35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 365 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN FINANCIËN EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN FINANCIËN EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2021

1. Introductie

Het coronavirus heeft onze samenleving en economie ernstig op de proef gesteld. Voor veel bedrijven, ondernemers en werkenden is het afgelopen anderhalf jaar een enorme uitdaging geweest en heeft deze periode veel gevraagd van hun uithoudingsvermogen en creativiteit. Het generieke steunpakket heeft in deze periode de klap voor bedrijven, ondernemers en werkenden voor een groot deel opgevangen. De economie staat er ondanks de crisis goed voor en ook de prognoses zijn goed; het Centraal Planbureau (CPB) voorziet in zijn meest recente raming een economische groei van 3,8 procent in 2021 en 3,2 procent in 2022.

Daarbij nadert het vaccinatiebeleid het moment waarop iedereen die wil worden gevaccineerd, ook daadwerkelijk volledig zal zijn gevaccineerd. Door het vaccinatiebeleid kunnen de contactbeperkende maatregelen steeds verder worden opgeheven en wordt de economie (grotendeels) heropend. Hiermee zijn we in een nieuwe fase gekomen. Hoewel onzekerheid nog zal blijven bestaan, is deze fase meer structureel van aard dan de fases van de afgelopen tijd.

Onder andere het CPB heeft recent gewaarschuwd dat het doorgaan met generieke steun een verstorende werking heeft op het huidige herstel van de economie. Dit zit verder herstel in de weg en brengt daarmee het toekomstig verdienvermogen van ons land in gevaar. Het kabinet onderschrijft deze analyse. In sommige sectoren zijn grote tekorten aan personeel, terwijl de steun die voortkomt uit de pakketten ook mensen belemmert de overstap te maken naar plekken waar zij hard nodig zijn. Verder lijkt de normale dynamiek van bedrijfsoprichtingen en -beëindigingen sterk te zijn ontregeld. Een gezonde economische dynamiek met ruimte voor startende en innoverende ondernemers is van groot belang voor de bedrijven en banen van de toekomst.

In de brief van 29 juni jl. heeft het kabinet daarom al aangekondigd het generieke steunpakket met ingang van het vierde kwartaal 2021 in beginsel niet te verlengen (Kamerstuk 35 420, nr. 348). Tegen de hierboven geschetste achtergrond bevestigt het kabinet met deze brief dat het steunpakket niet wordt verlengd. Na een periode van circa anderhalf jaar aan intensieve economische steun komt daarmee per 1 oktober 2021 een einde aan het generieke deel van het steunpakket. Dit betekent dat de regelingen NOW, TVL, Tozo, TONK en diverse fiscale maatregelen vanaf die datum niet worden verlengd.

Tegelijkertijd beseft het kabinet dat de situatie voor sommige burgers en bedrijven de komende tijd alsnog moeilijk zal blijven. Zo zijn er ondernemers die kampen met financiële problemen als gevolg van deze crisis. Daarnaast zijn er sectoren die het ook na heropening moeilijk kunnen hebben. Te denken valt aan de toerismesector en congresbranche, die met een veranderende vraag te maken kunnen krijgen. Het kabinet realiseert zich dat deze groepen het zwaar hebben. Ook om deze reden zal in het vierde kwartaal een aantal ondersteunende regelingen nog van kracht zijn om de dynamiek op de arbeidsmarkt te bevorderen. Daarnaast blijft het kabinet inzetten op het in gang gezette additioneel beleid in 2021 en 2022 om de aanpassing van de economie verder de ondersteunen.

De brief zal ingaan op de epidemiologische en economische omstandigheden, waarna de overwegingen rond het steunpakket uiteen worden gezet en het beleid wordt beschreven voor het vierde kwartaal van 2021 en 2022. Vervolgens wordt beschreven hoe het kabinet omgaat met diverse moties die in het Kamerdebat over het steunpakket in het derde kwartaal van 2 juni jl. zijn aangenomen. Hier wordt ook nader ingegaan op ondernemers die kampen met schulden als gevolg van belastinguitstel en terugbetalingen van te veel ontvangen steun. Ten slotte zijn de budgettaire gevolgen van de maatregelen uit deze brief opgenomen.

2. Epidemiologisch en economisch beeld

Sinds het begin van de vaccinatieoperatie zijn inmiddels ruim 22,5 miljoen prikken gezet. Bijna 85% van de volwassen bevolking heeft minimaal een eerste prik gekregen. Ruim 75% van de volwassen bevolking is volledig gevaccineerd. Deze oplopende vaccinatiegraad maakt dat steeds meer mensen beschermd zijn tegen het virus en daarmee de druk op de zorg afneemt. De afgelopen weken zijn de ontwikkelingen gunstig. Zo zijn we over de piek van de vierde golf heen. Deze gunstige ontwikkelingen maken dat de economie de afgelopen tijd stap voor stap is heropend. Dit maakt dat het kabinet, behoedzaam, vooruitkijkt naar verdere versoepelingen. Zo gaat het onderwijs na de zomer weer geheel open en geldt vanaf 30 augustus 2021 de anderhalve meter niet meer op mbo-scholen, hogescholen en universiteiten. Verder beoogt het kabinet vanaf 20 september 2021 de anderhalve meter afstandsregel los te laten, mits de epidemiologische situatie dat toelaat. Het OMT zal het kabinet hierover adviseren.

We zien dat de Nederlandse economie grote veerkracht toont en dat de economische vooruitzichten gunstig zijn. De verwachting is dat de Nederlandse economie snel herstelt en eind 2021 terug is op het niveau van voor de coronacrisis. Het CPB voorzag in de juniraming nog een economische groei van 3,2 procent in 2021 en 3,3 procent in 2022. Inmiddels zijn de verwachtingen over het economisch herstel in 2021 in de augustusraming nog beter, met een economische groei van 3,8 procent, en 3,2 procent in 2022. Tegelijkertijd verwacht het CPB dat met 3,4 procent in 2021 en 3,6 procent in 2022 de werkloosheid nauwelijks toeneemt. Hiermee zien de arbeidsmarktcijfers er goed uit en zelfs beter dan verwacht. Er is in sommige sectoren sprake van krapte en er zijn voor het eerst sinds het begin van de meting in 2003 in de gehele economie meer vacatures dan beschikbare werklozen1.

3. Overwegingen steunpakket

Het kabinet zag met het steunpakket toe op het opvangen van de tijdelijke klap voor bedrijven, ondernemers en werkenden als gevolg van de coronacrisis. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen: bedrijvigheid, banen en inkomens bleven in de coronacrisis grotendeels behouden. Het aantal faillissementen bereikte in juli 2021 het laagste niveau na december 19902 en uit analyses blijkt dat tussen begin 2020 en mei 2021 bijna 5.300 faillissementen zijn voorkomen3. Het werkloosheidspercentage daalde naar 3,3 procent in het eerste kwartaal van 2021.

Vanaf de start van de crisis heeft het kabinet aangegeven de maatregelen om verspreiding van het coronavirus te voorkomen, niet als regulier ondernemersrisico te zien. Dit stelde het kabinet voor de uitdaging om een balans te zoeken tussen het zo veel mogelijk voorkomen van faillissementen en werkloosheid als gevolg van de coronacrisis, en het zo min mogelijk hinderen van een gezonde dynamiek in de economie, waarbij baancreatie en nieuwe bedrijvigheid een belangrijke pilaar zijn voor het toekomstig verdienvermogen. Ook onder normale economische omstandigheden kampen bedrijven immers met ondernemersrisico’s en omzetfluctuaties. De afgelopen periode is het steunpakket onbedoeld steeds meer niet-corona gerelateerde risico’s en omzetfluctuaties gaan compenseren. De kans bestaat echter dat het coronavirus lang bij ons blijft. De economie zal zich daarom moeten aanpassen aan de structurele aanwezigheid van het coronavirus, oftewel de endemische fase.

