Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2021
De inwoners van Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben sinds COVID-19 en het daardoor
weggevallen toerisme te maken met grote uitdagingen. De armoedeproblematiek is op
de eilanden sterk toegenomen. Op dit moment worden in totaal ongeveer 80.000 mensen
geholpen met voedselhulp die door Nederland mogelijk wordt gemaakt.
Het uitgangspunt van het kabinet is steeds geweest dat Nederland de meest kwetsbare
mensen niet in de kou laat staan. Om die reden is er sinds mei 2020 financiering beschikbaar
gesteld voor voedselhulp: € 16,5 mln. voor de periode mei tot half september 20201 en € 25,2 mln. voor de periode half september tot december 20202. Dit bleek voldoende om het programma op Curaçao tot 1 mei 2021 uit te voeren en
op Aruba en Sint Maarten tot 1 februari jl. Voor Aruba en Sint Maarten is aanvullend
€ 14,9 mln. beschikbaar gesteld voor de periode februari tot mei 20213.
Het is van groot belang dat het voedselhulpprogramma ook komende periode wordt voortgezet.
Het kabinet heeft daarom besloten € 15,2 mln. beschikbaar te stellen om het voedselhulpprogramma
op Aruba, Curaçao en Sint Maarten voort te zetten tot en met juni 2021.
Op dit moment coördineert het Rode Kruis het voedselhulpprogramma. Er wordt hard gewerkt
aan de transitie van de voedselhulp naar een meer langdurige inbedding van het programma
bij de lokale overheden. Dit geldt zowel voor de voedselhulp aan de ingezetenen als
voor de voedselhulp aan de ongedocumenteerden. Voor de laatste doelgroep wordt door
de landen inzet van een NGO beoogd. Het streven is de transitie gerealiseerd te hebben
per 1 mei 2021 op Curaçao en Sint Maarten en per 1 juli 2021 op Aruba. Na de eerste
transitie in mei zal snel meer duidelijk worden over het vervolg van het voedselhulpprogramma.
Uw Kamer wordt daar op dat moment over geïnformeerd.
Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet
heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze spoedeisende maatregel
die in het belang van het Rijk is, niet kan wachten tot formele autorisatie van beide
Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregel starten.
Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops