken van een professionele sportwedstrijd. Dat vraagt om steunmaatregelen die rekening houden met de specifieke kenmerken van de sector. Daarbij houden we rekening met (de omvang van) de eerdere sectorspecifieke compensatieregelingen die inzicht geven in wat redelijk en nodig is.

Voor de amateursport zullen de eerdere compensatieregelingen weer geopend worden voor de periode waarin de maatregelen gelden om hen te compenseren voor de vaste lasten en de huurkosten. Ook zullen gemeenten de mogelijkheid krijgen om de ijsbanen en zwembaden te ondersteunen. Hiervoor is 35 miljoen euro beschikbaar voor de periode dat het huidige maatregelpakket geldt. Bij de uitwerking van de regeling ter compensatie van gederfde inkomsten als gevolg van het niet langer toestaan van publiek bij professionele sportwedstrijden wordt gekeken naar de samenloop met de NOW en TVL, teneinde overcompensatie te voorkomen.

De onvoorspelbaarheid van de coronacrisis en de daarbij horende maatregelen sluiten onvoorziene effecten van de lockdown op de sportsector niet uit. Het kabinet heeft hier continu aandacht voor en blijft hierover in gesprek met de sector.

De uitvoering van bovenstaand besluit zal gepaard gaan met uitvoeringskosten in 2022. De omvang van de budgettaire consequenties zal met een nota van wijziging op de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het jaar 2022 aan uw Kamer worden gemeld. Vanwege de snelle uitvoering van dit beleid zal ik mij beroepen op artikel 2.27, tweede lid uit de Comptabiliteitswet.

Doorlopend beleid

In de Kamerbrief over het steun- en herstelpakket vanaf het vierde kwartaal van 30 augustus jl.6 zijn maatregelen aangekondigd die ook in het vierde kwartaal van kracht blijven. Dit betreffen de regelingen om toegang tot marktfinanciering en liquiditeit te waarborgen, zoals de KKC, BMKB-C, GO-C en overbruggingskredieten van Qredits. In de Kamerbrief van 16 november jl. over aanpassingen in het steunpakket in het vierde kwartaal7 zijn reeds aanvullende steunmaatregelen genomen. Zo is naast verbreding van de Vaste Lasten nachthoreca (VLN)-regeling het subsidiepercentage van de Tijdelijke Regeling Subsidie Evenementen COVID-19 (TRSEC) verhoogd naar 100% en wordt de Aanvullende Tegemoetkoming Evenementen (ATE) opengezet tot het einde van het jaar.

Aanvullend sociaal pakket

Het vorig jaar gepresenteerde aanvullend sociaal pakket is erop gericht om mensen die als gevolg van de coronacrisis in onzekerheid verkeren perspectief te bieden. Doordat er extra geïnvesteerd is in infrastructuur en middelen om mensen naar (nieuw) werk te begeleiden, om- en bijscholing te faciliteren, jeugdwerkloosheid aan te pakken en armoede- en schulden te bestrijden, kunnen mensen die dit nodig hebben, aanspraak maken op passende ondersteuning bij het zoeken naar nieuw werk of inkomen. Hiermee biedt het aanvullend sociaal pakket ook de komende periode soelaas waarin nieuwe maatregelen gelden. Op veel onderdelen loopt deze aanvullende steun bovendien in 2022 door.

De huidige krapte op de arbeidsmarkt benadrukt het belang van het door het kabinet ingezette beleid gericht op heroriëntatie, en begeleiding naar nieuw of ander werk. Om ook in 2022 intensieve ondersteuning naar werk te kunnen bieden, heeft het kabinet reeds middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten, zodat zij ook zowel nu als volgend jaar hun dienstverlening aan bijstandsgerechtigden kunnen intensiveren en een eventuele hogere instroom in de bijstand kunnen opvangen. Daarnaast zullen de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) tot het einde van 2022 actief zijn, waardoor mensen die nu en de komende tijd aanvullende ondersteuning nodig hebben ook de komende tijd hulp op maat krijgen bij het vinden van (nieuw) werk. Deze passende dienstverlening kan onder meer bestaan uit scholing via praktijkleren in het mbo en de instrumenten in het kader van de tijdelijke impuls banenafspraak, waaronder de mogelijkheden om mensen uit de doelgroep banenafspraak werkfit te houden.

Met de crisisregelingen NL leert door heeft het kabinet bijscholing en omscholing aantrekkelijk gemaakt voor zowel werkenden als werkzoekenden. De uitvoering van de regelingen voor scholing en sectoraal maatwerk lopen ook in 2022 nog door. Vanaf maart kunnen werkenden en werkzoekenden via het STAP-budget tevens subsidie aanvragen voor scholing en ontwikkeling. Voor werkgevers in technische sectoren en ICT is er daarnaast een omscholingsregeling die financiële ondersteuning biedt om mensen naar de kansrijke beroepen om te scholen. Op die regeling kan zowel nu als in heel 2022 nog beroep worden gedaan.