De nadelen van het steunpakket worden dan ook steeds zichtbaarder hoe langer deze steun duurt. Er is momenteel sprake van een unieke krapte op de arbeidsmarkt. De coronacrisis heeft gezorgd voor een verschuiving van werkgelegenheid van de ene sector naar de andere. In bepaalde sectoren zal voor langere tijd of structureel minder werk zijn. Aan de andere kant zien we in verschillende sectoren ook weer krapte optreden, mede als gevolg van de coronacrisis. Personeel heeft specifieke (gesloten) sectoren verlaten en keert maar mondjesmaat terug. Diverse sectoren kampen daardoor inmiddels met personeelstekorten, terwijl in andere sectoren nog banen worden ondersteund door bijvoorbeeld de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging werkgelegenheid (NOW). Baanbehoud in de ene sector kan echter groei in de andere tegenhouden; de huidige krapte op de arbeidsmarkt is hier een illustratie van. Het is voor onze economie van belang dat mensen de overstap kunnen maken van sectoren met een verminderd perspectief, naar andere sectoren of andere branches waarin men juist staat te springen om extra werknemers. Doortrekken van generieke steun zou hier een sterk belemmerende werking op hebben, terwijl specifieke aandacht voor heroriëntatie meer nodig is, juist ook vanuit het belang van de ondernemers en werknemers zelf.

Een gezonde economische dynamiek is ook noodzakelijk om weer ruimte te geven aan startende of innoverende ondernemers. Uit CBS-data blijkt dat het aantal faillissementen over alle sectoren in 2021 historisch laag is. Dit geldt ook voor de meest getroffen sectoren. In de horeca bijvoorbeeld is na een toename in 2020, in 2021 juist een daling in het aantal faillissementen te zien. Daarnaast is het aantal nieuwe bedrijven in 2020 na jaren van snelle toename nauwelijks gegroeid. In de eerste twee kwartalen van 2021 is het totale aantal bedrijven echter gestegen, mede veroorzaakt door minder bedrijfsbeëindigingen en vooral meer bedrijfsoprichtingen dan in de voorgaande kwartalen. De verwachting is dat continuering van generieke steun de normale dynamiek van bedrijfsoprichting en -beëindiging steeds meer in de weg gaat zitten.

Verder neemt bij een generiek steunpakket het risico toe op onwenselijk gebruik (bijvoorbeeld door bedrijven die vanwege niet-corona gerelateerde redenen omzetverlies draaien). Nu worden alle omzetrisico’s collectief gedragen, niet alleen de risico’s die door corona zijn veroorzaakt.

Het CPB en De Nederlandsche Bank (DNB) hebben reeds geadviseerd de generieke steunmaatregelen af te bouwen. In de concept-Macro-Economische Verkenning 2021–2022 benadrukt het CPB dat beëindiging van generieke steun noodzakelijke aanpassing kan ondersteunen. Het CPB acht aanpassing door bedrijfsbeëindiging onvermijdelijk, en in zekere zin goed voor de economie, gezien de gespannen arbeidsmarkt in sectoren die geen last meer hebben van corona of juist te maken hebben met extra vraag.

De sterke groei van de economie heeft er voor gezorgd dat er bedrijven en ondernemers zijn die tegen verwachtingen in een beperkt verlies of zelfs winst hebben te weten realiseren. Ook deze bedrijven hebben mogelijk overheidssteun aangevraagd om banen te behouden en vaste lasten te kunnen betalen. Hoewel deze steun rechtmatig en in de geest van het steunpakket is verleend – bedrijven hebben in een zeer onzeker periode werknemers in dienst gehouden – kan achteraf worden geconstateerd dat een deel van de steun mogelijk niet nodig was geweest. Het kabinet herhaalt daarom het moreel appel op bedrijven om steun die achteraf niet nodig blijkt te zijn geweest, terug te betalen.

4. Steun- en herstelpakket in het vierde kwartaal: beëindiging van generieke steun, maar met aanpassingsgerichte maatregelen

Tegen deze achtergrond acht het kabinet het noodzakelijk het karakter van de steun aan te passen. Doordat iedereen die dat wil binnenkort is gevaccineerd, komen we in een nieuwe, structurele fase. Daarnaast herstelt de economie zich goed en zijn de contactbeperkende maatregelen nagenoeg geheel afgebouwd. In deze nieuwe fase wegen de voordelen van een generiek pakket niet meer op tegen de nadelen. Daarom komt het generieke steunpakket per 1 oktober 2021 ten einde. Dit betekent dat de regelingen NOW, TVL, Tozo, TONK en diverse fiscale maatregelen vanaf die datum niet worden verlengd.

Het stopzetten van de generieke steun betekent niet dat het kabinet de economie niet meer ondersteunt. Ondernemers hebben vanwege de coronacrisis moeten interen op hun reserves en een tijdelijke toename in werkloosheid is mogelijk wanneer generieke steun niet wordt verlengd. Ook werkenden kunnen problemen blijven ervaren als gevolg van deze crisis. Tegelijkertijd is de wereld veranderd en kunnen wij niet terug naar waar we vandaan komen. In deze context is het kabinet voornemens om, in aanvulling op de reguliere sociale vangnetten, de overgang naar de nieuwe structurele situatie te faciliteren door in het vierde kwartaal diverse regelingen nog van kracht te laten zijn en het niet verlengen van steun gepaard te laten gaan met aanvullend beleid dat aanpassingen ondersteunt. Daarmee wordt het toekomstperspectief voor Nederlandse bedrijven en werkenden verbeterd en krijgen werknemers en ondernemers die dat nodig hebben passende ondersteuning om op eigen benen te blijven staan of om een andere baan te vinden.

4.1 Doorlopend beleid

In de Kamerbrief over het steun- en herstelpakket in het derde kwartaal van 27 mei jl.4 zijn maatregelen aangekondigd die ook in het vierde kwartaal van kracht blijven om de overgang naar een aanpassingsgerichte economie te ondersteunen. Dit betreffen regelingen om toegang tot marktfinanciering en liquiditeit te waarborgen, de verlengde termijn voor aflossing van belastingschulden en terugbetaling van NOW/TVL, trajecten voor bedrijven met problematische schulden, en het aanvullend sociaal pakket. Op onderdelen loopt de steun in 2022 door, bijvoorbeeld de maatregelen uit het aanvullend sociaal pakket5. Hieronder worden de verschillende doorlopende regelingen toegelicht.

Garantieregelingen

Om marktfinanciering te blijven faciliteren, blijven bestaande garantieregelingen tot het einde van het jaar van kracht. Bedrijven die behoefte hebben aan liquiditeit kunnen hierbij nog terecht. De regelingen zijn dus ook in het vierde kwartaal van 2021 beschikbaar. Dit betekent dat de corona-financieringsregelingen KKC, Qredits overbruggingskrediet, BMKB-C en GO-C nog het gehele jaar zullen doorlopen. Behalve voor directe liquiditeitssteun kunnen de regelingen door de financiers ook worden benut voor kredieten, om ondernemingen terug te brengen naar het omzet- en winstniveau van 2019, door investeringen in vaste activa en werkkapitaal. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) zal nogmaals bij de financiers en ondernemersorganisaties onder de aandacht brengen dat deze regelingen voor deze doelen tot het einde van het jaar van kracht blijven. Ook blijft de leningsfaciliteit voor garantiefondsen in de reisbranche nog het gehele jaar gelden. Uw Kamer wordt hier op korte termijn nog nader over geïnformeerd. Tot slot geldt ook de garantieregeling evenementen geheel 2021 nog. De sector heeft veel klappen te verduren gekregen tijdens de coronacrisis, en afgelopen zomer werden festivals en evenementen opnieuw geconfronteerd met beperkingen. Voor veel ondernemers in de evenementenbranche was dit een hard gelag. In de brief van 14 juli jl. heeft het kabinet in dat kader gemeld dat de garantieregeling evenementen op enkele punten wordt verruimd en deze verruimingen zijn verlengd tot en met 19 september6. De verruimingen zijn gericht op evenementen die door de in juli en augustus aangekondigde verboden niet door kunnen gaan. Daarbij heeft het kabinet ook een aanvullende tegemoetkoming evenementen (ATE) aangekondigd, om de evenementen die buiten de doelgroep van de garantieregeling vallen tegemoet te kunnen komen in de kosten. Evenementen komen in aanmerking voor deze regeling wanneer ze vergunnings- of meldingsplichtig zijn, de gemaakte kosten uitstegen boven een drempelbedrag van € 2.500, waren voorzien in de periode tussen 10 juli en 20 september 2021 en door de kabinetsbesluiten in juli en augustus zijn verboden of niet langer uitvoerbaar zijn en daarop zijn geannuleerd door de organisator. De invulling van de ATE en de uitvoering ervan worden de komende periode uitgewerkt. Hierover wordt uw Kamer binnenkort geïnformeerd.

Hervatten lopende verplichtingen, aflossing belastingschuld en terugvordering terugbetaling voorschotten steun

Sinds het begin van de crisis hebben 369.000 ondernemers gebruikgemaakt van de mogelijkheid van belastinguitstel, voor een bedrag van € 40,4 miljard. Een groot deel van de belastingschuld is inmiddels weer afgelost (€ 16,6 miljard) of verminderd (€ 4,6 miljard). Per saldo staat op dit moment € 19,2 miljard aan belastinguitstel open en maken 270.000 ondernemers gebruik van de mogelijkheid van belastinguitstel.

Per 1 oktober 2021 zijn ondernemers weer verplicht om hun lopende belastingverplichtingen tijdig te voldoen. Bovendien zal de belastingschuld afgelost moeten worden. Het kabinet wil ondernemers voldoende tijd geven om op te starten nadat de economie van het slot is gegaan. Het kabinet heeft de datum waarop uiterlijk moet worden aangevangen met het aflossen van de opgebouwde belastingschuld uitgesteld naar 1 oktober 2022. Ook heeft het kabinet de aflossingstermijn verlengd naar zestig maanden; dit betekent dat de opgebouwde schuld uiterlijk op 1 oktober 2027 volledig moet zijn afgelost. Om ondernemers tegemoet te komen, gaat de verlengde aflossingstermijn van zestig maanden gelden voor alle schulden van ondernemers die uitstel van betaling vanwege de coronacrisis hebben gekregen, ook als er geen verlengingsverzoek is gedaan. De invorderingsrente, die tot en met het einde van het huidige kalenderjaar 0,01% bedraagt, wordt per 1 januari 2022 vastgesteld op 1%. Op 1 juli 2022 wordt de rente verhoogd naar 2%. Hierna wordt de rente op 1 januari 2023 vastgesteld op 3% en vervolgens wordt vanaf 1 januari 2024 het gebruikelijke tarief van 4% gehanteerd. Al deze maatregelen dragen bij aan het geleidelijk weer terugbetalen van de belastingschuld.

Na vaststelling van het definitieve NOW/TVL-subsidiebedrag over de periode waarop deze betrekking heeft, krijgt elke ondernemer standaard zes weken de tijd om te veel ontvangen subsidie terug te betalen. Mocht dit om wat voor reden dan ook niet lukken, dan kan een ondernemer afspraken maken om te komen tot een terugbetalingsregeling voor meerdere termijnen. UWV en RVO stellen zich hierbij coulant op. De uitvoeringsorganisaties hebben en nemen de ruimte voor maatwerk en bieden termijnen aan tot en met vijf jaar – met een rente van 0% – afgestemd op de situatie van de ondernemer.

Opstarten invordering bij geen uitstel van betaling

De Belastingdienst start in september geleidelijk de invordering voor alle particulieren en ondernemers zonder uitstel van betaling. De beslissing om niet in te vorderen is genomen in het licht van de acute coronacrisis, maar gaat bij een langere voortzetting steeds meer de gezonde dynamiek van de economie hinderen. In september zal de Belastingdienst daarom eerst een brief sturen met informatie over de opgebouwde schulden en met informatie over de mogelijkheden voor uitstel van betaling. Ook wordt waar mogelijk persoonlijk contact gezocht. Pas daarna volgen berichten waar uiteindelijk kosten aan verbonden zijn, zoals een aanmaning en een dwangbevel. De termijn waarbinnen dit plaatsvindt is ruimer dan normaal zodat particulieren en ondernemers meer de tijd hebben om zich hierop voor te bereiden en actie te ondernemen.

Het opstarten van de invordering bij Toeslagen volgt gezien de doelgroep toeslaggerechtigden een apart traject. Daarbij wordt ingezet op een gefaseerde opstart waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende doelgroepen toeslaggerechtigden en de bijbehorende communicatie en dienstverlening. Over dit traject wordt uw Kamer door de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane zo snel mogelijk separaat geïnformeerd.

Overige fiscale coronamaatregelen

Het kabinet continueert vier fiscale coronamaatregelen tot het einde van het vierde kwartaal. Ten eerste zet Nederland om uitvoeringstechnische redenen in op verlenging van de overeenkomsten met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers tot het einde van het vierde kwartaal7. Ten tweede loopt de vrijstelling voor een aantal Duitse netto-uitkeringen door tot het einde van het jaar. Ten derde wordt de onbelaste reiskostenvergoeding voortgezet. Tot slot wordt ook de maatregel met betrekking tot het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters als zij van hun hypotheekverstrekker een hypotheekbetaalpauze krijgen verlengd tot het einde van het jaar. Hierdoor blijven mensen die in het laatste kwartaal van 2021 nog een hypotheekbetaalpauze zijn overeengekomen hun recht op hypotheekrenteaftrek behouden.

Maatregelen bij sanering, bedrijfsbeëindiging en problematische schulden

Het kabinet wil ondernemers ondersteunen die, ondanks de uitgestelde terugbetalingen en langere terugbetalingstermijnen, genoodzaakt zijn hun bedrijf te beëindigen. Het kabinet begrijpt dat een mogelijk faillissement heftige gevolgen heeft voor ondernemers en wil dit zoveel mogelijk voorkomen en ondernemers die achterblijven met problematische schulden bijstaan. Op 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden.8 Deze regeling is onderdeel van de Faillissementswet en kan ondernemers helpen die als gevolg van het coronavirus of de daarmee verband houdende beperkende maatregelen schulden hebben opgelopen om een akkoord met de schuldeisers (en aandeelhouders) tot stand te brengen. Met de regeling worden de schulden gesaneerd en kan een faillissement worden voorkomen.

Het Time Out Arrangement (TOA)-krediet stelt mkb-bedrijven in staat een doorstart vanuit een WHOA-traject te maken. Mkb-bedrijven die beschikken over bedrijfsactiviteiten die voldoende levensvatbaar zijn, vormen de doelgroep van het TOA-krediet. Het TOA-krediet stelt deze bedrijven in staat uitgaven en investeringen ten behoeve van de (her)start van de bedrijfsactiviteiten te doen. Het kabinet heeft € 200 miljoen beschikbaar gesteld voor het TOA-krediet. Per bedrijf kan maximaal € 100.000 aan TOA-krediet door Qredits worden verstrekt. De ondernemers aan wie het krediet wordt verstrekt, krijgen bovendien twaalf maanden gratis coaching bij het (weer) goed op de rails zetten van het bedrijf.

