Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35300-XV nr. 90 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35300-XV nr. 90 |
Vastgesteld 20 december 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 18 november 2019 overleg gevoerd met de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over:
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020 (Kamerstuk 35 300 XV);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 21 oktober 2019 inzake aanbieding onderzoek (non-)bereik VVE inburgeraars (Kamerstuk 32 824, nr. 284);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 november 2019 inzake stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstuk 30 012, nr. 123);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 november 2019 inzake inburgering Turkse asielstatushouders (Kamerstuk 32 824, nr. 288);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 november 2019 inzake rapport «Turkse Nederlanders en hun binding met Nederland» (Kamerstuk 32 824, nr. 286);
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 13 november 2019 inzake periodieke uitvoeringsbrief inburgering (Kamerstuk 32 824, nr. 289).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Rog
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Gijs van Dijk
Griffier: Kraaijenoord
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Becker, Van den Berge, Gijs van Dijk, Jasper van Dijk, De Graaf, Kuzu, Paternotte, Peters en Slootweg,
en de heer Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Aanvang 16.02 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Hierbij heet ik u van harte welkom bij de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waar we vandaag het wetgevingsoverleg op de rol hebben staan voor het onderdeel Integratie en maatschappelijke samenhang, beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2020. Ik heet de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hartelijk welkom, de collega-Kamerleden en ook alle mensen die aanwezig zijn in de zaal of op een andere manier het debat volgen.
Bij een wetgevingsoverleg gelden er geen maximumspreektijden, maar om het overleg binnen drie uur af te ronden – het staat gepland tot 19.00 uur – zijn er wel indicatiespreektijden met de leden gecommuniceerd en ook vastgelegd in de procedurevergadering. Ik doe een beroep op de leden om zich hieraan te houden en hun betoog wellicht nog wat in te dikken, want we hebben een hoop onderwerpen. We hebben ook een Minister die daar nog op moet antwoorden. Ik heb de Minister vooraf hetzelfde verzoek gedaan. Hij heeft gezegd dat hij zich daaraan gaat houden, althans dat gaat hij proberen.
Ik wil voorstellen voor de eerste termijn van de Kamer twee keer twee interrupties te hanteren en ik vraag u, die interrupties ook kort te houden. Aangezien dit een wetgevingsoverleg is, kunnen leden desgewenst moties indienen in de tweede termijn. Bij een wetgevingsoverleg hanteren we de begrotingsvolgorde. Daarmee is de heer De Graaf van de PVV als eerste aan de beurt.
De heer De Graaf (PVV):
Dank u wel, voorzitter, voor deze uitgebreide inleiding, ook voor de kijkers thuis en de mensen hier aanwezig, zodat iedereen helemaal doorheeft hoe het loopt. Dit wetgevingsoverleg (WGO) is onderdeel van de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mede de reden waarom ik, omdat ik één overleg niet genoeg acht – er is zo veel te bespreken, zoals de voorzitter al zei – dat ik er volgende week ook zal zijn bij de begroting van SZW in de plenaire zaal.
Voorzitter. De integratie die wij op dit moment kunnen waarnemen, zien we vooral in groepen van islamieten, mohammedanen. Waar deze groepen vroeger veelal gescheiden leefden, zien wij nu dat bijvoorbeeld Turken en Marokkanen ook gezamenlijk moskeeën opzoeken. Dat hadden we tien jaar geleden niet kunnen bevroeden. Ik wil de Minister feliciteren met zijn integratieresultaat op dit punt. Dat was cynisch.
Zijn die groepen dan ook beter aangesloten bij de Nederlandse maatschappij? Dat is de vraag. Daarop is het antwoord helaas ontkennend. Het Sociaal en Cultureel Planbureau liet ons vorig jaar al zien dat mohammedanen steeds beter samenhangen en goed voor elkaar zorgen, maar dat de kring niet of slechts een klein beetje wordt geopend voor mensen die geen mohammedanen zijn. Wil een westerling met al zijn goede wil proberen die kring te openen, dan is dat moeilijk. De enige manier is meestal eigenlijk bekering tot de islam, al helemaal als je met een moslim of moslima wilt trouwen. Er vindt dus op dat gebied wel wat integratie plaats, maar de sharia is dan leidend en niet de Nederlandse cultuur. Dat is kassa voor Allah.
Een klein deel met een islamitische achtergrond integreert wel goed en de eerste stap die de meesten daarbij hebben gezet, is heel waardevol en heel gedurfd: afstand nemen van de islam. Deze mensen hebben vaak relaties met originele Nederlanders, zegt het SCP, en heel veel vaker betaald werk dan de meeste Turken, Marokkanen, Somaliërs, Afghanen en anderen van de islamitische kunne. Ik ken enkele islamverlaters persoonlijk. Wat was het voor hen moeilijk om los te komen uit de oude verbanden, en wat hebben zij er vreselijk de pest in dat de poorten van ons land nog steeds openstaan voor massa's immigranten uit islamitische landen! Niet omdat ze de anderen het succes van het leven in Nederland niet gunnen. Nee, eerder omdat ze weten dat het aanhangen van de islam een belemmering is voor het leveren van een waardevolle bijdrage aan de Nederlandse maatschappij.
Natuurlijk, iedereen heeft voorbeelden in de trant van: die doet het goed en die doet het ook goed. Dat weten we allemaal, maar dat zijn de uitzonderingen. Het is namelijk de minderheid die het heel goed doet. Ze verdienen ook geen extra schouderklopje, want Nederlands spreken, een opleiding volgen, werken en belasting betalen is normaal en dat behoeft geen bos bloemen of een veer in de bips.
De voorzitter:
Meneer De Graaf, u heeft een interruptie van de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
De PVV verwijst naar het Sociaal en Cultureel Planbureau, op zich interessant, maar dan weet de PVV ongetwijfeld ook dat het Sociaal en Cultureel Planbureau net voor de zomer, in juni, een rapport heeft gepubliceerd, waaruit blijkt dat drie kwart van de Nederlanders zich zorgen maakt over toenemende polarisatie in dit land. Dan vraag ik mij toch af waarom de PVV daar nu in dit debat aan bijdraagt, door alle moslims op één hoop te gooien en door termen te gebruiken die misschien voor een deel van de islamitische gemeenschap gelden, maar zeker niet voor al die 100.000 moslims in Nederland. Ik ben benieuwd hoe de heer De Graaf daartegen aankijkt.
De voorzitter:
De heer De Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
Het zijn er geen 100.000, maar minimaal 1 miljoen. Maar voorzitter, «bijdragen aan de polarisatie» ... Polarisatie is het verschillen van mening en dat u die meningen tegenover elkaar mag zetten, is de basis van een democratie. GroenLinks wil dus geen polarisatie, maar wil dat iedereen hetzelfde denkt en dat iedereen in hetzelfde straatje loopt. Dan krijg je een polonaise in plaats van een debat dat is nooit goed voor een levendige democratie. Dat is niet handig. Het SCP heeft dat vlak voor de zomer inderdaad gezegd, maar ze hebben daar ook bij aangetekend dat het maar kleine groepen zijn die de polarisatie werkelijk vormen. De PVV doet bijvoorbeeld mee aan het maatschappelijk debat. Dat wordt door velen gezien als polarisatie. Nou, prima. Welkom. Koop een taart en vier het. Daarnaast zien we, hartstikke actueel, natuurlijk wel zorgelijke zaken rondom bijvoorbeeld Kick Out Zwarte Piet. Dat is ook een kleine groep. De PVV is wat groter dan Kick Out Zwarte Piet. Die bestaat geloof ik uit twaalf mensen die een omgeving ronselen om mee te doen aan demonstraties om ons cultureel erfgoed af te pakken met Zwarte Piet voorop. Geef ze geen vinger, want dan krijgen ze straks een hele hand en dan is kerst ook aan de beurt. Er zijn dus veel mensen die zich zorgen maken om de polarisatie, maar slechts kleine groepen nemen eraan deel, zegt het SCP.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
GroenLinks gelooft inderdaad in dialoog en verbinden. Wat de heer De Graaf nu hier doet – hij lijkt er nog trots op te zijn ook – is de polarisatie, waar driekwart van de Nederlanders zich zorgen over maakt, vergroten. Kick Out Zwarte Piet, waar de heer De Graaf het over heeft, had een week geleden een vreedzaam congres en toen zijn ze aangevallen met vuurwerk en zijn ze geïntimideerd. Dan zou het de heer De Graaf sieren als hij zou zeggen: dat vind ik ook niet oké; laten we het gesprek aangaan, niet polariseren en geen olie op het vuur gooien.
De heer De Graaf (PVV):
GroenLinks is voorstander van een dialoog. Dialoog is nou eenmaal een onderdeel van polarisatie en andersom. Ik kan geen dialoog met een ander voeren zonder van mening met diegene te verschillen. Wat voor dialoog heb je als je van mening verschilt? GroenLinks doet hier aan begripsvervaging. «Dialoog» klinkt dan heel nobel en «polarisatie» klinkt dan heel lelijk, maar daarmee verhult GroenLinks natuurlijk dat ze het liefste zien dat iedereen hetzelfde denkt als GroenLinks en iedereen dadelijk 80 gaat rijden, of 40 of helemaal geen auto meer rijdt, om maar eens een voorbeeld uit een andere portefeuille erbij te trekken. Dat heeft natuurlijk geen zin. Je komt alleen maar verder als je inderdaad tegenover elkaar durft te staan, verschillende meningen durft te hebben en ook durft te luisteren naar die andere mening, maar GroenLinks heeft daar geen boodschap aan. Die willen alleen maar in de linkse polonaise lopen, ergens ver links van het midden; ik weet niet waar precies. Dat is natuurlijk geen democratie. Dan kom je in een dictatuur terecht als je niet oppast.
De voorzitter:
Nog een interruptie van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
De heer De Graaf vindt dat de Marokkaanse gemeenschap zich meer open moet stellen. Ik ben benieuwd of hij daar zelf ook iets aan kan bijdragen. U legt eigenlijk de schuld bij de islam, de religie, die je kunt afleggen. Uw voorman Geert Wilders heeft een heel andere overtuiging. Die vindt dat het probleem van Marokkanen is dat ze Marokkanen zijn. Hij wil ook minder Marokkanen. Hij had het bij Algemene Beschouwingen aan het begin van deze begrotingsbehandelingen over het Marokkanenprobleem. Begrijp ik van u dat er niet zoiets is als een Marokkanenprobleem, maar dat u zegt dat het puur het geloof is? Neemt u daarmee afstand van wat de heer Wilders zei?
De heer De Graaf (PVV):
Dat is één vraag met vijf, zes aspecten.
De voorzitter:
Met een kort antwoord.
De heer De Graaf (PVV):
Ik zal hem eerst ontleden. Het is een lange vraag en kort daarop antwoorden is natuurlijk lastig, want er zitten al vijf, zes aspecten in die ene vraag. Uiteraard onderschrijf ik dat er een Marokkanenprobleem is in Nederland. Ik heb zelf meegeholpen aan die beeldvorming. Dat zien we natuurlijk nog steeds in de negatieve statistieken van bijstandsafhankelijkheid en de criminaliteitsstatistieken. Dat moet je kunnen benoemen. Als je dat niet durft te benoemen, dan heb je dus weer geen dialoog. Dan heb je ook weer geen discussie, want dan moet het weer op een zachte manier of je moet het afdekken of je moet het proberen ergens onder het tapijt te stoppen dat hier ligt. Dan kun je ook niet kijken of er openingen zijn om tot een oplossing te komen. Wij hebben daar een bepaalde oplossing voor. Dat is: benoem in eerste instantie de hele handel, benoem dat er een probleem is op dat gebied. Dan kun je daarna met z'n allen gaan kijken of we daar een oplossing voor kunnen verzinnen. De oplossing van D66 is al een jaar of 40 om er heel veel subsidie tegenaan te smijten, de grenzen open te laten, nog meer Marokkanen toe te laten en dan denken dat het probleem zich vanzelf oplost. Dat doet het natuurlijk niet.
De heer Paternotte (D66):
Weer een prachtig eindeloos verhaal om even uit te leggen of hij het wel of niet met Geert Wilders eens is. Dan komt hij weer met termen als het probleem benoemen en dergelijke. Kunt u dan in ieder geval erkennen dat wij het afgelopen jaar alleen maar goede cijfers hebben gezien over de integratie van Marokkaanse Nederlanders, van wie het opleidingsniveau omhoog gaat, van wie er steeds minder in de bijstand zitten en er steeds meer een betaalde baan hebben? Bij uw punt over het onder het tapijt vegen van het probleem is meer de vraag waarom u onder het tapijt veegt dat het juist heel goed gaat met de integratie van Marokkaanse Nederlanders.
De heer De Graaf (PVV):
Het is wel leuk en aardig natuurlijk om te zeggen «het gaat allemaal goed». Er zijn mooie statistieken opgetuigd. Ik heb ook een onderzoek over Turkse mensen in Nederland. Daar kom ik zo nog op terug. Ik plaats vraagtekens bij sommige van die onderzoeken. Ik ken ook de realiteit uit de klassen in Nederland. Dan kun je zeggen dat het goed gaat met de integratie, maar wel ten koste van Nederlandse kinderen in klassen op het vmbo en dergelijke, die geen ham meer op hun brood durven mee te nemen omdat er dan in hun brood wordt geprikt of omdat het brood dan wordt weggegooid door hun mohammedaanse medelanders. Dus gaat het goed met de integratie? Ja, men zegt dat het inderdaad in de tweede generatie iets beter gaat op school, maar zoal ik net al zei: daar hoeven niet altijd schouderklopjes voor uitgedeeld te worden, want normaal is normaal. Meedoen is meedoen en dat is normaal. Daar hoef je geen bloemen voor uit te delen. Voor zover het probleem er inderdaad is, moet je het gewoon blijven benoemen en ervoor zorgen dat het niet gaat verergeren.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Ik was eigenlijk voornemens om het vandaag aan me voorbij te laten gaan, maar ik kan het niet laten, want we zien het elke keer weer terug. Als een onderzoeksresultaat de PVV niet bevalt, deugt het onderzoek niet. Als er mensen komen met positieve signalen, deugen die mensen niet. Als het gaat over maatschappelijk relevante thema's, worden die natuurlijk eenzijdig belicht, terwijl het ook wederzijds is. In die zin was ik eigenlijk van plan om het aan me voorbij te laten gaan, maar ik werd wel getriggerd door een aantal onderdelen. Eigenlijk te veel om op te noemen, maar omdat ik het antwoord van de PVV wil vermijden dat er zes aspecten in mijn vraag zitten, stel ik gewoon één heel concrete vraag.