De Aanpak Jeugdwerkloosheid en de aanpak van armoede en schulden lopen eveneens door tot en met 2022. Met de Aanpak Jeugdwerkloosheid zetten gemeenten, scholen en andere partners zich in om jongeren te ondersteunen naar vervolgonderwijs of werk. Voor de aanpak van armoede en schulden hebben gemeenten voor 2022 via het gemeentefonds extra middelen ontvangen voor het gemeentelijk schuldenbeleid en de bijzondere bijstand. De projecten die gestart zijn in het kader van de intensiveringsaanpak armoede en schulden lopen in 2022 daarnaast ook door.

Ondersteuning door gemeenten

Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de ondersteuning van mensen die door de coronamaatregelen getroffen worden. Het kabinet is zeer erkentelijk voor alle inspanningen die zij in dit kader verrichten en blijft met de VNG en gemeenten in gesprek over hoe zij hun rol bij de ondersteuning van kwetsbare groepen zo goed mogelijk kunnen vervullen.

Vangnet zelfstandigen

Voor zelfstandigen is er inkomensondersteuning beschikbaar in de vorm van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Het Bbz is tijdelijk vereenvoudigd om de overgang van de Tozo naar het Bbz per 1 oktober 2021 voor gemeenten beter uitvoerbaar te maken. Met ingang van 1 januari 2022 zal het Bbz weer zonder wijzigingen worden uitgevoerd.

Naast inkomensondersteuning is ook aanvullende ondersteuning in de vorm van heroriëntatie op ondernemerschap beschikbaar. Het gaat hierbij onder andere om coaching, scholing en schuldhulpverlening. Ook kan de dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) ingezet worden voor de doelgroep zelfstandig ondernemers.

Bijzondere bijstand

Gemeenten hebben naast het Bbz en de aanvullende ondersteuning voor zelfstandigen ook andere instrumenten ter beschikking. Zij kunnen groepen met een inkomen rondom het sociaal minimum die vanwege de coronamaatregelen met hun vaste lasten in de knel komen tegemoetkomen via bijzondere bijstand.

Matching werkzoekenden

Gemeenten spelen via de RMT’s en werkgeversservicepunten ook een belangrijke rol bij het matchen van werkzoekenden en werkgevers. De huidige krapte op de arbeidsmarkt biedt kansen om mensen die, ondanks de steunmaatregelen van het kabinet, hun baan kwijtraken of zelfstandigen die stoppen met hun onderneming snel te bemiddelen naar een nieuwe baan of leer-werkplek. Het kabinet wil deze kansen benutten en wil samen met werkgevers, uitzendbranche, gemeenten en het UWV een impuls geven aan de matching van werkzoekenden en werkgevers in de regio’s. Het kabinet gaat met hen in gesprek om met het oog op de krapte nu meer mensen aan het werk te helpen. Belangrijk daarbij is dat werkgevers meer kansen geven aan langdurig werklozen en dat gemeenten en het UWV werkgevers en werkzoekenden gericht ondersteunen bij het geven en benutten van deze kansen. Hier stelt het kabinet 40 miljoen voor beschikbaar.

Caribisch Nederland

De eerdere Europees Nederlandse steun- en herstelpakketten zijn, rekening houdend met de lokale situatie, vertaald naar Caribisch Nederland. Voor Caribisch Nederland wordt waar nodig en mogelijk een vergelijkbare benadering gekozen als in Europees Nederland. Zoals is aangegeven in de brief van 16 november 2021, geldt dit uitgangspunt bij dit aanvullende compensatiepakket nog steeds. De situatie in Caribisch Nederland geeft op dit moment geen aanleiding tot nadere maatregelen. Echter, mochten de lokale omstandigheden wijzigen, dan zal het kabinet niet aarzelen vergelijkbare maatregelen te nemen en zult u over de besluitvorming en de precieze uitwerking nader worden geïnformeerd.

Uitgaven

Het verwachte budgettaire beslag van deze maatregelen voor het vierde kwartaal van 2021 en voor 2022 wordt in onderstaande tabel weergegeven. Het uiteindelijke budgettaire beslag zal afhangen van de mogelijkheden van de ondernemers om additionele omzet te genereren en de duur van de nog geldende beperkende maatregelen. Hoe korter de maatregelen duren, des te lager het daadwerkelijk verwachte budgetbeslag.