Daarnaast bestaat er een kans dat ondernemers blijven zitten met een restschuld waarvoor zij mogelijk privé aansprakelijk zijn. Ondernemers met problematische schulden kunnen – net als andere mensen met problematische schulden – rekenen op hulp bij schuldhulpverlening. Ondernemers zijn gebaat bij het vroeg aan de bel trekken voor hulp. Het kabinet roept dan ook alle ondernemers die kampen met schulden die hen boven het hoofd groeien op zich te melden bij de schuldhulpverlening van hun gemeente. De gemeenten ontvangen hiervoor extra middelen om de toegang te verbeteren.

Vanuit de intensivering van de armoede- en schuldenaanpak9 zijn diverse projecten gesubsidieerd die zijn gericht op het versterken van hulp aan zelfstandig ondernemers met schulden, zoals het door SZW gesubsidieerde project van VNG Realisatie dat gemeenten ondersteunt op het gebied van communicatie, informatievoorziening en bewustwording in relatie tot het bieden van schuldhulp aan ondernemers en de nationale communicatiecampagne «De eerste stap helpt je verder» die speciaal gericht is op ondernemers. De campagne ging in februari van start en zal ook dit najaar weer zichtbaar zijn. Via deze campagne worden (zelfstandig) ondernemers onder andere naar Geldfit Zakelijk (onderdeel van de Nederlandse Schuldhulp Route) geleid. Geldfit Zakelijk heeft van Ministerie van SZW en het Ministerie van EZK een subsidie ontvangen om het hulpaanbod aan zelfstandig ondernemers te verbreden.

Verder onderzoeken UWV, RVO en Belastingdienst de mogelijkheden om casuïstiek tussen de diensten bespreekbaar te maken. Zie ook paragraaf 5 in deze brief.

Aanvullend sociaal pakket

Met het vorig jaar gepresenteerde aanvullend sociaal pakket10 is voor heel 2021 en gedeeltelijk ook voor 2022 extra geïnvesteerd in infrastructuur en middelen om mensen naar (nieuw) werk te begeleiden, om- en bijscholing te faciliteren en armoede- en schulden te bestrijden. Deze maatregelen zijn bij uitstek bedoeld om de dynamiek van de economie en arbeidsmarkt te herstellen. Het pakket helpt (onder andere kwetsbare) mensen door degenen die in onzekerheid verkeren de zekerheid te bieden van aanspraak op passende begeleiding bij het zoeken naar werk of nieuwe bedrijfsactiviteiten en inkomen. Daarnaast wordt ingezet op het bieden van snelle hulp en ondersteuning aan mensen die vanwege de crisis te maken krijgen met schulden- en armoedeproblematiek. Deze ondersteuning is ingericht middels vier bouwstenen:

  • 1. Intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk/activiteiten

  • 2. Scholing en ontwikkeling

  • 3. Bestrijding van jeugdwerkloosheid

  • 4. Aanpak armoede en schulden

Wanneer de generieke steun afloopt zijn deze maatregelen extra belangrijk om een springplank te bieden aan hen die dat nodig hebben. In mei is uw Kamer over de status van het aanvullend sociaal pakket geïnformeerd in de «7e brief monitoring arbeidsmarkt en beroep steun- en herstelpakket».11 De infrastructuur van de maatregelen die in het kader van het aanvullend sociaal pakket in gang gezet zijn, is nagenoeg volledig opgezet. Daarmee staan de maatregelen klaar voor de geschetste nieuwe fase van de crisis waar we in terecht komen en om die mensen die dit nodig hebben passende hulp te bieden. Onderdeel van de maatregelen zijn de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) die mensen die dat nodig hebben op maat helpen bij het vinden van (nieuw) werk. Deze passende dienstverlening bestaat uit extra begeleiding en waar nodig loopbaanadvies, (om)scholing, scholing via praktijkleren in het mbo en ondersteuning bij schulden- en armoedeproblematiek. Hiermee anticipeert het kabinet op de inherente onzekerheid die mensen kunnen ervaren door het niet verlengen van het generieke steunpakket.

Wel geeft de huidige economische situatie aanleiding om de investering in de re-integratiebudgetten van gemeenten voor de dienstverlening aan bijstandsgerechtigden aan te passen. Voor 2022 was € 140 miljoen gereserveerd met als doel dat gemeenten de hogere instroom in de bijstand zouden kunnen opvangen. Toen het aanvullend sociaal pakket werd aangekondigd in de zomer van 2020, werd er door het CPB voor 2021 een werkloosheid van 6,5% verwacht. Dit was voor het kabinet aanleiding om dienstverlening aan werklozen te intensiveren om deze groei op te kunnen vangen. Inmiddels zijn door de economische ontwikkelingen de verwachtingen voor 2021 en 2022 veel rooskleuriger. Het CPB gaat voor deze jaren in de augustusraming uit van een werkloosheid van respectievelijk 3,4% en 3,6%. Hierbij heeft het CPB al rekening gehouden met het stopzetten van het steunpakket. De verwachting is dus dat door de lagere werkloosheid minder mensen gebruik zullen maken van de dienstverlening door gemeenten en minder mensen de bijstand instromen. De uitgaven aan dienstverlening zijn daarom naar verwachting lager en de raming voor de aanvullende re-integratiemiddelen voor gemeenten worden daarom neerwaarts bijgesteld. Voor 2022 stelt het kabinet van de gereserveerde middelen € 15 miljoen beschikbaar om de hogere instroom in de bijstand op te vangen en additioneel € 45 miljoen om de dienstverlening te intensiveren, in totaal dus € 60 miljoen. Vanzelfsprekend blijft iedereen die recht op bijstand heeft, deze ontvangen, ook als de instroom hoger zou blijken.

De overige gereserveerde middelen voor 2022 voor de bijzondere bijstand (€ 15 miljoen), het gemeentelijk schuldenbeleid (€ 30 miljoen) en de crisisdienstverlening via de RMT’s (€ 75 miljoen) komen daarnaast beschikbaar om het reeds ingezette (gemeentelijke) beleid verder te ondersteunen tot eind 2022. Voor de al ingezette tijdelijke impuls banenafspraak is op een eerder moment € 13 miljoen beschikbaar gesteld voor 2022. Deze middelen worden net als in 2021 bij de uitwerking van de crisisdienstverlening via de RMT’s in 2022 betrokken. Een overzicht is te vinden in de budgettaire tabel aan het einde van deze brief. Alle bovenstaande genoemde middelen zijn tijdelijk van aard en lopen niet langer door na 2022. Het aanvullend sociaal pakket bevat enkele nieuwe manieren om bijvoorbeeld van-werk-naar-werk en scholing te ondersteunen en stimuleren. Om deze reden wordt ingezet op goede monitoring en evaluatie. Er wordt aangestuurd op zoveel mogelijk tussentijdse data en resultaten, zodat deze inzichten als onderbouwing kunnen dienen voor eventueel toekomstig beleid.