De voorzitter:
En uw concrete vraag is?
De heer Kuzu (DENK):
De concrete vraag is: wat vindt de heer De Graaf van de PVV eigenlijk van het feit dat KOZP, Kick Out Zwarte Piet, vrij mag demonstreren en vrij mag vergaderen in het land?
De heer De Graaf (PVV):
Standaard is het zo dat wij natuurlijk zeggen dat iedereen het recht heeft om te demonstreren. Dat wordt de laatste tijd steeds meer gereguleerd. We hebben bijvoorbeeld zelf een keer een demonstratie gehouden. Dan worden we verbannen naar de Koekamp. Daar heeft Kick Out Zwarte Piet volgens mij nu ook gestaan. Daar hebben ze boe kunnen roepen naar Zwarte Piet. Maar als men een kinderfeest wil gaan verstoren door kinderen bang te maken tijdens de intocht van Sinterklaas, dan moet je gaan kijken of je niet restricties moet gaan opleggen, bijvoorbeeld met betrekking tot de plek waar die mensen demonstreren. Daar heeft mijn collega Bosma zich ook over uitgesproken. Of je zegt: nu houd je even drie weken je mond en daarna mag je weer. Je moet die kinderen niet het leven zuur gaan maken.
De heer Kuzu (DENK):
Ik ben het ermee eens dat het inderdaad een kinderfeest is en dat het een feest zou moeten zijn voor kinderen. Maar vindt de heer De Graaf het niet opvallend dat het juist volwassenen zijn en mensen die eigenlijk qua ideeën heel erg op de heer De Graaf lijken die zoiets hebben van: het gaat ten koste van een kinderfeest et cetera? Mijn concrete vraag van de vorige interruptie was eigenlijk: vindt u dat ze het recht hebben om vrij te demonstreren en vrij te vergaderen? U zegt: onder restricties wel. Maar wat vindt u dan van het feit dat deze mensen, de initiatiefnemers van Kick Out Zwarte Piet, gewoon keihard zijn bedreigd, dat er vuurwerk naar ze is gegooid, dat ze zijn geïntimideerd en dat ze zijn aangevallen? Neemt u afstand van dat feit? Zou u niet al die mensen die dat doen willen oproepen om daar gewoon mee te stoppen en de dialoog aan te gaan? Om te proberen elkaar te naderen in plaats van te proberen elkaar af te maken?
De heer De Graaf (PVV):
De heer Kuzu probeerde één concrete vraag te stellen, maar het werden er drie. Maar prima, ik zal het proberen. Het is lastig om het allemaal samen te vatten. De PVV is altijd voor geweldloos optreden, van wie dan ook. Natuurlijk, de politie en het leger hebben in dit land het monopolie op geweld. Daarvoor betalen we belasting, om het aan de overheid te laten. Ben je aan het vergaderen, dan blijf je met je poten van mekaar af. Heel simpel.
De heer Kuzu (DENK):
Zeg dat nou eens een keer.
De heer De Graaf (PVV):
Zeg dat nou eens een keer? De heer Kuzu heeft stopverf in zijn oren als wij dit zeggen en wil elke keer zeggen: dit hebben jullie nog nooit gezegd, kom daar nou een keer mee. Het is iedere keer de PVV die zegt: je blijft met je poten van elkaar af, uit welke groep je ook komt. Of ze nou op de heer Kuzu lijken of misschien wat meer op mij lijken qua uiterlijk, maakt mij allemaal niet uit. Of er «kale koppen, niet te stoppen», tussen zitten: ik vind het allemaal best. Je blijft met je poten van mekaar af. Zo simpel is het.
Daarnaast die vraag over de mensen die daar zitten te vergaderen. Er is twijfel over de vraag hoe erg die aanval was. Daarmee wil ik niet bagatelliseren wat er gebeurd is, maar we moeten nog wel even afwachten wat er exact gebeurd is. Ik ben zelf langs de locatie gefietst en er is geen spoor van een ingeslagen ruit. Ik heb geen spoor van vuurwerk kunnen vinden. Ik kan geen spoor van braak of van ingeslagen autoruiten vinden. Normaal ligt er dan altijd nog troep op de grond, maar ik heb echt heel goed gezocht en het niet kunnen vinden. Laten we even het rapport van het onderzoek afwachten over wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Er worden al te snel conclusies getrokken. Ik denk aan de clash tussen meneer Bosma en meneer Paternotte bij GeenStijl.TV. Laten we even wachten met te zeggen: oeh, het was vreselijk en wat hebben die mensen daarbinnen allemaal geleden. Ze zaten, zo bleek uit filmpjes op Twitter, tijdens die aanval die er geweest zou zijn, gezellig te keuvelen. Er was geen spoor van angst te zien. Ik weet niet wat het moment van die filmpjes is geweest ten opzichte van die aanval. Laten we even het rapport afwachten en ...
De voorzitter:
Meneer De Graaf, kunt u richting een korter antwoord gaan? We hebben net geconstateerd dat we weinig tijd hebben. De emoties lopen even op – dat is prima – maar we moeten proberen kort te blijven antwoorden.
De heer Kuzu (DENK):
Valt wel mee hoor, voorzitter, als u denkt aan hoe we elkaar weleens in de haren zijn gevlogen.
De voorzitter:
Dat is uw derde interruptie.
De heer Kuzu (DENK):
Ik vind het wel fijn dat de heer De Graaf een aansporing vanuit mijn zijde nodig heeft om duidelijk te benadrukken dat je met je tengels afblijft van mensen die de vrijheid hebben om te vergaderen en te demonstreren. Complimenten daarvoor.
De heer De Graaf (PVV):
Die aansporing hebben wij niet van Kuzu nodig. Ik zou zeggen: ga niet op internet pronken met die veren, want die veren verdien je niet. De PVV heeft altijd gevonden en vindt nog steeds en zal blijven vinden dat iedereen met z'n poten, met z'n handen, met z'n fikken van andermans have en goed, lijf en spullen moet afblijven. Daar hebben wij DENK en de heer Kuzu niet voor nodig, dus a.u.b. niet pronken met die veren. Dat zou onterecht zijn, sterker nog, het zou fake news zijn.
De voorzitter:
De heer De Graaf vervolgt zijn betoog.
De heer De Graaf (PVV):
Even kijken, voorzitter. De Minister heeft een onderzoekje naar Turken in Nederland besteld bij een politiek correcte stichting. In het nieuws kwam dat Turken zich vaker gediscrimineerd voelen, maar wel meer binding met Nederland ervaren. Er zijn genoeg échte onderzoeken die het tegendeel bewijzen. Het onderzoek van de Minister was methodologisch gezien evenveel waard als een goedkope Twitterpoll van bijvoorbeeld iemand met 100 volgers. Is de Minister bereid zijn onderzoek te prullemanderen te stoppen met de D66-traditie van nepnieuws maken? Graag een reactie.
Dan naar het beleid. Horen, zien en zwijgen, dat is het devies van de Minister en het hele kabinet op de integratie- en assimilatieproblematiek. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ervoor gezorgd dat het probleem versnipperd is over alle ministeries. Betrokken bewindspersonen behandelen de problematiek als een bijkomend verschijnsel op hun ministerie en handelen daar ook naar. Ze horen de problemen aan, zien wat er gebeurt, maar zwijgen het liefst. Probleem weggemoffeld.
Ondertussen groeit de islamitische olifant in de samenleving door. Door de hele samenleving heen zijn er tekenen van islamisering waarneembaar. De politie is drukker met het organiseren van islamitische ramadanmaaltijden dan met het vangen van boeven. Wie kende een jaar of acht geleden het woord «iftar»? Ik denk bijna niemand. Dankzij de politie weet iedereen wat een iftar is.
De Minister durft samen met zijn ChristenUnievriendje Slob het islamitische Haga Lyceum niet eens te sluiten, ook al is het broeinest voor de salafisten, waar hij dus zo'n hekel aan heeft. We hebben weer een zomer vol zwembadterreur achter de rug en meestal werden de signalementen van de daders verzwegen in politieberichten en in de pers. Dan weet heel Nederland dat het geen SGP-jongeren betrof die al graaiend naar damesgenitaliën langs de zwembaden van de Biblebelt trokken. Nederland zucht onder asielcriminaliteit. Die in Amsterdam werd zelfs proactief verzwegen. Hele schoolklassen worden door politiek correcte en linkse docenten aan de Hollandse haren naar de moskee gesleurd om te leren knielen onder leiding van een imam en weten vervolgens dat de islam gewonnen heeft. In Amsterdam maar ook in andere steden klinkt tegenwoordig het afgrijselijke gekrijs van de zogenaamde islamitische gebedsoproep versterkt uit een luidspreker. Politiek correct en extreemlinks Nederland vindt het prachtig. Wij vinden iedere vorm van die azan, zoals het in islamitisch taalgebruik heet, gejammer. Dat het toegestaan en toegejuicht wordt, is juichen voor de ondergang van onze eigen waarden, normen en cultuur. Het is applaudisseren voor Jodenhaat, homohaat en voor de onderdrukking van vrouwen. Feministen, waar zijn jullie? Deelt de Minister mijn mening en, zo nee, waarom niet?
Voorzitter. De islamitische invasie heeft van Nederland een staat in verval gemaakt. Overal waar de islam komt, komt tweespalt en uiteindelijk islamitische overheersing. Dat is het doel en dat gaat lukken. Als we er tenminste niks tegen doen. Dit kabinet werkt mee aan het verval van maatschappelijke samenhang – ook een titel van dit debat – door de islam geen strobreed in de weg te leggen. Salafisme is de bliksemafleider voor alle problemen op het gebied van de islam. Die hebben ze in het kabinet gevonden. Het is de moderne bestuurlijke oogklep, maar wij weten als PVV: niet alleen salafistische moskeeën zijn het probleem, maar alle moskeeën. Sluit die paleizen van haat met een grote h, zo roep ik de Minister op.
Dan door naar diversiteit. In een maatschappij waar meerdere culturen leven en waar de cultuur die strikt leidend zou moeten zijn diversiteit als heilig streven heeft, daar zal de islam winnen. Voor het zover is ruimen onder andere racistische cultuurbarbaren uit onze voormalige koloniën of Afrika de ankerpunten van onze cultuur alvast effectief uit de weg met een kleine schreeuwende groep. Dat is een klein clubje agressieve activisten die het hebben gemunt op alles waar Nederlanders aan hechten. Zij zetten de bijl aan de wortel van onze samenhang onder de uit de lucht gegrepen noemer, zo kon ik in HP De Tijd lezen, «we zijn in transitie». Vertel me maar eens welke transitie dat dan is, zo vraag ik de Minister. Voor die lieden heb ik een boodschap. Stop met jullie binaire kleurtjesobsessie en projecteer jullie eigen racisme niet op de gewone Nederlander. Blijf met je fikken van onze manier van samenleven af en vertrek anders naar een ander land. Je bent vrij, zout dan lekker op.
Dan kom ik bij het streven naar diversiteit. Een paar weken geleden riep ik iedereen die wetenschappelijk bewijs zou hebben naar de interruptiemicrofoon om met glashard wetenschappelijk bewijs te komen voor de stelling dat diversiteit een succes zou zijn. Niemand kwam naar de interruptiemicrofoon. En dat is logisch, want dat bewijs bestaat niet. Als er al wetenschap bedreven is rondom dit thema, dan bewijst dat het tegenovergestelde. Professor Robert Putnam zag begin deze eeuw al een verband tussen toenemende diversiteit en toenemend wantrouwen, resulterend in een afbrokkelende samenhang. Recent was er een Deens meta-analyseonderzoek dat de resultaten van Putnam meer dan bevestigde.
Voorzitter. Ik zeg het nogmaals. Een beperkte mate van diversiteit in een maatschappij is best mogelijk, maar alleen onder de strikte voorwaarde van een door alle deelnemers aan die maatschappij geaccepteerde en gewaardeerde leidende cultuur. En dat is de onze, de Nederlandse cultuur. Deelt de Minister deze wetenschappelijke visie of houdt hij het liever bij het bekende politiek-correcte wensdenkverhaal waar Nederland thans aan kapot dreigt te gaan, cultureel gezien?
Ik kom tot een eind, voorzitter. Nederland kan nog steeds een mooie samenleving zijn, maar dan moet er wel veel veranderen. Waar het gaat om het herstellen van de samenhang is er één belangrijke voorwaarde: we moeten de-islamiseren en dan kunnen we onze eigen leidende cultuur weer leidend laten zijn. Zolang de islam niet wordt gezien voor wat het is, zolang de rol van de islam als het vergif van deze samenleving niet wordt gezien of erkend, is elke maatregel bij voorbaat kansloos. De islam is de grootste kracht in onze maatschappij aan het worden aangaande het ondergraven van onze leidende cultuur, onze samenhang en onze wetten. Ik vraag de Minister hierop in te gaan en zijn visie te geven.
Daar laat ik het voor de eerste termijn graag bij.
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan mevrouw Becker van de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Fijn om na vier maanden eruit geweest te zijn weer in uw commissie te mogen debatteren. We hebben een begrotingsdebat vandaag. Wat is dan beter dan voor de verandering, ook met de vernieuwde website van het CBS op het terrein van integratie en inburgering, eens met cijfers te beginnen? Mijn oude baas zou trots op mij zijn.
Het afgelopen jaar emigreerden meer dan 240.000 personen om uiteenlopende redenen naar Nederland. Inmiddels is bijna een kwart van de Nederlandse bevolking eerste- of tweedegeneratiemigrant. Het grootste aantal mensen met een migratieachtergrond komt uit Turkije: meer dan 415.000. Maar ook Marokko, Indonesië, Suriname, Duitsland en Polen zijn frequente landen van herkomst. Volgens het CBS heeft een kwart van de mensen in Nederland dus een migratieachtergrond, maar een groot deel van hen woont in de grote steden. Daardoor heeft in een stad als Den Haag of Amsterdam zelfs meer dan 50% van de bevolking een migratieachtergrond. De WRR noemt dat een minority-majority city. Mensen met een migratieachtergrond zijn er inmiddels in de meerderheid. Als ik kijk naar mijn eigen ...
De voorzitter:
Mevrouw Becker, u heeft een interruptie van de heer De Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
Ik zou graag willen weten van de VVD of de VVD trots is op de resultaten van haar beleid, als ik zo alle cijfers hoor.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik ben net begonnen met mijn betoog. Ik kom zo meteen op de analyse van de situatie, dus misschien heeft de heer De Graaf het geduld om dat even af te wachten.
De heer De Graaf (PVV):
Zou mevrouw Becker in die analyse mee kunnen nemen of ze trots is op dat beleid? De VVD is de afgelopen 40 jaar heel veel aan de macht geweest en is gewoon hartstikke verantwoordelijkheid voor die massale immigratie en voor die moeilijkere samenhang in al die steden. Misschien kan dat meegenomen worden. Dat is mijn vraag aan mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik vervolg mijn betoog en ik ga proberen aan dit verzoek tegemoet te komen.
De WRR noemt dat een minority-majority city, zoals ik zei. Inmiddels zijn mensen met een migratieachtergrond in de meerderheid. Bijvoorbeeld in mijn eigen stad Den Haag zie je dat mensen met een migratieachtergrond, met name niet-westers, vaak bij elkaar wonen in plaats van verspreid door de stad. In die wijken zijn de werkloosheid en de criminaliteit vaak hoger dan gemiddeld. Dat zien we ook weer in andere cijfers terug. In 2018 was zo'n 8% van de niet-westerse migranten werkloos tegenover 3% van de mensen met een Nederlandse achtergrond. De helft van de mensen in de bijstand heeft inmiddels een niet-westerse migratieachtergrond. Niet-westerse migranten hadden gemiddeld € 9.000 minder inkomen per jaar. Als we kijken naar opleiding, zien we dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond minder vaak hoogopgeleid zijn. Van de 25- tot 45-jarigen zijn personen met een migratieachtergrond uit Marokko of Turkije relatief het vaakst laagopgeleid. Ook worden personen met een niet-westerse migratieachtergrond vaker verdacht van een misdrijf: 2,4% tegenover 0,7% bij een Nederlandse achtergrond.
Voorzitter. Wat laten deze cijfers zien? Ten eerste dat Nederland een immigratieland is geworden. Wat betekent dit nu voor de toekomst van ons kleine land? Al bij de Algemene Politieke Beschouwingen in 2018 heeft mijn collega Dijkhoff met enkele andere collega's daarover een motie ingediend. We willen graag scenario's van het kabinet ontvangen. Ik begrijp dat er een studie is gestart in twee fasen. Kunnen we iets horen over wat de eerste fase al heeft opgeleverd?
De voorzitter:
Mevrouw Becker, u heeft een interruptie van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik wilde even kijken of mevrouw Becker nu klaar is met het opnoemen van cijfers.
Mevrouw Becker (VVD):
Misschien komt er later in mijn betoog nog een cijfer. Ik denk dat de heer Paternotte gaat vragen of ik ook de cijfers heb gezien van verbetering. Die heb ik ook gezien. Maar voordat ik ga filosoferen over wat zijn vraag zal zijn, zal ik hem de gelegenheid geven om de vraag te stellen.
De voorzitter:
Meneer Paternotte, wilt u nog een interruptie of wilt u even wachten tot mevrouw Becker klaar is?
De heer Paternotte (D66):
Als je zo veel statistieken noemt waarin mensen met een migratieachtergrond er negatiever uit komen dan de gemiddelde Nederlander, lijkt het mij wel goed om te vermelden dat het op al die punten in de statistieken, of het nou gaat om criminaliteit, opleidingsniveau of afhankelijk zijn van de bijstand, vooruitgaat en ook nog snel vooruitgaat. Ik begrijp wel dat mevrouw Becker begint met cijfers, maar ik kan me er echt helemaal niks bij voorstellen dat je dat er niet bij vertelt.
Mevrouw Becker (VVD):
Ten eerste is dit exact de weergave zoals die onder verschillende kopjes op de CBS-website staat als je kijkt naar integratie en migratie. Daarin is de stand van het land te zien ten aanzien van deze onderwerpen. Dat heb ik hier naar voren proberen te brengen, om te laten zien dat er heel veel zorgen zijn. De heer Paternotte zegt dat het wel beter gaat, maar dat waag ik te betwijfelen. Want als je kijkt naar de cijfers van bijvoorbeeld de arbeidsmarktpositie van mensen met een migratieachtergrond, zie je dat de tweede generatie het goed doet, maar dat het voor de derde generatie al zorgelijker is. We zien bijvoorbeeld dat voor de derde generatie studiekeuzes heel erg suboptimaal zijn, dus dat jongeren laagopgeleid zijn en dat ze studies kiezen waar ze weinig arbeidsmarktperspectief in hebben. De heer Paternotte kan dus wel zeggen: daar zit een positieve ontwikkeling in; het gaat de goede kant op. Ja, op sommige punten, maar wat mij betreft nog lang niet genoeg.
De heer Paternotte (D66):
Dit vind ik echt een vertekening van het beeld, want bij arbeidsmarktdeelname kijkt het CBS in de jaarrapportage integratie naar 25- tot 35-jarigen. Dat zijn de mensen van wie je verwacht dat ze dan klaar zijn met hun opleiding en instromen op de arbeidsmarkt. Wat zien we dan? Een op de drie Marokkaanse Nederlanders gaat tegenwoordig naar havo of vwo; dat was vijftien jaar geleden nog een op de vijf. Er zijn drie keer minder bijstandsgerechtigden dan bij de vorige generatie. Het aantal Turks-Marokkaanse meisjes zonder startkwalificatie was in 2017 lager dan het aantal jongens met een Nederlandse achtergrond zonder startkwalificatie. Kunt u uit de jaarrapportage integratie van het CBS dus een cijfer noemen waarvan u zegt: daar gaat het echt achteruit en daar maak ik me zorgen over?
Mevrouw Becker (VVD):
Volgens mij wil de heer Paternotte nu twee dingen tegenover elkaar zetten. Alsof ik, vanuit de VVD, door deze cijfers te noemen blind zou zijn voor het feit dat er ook dingen goed gaan. Daar wilde ik zo meteen op komen. Je ziet mensen zich inderdaad ontworstelen uit een milieu waarin het niet vanzelfsprekend is om een hoogopgeleide studie te kiezen. Je ziet dat mensen van alles van hun leven maken. Dat zie ik ook in mijn eigen omgeving, en dat zie je ook in de cijfers terug. Maar dit zijn ook de cijfers. Het is nog steeds zo dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond een grote achterstand hebben. Die is niet weggewerkt in de derde generatie. Bijvoorbeeld als het gaat om de arbeidsmarkt is de derde generatie zelfs zorgelijker dan de tweede generatie. Daar mogen we niet van wegkijken.
De voorzitter:
Dit is uw derde interruptie, meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Mijn laatste vraag dan toch maar. Het CBS heeft allemaal cijfers genoemd. Kunt u één cijfer noemen waarvan u zegt: kijk, daar gaat het echt achteruit; daar maak ik mij zorgen over? Als er alleen maar vooruitgang is – ik constateer bijna alleen maar vooruitgang – dan lijkt het me goed om dat met elkaar vast te stellen om te voorkomen dat we hier vooroordelen aan het voeden zijn.
Mevrouw Becker (VVD):
Dat heb ik zojuist gedaan, bijvoorbeeld als het gaat om de positie op de arbeidsmarkt. Daar lijkt de derde generatie het weer slechter te doen dan de tweede generatie. Dat is een zorgelijke ontwikkeling waarop ik eerder de Minister bevraagd heb en waarvan de Minister zelf zegt: daarom ben ik met Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt gestart; wat kunnen we doen aan dit hardnekkige probleem? Het concrete cijfer zal ik voor u opzoeken – ik kan dat niet uit mijn hoofd zeggen – maar het beeld is dat het voor de derde generatie weer ingewikkelder is dan voor de tweede. Volgens mij moeten we ons daar met elkaar op richten. Ik wil niet bijdragen aan een beeld van polarisatie. Ik heb enkele cijfers genoemd zoals die nu op de website van het CBS staan. Dat zijn gewoon de harde feiten: hoe gaat het met de arbeidsmarkt, hoe gaat het met de criminaliteit, hoe gaat het met de positie in het onderwijs? Op alle vlakken gaat het met deze groep helaas nog minder goed dan met mensen met een Nederlandse achtergrond. Mijn verhaal zou zijn dat we daar keihard mee aan de slag moeten gaan. Dat is een positieve instelling.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik ga proberen de VVD een beetje te helpen. Ik noem ook een cijfer. Uit onderzoek van onder andere de Vrije Universiteit en de Radboud Universiteit blijkt dat Nederlanders met een westerse achtergrond met een strafblad drie keer zoveel kans hebben om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek dan iemand met een niet-westerse achternaam zonder strafblad. Wat gaan we daaraan doen? Kunnen we deze Minister samen oproepen om meer te doen aan het aanpakken van arbeidsmarktdiscriminatie en kansenongelijkheid?
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, zeker. In ieder debat dat ik hier heb over integratie zeg ik dat een van de verschrikkelijkste dingen arbeidsmarktdiscriminatie is. Het moet helemaal niet uitmaken wat je achternaam is en waar je vandaan komt. Kansen moeten voor iedereen gelijk zijn. Ik vind het heel goed dat dit kabinet, ook met deze Staatssecretaris, een plan heeft gemaakt om arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken, om uitzendbureaus die daaraan meewerken aan te pakken en om werkgevers die dat doen aan te pakken. Het mag niet, het kan niet. Daar zet de VVD heel duidelijk een streep onder.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat antwoord stemt me optimistisch. Ik denk wel dat het collega Becker zou sieren als zij dat soort cijfers ook in haar verhaal zou noemen, want dan komt er wat meer balans in het verhaal. Nu lijkt het allemaal te liggen aan de biculturele Nederlanders dat ze soms op achterstand komen, maar dit zijn ook de cijfers die daar wel een bijdrage aan leveren en waar we ook iets aan zullen moeten doen. Dat zou het verhaal iets meer in balans brengen.
Mevrouw Becker (VVD):
Zeker, maar het lastige is dat ik nog niet klaar was met mijn verhaal. Eigenlijk was ik nog maar net begonnen met het noemen van de cijfers. Ik kom nu eigenlijk toe aan wat er volgens mij moet gebeuren.
De voorzitter:
Dus u vervolgt uw betoog.
Mevrouw Becker (VVD):
Jazeker, dank u wel, voorzitter. Ik had de vraag gesteld wat die onderzoeksfase met betrekking tot het ontstaan van Nederland als immigratieland en scenario's daartoe heeft opgeleverd. Ten tweede tonen de cijfers volgens mij aan dat Nederland nog steeds een groot immigratieprobleem heeft. Dat is geen politiek standpunt, maar helaas nog steeds een harde werkelijkheid. Die kunnen we schematisch weergegeven zien op een website, maar veel mensen voelen dit ook in het dagelijks leven. Dat zijn bijvoorbeeld mensen die in een wijk wonen waar deze achterstanden zich volop manifesteren, maar het zijn ook mensen die zich willen inknokken op de arbeidsmarkt en die niet worden uitgenodigd voor een stage, als ze überhaupt solliciteren. Het zijn mensen die er alles van willen maken en voor wie dit een hele harde realiteit is. Het is de taak van de politiek om hier wat aan te doen voor mensen die zich zorgen maken over overlast, criminaliteit en achterstand, maar ook voor mensen die gewoon mee willen doen.
Wat moet er volgens de VVD in de kern gebeuren? Iedereen met een rechtmatig verblijf in Nederland moet alle kansen krijgen om mee te doen. Maar we verwachten ook dat mensen die kansen grijpen. Velen doen dat gelukkig ook. In mijn omgeving zie ik daarvan dagelijks de mooiste voorbeelden. Maar wie verwijtbaar niet meedoet, de taal niet wil spreken, niet wil werken of sympathieën heeft die tegen onze vrije manier van leven ingaan, hoort hier niet thuis. We willen sneller verblijfsvergunningen kunnen intrekken en mensen die hier niet mogen blijven, ook echt kunnen terugsturen. We willen meer zichtbare maatregelen in onze wijken en op onze straten. We wachten ook nog op een antwoord op de vraag van collega Dijkhoff, ook tijdens de APB 2018, om eens te kijken naar best practices hiervoor in andere landen, zoals Denemarken. Graag een reactie.