Voor zover deze steunmaatregelen leiden tot hogere uitgaven in het lopende jaar 2021, zullen deze uitgaven in de tweede suppletoire begrotingswetten aan uw Kamer worden voorgelegd. Waar de maatregelen leiden tot hogere uitgaven in 2022 zullen deze via Nota’s van Wijziging op de ontwerpbegrotingen voor 2022 aan uw Kamer worden voorgelegd.

Normaliter wordt nieuw beleid pas in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Het is niet in het belang van het Rijk om uitvoering van het beleid dat ten grondslag ligt aan de begrotingswetten uit te stellen. In geval het kabinet al verplichtingen aangaat en/of uitgaven doet voor het moment van de autorisatie door de Staten-Generaal, dan beroept het kabinet zich op artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Steunmaatregelen (in mln. euro's, plus is saldo verslechterend)

2021

2022

Uitgaven maatregelen

   

NOW-5 (incl. uitvoeringskosten)1

1.481

7

Verruimen TVL

 

520

Ondersteuning culturele en creatieve sector

 

68

Ondersteuning sport

 

35

Uitstel van betaling: lagere ontvangsten verzuimboetes en kosten vervolging2

 

100

Verlaagd percentage invorderingsrente: lagere ontvangsten3

 

31

     

Subtotaal uitgavenmaatregelen

1.481

761

     

Fiscale maatregelen

   

Verlaagd percentage invorderingsrente: lagere betalingskorting

 

– 55

Grenswerkers

 

0

     

Subtotaal fiscale maatregelen

0

– 55

     

Totaal

1.481

706

     

Niet-EMU-relevante gevolgen

   

Verlenging belastinguitstel: extra belastingschuld in EMU-jaar 2021, extra terugbetalingen in 2022 en later4

2.500

– 600

     

Reeds gereserveerde middelen vanaf de Aanvullende Post

   

Extra inzet krapte arbeidsmarkt

 

40

Steun aan lokale en regionale cultuur

52

 
X Noot
1

De NOW-reeks zal later meerjarig worden gespecificeerd. Zowel de uitvoeringskosten, nabetalingen als terugvorderingen zullen dan in het juiste kasritme worden gezet.

X Noot
2

De verlenging van het uitstel van betaling van belasting heeft daarnaast een positief effect op de ontvangsten invorderingsrente in latere jaren aangezien de belastingschuld oploopt door het aanvullende uitstel.

X Noot
3

Dit betreft het effect op de Financiënbegroting en de begrotingen van de toeslagendepartementen. De verlaging van het percentage invorderingsrente zorgt ook voor derving van ontvangsten in latere jaren.

X Noot
4

Naar verwachting leidt het additionele uitstel van belasting ook tot meer afstel van belasting. De schatting van de omvang hiervan bedraagt 150 miljoen euro.

Steunpakket en lange termijn

Het coronavirus heeft Nederland in februari 2020 overvallen. In hoog tempo zijn toen maatregelen genomen om verspreiding van het virus in te dammen, en maatregelen om getroffen mensen en bedrijven te ondersteunen. Sindsdien is de ontwikkeling van het virus grillig gebleken, waardoor het verloop van de epidemie niet exact op voorhand te voorspellen zal zijn. Het is dan ook van belang dat we meer fundamenteel nadenken over hoe we op lange termijn duurzaam leven en werken in een samenleving waarin het coronavirus bestaat.

Vaccinatiebeleid is essentieel voor een duurzaam leven met het coronavirus. Het kabinet blijft zich inzetten om tot een zo hoog mogelijke en homogeen mogelijke vaccinatiegraad te komen. Daarnaast wilt het kabinet ook de booster campagne versneld uitvoeren.

Gegeven de maatregelen die het kabinet net heeft moeten nemen echter, kiest het kabinet ervoor om voor de korte termijn wederom een omvangrijk steunpakket te presenteren, dat ook in internationaal perspectief ruim is. Zo is de compensatie via de NOW genereus in Europees perspectief, zowel wat betreft vergoeding richting werknemer als werkgever.8 Er kleven echter ook diverse nadelen aan deze vorm en omvang van steun. Het kabinet heeft deze nadelen en dilemma’s eerder op een rij gezet. Steun verergert de krapte op de arbeidsmarkt, omdat het baanbehoud stimuleert bij bedrijven die mogelijk niet levensvatbaar zijn. Daarnaast is de steun niet enkel gericht op omzetverliezen door corona. Dit is onvermijdelijk qua uitvoering, maar heeft als keerzijde dat steun maar deels terechtkomt bij ondernemers die geraakt worden door de maatregelen. Ook bedrijven die om andere redenen dan corona minder omzet draaien worden gecompenseerd. Dit is oneerlijk voor hun concurrenten die op eigen verdienste goed draaien en die geen steun nodig hebben. Langdurige steun vermindert daarom economische dynamiek en innovatie. Tot slot is steun niet gratis: het zijn publieke middelen, van alle Nederlanders, vanuit schuld gefinancierd, die ook zullen moeten worden terugbetaald.