Ondersteuning Sociale Werkvoorziening-bedrijven

Omdat Sociale Werkvoorziening (SW)-bedrijven geen aanspraak kunnen maken op de tijdelijke Noodmaatregel Ondersteuning Werkgelegenheid (NOW) is in 2020 besloten tot een tegemoetkoming aan gemeenten voor de loonkosten van SW-personeel van € 140 miljoen. Ook in 2021 is naar verwachting nog sprake van omzetverlies bij SW-bedrijven als gevolg van de coronamaatregelen. Het kabinet heeft daarom besloten € 35 miljoen beschikbaar te stellen voor de periode 1 januari tot 1 juli 2021 en daarnaast wordt een bedrag van € 10 miljoen gereserveerd voor een eventuele aanvullende tegemoetkoming voor de periode 1 juli tot 1 oktober 2021. Het kabinet houdt een vinger aan de pols om te kijken of de financiële situatie n.a.v. de coronamaatregelen aanleiding geeft om ook (een deel van) het bedrag voor het derde kwartaal beschikbaar te stellen. Het bedrag van € 35 miljoen zal worden toegevoegd aan de integratie-uitkering Participatie via een verhoging van de Rijksbijdrage Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in 2021.

Praktijkleren in het MBO

Ter verbetering van de directe en duurzame inzetbaarheid van werkzoekenden en werkenden op de arbeidsmarkt zijn in het aanvullend sociaal pakket middelen opgenomen voor kortdurende bij- en omscholing via praktijkleren in het mbo. Bij praktijkleren wordt werken gecombineerd met het volgen van (een deel van) een mbo-opleiding. Praktijkleren leidt gericht op voor een (deel van een) beroep en draagt zodoende bij aan het omscholingsvraagstuk, dat mede door de coronacrisis is ingegeven. Daarnaast past praktijkleren goed bij mensen die praktisch zijn ingesteld en biedt daarmee ook goede mogelijkheden voor bij- en omscholing van lager-opgeleiden. Dit is juist ook een groep die door de coronacrisis relatief hard geraakt is. Voor de uitvoering is aangesloten bij de regionale mobiliteitsteams. Het later opstarten van de regionale mobiliteitsteams leidt ertoe dat een deel van de middelen die voor 2021 gereserveerd waren dit jaar niet worden uitgegeven. Het kabinet heeft daarom besloten € 22,5 miljoen door te schuiven en beschikbaar te maken voor 2022.

4.2 Ondersteuning bij de overgang naar de nieuwe situatie

Om de her-allocatie van arbeid en inzetbaarheid van personeel te bevorderen, en daarmee werkgevers en werkenden wanneer zij niet langer kunnen rekenen op generieke steun te ondersteunen, neemt het kabinet een aantal aanvullende maatregelen.

Tijdelijke aanpassing van het Bbz in verband met verhoogde instroom

Per 1 oktober wordt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) stopgezet. Dit betekent dat met ingang van 1 oktober 2021 de bijstand aan zelfstandigen waar nodig uitsluitend nog wordt verstrekt op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Vanwege de aard van het Bbz wordt deze voor één kwartaal tijdelijk aangepast. Veel ondernemers die geraakt waren door de coronamaatregelen hebben ondertussen zelfstandig of met hulp van de gemeente hun beroep weer kunnen oppakken, hun bedrijfsmodel aangepast, of werk in loondienst gevonden. Toch wordt per 1 oktober een verhoogde instroom in de bijstand voor zelfstandigen verwacht.

De overgang naar het Bbz vraagt veel van de uitvoeringskracht van gemeenten door de verwachte hogere instroom. Om de overgang voor de uitvoering bij de gemeenten behapbaar te maken, en zelfstandig ondernemers die dat nodig hebben tijdig inkomensondersteuning te kunnen bieden, heeft het kabinet besloten het Bbz tijdelijk (gedurende het vierde kwartaal van 2021) te vereenvoudigen op drie punten:

  • Het buiten toepassing laten van de vermogenstoets.

  • Het mogelijk maken van het aanvragen van de Bbz-uitkering met terugwerkende kracht (max. twee maanden).

  • Het vaststellen van het inkomen en de hoogte van de Bbz-uitkering per kalendermaand (in plaats van per boekjaar) en de directe verstrekking van de Bbz-uitkering om niet (en niet als voorlopige lening).

Met ingang van 1 januari 2022 zal de Bbz weer zonder wijzigingen worden uitgevoerd. Naast de reguliere instrumenten uit de Bbz en de Participatiewet (waaronder inkomensondersteuning) zijn aanvullende ondersteuningsmogelijkheden beschikbaar voor ondernemers die nog hulp nodig hebben in de huidige transitiefase. Gemeenten hebben ondersteuning ontwikkeld in het kader van heroriëntatie op ondernemerschap voor zelfstandig ondernemers. Het gaat hierbij onder andere om coaching, scholing en schuldhulpverlening. Ook kan de dienstverlening van de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) ingezet worden voor de doelgroep zelfstandig ondernemers, onder andere voor het inzetten van scholing. In het geval de ondernemer kiest voor het beëindigen van het bedrijf kunnen RMT’s ook begeleiden naar werk in loondienst. De afgelopen periode heeft de uitvoeringskracht van gemeenten onder grote druk gestaan en ook na 1 oktober zal er veel van hen gevraagd worden. Het kabinet is de gemeenten en betrokken instanties zeer erkentelijk voor alle inspanningen en hulp die zij leveren om deze groep te begeleiden naar nieuw of ander werk.

Regeling omscholing krapteberoepen

Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 6 juli jl.12, zal de subsidieregeling omscholing naar kansrijke beroepen in de ICT en techniek 1 september worden opengesteld. Deze regeling stimuleert werkgevers om mensen uit andere beroepen aan te nemen en om te scholen naar de techniek of ICT. Voor de openstelling vanaf 1 september is een bedrag van € 37,5 miljoen (inclusief uitvoeringskosten) gereserveerd. De regeling bevordert (intersectorale) mobiliteit op de arbeidsmarkt en draagt zo bij aan het voorkomen van (verdere) arbeidsmarktkrapte in kansrijke beroepen die essentieel zijn voor de uitvoering van belangrijke maatschappelijke transities als de klimaat- en energietransitie, het woningtekort en digitalisering. Ook helpt het werklozen of werkenden die hun baan (dreigen te) verliezen aan een duurzaam arbeidsmarktperspectief. Het kabinet vindt het belangrijk om in te zetten op het bevorderen van de dynamiek van de arbeidsmarkt en het aanpassingsvermogen van de economie. Daarom beoogt het kabinet de regeling voor 2022 uit te breiden en opnieuw open te stellen. Het kabinet reserveert hiervoor € 40 miljoen aanvullend op de eerdere openstelling (inclusief uitvoeringskosten). Met dit bedrag kunnen nog eens 10.000 mensen structureel worden omgeschoold naar een kansrijk beroep. In deze aanvullende openstelling wordt de afbakening van beroepen mogelijk veranderd. Het kabinet zal monitoren hoe de regeling komend najaar wordt benut en wat lessen van de eerste openstelling zijn, en zal de inzet en uitvoering hier zodoende goed op afstemmen.

Versterken eigen vermogen

Op 8 juli jl. is het advies op hoofdlijnen van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap ontvangen, waarin door het Comité een aantal knelpunten is gesignaleerd in het financieringslandschap. Het mkb verkrijgt volgens het Comité lastig financiering voor investeringen die bijdragen aan de productiviteit. Het Comité stelt daarom voor een fonds op te richten dat bijdraagt aan de versterking van het eigen vermogen zodat het mkb kan investeren in groei. Het Comité werkt dit advies momenteel verder uit. Na ontvangst van het definitieve advies zal het kabinet met een reactie komen. De beschikbaarheid van voldoende achtergesteld vermogen blijft een punt van aandacht.

Werktijdverkorting (WTV)

De WTV is vanwege de invoering van de NOW ten tijde van de coronapandemie buiten werking gesteld. Het kabinet is voornemens de WTV opnieuw open te stellen, wanneer de NOW per 1 oktober afloopt. De WTV biedt ondersteuning aan werkgevers die door een niet tot het ondernemingsrisico behorende buitengewone omstandigheid getroffen worden. De geherintroduceerde WTV is nadrukkelijk niet bestemd voor corona-gerelateerde omstandigheden. De WTV heeft namelijk betrekking op kortdurende, buitengewone omstandigheden. Verder is het, zoals eerder toegelicht, van belang dat bedrijven en werkenden zich aanpassen aan de nieuwe omstandigheden.

Nachtclubs en discotheken

Op 13 augustus 2021 heeft het kabinet het voornemen bekend gemaakt alle sectoren in beginsel te heropenen, met uitzondering van de nachtclubs en discotheken die tot 1 november 2021 op last van de overheid gesloten blijven. Het kabinet realiseert zich dat dit voor de ondernemers in deze branche een bittere pil is. Veel discotheken hadden de hoop snel weer open te kunnen en zagen ernaar uit weer als vanouds omzet te kunnen gaan draaien. Om behoedzaam tot een volledige heropening van de samenleving en economie te komen, acht het kabinet het voorlopig echter noodzakelijk deze sector gesloten te houden. De nachtclubs en discotheken hebben hierdoor te maken met een uitzonderlijke situatie, waarmee andere sectoren niet worden geconfronteerd. Indien de discotheken en nachtclubs na 1 oktober nog gesloten blijven, is reeds aangekondigd dat hiervoor een gerichte compensatieregeling wordt georganiseerd. Het kabinet is bezig met de uitwerking daarvan en is met de sector en alle betrokkenen in gesprek. Hierbij speelt het lastige vraagstuk om te komen tot een passende afbakening voor steun aan nachtclubs en discotheken die gesloten moeten blijven. De uitvoering van een dergelijke gerichte regeling is zeer complex en vraagt veel van de uitvoeringsorganisaties. Daarom wordt scherp gekeken naar wat uitvoeringstechnisch en juridisch mogelijk is.

4.3 Caribisch Nederland

Het uitgangspunt blijft dat voor Caribisch Nederland een vergelijkbare benadering wordt gekozen als voor Europees Nederland, rekening houdend met de lokale situatie. Daarbij geldt voor Caribisch Nederland dat niet alleen de epidemiologische situatie van belang is, maar ook de specifieke sociaaleconomische context van de eilanden, in het bijzonder de afhankelijkheid van de toeristische sector.

Dit uitgangspunt betekent ten eerste dat de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomstenverlies CN en de subsidieregeling Tegemoetkoming Vaste Lasten BES vooralsnog net als Europees Nederland niet worden voortgezet in het vierde kwartaal van 2021. Het kabinet neemt dit besluit op basis van de huidige epidemiologische en economische situatie in Caribisch Nederland, die geen aanleiding geven om op dit moment tot een ander besluit te komen dan in Europees Nederland.

Om de overgang naar een situatie zonder subsidie van rijkswege soepel te laten verlopen, continueert het kabinet ten tweede de tijdelijke middelen voor aanvullend eilandelijk beleid via de vrije uitkering. De openbare lichamen zijn op eilandelijk niveau het beste in staat om te bepalen welk maatwerk in deze overgangssituatie nodig is. Omdat er rekening mee moet worden gehouden dat de situatie bij het aflopen van de huidige maatregelen niet al binnen alle sectoren in een keer «normaal» is, worden de middelen voor aanvullend beleid verhoogd ten opzichte van het derde kwartaal van 2021. Voor het vierde kwartaal is een incidenteel bedrag van € 1 miljoen beschikbaar. In beginsel geldt hiervoor de reguliere verdeelsleutel tussen de drie openbare lichamen, maar indien de epidemiologische of sociaaleconomische context hiertoe aanleiding geeft kan hiervan worden afgeweken.

Het kabinet blijft – in samenspraak met de openbare lichamen – de situatie op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba nauwlettend monitoren. Mochten de lokale omstandigheden aanleiding geven om tot een afwijkend besluit te komen, dan geldt hiervoor een separaat besluitvormingstraject en wordt uw Kamer hierover door middel van een aparte brief geïnformeerd.

5. Beantwoording moties Kamerdebat 2 juni jl.

Hieronder wordt omschreven hoe het kabinet omgaat met diverse moties die in het Kamerdebat over het steunpakket in het derde kwartaal van 2 juni jl. zijn aangenomen, te weten de motie van het lid Aartsen (Kamerstuk 35 420, nr. 285) over een ambtenarenteam met mandaat voor terugbetalingen, de motie van de leden Romke de Jong en Aartsen (Kamerstuk 35 420, nr. 287) over een stoppersregeling voor ondernemers die hun bedrijf willen beëindigen, de motie van de leden Stoffer en Van Haga (Kamerstuk 35 420, nr. 291) over gezamenlijke afspraken om de afbetaling van schulden te vereenvoudigen en de motie van de leden Van Baarle en Aartsen (Kamerstuk 35 420, nr. 299) over onderzoek naar de solvabiliteitspositie van bedrijven.

Tijdens de crisis hebben veel ondernemers baat gehad bij de NOW- en TVL-subsidies en het uitstellen van de verplichtingen tot het betalen van belastingen. Nu de fase is aangebroken waarin de economie op eigen benen kan staan en de mogelijke terugbetalingen zijn gestart, kan het veelvoud aan vaststellingen en uitgestelde verplichtingen leiden tot onduidelijkheid en/of zorgen bij ondernemers. Uw Kamer heeft ook aandacht gevraagd voor deze situatie. In het debat over het economisch steunpakket van 2 juni jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 83, items 2 en 6) is een motie van het lid Aartsen13 aangenomen (Handelingen II 2020/21, nr. 85, item 18) om te bezien hoe in de uitvoering een ambtenarenteam met mandaat voor terugbetaling als een centraal aanspreekpunt kan fungeren voor ondernemers met terugbetalingsproblemen.

Het kabinet heeft deze motie van het lid Aartsen afgelopen maanden met ernst opgepakt. Met de uitvoeringsorganisaties RVO, UWV en de Belastingdienst, en de ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn meerdere, concrete initiatieven en acties opgestart. Het doel daarbij is voor ondernemers zowel informatie als een aanspreekpunt centraal te organiseren, signalen tussen uitvoeringsorganisaties over problemen met terugvorderingen vroegtijdig te kunnen delen en naast terugvorderingen van steun en belastingschulden daarbij ook oog te hebben voor private schuldeisers. Hieronder worden eerst deze drie trajecten toegelicht die gezamenlijk de afhandeling van schulden fundamenteel moeten verbeteren.

Informatiepunt KVK

Het is voor ondernemers prettig om een centraal aanspreekpunt te hebben bij vragen over terugbetalingen van steun of belastingschulden. Voor specifieke vragen en advies over de impact van (corona)maatregelen op het bedrijf, kunnen ondernemers daarom terecht bij Kamer Van Koophandel (KVK). Het KVK Adviesteam staat paraat voor persoonlijk advies voor ondernemers wiens bedrijf is getroffen door corona en die gebruik hebben gemaakt van de steunmaatregelen. Zij kunnen daarbij voor één antwoord vanuit de overheid vanaf eind september tevens terecht op het Digitale Ondernemersplein. Op het Digitaal Ondernemersplein wordt een specifiek dossier door KVK gemaakt waar ondernemers alle relevante informatie over de regelingen kunnen vinden, inclusief alle relevante (betaal)data, checklijsten en stappenplannen. Op dit moment wordt het dossier voorbereid met de partners van het Digitaal Ondernemersplein, zoals de Belastingdienst en RVO.