Voor mensen die in de toekomst naar Nederland willen komen, hebben we nog een kans om het beter te doen: ten eerste door een strenger asiel- en migratiebeleid, waar de VVD al jaren voor pleit, maar ten tweede ook door een strenger en beter inburgeringsbeleid. De recente brieven over fraude en vele uitvoeringsfouten zijn voor de VVD zeer frustrerend en maken duidelijk dat er verandering nodig is. Het is goed dat het inburgeringssysteem op de schop gaat. Het duurt wel veel langer dan we hadden gehoopt. Belangrijke wensen van de VVD, zoals werken vanaf dag één en leefgeld in plaats van een uitkering krijgen een plek. Gemeenten worden verantwoordelijk. De VVD ziet dat die gemeenten nu vragen om meer geld voor hun taak, maar meer geld is niet altijd de volledige oplossing. Kan de Minister aangeven of gemeenten echt klaar zijn voor de grote verandering die op hen afkomt, niet alleen financieel maar vooral ook in beleid? Kan de Minister cijfers met de Kamer delen over het aantal gemeenten die al een structuur hebben ingericht ter voorbereiding op het nieuwe stelsel? En kan hij ons nog eens geruststellen dat gemeenten niet te veel vrijheid krijgen maar dat er landelijke kaders blijven als een stok achter de deur die gemeenten zullen dwingen iedereen strikt naar werk te begeleiden en de taal zo veel mogelijk op niveau B1 te leren en dat gemeenten de taaleis en de tegenprestatie ook strenger zullen gaan handhaven? Het lost ook een financieel probleem op als mensen uiteindelijk uit die bijstand gaan stromen; meer daarover bij de wetsbehandeling, maar ik geef dit nu toch alvast mee.
Met inburgering alleen zijn we er natuurlijk nog niet, want het integratieprobleem speelt ook bij veel mensen die allang zijn ingeburgerd of die hier zelfs zijn geboren maar onvoldoende meedoen. De Minister moet wat mij betreft veel meer werk maken van werk voor deze oudkomers. Hij heeft de zojuist al door mij genoemde pilots om kennis te vergaren en het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt. Dat is sympathiek, maar dat levert voorlopig nog onvoldoende op. Hoe gaat de Minister gemeenten op dit moment stimuleren om de doelgroep nu aan de slag te krijgen? Is hij ook bereid om daar bijvoorbeeld met zijn collega Van Engelshoven in op te trekken om de zojuist door mij genoemde opleidingskeuzes voor jongeren met een migratieachtergrond, die te vaak kiezen voor een opleiding zonder perspectief, te verbeteren?
Voorzitter. Taal en werk zijn cruciaal voor integratie. Daarom ben ik ietwat teleurgesteld dat de Minister het idee van de VVD en het CDA om zo vroeg mogelijk te beginnen met taal voor wie dat nodig heeft en dus om dat te verplichten voor de kinderen van inburgeraars, niet overneemt. Zijn conclusie dat het onderzoek aantoont dat dit niet nodig is, deel ik niet. Uit het onderzoek blijkt vooral dat gemeenten het niet-gebruik onder inburgeraars lastig kunnen inschatten en dat maar de helft van de gemeenten extra aandacht besteedt aan vve voor deze kinderen van inburgeraars. Ik vraag de Minister of het dan niet no regret is om dit toch te verplichten in het nieuwe stelsel, zodat geen inburgeraar om welke reden dan ook kan zeggen: ik houd mijn kind gewoon thuis tot de basisschoolleeftijd.
Voorzitter. Ik zei al dat taal en werk belangrijk zijn, maar dat zij niet het enige zijn. Dat heb ik vorig jaar ook gezegd. Integratie draait voor de VVD ook om een derde pijler: onze vrije waarden. Ik vind dat deze Minister daar veel te weinig over zegt. Omarm je de vrije samenleving? Gun je je dochter en je vrouw diezelfde vrijheid? Gun je je kinderen het om met een vrije geest op te groeien, met een open vizier richting democratie en rechtsstaat? Helaas lang niet iedereen. We hebben het afgelopen jaar vele voorbeelden gezien waarbij onze vrijheid werd misbruikt, denk aan salafistische invloeden in weekendscholen, denk aan oproepen tot vrouwenbesnijdenis in een moskee of tot de jihad. Kijk ook naar het Cornelius Haga Lyceum.
De VVD verwacht van de Minister voor Integratie ook een strategie om die vrijheid te verdedigen. Juist als liberaal vind ik dat we soms vrijheden moeten inperken, als daarvan misbruik wordt gemaakt, bijvoorbeeld door in te grijpen bij onvrije geluiden in een moskee, bijvoorbeeld door toezicht op informeel onderwijs in weekend- en Koranscholen te gaan regelen. Hoe staat het met dat laatste? Graag een reactie.
Maar bijvoorbeeld ook door actief een contrastrategie te ontwikkelen tegen onvrije buitenlandse inmenging, zoals de diasporapolitiek uit een land als Turkije. Hoe staat het daarmee, zo vraag ik de Minister.
Over vrijheid gesproken. De VVD vraagt al een hele tijd om een actieplan van deze Minister voor zelfbeschikking en tegen culturele onderdrukking. Dat religie en cultuur in bepaalde gesloten gemeenschappen nog worden gebruikt als excuus om het recht op eigen keuzes van vrouwen, van homoseksuelen, van andersdenkenden te blokkeren, dat is iets wat ook hoog op de agenda van de integratieminister zou moeten staan.
Weet de Minister dat 8% van de gevallen van moord en doodslag in Nederland inmiddels eergerelateerd is? En dat er in Amsterdam en Rotterdam per stad naar schatting minstens 200 tot 300 verborgen vrouwen wonen? Er zijn indicaties dat in Rotterdam zelfs 20% van de huwelijksmigranten in een gedwongen isolement zou leven. Er zijn in Nederland websites als maagdenvliesherstel.nl.
Financiële afhankelijkheid speelt een grote rol bij deze onderdrukking. Van de Turkse vrouwen is het percentage werkenden 43%, bij Marokkaanse vrouwen 39%, tegenover 71% van de Nederlandse vrouwen. Daarnaast hebben Turkse en Marokkaanse vrouwen vaker geen inkomen dan Nederlandse vrouwen. Er zijn zelfs vrouwen die geen eigen bankpas mogen hebben, of überhaupt de deur niet uit mogen komen.
Ik heb vorig jaar in deze commissie een motie ingediend en opgeroepen met een nieuwe aanpak te komen, in vervolg op het oude actieplan Zelfbeschikking van toenmalig Minister Asscher. Met uitzondering van DENK, de SGP en de ChristenUnie heeft de hele Kamer mijn motie gesteund. Minister Koolmees heeft de motie uitgevoerd, zo schrijft hij. Maar hoe? Hij schrijft dat het onderwerp al voldoende geborgd is bij andere departementen, maar dat vind ik geen uitvoering. Maar ik ga niet zitten kniezen. De VVD is van doen, dat kent u van ons, dus daarom heb ik zelf een plan gemaakt. Zojuist heb ik mijn initiatiefnota ingediend, met de titel In Nederland beslis je over je eigen leven. Ik wil deze nota aan de Minister aanbieden en bij de collega's laten rondgaan.
De voorzitter:
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
Mevrouw Becker (VVD):
In Nederland beslis je over je eigen leven. Deze nota is geïnspireerd door een jaarlijkse beleidsaanpak in Noorwegen. Ik heb deze gemaakt op basis van vele gesprekken met deskundigen, betrokkenen en mensen uit de gemeenschap zelf. Ik doe hierin een voorstel langs vijf actielijnen:
1. Steun vrouwen om vrij te worden.
2. Verander de houding binnen gemeenschappen.
3. Wees niet tolerant voor intolerantie.
4. Ondersteun de ondersteuners, de hulpverleners.
5. Straf de daders.
Vanwege de tijd kan ik natuurlijk niet alle voorstellen noemen, want de voorzitter heeft ons gevraagd om kort te zijn, maar ik noem toch een aantal concrete punten. Ik stel bijvoorbeeld voor dat subsidies voor organisaties over integratie alleen richting clubs gaan die ook compromisloos voor vrijheid staan en dat er ook meer zelforganisaties bij worden betrokken die staan voor die vrijheid. Ik vraag het kabinet om te voorkomen dat artsen nog langer meewerken aan maagdenvliescontrole en -herstel. Vrouwen die naar de dokter worden gebracht met dit doel, zou eigenlijk hulp moeten worden geboden.
Ik vraag het kabinet afspraken te maken met de financiële sector over het recht dat iedere volwassene heeft op een eigen betaalrekening en een pinpas. Ik vraag de Minister in het nieuwe inburgeringstelsel op te nemen dat niet alleen het respecteren van mensenrechten moet worden ondertekend, maar ook het onderschrijven ervan en het actief afstand doen van zaken die het tegenovergestelde zijn, zoals onderdrukking, huwelijksdwang en geweld binnen een relatie.
Ik zou ook willen dat wordt onderzocht of voor het afdwingen van een gebiedsverbod door bedreigers en daders bijvoorbeeld een gps-enkelband kan worden ingezet, zodat het niet al te laat is, als blijkt dat de dader of bedreiger het gebiedsgebod heeft overschreden.
Omdat het om een initiatiefnota gaat, zullen we deze nog apart gaan behandelen, maar ik zou het toch waarderen als ik vandaag al een eerste reactie van de Minister mag krijgen. Ik vraag hem ook om een overzicht te sturen van alle integratiesubsidies van zijn ministerie. Want ik vind het onverteerbaar dat er op dit moment geen euro naar zelfbeschikking en het tegengaan van culturele onderdrukking gaat, hoe belangrijk andere doelen die nu onder de integratiepost vallen zoals het Nederlandse slavernijverleden en taallessen ook zijn. Het beschermen van de vrije waarde verdient een plek in de integratiebegroting. Dus graag een overzicht van alle subsidies onder de integratiepost en de mate waarin hier nog te schuiven valt. Ik overweeg een amendement of motie in tweede termijn.
De voorzitter:
U bent aan het einde van uw betoog?
Mevrouw Becker (VVD):
Ja.
De voorzitter:
Dank. Dan heeft u nog een interruptie van de heer De Graaf.
De heer De Graaf (PVV):
Dit was een snoeiharde afrekening met wel 30 jaar VVD-beleid. Zonder al die open grenzen die namens de VVD gehanteerd zijn in al die jaren was deze initiatiefnota – wees intolerant tegenover intolerantie, ik geloof dat mevrouw Becker het zo zei – niet nodig geweest. Of geeft de VVD iedere keer alles weg aan kabinetspartners om achteraf dit soort initiatiefnota's in te kunnen dienen? Ik probeer me een beetje in te leven, want mevrouw Becker maakte de opmerking dat mensen die onze waarden niet delen in Nederland niet thuishoren. Dat zie ik niet terug in de initiatiefnota, want wat schrijft de gezaghebbende professor Koopmans? Hij heeft onderzocht dat 74,3% van de moslims in Nederland zegt dat er slechts één interpretatie van de islam is, en 70% zegt dat religieuze wetten belangrijker zijn.
De voorzitter:
U gaat nu richting uw vraag.
De heer De Graaf (PVV):
Hoe gaat mevrouw Becker er dan voor zorgen buiten de initiatiefnota om, om echt af te rekenen met het VVD-beleid, en hoe gaat ze de 700.000 mensen die volgens haar niet in Nederland thuishoren wegkrijgen?
Mevrouw Becker (VVD):
Er wordt hier heel veel gevraagd. Ik ga proberen er kort op te antwoorden. Ik ben zelf kritisch over hoe we de afgelopen jaren zijn omgegaan met integratie en inburgering. Ik heb dat in deze commissie al vaker gezegd: te lang is het op z'n beloop gelaten, te lang is gezegd dat het prima is als mensen niet meedoen en zich in hun eigen gemeenschap opsluiten, leven en laten leven. Er is door de overheid te weinig van mensen gevraagd. En nou hebben we een inburgeringsbeleid met meer verplichtingen ingevoerd, maar we hebben de afgelopen jaren ook gezien dat de eigen verantwoordelijkheid helaas ook niet tot de juiste resultaten heeft geleid. Dus is het goed dat er nu een inburgeringsbeleid komt dat strenger wordt, en dat de gemeenten dat met maatwerk vanaf dag één gaan oppakken. Ten tweede weet de heer De Graaf dat de VVD heel graag een strenger asielbeleid wil waarbij we mensen niet meer hier uitnodigen om asiel aan te vragen, maar dat dat in de regio gebeurt. Dat zou ook moeten bijdragen aan een oplossing door er veel scherper op te zijn wie hier mag komen en wie niet. Ten derde. De VVD heeft ervoor gezorgd dat we van mensen die zich misdragen sneller de verblijfsvergunning kunnen ontnemen op basis van criminele gedragingen. Ik vind het wel van belang om te zeggen dat het moet gebeuren op basis van criminele gedragingen. Wat hier gebeurt, is dat de heer De Graaf zegt: nou, dat zijn er dus automatisch 700.000, want het zijn alle mensen die een bepaald geloof aanhangen. Dat is een discriminerende kijk waar de VVD nooit in mee zal gaan.
De voorzitter:
De heer De Graaf, kort graag.
De heer De Graaf (PVV):
Dat laatste punt. Ik heb het echt over keiharde wetenschap. Het is wetenschappelijk onderzoek, en dat veegt mevrouw Becker zomaar van tafel. Dan zitten we op de lijn van GroenLinks en D66, en dat weten we van de VVD. Dan komt de vraag. We weten ook dat de VVD een strenger asielbeleid wil, maar het is de eigen premier die tegen mijn partijleider zei: ik ga jouw partijtje decimeren. Als ze een strenger asielbeleid willen, dan zullen ze moeten samenwerken met de PVV, en dat is precies wat de VVD niet wil. Ze knuffelen veel liever de bakfietspartijen van GroenLinks en D66. Het is allemaal mooi voor de bühne, maar uiteindelijk weten we dat de VVD – graag een reactie hierop – niet zal leveren. Sterker nog, nu is al iemand achter de schermen aan het rennen om het allemaal weg te geven.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb net een aantal voorbeelden genoemd van wat de VVD bereikt heeft om het asielbeleid strenger te maken. Volgens mij heeft de PVV daar heel weinig in bereikt. Ik hoor de PVV alleen maar zeggen dat de grenzen gesloten moeten worden en dat we uit de EU moeten stappen. Dat zou de oplossing zijn. Volgens mij is dat niet reëel. Ik vind het jammer, want ik doe vandaag aan iedereen een handreiking om samen te werken, ook aan de PVV, door een initiatiefnota in te dienen met tientallen voorstellen waarmee we de situatie voor heel veel mensen die op dit moment onderdrukt worden, die geen vrijheid hebben in dit land te verbeteren. Als je echt de Partij Voor de Vrijheid bent en als je je naam waarmaakt, dan ga je hier heel serieus naar kijken. Dan schuif je het niet ter zijde. Ik nodig de heer De Graaf uit om hier serieus naar te kijken en hier samen voor te gaan knokken.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ja, kan ik?
De voorzitter:
Ja!
De heer Jasper van Dijk (SP):
We spreken over integratie. Daarmee spreken we ook over polarisatie tussen bevolkingsgroepen. We hebben gisteren natuurlijk een afschuwelijk staaltje van racisme gezien in het voetbalstadion van Den Bosch. Ik neem aan dat de VVD daar ook afstand van neemt. Ik vraag mevrouw Becker of ze heeft gezien dat de KNVB zegt: nou, we kunnen best wat hulp, wat ruggensteun, gebruiken van het OM en de politiek in de aanpak van dit soort figuren, bijvoorbeeld als het gaat om strafrechtelijke vervolging. Bent u het met me eens dat we de regering moeten vragen om aan de slag te gaan met strafrechtelijke vervolging en ook met betere methodes om die jongens in die stadions op te sporen, met behulp van speciale camera's en microfoons?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik heb er één woord voor: verschrikkelijk. Het is onacceptabel dat dit gebeurt. Ik werd er toevallig vanochtend bij WNL ook op bevraagd. Toen heb ik precies hetzelfde gezegd. Ik vind het onacceptabel. We hebben ook gezegd dat het minste wat er moet gebeuren, is dat mensen die dit doen onmiddellijk een stadionverbod krijgen. Maar hopelijk kunnen we ze ook op andere manieren aanpakken. Als de KNVB hulp vraagt aan het kabinet, lijkt het mij dat het kabinet er heel serieus naar moet kijken.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is precies het punt. De KNVB zegt: wij kunnen wel een stadionverbod opleggen, maar ja, dat is eigenlijk lang niet genoeg. Daarmee tref je zo'n jongen die zoiets verschrikkelijks doet, niet genoeg. Dan pak je hem zijn voetbalwedstrijd op zondag af. Dat vindt hij heel erg, maar strafrechtelijk wordt hij niet vervolgd. Het zou heel mooi zijn als we als Kamer de regering ertoe kunnen oproepen om aan de slag te gaan met een verbetering van de strafrechtelijke vervolging. Begreep ik nou dat mevrouw Becker het met me eens is?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik weet dat mijn collega Dilan Yeşilgöz hier ook veel over gezegd heeft, namelijk dat het hard moet worden aangepakt. Ik neem dus aan dat zij en de heer Van Dijk een heel end kunnen komen.
De voorzitter:
Dan ga ik het woord geven aan de heer Van den Berge, maar wel met de opmerking dat we drie kwartier verder zijn, met twee sprekers, een hoop interrupties en een goed debat. Maar ik ben vandaag ook in dienst om een beetje op de tijd te letten. Ik hoop dat we straks ook richting de Minister kunnen. De heer Van den Berge van GroenLinks is nu aan zijn eerste termijn.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. U bent bijna van me af, want mijn interrupties zijn op.
Voorzitter. Er is iets geks aan de hand in ons land. Als we kijken naar de discussies op sociale media en ook wel naar wat ik vandaag tot nu toe in dit debat heb gehoord, lijkt het soms wel alsof we allemaal lijnrecht tegenover elkaar staan. Die polarisatie heeft grote gevolgen voor mensen. Voor kleurrijke kinderen hier in Den Haag, die in de sinterklaasperiode niet naar school durven omdat ze worden uitgescholden voor Zwarte Piet. Voor Kick Out Zwarte Piet, dat een vreedzaam congres houdt in Den Haag en wordt aangevallen en geïntimideerd met vuurwerk. Voor mijn collega en goede GroenLinksvriendin – ze is hier ook – Serpil Ates, die met de dood wordt bedreigd, omdat ze nota bene in de gemeenteraadsvergadering heeft gepleit voor een inclusief sinterklaasfeest in Den Haag.
Voorzitter. Is het dan echt zo dat we allemaal zo lijnrecht tegenover elkaar staan? Nee, als we naar de cijfers kijken, zien we dat dit niet zo is. Ik had het er net al over in een interruptiedebat met de PVV. Uit het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit juni blijkt bijvoorbeeld dat driekwart van de Nederlanders de polarisatie in onze samenleving ziet toenemen en zich daar zorgen over maakt. Maar ongeveer twee derde van de Nederlanders staat eigenlijk vrij genuanceerd in discussies rond Zwarte Piet en integratie en gelooft in dialoog en verbinding.
Ik vind eerlijk gezegd dat de verruwing en polarisatie en de mate waarin Nederlanders zich daar zorgen over maken, ook iets van ons vragen, van ons als politici. De toon die wij gebruiken in het debat, de voorbeelden die wij noemen, hebben effect. Want we zijn naast controleurs van de regering en medewetgevers ook opiniemakers. Natuurlijk mogen we het over de problemen hebben, maar misschien hebben we het wel iets te vaak over de problemen als het over integratie of moslims in Nederland gaat. Er zit namelijk ook een enorme kracht in diversiteit. Ik kan dat weten, want ik heb, zoals ik al eens eerder in debatten heb gezegd, een intercultureel huwelijk met mijn grote liefde Champa. Zij is hindoe en Bengaalse, ik ben Nederlander en agnost. We houden elkaar zo'n beetje elke dag de spiegel voor. Dat is heel verrijkend. Dat is heel positief. We leren veel van elkaar. Ik zou dat onze samenleving eigenlijk ook toewensen. Want de samenleving zou je ook kunnen zien als één groot huwelijk tussen religies, tussen culturen, tussen kleurrijke mensen. We kunnen ongelofelijk veel van elkaar leren. Dat doen we nu te weinig. Zoals ik al zei, moeten we het natuurlijk over de problemen hebben. Soms schuurt en wringt het. Orthodox-religieuze opvattingen, of die nu orthodox-christelijk of orthodox-islamitisch zijn, kunnen op gespannen voet staan met onze fundamentele waarden, met onze vrijheid. Op de momenten waarop dat gebeurt, moeten we er hier met elkaar scherpe debatten over voeren. Maar ik vind dat we op dit moment in de debatten te veel over de negatieve kanten van diversiteit praten, te veel de negatieve cijfers eruit lichten, te veel karikaturen maken van groepen in onze samenleving, en te weinig naar de positieve kanten kijken. Er moet meer balans in.
Voorzitter. Ik zou graag nog een tijdje doorfilosoferen over hoe ik aankijk tegen diversiteit en een inclusieve samenleving, maar daar heb ik vandaag de tijd niet voor. Ik heb een aantal concrete vragen aan de Minister, met name op het punt van de nieuwe inburgeringswet. De Minister heeft, mede op aandringen van de Kamer en de VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, onderzoek laten doen naar de financiële ramingen. Het Centraal Planbureau heeft naar de financiële ramingen gekeken en zegt dat die op dit moment niet neutraal en redelijk zijn en niet op de best beschikbare informatie zijn gebaseerd. Uit een veldonderzoek dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten samen met het ministerie heeft laten uitvoeren, blijkt bovendien dat er ruim 42 miljoen extra nodig zou zijn voor de inburgeringswet nieuwe stijl dan op dit moment in de ramingen is opgenomen. Mijn vraag aan de Minister is hoe hij deze impasse gaat doorbreken. Ik heb begrepen dat het bestuurlijk overleg over de uitkomsten van het onderzoek, dat oorspronkelijk voor half oktober gepland stond, nog steeds niet heeft plaatsgevonden. Graag een reactie van de Minister. Kloppen die geluiden en zo ja, wanneer verwacht de Minister dat het bestuurlijk overleg met de VNG wordt hervat?
De Minister geeft in zijn reactie op beide studies van het Centraal Planbureau en van AEF aan dat hij de oplossing onder andere zoekt in het bijstellen van ambities. Wat bedoelt de Minister daar concreet mee? Welke ambities zou hij willen bijstellen? Wat betekent dat concreet voor de contourenbrief die we voor het zomerreces in de Tweede Kamer met hem hebben besproken? Aan welke bijstelling van ambities moet ik denken?
Bovendien geeft de Minister aan in zijn eigen begroting op zoek te gaan naar extra middelen om deze impasse mogelijk te doorbreken. Mijn vraag aan de Minister is: waarom moet deze ruimte per se gevonden worden binnen de begroting van SZW? Ik ken de systematiek van begrotingsafspraken en van dekkingen. Die is belangrijk. Maar als we het onderzoek dat vandaag bij de stukken zit, mogen geloven, is er sprake van een te krappe planning. Bovendien verdient investeren in integratie en inburgering zichzelf terug. Ik ben benieuwd om van de Minister te horen of het echt zo is dat de ruimte alleen binnen de eigen begroting gevonden kan worden – dat zal nog een hele opgave worden – of dat er wellicht mogelijkheden zijn om, uiteraard in overleg met de andere bewindspersonen, buiten de eigen begroting te kijken.
Voorzitter. Ik ga verder met maatschappelijke begeleiding. Ook daarover heb ik het in eerdere debatten gehad. Dat is voor de fractie van GroenLinks heel erg belangrijk. Wij vinden, naast taallessen, maatschappelijke begeleiding het belangrijkste onderdeel van het inburgeringsbeleid, want er komt heel veel op nieuwkomers af. Ze moeten bekend raken met hun rechten en plichten in de samenleving, een woning zoeken, een baan, een huisarts. Het is heel belangrijk dat die maatschappelijke begeleiding in de inburgeringswet nieuwe stijl overeind blijft. Graag een reactie van de Minister. Kunnen wij ervan op aan dat er in de nieuwe inburgeringswet zo mogelijk meer ruimte komt voor maatschappelijke begeleiding door maatschappelijke organisaties en gemeenten, maar in ieder geval niet minder?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Slootweg van het CDA.
De heer Slootweg (CDA):
Voorzitter. Inburgering en integratie zijn onderwerpen van hart en hoofd, van rechten en plichten. De Nederlandse samenleving biedt fantastische kansen. Neem mijn collega Mustafa Amhaouch, wiens ouders in 1963 vanuit Marokko naar Nederland kwamen. Via lts en mts studeerde hij meet- en regeltechniek aan de Fontys Hogeschool en kwam hij in een managementfunctie bij ASML. Of neem de in Beiroet geboren Jalal Laham, oud-directeur van vleesverwerker Teeuwissen, een Brabants bedrijf. Onze samenleving biedt fantastische kansen, en niet alleen als je hier geboren bent. Maar het benutten van die kansen en mogelijkheden is in eerste instantie wel je eigen verantwoordelijkheid. Als je kiest voor ons land, kies je voor onze taal, kies je voor onze wetten en kies je ook voor een samenleving waarin van iedereen wordt verwacht dat je je inzet voor die samenleving, bijvoorbeeld door te werken.
We zien ook dat onze samenleving wil omzien naar degenen die hier niet geboren zijn of van wie de ouders op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen. Denk aan al die vrijwilligers die zich inzetten om inburgeraars taalles te geven of als die als buddy functioneren in onze ondoorzichtige bureaucratie.
Voorzitter. Er is nog veel te doen en dat begint met een snelle en goede inburgering. Hoewel je persoonlijk verantwoordelijk bent moet je er op kunnen vertrouwen dat wanneer je een cursus volgt, dit ook gebeurt bij een organisatie die kwalitatief goede taallessen geeft. De tijd moet zo snel mogelijk achter ons liggen dat de kwaliteit van de inburgeringscursussen te wensen overlaat en dat er allerlei misstanden zijn bij die cursusbureautjes. Voorkomen moet worden dat wanneer iemand kan inburgeren bij een bureau en door slecht onderwijs niet op tijd de cursus kan afronden, daardoor een boete moet betalen met als gevolg het ontstaan en het oplopen van schulden. Het is dan ook heel goed dat er in 2021 een nieuw inburgeringsstelsel komt. Doel van dit nieuwe stelsel is om nieuwkomers te helpen om snel en volwaardig mee te doen in de Nederlandse maatschappij. Dit kabinet zorgt ervoor dat statushouders niet langer hoeven te lenen voor een inburgeringscursus en de gemeenten krijgen regie in de begeleiding van inburgeringsplichtigen. Ook moeten gemeenten gaan zorgen voor het cursusaanbod op alle niveaus. Op basis van een brede intake wordt in een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie vastgesteld welke taalcursus en welk participatietraject het beste past bij een nieuwkomer, rekening houdend met niveauverschillen en verschillen in leertempo tussen nieuwkomers. Prachtige plannen, maar hoe kijkt de Minister ertegen aan om kansrijke asielzoekers aan het werk te laten gaan en taalles te geven terwijl ze wachten op een verblijfsvergunning? Ik begrijp dat Turkse asielzoekers alsnog mogen inburgeren. De Minister wil ze zelf laten bepalen om dat te doen, maar dat is misschien toch wel wat te vrijblijvend. Welke mogelijkheden onderneemt de Minister om Turkse statushouders te verplichten om daadwerkelijk in te burgeren? Kan hij bijvoorbeeld extra eisen stellen wanneer men geen werk heeft?
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik de heer Slootweg vragen wat hij vindt van de correspondentie tussen de gemeenten en de Minister? Er zou namelijk een onderzoek gedaan worden naar de kosten voor de nieuwe inburgeringswet. Daar is uitgekomen: het kan, mits er nog 42 miljoen extra op tafel komt te liggen. Deelt u die opvatting?
De heer Slootweg (CDA):
U bent me net voor waar ik nog kom op het onderzoek van AEF. De Minister zegt dat hij de gesprekken met de VNG wil voortzetten. Ik ben erg benieuwd hoe het daar op dit moment mee staat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat was nog geen antwoord. Deelt u de opvatting dat dat geld nodig is, zoals was afgesproken? Er was wat gesteggel over, maar uiteindelijk is de Minister toch akkoord gegaan met een gedeeld onderzoek met de gemeenten. Uitslag: ja, het kan, mits er nog 42 miljoen euro op tafel komt. Deelt het CDA die opvatting?
De heer Slootweg (CDA):
Wat ik zelf zo interessant vind, is dat dit onderzoek gebruikmaakt van een aantal veronderstellingen. Men houdt bijvoorbeeld nog geen rekening met inverdieneffecten. Dus ik ben erg benieuwd of die er zijn. Wat is nu het werkelijke probleem? Is dat een investeringsprobleem aan het begin of is het ook echt dat probleem van 42 miljoen? Daarom ben ik zo benieuwd naar de gesprekken die de Minister heeft met de gemeenten.
Voorzitter. Dit kabinet zorgt ervoor dat taallessen weer gefinancierd worden door de rijksoverheid. De uitvoering wordt ondergebracht bij gemeenten. Een rapport van adviesbureau AEF laat zien dat hier nogal wat kosten voor gemeenten bij komen: grosso modo 100 miljoen structureel en 50 miljoen incidenteel. Over die bekostiging is men er nog niet uit en de Minister geeft aan de gesprekken met de VNG voort te zetten. Toch een aantal vragen bij de sommetjes. Er is expliciet door de opstellers geen rekening gehouden met de inverdieneffecten. Is het niet zo dat door een betere inburgering mag worden verwacht dat de nieuwkomers ook betere arbeidskansen krijgen en minder een beroep op een uitkering moeten doen? Hoe krijgen die besparingen dan een plek? Betekent een betere inburgering alleen maar hogere lasten? Kan de Minister dat uitleggen? Op welke wijze kan worden ingezet dat statushouders niet alleen eerst de taal gaan leren, leren inburgeren en dan op zoek naar werk gaan, maar juist deze zaken zo veel mogelijk parallel aanpakken? Nog niet alle gemeenten doen dit. Wil de Minister dit bevorderen?
Een grote groep die nu binnenkomt zijn de nagereisde gezinsmigranten. Eenmaal in Nederland zijn zowel gezinsmigranten als statushouders verplicht tot hetzelfde inburgeringsexamen. Beide groepen krijgen een brede intake en een PIP op maat. Klopt het dat er een verschil zit tussen de bijdrage die vereist wordt voor een statushouder en een gezinsmigrant? Wanneer men van een gezinsmigrant een hogere bijdrage verwacht, hoe voorkomt de Minister dan de situatie dat de gezinsmigrant deze eigen investering niet doet omdat men toch al een status heeft? In de gemeentelijke monitor Vluchtelingen aan het Werk van september 2019 wordt geconcludeerd dat in de helft van de gemeenten nog geen voorzieningen zijn getroffen voor het verbeteren van de inburgering, met als risico dat zij tussen wal en schip belanden. Is het juist dat de huidige wachttijden voor het indienen van een asielverzoek oplopen tot meer dan een jaar? Hoe verhouden deze wachttijden zich tot de ambitie van de Minister om snel te starten met de integratie?
Voorzitter. We hebben een brief ontvangen over een onderzoek naar verplichte voorschoolse educatie. Het onderzoek geeft aan dat een verplichting te ver gaat, met name omdat de meeste kinderen van inburgeraars al gebruikmaken van voorschoolse educatie of dagopvang. Het onderzoek biedt wel aanknopingspunten voor verbetering. De openingstijden van de voorschoolse educatie sluiten namelijk niet aan bij de tijden van de inburgeringscursus. Kan dit niet beter op elkaar afgestemd worden?
Te veel nieuwkomers zijn aangewezen op een bijstandsuitkering. Hier komen, betekent een bijdrage leveren aan de samenleving. Het CDA wil dan ook dat trajecten erop gericht zijn dat mensen, zeker wanneer ze te horen hebben gekregen dat ze hier mogen blijven, direct aan het werk kunnen worden gezet. Dat geldt ook voor de volwassen gezinsmigranten. Onze taal kun je ook heel goed op de werkvloer leren. Kan de Minister aangeven hoeveel nieuwkomers in duale trajecten zitten, namelijk taal en werk tegelijkertijd? En wat gebeurt er met volwassen nagereisde gezinsmigranten? Komen die ook direct in een duaal taal- en werktraject, bijvoorbeeld overdag werken en 's middags taal?
Voorzitter. Het CDA is van mening dat verwijtbaar niet-inburgeren consequenties moet hebben. In het regeerakkoord zijn daarover ook duidelijke afspraken gemaakt. Kan de Minister aangeven hoeveel reguliere migranten in 2018 en 2019 hun verblijfsstatus hebben verloren? En hoeveel asielvergunninghouders hebben om die reden geen sterkere verblijfsstatus gekregen?
Tot slot. Hoewel we tegenwoordig de televisie beschouwen als oude media, is deze voor veel mensen, ook voor statushouders, een belangrijk venster op onze samenleving. In andere landen wordt de publieke omroep veel meer ingezet om taal, gewoonten, rechten en plichten te leren voor nieuwkomers. In het regeerakkoord wordt aangegeven dat ook in ons land de publieke omroep een rol zou kunnen spelen. Welke stappen heeft de Minister al gezet om de publieke omroep hierbij inderdaad een rol te laten spelen?
De Nederlandse samenleving is een open samenleving die prachtige kansen biedt. Dat vraagt overheidsbeleid om mensen zo snel mogelijk onze taal te laten leren en gewoon te worden met onze wetten en gebruiken. Dat vraagt ook zeker wat van de inburgeringsplichtigen. Neem je persoonlijke verantwoordelijkheden en benut de kansen!
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank u, voorzitter. Wat een weekend! Ik was dit weekend in het buitenland vanwege een werkbezoek, maar je kijkt natuurlijk af en toe op je telefoon en als je zo de nieuwsberichten over allerlei bijeenkomsten, politiebescherming en politie-inzet bij de sinterklaasintocht bekeek, dacht je werkelijk dat hier een veldslag gaande was. Even verder kijkend kwam ik erachter dat het gelukkig geen veldslag as. Maar je kent de media: die gaan daar natuurlijk gretig op in. En er was toch wel wat aan de hand, met als dieptepunt de voetbalwedstrijd gisteren – ik sprak daar net al over – met racistische spreekkoren en een Hitlergroet die overduidelijk te zien was op de beelden. Het was volkomen terecht dat de scheidsrechter ingreep. Nu is de vraag natuurlijk wat Onze Minister van Integratie van dit alles van afgelopen weekend vindt. Deelt hij mijn mening dat die scheidsrechter een held is? Is de Minister het met mij eens dat geweld en intimidatie keihard moeten worden aangepakt? Is hij het eens met wat ik net ook al in een interruptie zei, namelijk dat de KNVB meer steun nodig heeft van de politiek en het OM?
Daarom doe ik twee voorstellen. Wilt u in overleg gaan met de KNVB? Met u bedoel ik de regering, want de Minister zal ongetwijfeld zeggen dat Justitie hier ook mee te maken heeft. Wilt u dus met de KNVB in overleg gaan om te kijken hoe de strafrechtelijke vervolging verbeterd kan worden? En wilt u inventariseren in hoeverre speciale camera's en microfoons kunnen worden ingezet om het racisme in het stadion beter te kunnen traceren? Ook daar is behoefte aan.
Voorzitter. Van die gebeurtenissen kom je al gauw bij de polarisatie in de samenleving. Daar is onderzoek naar gedaan door het SCP. Dat heeft dan weer veel te maken met segregatie in de huisvesting, in de scholen; iets waar de de SP zich al sinds jaar en dag druk over maakt. Je moet die segregatie bestrijden. We moeten voorkomen dat we allemaal op onze eilandjes wonen dan wel naar school gaan dan wel gehuisvest zijn. De Minister weet dat ik hem, wat dat betreft, heb gevraagd om aan de gang te gaan met dat roemruchte artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs, waarin letterlijk staat: scholen moeten aan de slag met de bestrijding van segregatie. De collega-minister van Onderwijs heeft ook een opdracht gegeven om de inspectie daarnaar te laten kijken. Graag een update. Hoe staat het daarmee?
Voorzitter. Dan de inburgering. Die duurt al behoorlijk lang. Er is veel gesteggel met de VNG over de financiering en over de inrichting. Er kwam een onafhankelijk onderzoek. De uitkomst was dat er voor een goede uitvoering 42 miljoen euro extra nodig is. De Minister gaat op zoek naar extra middelen. Hoe staat het daarmee? Kan de Minister garanderen dat de invoeringsdatum van 1 januari 2021 wordt gehaald? Is dat dan ook met de gewenste middelen? Graag een reactie.
Als ik de brief goed heb gelezen, dan staat erin dat het aantal fraudegevallen in het afgelopen jaar met 71 stuks is toegenomen. Dat betreft 114 taalscholen waar fraudesignalen zijn geweest. Ook inburgeraars zelf kunnen frauderen. Er wordt zelfs gesproken van lookalikes. Bizarre vormen van fraude dus! Graag een update van de aanpak hiertegen.
Voorzitter. Dan is er dus de nieuwe wet, maar die roept ook nog steeds veel vragen op. Hoe wordt bijvoorbeeld gewaarborgd dat er structureel genoeg expertise in huis is bij de gemeentes? De gemeentes krijgen immers een belangrijke taak. Hoe worden de intakeprocedures van de gemeentes precies vormgegeven? En hoe wordt dit afgestemd met de, helaas, nog steeds commerciële taalmarkt? Want die bureautjes moeten gevonden worden. Daar vindt aanbesteding bij plaats.
Komt er nog een onderzoek naar al die vereisten die er in de afgelopen jaren aan inburgeraars werden opgelegd? Het zijn er nu ook alweer heel veel. Er is sprake van een stapeling van inburgeringsvereisten. Wordt dat nog geëvalueerd?
De Minister geeft in zijn brief aan dat hij ontheffing kan verlenen. Daarbij gaat het om de bestaande gevallen, zeg maar de mensen die nu aan het inburgeren zijn en die last hebben van het huidige, falende systeem. De Minister zegt dat hij bij schrijnende gevallen een soort discretionaire bevoegdheid heeft. Heel goed! Maar dan zegt hij: de inburgeringsplichtige moet wel zelf een verzoek indienen als hij daar gebruik van wil maken. Op de site van DUO staat echter niet duidelijk hoe een verzoek hiertoe kan worden gedaan. Kan de Minister toezeggen dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk worden voorgelicht, bijvoorbeeld op de website van DUO, over die mogelijkheid en dat een aanvraagformulier beschikbaar wordt gesteld? Graag een reactie.
Voorzitter. Dan over de aanpak van extremisme, genitale verminking, is isolatie en zelfbeschikking, waar mevrouw Becker over heeft gesproken. Ik sluit me er zeer bij aan dat dat moet worden aangepakt.
En helemaal tot slot: hoe staat het met de uitvoering van de motie van de SP en de ChristenUnie om taallessen te geven door werkgevers aan arbeidsmigranten?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Dank u wel. Het jaarlijkse integratiedebat. Ik vind het goed om altijd even te beginnen met de cijfers waaruit blijkt hoe we ervoor staan. Het gaat dit jaar met de integratie nog beter dan vorig jaar. Elke statistiek die we voor ogen krijgen, laat zien dat mensen met een migratieachtergrond steeds hoger opgeleid zijn, steeds vaker werk hebben en steeds meer verdienen. En de criminaliteit, zo constateerde het CBS vorig jaar in de jaarrapportage, is in de laatste vijftien jaar ook nog eens gehalveerd.
Voorzitter. Daarmee lijken mensen met een migratieachtergrond steeds meer op het Nederlandse gemiddelde. Dat is mooi, niet omdat iedereen gemiddeld moet zijn, maar omdat we weten dat mensen met een migratieachtergrond ook nog met andere problemen te maken hebben. Met een Marokkaanse naam heb je in Nederland immers nog altijd drie keer minder kans om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek dan wanneer je Jan, Gert-Jan of Evert-Jan heet. Hetzelfde geldt voor de uitnodiging om een huurhuis te bekijken. En dan is er ook nog ziekmakend racisme, zoals we dat gisteren zagen in Den Bosch: oerwoudgeluiden en de Hitlergroet. Ranzig racisme, gewoon bij het voetbal, waar we met alle Nederlanders graag naar kijken. Ik vraag me daarom een paar dingen af. Wie Zwarte Piet zwart wil houden, ga ik niet veroordelen. Ik heb mezelf ook laten overtuigen dat een moderne Piet prima is. Maar iedereen moet zien dat het sinterklaasfeest steeds vaker gekaapt wordt door mensen die dit soort ranzig racisme niet schuwen en die geweld niet schuwen. Gisteren werd in Den Bosch met rookbommen gegooid en vorige week was er de intimiderende inval bij een vreedzame vergadering. Vorig jaar werd er gegooid met eieren en bierblikjes. Dus moeten we niet vaststellen, vraag ik ook aan de Minister, dat de pro-Zwarte Pietbeweging aan het radicaliseren is?
Als in een stadion sinterklaasliedjes worden afgewisseld met de Hitlergroet en oerwoudgeluiden om Mendes Moreira te intimideren, moet er dan niet heel hard een lijn worden getrokken: deze supporters worden het stadion uitgegooid en er wordt aangifte gedaan? Minister Bruins heeft dat gelukkig inmiddels ook gezegd. Gelukkig heeft FC Den Bosch de eigen reactie een blunder genoemd. Dat lijkt me een understatement.
Toch blijft dit gevoel: wat zegt het nou als de eerste reactie van de club en de trainer was «wegkijken en het slachtoffer de schuld geven»? Dus ook de vraag aan deze Minister: wat was nou uw reactie toen u gisteren de beelden en geluiden zag? Wat is er volgens u nodig om in de voetbalsport een streep te trekken in de strijd tegen racisme? Maar eigenlijk gaat het om discriminatie in brede zin, want we hebben eerder hetzelfde gezien met homofobe spreekkoren en de discriminatie van homo's in het voetbal.
Zoals elke Nederlander vrij moet zijn van discriminatie, moet ook elke vluchteling in Nederland zo veel mogelijk vrij zijn van het land waarvoor hij of zij gevlucht is, en dus van buitenlandse inmenging. Vorige week nog kondigde premier Erdogan in het Turkse parlement groots aan acties te zullen ondernemen tegen mensen die hij ziet als terrorist. Dat is voor hem een heel breed begrip, want iedere Koerd die strijdt of pleit voor een Koerdische staat is terrorist en iedere Turk die gelieerd is aan de Gülenbeweging is terrorist. Dus ook duizenden, misschien wel tienduizenden, Turken in Nederland volgens hem. Hij gebruikte de actie tegen IS-leider Al Baghdadi als voorbeeld van hoe andere staten terroristen uitschakelen in het buitenland en gaf daarmee aan ervan uit te gaan dat deze staten het ook wel accepteren als Turkije hetzelfde doet met wie Erdogan ziet als terroristen.
Ik spreek vaak Turkse vluchtelingen, zowel Koerdische als aan de Gülenbeweging gelieerde Turken die zich zorgen maken. Een van hen was een vrouw die vertelde hoe haar echtgenoot toen ze in Moldavië woonden ten overstaan van de kinderen het huis uit werd gesleept en inmiddels in Turkije in de cel zit. Zij was naar Nederland gevlucht. Een ander was een Turkse advocaat, die inmiddels hier een vluchtelingenstatus heeft. Hij kreeg een sociale huurwoning naast een Turks gezin, die hem meteen duidelijk maakten dat ze juist heel positief denken over de Turkse premier. Hij voelt zich niet veilig en vraagt aan de gemeente: kan ik alsjeblieft op een andere plek gaan wonen, het maakt niet uit waar? Maar dat kan niet. Met die tegenstelling hebben we in Nederland te maken. Volgens mij betekent dit dat we nog meer bewustzijn nodig hebben van wat zich binnen de Turkse gemeenschap afspeelt.
Daarom de volgende vragen. Kan de Minister ons vertellen of er voldoende sensitiviteit is, vooral bij gemeenten, voor de totaal verschillende manieren waarop Turkse Nederlanders naar Turkije kijken? Hoe kunnen we daarmee het beste omgaan om de veiligheid te garanderen en spanningen te voorkomen? Kan hij ons vertellen wanneer de Turkse weekendscholen gaan openen en of we daar vanaf dag één toezicht op hebben? Zijn de lesmaterialen openbaar? Ten slotte: kan hij ons op de hoogte houden van nieuwe activiteiten van de Turkse staat in Nederland? Ik heb het over de wereldwijde acties en de manier waarop premier Erdogan die naar Nederland vertaalt.
Onlangs meldde zich een groep Marokkaanse Nederlanders die van hun tweede nationaliteit af willen. Dit jaar vieren we het jubileum van 50 jaar Marokkaanse arbeidsmigratie. Het zijn Nederlanders en het zou mooi zijn om tijdens dit jubileum hen te steunen in hun oproep. Die vraag stel ik dus aan de Minister. Ik hoop dat wij hier snel het debat over kunnen voeren.
Dan iets waar wij als integratiewoordvoerders ook mee te maken hebben. De heer Slootweg noemde het net al: enorme wachttijden voor asielzoekers. Hun onzekere bestaan in Nederland begint steeds vaker met lang wachten. Gemiddeld 47 weken totdat een beslissing valt. Alsof het wachten niet erg genoeg is, mag en kan de welwillende asielzoeker vaak niet anders doen dan een potje tafeltennis spelen of verder wegkwijnen op de vaak somber opgetuigde pre-POL-locaties. Ik spreek vaak vluchtelingen die hun tijd in het azc als een kwelling zien. Het COA komt ook nog eens 10.000 plekken tekort.
Het belangrijkste is dus dat we die integratie in asielcentra veel beter gaan aanpakken, want al binnen vier weken is de meest kansloze asielzoeker uitgeprocedeerd. Het zijn de kansrijke asielzoekers die veel langer in de procedure zitten. Ze mogen niet zo veel, maar ze mogen wel vrijwilligerswerk doen. En na een halfjaar in de procedure mogen ze ook betaald werk doen. Het gebeurt alleen nauwelijks. Slechts 1% à 2% van die asielzoekers krijgt een tewerkstellingsvergunning. Hier ligt dus een geweldige kans. Ik was laatst met collega Heerma bij Plan Einstein, toen nog in Utrecht Overvecht, een project van de gemeente en het COA samen waar veel meer wordt ingezet op integratie. Ik heb daar zelf verderop vakken gevuld bij de Konmar, wat tegenwoordig een Albert Heijn is. Er waren daar een paar jongens die een bijbaantje hadden bij diezelfde supermarkt, maar dat is echt het enige voorbeeld dat ik heb gehoord. Dat komt denk ik door die 1%. In azc's hangen geen vacatures. Mensen worden niet gestimuleerd om aan het werk te gaan. Laten wij het omdraaien: kans op werk zodra het mag. Nodig werkgevers uit en waarschuw asielzoekers op tijd dat ze het recht hebben en help ze met de reiskosten. Wil de Minister dit met de Staatssecretaris van JenV oppakken?
Voorzitter. Een andere kwetsbare groep die vaak wordt vergeten, zijn de kinderen in asielzoekerscentra. Voor hen is gewoon naar de basisschool kunnen gaan een zegen. Het gemiddelde kind staat te springen en te juichen als de vakantie begint, maar in het azc zijn kinderen meestal verdrietig, omdat juist die plek waar ze even alle narigheid kunnen vergeten en waar ze gewoon samen kunnen spelen en leren, dicht gaat. Ook verliezen ze natuurlijk de kennis van de taal die ze het hele jaar hebben opgebouwd. Hun ouders kunnen daar op dat moment meestal nog niet echt bij helpen. Kunnen we asielkinderen ook in de zomervakanties een vast programma bieden op de basisschool waar ze het hele jaar heen gaan?
Ten slotte nog twee punten. Ik zie graag zo snel mogelijk een nieuwe Wet inburgering. Het is logisch dat gemeenten kritisch naar de kosten kijken. Ze bleken ook een punt te hebben Laten we de ambitie zo stevig mogelijk houden, want snelle integratie is goed voor ons allemaal.
Om af te sluiten een compliment aan de Minister voor zijn speech van 1 juli jongstleden over het slavernijverleden. Tijdens Keti Koti heeft hij namens het kabinet spijt betuigd over het slavernijverleden. Dat is hartstikke goed en broodnodig. We zagen gisteren in Den Bosch helaas hoe in scheldwoorden als «katoenplukker» het slavernijverleden er weer eens bij wordt gehaald om een gekleurde Rotterdamse, Schiedamse voetballer te intimideren. Zoals hij zelf zei: dat hoef ik anno 2019 niet te accepteren. En zo is het maar net.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik ben benieuwd naar het voorstel van D66 om als overheid voor asielzoekers die nog geen verblijfsvergunning hebben, die nog geen status hebben en die 24 weken per jaar mogen werken als ze hier minstens een halfjaar zijn, te gaan bemiddelen voor werk. De overheid moet ervoor gaan zorgen dat deze mensen aan de slag komen. Hoe ziet hij dat in relatie tot het feit dat 70% van de statushouders, dus van de mensen die wél een vergunning hebben en die sinds 2014 naar Nederland zijn gekomen, überhaupt nog geen werk heeft? Is daar niet nog heel veel werk te verzetten? Is het niet beter om, als we al gaan bemiddelen, eerst aan de slag te gaan met mensen die wél mogen blijven en die wél een vergunning hebben? De IND en het COA hebben het heel druk met alle procedures en moeten dat heel snel op orde brengen, maar dreigen nu een extra taak te krijgen.
De heer Paternotte (D66):
Ik denk dat mevrouw Becker daarmee het paard achter de wagen spant. Een van de redenen dat zo veel vluchtelingen heel moeilijk aan een baan komen, is dat dat veel lastiger is als je twee jaar lang hebt moeten stilzitten, als je bijna niks hebt mogen doen, als je niet echt werk hebt kunnen maken van je integratie. 1% à 2% van de asielzoekers krijgt een tewerkstellingsvergunning, terwijl ze na 26 weken allemaal iets van werk zouden mogen doen. Ik vind dat wel heel extreem weinig. U spreekt vast ook heel veel vluchtelingen, maar volgens mij komt het omdat ze vaak niet eens van het COA te horen krijgen dat dat werken mag. Dat horen ze dan soms via-via. Bedrijven worden niet eens uitgenodigd om te laten zien wat voor plekken er zijn. Gemeenten zijn aan de slag met die statushouders. Ze spreken met werkgevers. Ze proberen de mensen aan werk te helpen. Zou het nou niet mooi zijn als dat bij een aantal mensen lukt? Misschien gaat het maar om een paar procent, maar iedereen die je kan helpen scheelt. Het zou mooi zijn als dat bij een aantal mensen niet nodig is, omdat ze al op de arbeidsmarkt begonnen zijn. Twee jaar lang stilzitten is desastreus. We hebben allemaal die mensen gezien. Dat is waar er volgens mij een gigantische kans ligt. Er gebeurt volgens mij ongelofelijk weinig.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik sluit me aan bij de heer Paternotte als het om taal gaat. We hebben in het regeerakkoord afgesproken om aan het werk te gaan met taal bij de mensen die kansrijk zijn. Volgens mij hoef je dan niet stil te zitten en je kansloos te vervelen, maar kun je gewoon vast Nederlands leren. Maar ik zou me zorgen maken als het COA zich gaat richten op mensen die misschien helemaal niet mogen blijven, terwijl de aandacht uit zou moeten gaan naar 70% van de statushouders, de mensen die wel mogen blijven waarvan een deel helaas nog in een azc zit omdat er nog geen plek is om uit te stromen. Hoe ziet de Paternotte dat voor zich? Heeft hij extra capaciteit in gedachte voor het COA of de IND? Volgens mij is alle extra capaciteit die er is hard nodig om de procedures te versnellen.
De heer Paternotte (D66):
We hebben de VVD kunnen overtuigen dat die taalles inderdaad goed is. In het verleden was het verhaal nog dat je mensen die taalles niet moest geven, omdat je ze dan juist aan zou moedigen om naar Nederland te komen. De realiteit is dat er heel veel mensen komen en dat daar heel veel kansrijke asielzoekers tussen zitten. Ik hoop u dus ook hiervan te overtuigen, want hoe eerder mensen kunnen beginnen met werken, hoe beter dat is. De heer Slootweg zei het ook al. Dat geeft het signaal: u zit hier niet alleen om verzorgd te worden, om leefgeld te krijgen; we verwachten eigenlijk ook dat u mee gaat doen, dat u er iets tegenover zit. Het kan al een enorm verschil maken door alleen al een begin te maken door werkgevers uit te nodigen en door na vijf maanden in een gesprek mensen te vertellen over de rechten die ze hebben om te kunnen gaan werken. Als u denkt dat daar, terwijl het COA en de IND volgend jaar echt veel geld krijgen om de asielketen te versterken, nog steeds geen enkele ruimte voor zou zijn, hoop ik van wel.
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan de heer Kuzu van DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Opnieuw zien we dat racisme in Nederland enorm geïnstitutionaliseerd is. Opnieuw zien we dat het racisme de spuigaten uitloopt, dit keer op de voetbalvelden. Tijdens de voetbalwedstrijd FC Den Bosch-Excelsior is Excelsiorspeler Ahmad Mendes Moreira racistisch bejegend. Waarom? Omdat hij een zwarte huidskleur heeft. Het is gewoon te belachelijk voor woorden. Alleen omdat de discussie over de racistische karikatuur van Zwarte Piet zo is uitgebuit door populistisch rechts dat mensen er een legitimering in vinden om activisten aan te vallen, snelwegen te blokkeren en hun racistisch gal te spuwen in het voetbalstadion.
Voorzitter. Wat DENK betreft verdient racisme een krachtig antwoord en een krachtige veroordeling vanuit de overheid en de samenleving, in ieder geval krachtiger dan de eerste flutreactie van FC Den Bosch, waarvan ze nu gelukkig na ophef aangeven dat het een blunder is. Ik zou eigenlijk de Minister willen vragen of hij eindelijk een keer bereid is om die educatieve maatregel discriminatie op te leggen aan sneue types die blijven discrimineren? Is de Minister bereid om in samenwerking met zijn collegaminister van Justitie en Veiligheid ervoor te zorgen dat al die racistische supporters een levenslang stadionverbod krijgen? Is de Minister bereid om de strafmaat voor groepsbelediging in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht te verdubbelen, net zoals hij heeft gedaan voor artikel 137d?
Voorzitter. Dan het thema inburgering. DENK steunt de verandering die deze Minister wil doorzetten waarin gemeenten verantwoordelijk worden. Dan moet de gemeente wel voldoende geld krijgen. Dat is nu niet het geval, zo laat ook het CPB zien. De raming van de Minister is niet redelijk en neutraal. Mijn vragen aan de Minister zijn de volgende. Hoe kan het dat u er met uw raming zo naast zit? En twee: waarom is uw reactie op deze zorgen zo nietig, slechts anderhalf kantje waarin eigenlijk niet veel wordt gezegd? Hierin staat wel dat de Minister de ambities gaat bijstellen. Dan vraag ik me af of dit betekent dat we minder gaan doen aan inburgering, omdat er onvoldoende middelen zijn. Vervolgens geeft de Minister aan op zoek te gaan naar middelen binnen zijn begroting. De vraag is dan logischerwijs: wanneer gaan we hiervan horen? Hoeveel middelen komen en waar komen ze vandaan? DENK roept de Minister op om flink de portemonnee te trekken, want je moet niet willen besparen op het begeleiden van nieuwkomers. Zorg niet voor een herhaling van de jaren zestig en zeventig laat zien dat we hebben geleerd van de commissie-Blok.