Gegeven deze nadelen kan steunbeleid in de ogen van dit kabinet niet oneindig zijn. Een combinatie van sluitingen én ruimhartige compensatie is op termijn onhoudbaar, zeker wanneer de corona epidemie lang aanhoudt. De prijs in economische termen is groot, maar ook de maatschappelijke prijs. Er is dus een nieuw perspectief nodig. Een perspectief op bewegingsvrijheid voor mensen en bedrijven, op een zorgsector die niet permanent onder hoge spanning staat en een situatie waarin niet langer grootschalige financiële ondersteuning vanuit de overheid nodig is en helder is wat tot het normale ondernemersrisico behoort en wat niet. Dan kan ook een nieuwe balans worden gevonden in de verdeling van lasten tussen overheid en bedrijfsleven.

Dit kan ook scherpe keuzes vragen voor wat betreft de toegang tot bepaalde sectoren. Om deze keuzes mogelijk te maken zijn er door het kabinet verschillende wetsvoorstellen voorbereid die onlangs naar uw Kamer zijn gestuurd. Deze wetsvoorstellen beogen een bredere inzet van een ctb op basis van 3G, alsook een juridische mogelijkheid tot het gericht inzetten van een 2G-ctb in bepaalde sectoren. Hiermee wordt er, binnen de epidemiologische kaders, gestreefd naar de realisatie van een zo normaal als mogelijke bedrijfsvoering. Dit vergt ook van ondernemers dat ze hun belangrijke rol spelen in de controle van het ctb. Met een verzwaarde ctb-regime wil het kabinet verantwoorde opening van sectoren mogelijk maken. Dit biedt de mogelijkheid om de komende tijd een andere balans te vinden tussen ondernemersrisico en de inzet van publieke middelen. Zo kunnen ondernemers weer doen waar ze goed in zijn en wat ze het liefste doen: ondernemen. Het gesprek over dit perspectief wil het kabinet de komende periode breed voeren, uiteraard ook met uw Kamer. Het kabinet neemt de uitgestoken hand van de sociale partners om over dit perspectief in gesprek te gaan, dan ook graag aan.

Tot slot

Vanwege oplopende besmettingen en ziekenhuisopnames ziet het kabinet zich genoodzaakt de coronamaatregelen aan te scherpen en te verlengen. Dit leidt ertoe dat ondernemers minder ruimte hebben te ondernemen en daardoor een gedeelte van hen de omzet zal zien dalen.

Het kabinet heeft begrip voor het feit dat de verzwaarde maatregelen leiden tot teleurstelling en zorgen in de samenleving en is zich ervan bewust dat de huidige situatie enorm zwaar op de schouders van werkenden en ondernemers weegt. Des te meer willen we onze waardering uitspreken voor de veerkracht, flexibiliteit en doorzettingsvermogen van bedrijven, zelfstandige ondernemers en werkenden. Het kabinet begrijpt de frustratie als gevolg van de tijdelijke vervroegde sluiting van bedrijven. Het kabinet verruimt in het vierde kwartaal daarom het economisch steunpakket. Hierdoor worden ondernemers de komende tijd ondersteund en is er zekerheid tot het einde van het jaar. Zoals gebruikelijk houdt het kabinet een vinger aan de pols waarbij het de ontwikkelingen nauwgezet blijft volgen.

Ten slotte wil het kabinet de uitvoeringsorganisaties en gemeenten nogmaals bedanken voor hun inzet en flexibiliteit in deze uitzonderlijke tijd waarin wij het uiterste van hen vragen.

Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, J.A. Vijlbrief

Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma

Bijlage 1. Overzicht wijzigingen parameters NOW-5.

Voor een helder overzicht van de parameters van de NOW-5 ten opzichte van de NOW-4 is onderstaande tabel opgenomen.

Parameters

NOW 4

NOW 5

Omzetdrempel

20%

20%

Subsidiepercentage

85%

85%

Omzetverliesgrens

80%

80%

Dagloon

2x

2x

Loomsomdalingsvrijstelling

10%

15%

Opslag overige werkgeverslasten

40%

40%

Voorschot

80%

80%


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. BI

X Noot
2

Kamerstuk II 35 420, nr. 109

X Noot
3

Kamerstuk 35 420, nr. BI

X Noot
4

Kamerstuk II 35 420, nr. 365

X Noot
5

Zie Kamerstuk II 35 457, nr. 3, p. 7–8 en Aanhangsel Handelingen II 2020/2021, nr. 1640

X Noot
6

Kamerstuk II 35 420, nr. 365

X Noot
7

Kamerstuk 35 420, nr. BI

Naar boven