Intern casuïstiekoverleg tussen RVO, UWV en de Belastingdienst

De verschillende uitvoeringsorganisaties kunnen signalen ontvangen wanneer ondernemers in problemen komen door terugvorderingen. Door organisatie-overstijgend te overleggen over deze casuïstiek, kan de ondernemer mogelijk een gezamenlijke oplossing geboden worden. Op dit moment worden mogelijkheden voor een dergelijk casuïstiekoverleg tussen UWV, RVO en de Belastingdienst uitgewerkt. Overleg in dit grotere verband vindt plaats op initiatief van één van de uitvoeringsorganisaties, maar nadat dit is besproken met de ondernemer en deze daar toestemming voor heeft gegeven. Bij het verkennen van mogelijkheden voor een dergelijk overleg wordt naar de relevante privacywetgeving gekeken, waarbij in het geval van juridische bezwaren opties worden verkend om een dergelijk overleg toch mogelijk te maken.

Procesafspraken met private schuldeisers

Naast terugbetalingen van te veel ontvangen steun en belastingschulden kennen ondernemers ook private schulden. Om invulling te geven aan de motie van de leden Stoffer en Van Haga (Kamerstuk 35 420, nr. 291) verkent de Belastingdienst met belangrijke private schuldeisers de mogelijkheden om schuldhulp- en herstructureringstrajecten voor bedrijven effectiever en efficiënter te maken. Daarbij wordt enerzijds gekeken of aanvullende schuldhulpinstrumenten nodig en mogelijk zijn. Anderzijds wordt gekeken naar mogelijkheden om efficiencywinst en snelheid in het proces te bereiken. Gestreefd wordt met private schuldeisers procesafspraken voor de korte termijn te maken en de ontwikkelingen de komende periode te blijven volgen.

Brede aanpak corona gerelateerde bedrijfsbeëindiging

In de Kamerbrief van 27 mei jl.14 is de brede aanpak bedrijfsbeëindiging aangekondigd. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoekt mede naar aanleiding van de aankondiging in de Kamerbrief en de motie van de leden de Jong en Aartsen15 de mogelijkheden voor instrumenten in een brede aanpak corona gerelateerde bedrijfsbeëindiging die ondernemers ondersteunt om op een gecontroleerde wijze hun bedrijf te beëindigen. Uw Kamer zal over de voortgang in het najaar worden geïnformeerd.

Het kabinet voorziet daarnaast dat mede als gevolg van het coronavirus, de daarmee verband houdende beperkende maatregelen of door verder opgelopen schulden en uitgestelde faillissementen, een toenemend aantal ondernemers wil stoppen met de bedrijfswerkzaamheden. Vooralsnog is het aantal aanvragen onder de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) en voor faillissementen zeer laag. De verwachting is dat bij het aflopen van het steunpakket na het derde kwartaal een deel van de ondernemers geen toekomst meer ziet voor de bedrijfsactiviteiten en hun bedrijf wil beëindigen. Tot nu toe is er volgens de rechtspraak en advocatuur voldoende capaciteit voor WHOA-aanvragen beschikbaar. Daarnaast werkt het kabinet aan een verkenning om op een goede en efficiënte manier de werkzaamheden zo te beëindigen dat de ondernemer zowel privé als zakelijk verder kan. De extra maatregelen die daarbij getroffen zullen worden, zullen tijdelijk zijn. Bij deze mogelijkheden wordt ook gekeken naar een tijdelijke subsidie voor de proceskosten voor de WHOA en faillissementen. Voor de turboliquidatie is voor het zomerreces een wetswijziging voor internetconsultatie aangeboden. Deze zal naar verwachting dit jaar nog aan uw Kamer worden aangeboden voor behandeling. Over het verdere verloop van deze trajecten zal uw Kamer nader worden geïnformeerd.

Solvabiliteitspositie

In het licht van de motie van de leden Van Baarle en Aartsen (Kamerstuk 35 420, nr. 299) kan worden gesteld dat zicht krijgen op de huidige financiële positie van het bedrijfsleven een uitdaging is.16 De voornaamste oorzaak hiervoor is het gebrek aan gedetailleerde data van de balansposities van bedrijven. Het bestuur van een vennootschap heeft maximaal tien maanden om na sluiting van het boekjaar de jaarrekening op te stellen, waarna de aandeelhouders twee maanden hebben om deze vast te stellen. Dit zorgt ervoor dat een gedegen inzicht in de financiële gevolgen van de coronacrisis voor deze bedrijven vermoedelijk pas mogelijk is begin 2022. Voor andere rechtsvormen zoals vof’s (vennootschap onder firma) of eenmanszaken (gebruikelijke rechtsvorm voor zelfstandigen) is het in het geheel niet verplicht om een jaarrekening op te stellen. Het is voor deze bedrijven ook vaak lastig om goed zicht te hebben op hun eigen solvabiliteitspositie.

Wel zijn schattingen mogelijk van de ontwikkeling van de financiële posities van het bedrijfsleven. Zo hebben het Centraal Planbureau17 (CPB) en De Nederlandsche Bank18 (DNB) modelmatig de ontwikkeling van de solvabiliteitspositie van het mkb in 2020 geschat. De moeilijkheid van het verkrijgen van inzicht in de financiële positie van het bedrijfsleven wordt onderstreept door de uiteenlopende schattingen van beide instellingen. Uit beide studies volgt wel een gedeeld beeld dat het aantal bedrijven met een risicovolle solvabiliteitspositie (gedefinieerd als bedrijven met een negatief eigen vermogen) in 2020 slechts beperkt is toegenomen. Het CPB schat deze toename op zo’n 0,2 procentpunt en DNB op zo’n 2 procentpunt. Deze beperkte toename komt doordat de steunmaatregelen het aantal bedrijven met een kwetsbare solvabiliteitspositie sterk heeft begrensd. Daarnaast is het Nederlandse bedrijfsleven over het algemeen financieel gezond de coronacrisis ingegaan.

Deze resultaten moeten echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Veel is nog niet duidelijk. Zo heeft een deel van de ondernemers ingeteerd op hun persoonlijk vermogen of staan er bijvoorbeeld nog schulden open bij leveranciers. Ook zijn er grote verschillen tussen sectoren. Bedrijfstakken met een relatief sterke stijging van het percentage bedrijven met een negatief eigen vermogen zijn: de reisbemiddeling (CPB: 18 procentpunten, DNB: 29 procentpunten), eet- en drinkgelegenheden (CPB: 4 procentpunten, DNB: 18 procentpunten), sport en recreatie (CPB: 2 procentpunten, DNB: 8 procentpunten) en logies (CPB: 2 procentpunten, DNB: 9 procentpunten). Hoewel de bedrijfstakken die het hardst geraakt zijn door de coronacrisis grotendeels overeenkomen in de twee studies, komt de mate waarin deze zijn geraakt minder goed overeen. Dit heeft te maken met verschillen in methodiek, data, alsmede de gemaakte aannames.

Hoewel de analyses van het CPB en DNB waardevolle inzichten verschaffen, kennen ze ook een aantal beperkingen. Zo beschouwen ze de periode tot en met december 2020. Sindsdien zijn additionele contactbeperkende maatregelen afgekondigd en ook weer afgebouwd. Daarnaast worden, door de eerder genoemde databeperkingen, enkel vennootschappen meegenomen in de analyse. Hierdoor ontbreken bijvoorbeeld een aanzienlijk deel van de horecabedrijven en vrijwel alle «zzp’ers», omdat deze vaak als rechtsvorm eenmanszaak hebben. Ook ontbreken gegevens over kosten die bedrijven gemaakt hebben, waardoor deze geschat moesten worden. De uitkomsten van deze analyses kunnen dan ook niet geïnterpreteerd worden als een schatting voor mogelijke faillissementen in de toekomst.

Het beeld dat het aantal bedrijven met een risicovolle solvabiliteitspositie slechts beperkt is toegenomen strookt met de algemeen positieve stemming onder ondernemers, zoals blijkt uit de Conjunctuurenquête Nederland (COEN) van het CBS19. Het ondernemersvertrouwen nam aan het begin van het derde kwartaal van 2021 verder toe en bereikte het hoogste niveau sinds het begin van de meting in 2008. Ondernemers oordeelden positiever over zowel de resultaten in het tweede kwartaal als het aankomende kwartaal. Binnen vrijwel alle bedrijfstakken nam het ondernemersvertrouwen toe en waren ondernemers positief gestemd. Het vertrouwen nam binnen de horeca het meest toe.

Daarnaast blijkt uit COEN dat, sinds de start van de coronacrisis tot mei 2021, verreweg de meeste bedrijven geen behoefte hadden om vanwege de coronacrisis extern vermogen aan te trekken om aan de betalingsverplichtingen te doen20. In overeenstemming met de analyses van het CPB en DNB blijkt ook hieruit dat de verschillen per sector desalniettemin groot zijn. De behoefte aan extern vermogen om aan betalingsverplichtingen te voldoen was vooral groot in de horeca (39 procent), cultuur, sport en recreatie (zo’n 32 procent), vervoer en opslag (zo’n 23 procent) en overige dienstverlening (zo’n 21 procent). Dit zijn ook de sectoren die relatief gezien het meest beroep hebben gedaan op uitstel van belasting. Dit is respectievelijk 37,5 procent, 25,9 procent, 19,6 procent en 21 procent. Daarnaast geeft 22 procent van de ondervraagde horecazaken aan dat de schuldenlast hoger is dan voor de coronacrisis en problematisch is voor het bedrijf.21

6. Budgettaire aspecten

De budgettaire gevolgen van deze maatregelen worden voor het budget in 2021 in een incidentele suppletoire begroting aan u voorgelegd en voor het budget in 2022 in de ontwerpbegrotingen 2022. Normaliter wordt nieuw beleid pas in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Het is niet in het belang van het Rijk om uitvoering van het beleid dat ten grondslag ligt aan de begrotingswetten uit te stellen. De meeste uitgaven en verplichtingen zijn gepland vanaf de start van het vierde kwartaal. In geval het kabinet al verplichtingen aangaat en uitgaven doet voor het moment van de autorisatie door de Staten-Generaal, dan beroept het kabinet zich op artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

in miljoenen euro's (plus is saldo-verslechterend)

2021

2022

Nieuwe uitgaven

   

SW-bedrijven

35

 

Tijdelijke transitie Bbz in Q4 2021

221

 

Regeling Omscholing naar krapteberoepen

 

40

Kasschuif praktijkleren in het MBO

– 22,5

22,5

Eilandelijke middelen Caribisch Nederland

1

 
     

Overhevelingen vanaf de Aanvullende Post

   

Bijzondere bijstand

 

15

Gemeentelijk schuldenbeleid

 

30

Crisisdienstverlening via regionale mobiliteitsteams

 

75

Re-integratiebudget bijstand gemeenten

 

60

     

Subtotaal uitgaven

35,5

242,5

     

Inkomsten

   

Fiscale maatregelen

   

Akkoord met Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers

   

Vrijstelling voor aantal Duitse netto-uitkering

   

Het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters als zij van hun hypotheekverstrekker een hypotheek-betaalpauze krijgen

10

– 10

Onbelaste vaste reiskostenvergoeding

– 25

 
     

Subtotaal inkomsten

– 15

– 10

     

Totaal uitgaven en inkomsten

20,5

232,5

X Noot
1

Deze uitgaven zijn het gevolg van de inhoudelijke wijzigingen aan de Bbz in Q4 2021 (gebruiken maandsystematiek i.p.v. jaarsystematiek). Er wordt tevens een hogere instroom in de Bbz verwacht in 2021 en 2022. Deze bijstellingen worden in een incidentele suppletoire begroting voor 2021 en in de begroting 2022 opgenomen.

7. Tot slot

Het kabinet heeft het afgelopen jaar uitzonderlijke maatregelen ingezet om de Nederlandse economie te ondersteunen. Dat is succesvol geweest: er zijn veel banen behouden, bedrijven gered en mensen geholpen die door corona hun inkomen zagen wegvallen. De uitvoeringsorganisaties en medeoverheden hebben een cruciale rol gespeeld om dit mogelijk te maken. De nieuwe situatie betekent niet dat het coronavirus is verdwenen. Het is onzeker hoe corona zich ontwikkelt en welke gevolgen dit kan hebben. Het kabinet houdt dan ook een vinger aan de pols ten aanzien van de epidemiologische situatie. Tegelijkertijd staat de economie er goed voor en zijn ook de prognoses goed. De nieuwe situatie waarin de Nederlandse economie en het coronavirus zijn beland, vragen om aanpassing van het steun- en herstelpakket. Om de gezonde economische dynamiek ruimte te geven wordt het generieke steunpakket beëindigd en wordt de transitie naar een aanpassingsgerichte economie ingezet. Gezien de arbeidsmarktkrapte is iedereen nodig; dit benadrukt het belang van het door het kabinet ingezette beleid gericht op heroriëntatie, en begeleiding naar nieuw of ander werk. Het kabinet realiseert zich dat de komende periode, ondanks de gunstige economische vooruitzichten, voor bepaalde bedrijven moeilijk kan blijven. Om de overgang naar de nieuwe situatie te bevorderen, ondersteunt het kabinet mensen en bedrijven met flankerend beleid. Het kabinet is de uitvoeringsorganisaties en medeoverheden wederom zeer erkentelijk voor hun buitengewone inzet.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
4

Kamerstuk 35 420, nr.314

X Noot
5

Kamerstuk 35 420, nr.134

X Noot
6

Kamerstuk 35 420, nr. 354

X Noot
7

Voor de verlenging van deze maatregelen zullen wij in overleg treden met België en Duitsland.

X Noot
8

Wet van 7 oktober 2020 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid tot homologatie van een onderhands akkoord (Wet homologatie onderhands akkoord), Stb. 2020, nr. 414.

X Noot
9

Kamerstuk 24 515, nr.600

X Noot
10

Kamerstuk 35 420, nr.134

X Noot
11

Kamerstuk 35 420, nr. 278

X Noot
12

Kamerstuk 32 637, nr. 469

X Noot
13

Kamerstuk 35 420, nr. 285

X Noot
14

Kamerstuk 35 420, nr. 314

X Noot
15

Kamerstuk 35 420, nr. 287

X Noot
16

Om de financiële positie van ondernemingen te meten wordt gebruikgemaakt van de solvabiliteitsratio. Deze indicator kan worden uitgedrukt als het aandeel van het eigen vermogen in het balanstotaal en geeft een indicatie van de mate waarin ondernemingen in staat zijn te voldoen aan verplichtingen op langere termijn. Een hogere solvabiliteit duidt erop dat de kans dat de leningen kunnen worden terugbetaald groter is en duidt daarmee op een financieel gezonder bedrijf, waardoor het voor investeerders en kredietverstrekkers aantrekkelijker is om geld in het bedrijf te steken. De solvabiliteitspositie zegt daarmee iets over de levensvatbaarheid van het bedrijf, hetgeen het begrijpelijk maakt dat hier, sinds het begin van de crisis, veel aandacht voor is geweest.

Naar boven