Voorzitter. Het is gewoon de realiteit dat we in de komende jaren meer nieuwkomers nodig gaan hebben in dit land. Vandaag was er een nieuwsbericht dat volgens het CPB de gevolgen van de vergrijzing voor Nederland enorm zijn in de komende jaren. De economische groei zal afnemen, de zorgkosten stijgen naar 100 miljard en de overheid stevent af op een tekort van miljarden. Om deze crisis te voorkomen, heeft Nederland naast allerlei andere maatregelen die genomen moeten worden, nieuwkomers nodig om bij te dragen aan de samenleving, of mensen dat nou leuk vinden of niet. Vaak zie ik dat deze discussie helaas wordt verziekt door populistisch rechts. Populistisch rechts zegt dat nieuwkomers banen afpakken, terwijl nieuwkomers nodig zijn om vacatures te vullen. Populistisch rechts zegt dat nieuwkomers onze woningen afpakken, terwijl ze juist nodig zijn om woningen te bouwen. Populistisch rechts zegt dat nieuwkomers de zorg misbruiken, terwijl die mensen juist keihard nodig zijn om mensen te helpen in de zorg. Nederland heeft diversiteit en immigratie gewoon nodig! DENK is daarom vol trots pro immigratie en pro open grenzen. Je hoeft je er niet voor te schamen als je dat zegt tegenwoordig. Ik ga de Minister daarom ook niet vragen om dit te erkennen. Het is gewoon een voldongen feit.
Voorzitter. Immigratie is een noodzaak en we moeten er alles aan doen om Nederland een land te maken waarin mensen elkaar wederzijds accepteren. Mensen met een diverse achtergrond verdienen gelijke kansen en hebben rolmodellen nodig. De graadmeter daarvan is diversiteit aan de top. Ik zou daarom de Minister willen vragen om het SER-advies op dit onderwerp te omarmen en onderdeel te maken van het beleid.
Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over het Charter Diversiteit. Dat is alweer een aantal jaren geleden, maar het was een goede zaak. Ik denk dat het nu ook wel tijd wordt om een volgende stap te maken en het Charter Diversiteit aan te scherpen, zodat er ook streefcijfers voor mensen met een migratieachtergrond worden vastgesteld. Er moet monitoring komen en er moet in jaarverslagen worden beschreven welke maatregelen er zijn genomen om die streefcijfers te halen. Vindt de Minister dat een goed idee?
Ik dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan draag ik het voorzitterschap even over aan de heer De Graaf.
Voorzitter: De Graaf
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ben ik nu even voorzitter en geef ik de heer Gijs van Dijk van de Partij van de Arbeid als laatste in deze eerste termijn van de Kamer het woord.
De heer Gijs van Dijk (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Voetbal, sport is dé plek van verbinding. Ik heb mijn hele leven of in ieder geval in mijn jeugd gevoetbald. Eerst in Leiden en daarna jarenlang bij AVV Sloterdijk, Amsterdam Nieuw-West. Dat is dé plek waar je andere mensen tegenkomt, misschien mensen van een andere achtergrond, wellicht uit een ander land. Het is dé plek van verbinding en het is dé plek waar je van jongs af aan leert om respect voor elkaar te hebben. Het enige wat telt, is hoe goed je bent, of je goed met die bal kan spelen en of je ook nog eens goed samen kan spelen. Dat zijn de lessen die je van jongs af aan meekrijgt van sport. Het verbindt en het integreert kinderen en mensen op een goede manier.
Racisme en discriminatie moeten we overal in de samenleving tegengaan, maar als er één plek is die een voorbeeld zou moeten zijn, waar juist al die foute regels en die foute cultuur die we nog steeds zien in de samenleving, niet geldt, dan is het op het voetbalveld, dan is het op het sportveld. Ik denk dat Wijnaldum dat vandaag goed heeft verwoord: hoe kán dit? We kennen de voorbeelden uit Italië, uit Oost-Europa, maar dat dit in Nederland gebeurt, dat de Hitlergroet wordt gebracht, dat er verschillende scheldwoorden worden gebezigd, dat een Nederlandse jongen zich nog inhoudt, vind ik, op een respectvolle manier, terwijl hij alle recht heeft om woedend te zijn en niet eens meer terug te keren op dat voetbalveld.
Wat gaat het kabinet hieraan doen? Ik spreek hier de Minister voor Samenleving en Integratie aan, maar we spreken ook de Minister van Sport aan en we spreken ook de Minister van Justitie aan. De KNVB zegt: natuurlijk willen wij daar alles aan doen en gaan we dat nu ook onderzoeken, helaas alweer een dag te laat. Dat Den Bosch in eerste instantie helemaal fout reageert, zegt iets over de bestaande cultuur bij de Nederlandse topclubs. Verschillende sprekers hebben dat hier ook gezegd. Het zegt dat dit niet prioriteit nummer één is, anders was er nooit zo'n reactie gegeven. Ik ben blij dat ze nu met een tweede reactie zijn gekomen, door alle commotie, maar het zegt iets over de bestaande, sluipende cultuur waarin dit blijkbaar toch mogelijk wordt geacht. Voor ons is het onacceptabel en we verwachten ook van het kabinet dat het met de KNVB gaat kijken en mogelijkheden gaat onderzoeken om dit keihard uit te bannen. Dit kan niet op het sportveld en dit kan niet in de samenleving. Hoe staat de Minister voor Samenleving en Integratie hier tegenover?
Voorzitter. Dan de asielzoekers, de vluchtelingen die naar Nederland komen. Aan de ene kant – en daar heb ik het kabinet en de coalitie eerder ook voor geprezen – hebben ze de goede keuzes gemaakt als het gaat om nieuw inburgeringsbeleid. Hartstikke nodig, want dit huidige beleid werkt niet. Hoe kan het dan dat mensen die nu wachten op een status steeds langer moeten wachten omdat de IND niet levert? Hoe gaat het kabinet dit aanpakken? Daarmee sluit ik ook aan bij de opmerking van de heer Paternotte: wat zijn de mogelijkheden om nu al ... De eerste een à twee jaar is voor heel veel mensen een hel. Het is tijd die je op een hele andere en betere manier zou kunnen besteden, bijvoorbeeld door alvast vrijwilligerswerk te doen, door alvast kennis te maken met de Nederlandse werkgevers. Het is in wetgeving mogelijk, maar het gebeurt in de praktijk bijna niet. Wat gaat deze Minister hieraan doen?
Werk, werk, werk is dé manier om te integreren in de Nederlandse samenleving. Op dit punt zijn we het helemaal eens met de Minister, maar we zien in de praktijk dat werk nog steeds heel moeilijk is. Het is duidelijk dat er wat dat betreft ook actie nodig is bij werkgevers en dat gemeenten ook op zoek zijn naar de juiste werkgevers en de juiste netwerken. Ik spreek hier nogmaals mijn zorgen uit dat het voor heel veel gemeenten verduiveld ingewikkeld is om contact te hebben met al die werkgevers, die wellicht wel willen maar het niet weten en die wat geholpen willen worden omdat ze het misschien wat ingewikkeld vinden omdat ze nog nooit met een statushouder te maken hebben gehad. Er is een enorm tekort aan goede mensen. Volgens mij zijn die er, en die zitten nu thuis. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Wellicht kan het UWV hier ook een rol bij spelen. Op welke manier kunnen O&O-fondsen bij sectoren helpen om statushouders aan het werk te helpen? Is het misschien mogelijk om bijvoorbeeld een loopbaancheck voor statushouders aan te bieden, zodat je veel sneller weet wat iemand wel en niet kan, wat de talenten van iemand zijn zonder dat die wellicht de nodige diploma's al heeft?
Voorzitter. Dan kom ik bij de zorgen bij veel gemeenten over het budget. Gemeenten en ook de wethouders van de grote steden zeggen: wij doen dit graag, want wij willen heel graag met deze mensen aan de slag. We moeten voorkomen dat we een belangrijke opgave bij gemeenten neerleggen en de fout uit het verleden herhalen, namelijk dat we met te weinig geld nieuw beleid gaan voeren. Gaat de Minister er met de gemeenten uitkomen over dat bedrag van 40 miljoen dat men nu nog tekortkomt?
Ten slotte. We zien veel in de praktijk – dit komt echt uit de praktijk – dat gemeenten statushouders proberen te helpen aan werk en dat als één iemand van het gezin aan het werk is, de gemeente dan zegt: nou, dat is dan mooi geregeld; ik ben klaar met mijn taak. In de praktijk blijkt vaak dat de man aan het werk gaat en dat de vrouw vervolgens thuiszit en niet integreert. Is de Minister bereid om het beleid voor gemeenten te verruimen, zodat ze niet opgeven na één succesvolle bemiddeling naar werk, maar volhouden totdat zowel de man als de vrouw de mogelijkheid heeft gekregen om aan het werk te komen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik bij dezen het stokje weer terug aan de heer Gijs van Dijk.
Voorzitter: Gijs van Dijk
De voorzitter:
Dank u wel. Het is nu iets over half zes. Ik zou willen schorsen tot tien voor zes. De Minister zegt dat hij 50 vragen heeft. Ik kan me ook voorstellen dat er behoefte is aan een iets langere pauze. Ik wil wel proberen rondom zeven te stoppen, dus ik stel voor te schorsen tot vijf voor zes. Dan gaan we naar de eerste termijn van de Minister.
De vergadering wordt van 17.33 uur tot 18.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Het is nu de beurt aan de Minister in de eerste termijn. Ik zeg alvast tegen de leden dat er vier vragen worden toegestaan, maar die moeten wel kort zijn omdat we al richting 19.00 uur lopen. We lopen straks mogelijk iets uit, maar dat ga ik maximaal beknotten. Ik zal een strenge voorzitter zijn; vat dat niet persoonlijk op. Het woord is aan de Minister van Sociale Zaken.
Minister Koolmees:
Dank u, voorzitter. Ik ga proberen de vragen beknopt te beantwoorden. Ik had allerlei algemene spreekteksten voorbereid, maar die ga ik overslaan. Ik heb heel veel verschillende blokjes. Er zijn ongeveer 50 vragen aan mij gesteld. Ik vind dat ik netjes alle vragen moet beantwoorden. Ik ga er in een razend tempo doorheen.
Voordat ik begin, wil ik toch stilstaan bij wat er dit weekend is gebeurd bij de wedstrijd Excelsior-Den Bosch. Laat ik helder zijn: wat daar is gebeurd, is onaanvaardbaar. Meerdere leden van het kabinet hebben zich daar vandaag over uitgesproken: collega Bruins, collega Grapperhaus, de Minister-President. Ze deden dat allemaal langs dezelfde lijn: dit is onaanvaardbaar in Nederland. Een speler van Excelsior is tijdens die wedstrijd op racistische wijze bejegend op basis van zijn afkomst. Ik heb gisteren ook het interview gezien en gehoord wat hem allemaal toegewenst is vanaf de tribune. Hij stelde na afloop de vraag: denk je dat we dit anno 2019 moeten accepteren? Het antwoord is simpelweg: nee. Het is goed dat de Kamer daar aandacht voor heeft, ook vandaag in dit debat.
Zoals u wellicht heeft kunnen zien, zijn er verschillende acties gestart. De heer Grapperhaus heeft een brief gestuurd aan de KNVB. Collega Bruins heeft aangegeven als Minister voor Sport in overleg te willen treden met de KNVB. Natuurlijk ga ik vanuit mijn verantwoordelijkheid meedoen om samen onderzoek te doen naar wat hier gebeurd is, maar ook naar wat er kan. Als kabinet zullen we natuurlijk uw Kamer binnenkort informeren vanuit de verschillende hoeken die er genoemd zijn. Grapperhaus zal dat vanuit Justitie en Veiligheid doen over alle strafmaatregelen die mogelijk zijn, de Minister voor Sport zal dat doen vanuit zijn verantwoordelijkheid voor Sport en ik zal dat doen vanuit mijn verantwoordelijkheid voor Samenleving. Helder is dat het kabinet dit veroordeelt.
Dat gezegd hebbende wil ik beginnen bij het betoog van de heer Van den Berge, die als eerste spreker van de Kamer begon over dit onderwerp, namelijk het belang van het tegengaan van polarisatie.
De voorzitter:
De heer Jasper van Dijk heeft een vraag over het punt van dit weekend.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vroeg me af of de Minister nog ingaat op mijn specifieke vraag om met de KNVB te kijken naar verbeterde strafrechtelijke vervolging van dit soort figuren en de opsporing door middel van camera's en microfoons.
Minister Koolmees:
Ik citeer even uit de brief die collega Grapperhaus vandaag heeft gestuurd naar de KNVB over de aanpak van racisme in het voetbal en over de aankondiging dat hij met de KNVB hierover in gesprek zal gaan. In deze brief verzoekt hij de KNVB onder meer om over te gaan tot concrete acties tegen racisme en zegt hij steun toe via de Regiegroep Voetbal en Veiligheid, in het besef dat civielrechtelijke maatregelen alleen niet genoeg zijn. Daarmee is volgens mij ook antwoord gegeven op uw vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik begreep juist van de KNVB dat ze wat teleurgesteld waren over deze brief en dat ze juist vragen om een wat meer actieve houding van de regering ten aanzien van de strafrechtelijke vervolging. Een stadionverbod kan de KNVB doen, maar over strafrechtelijke vervolging gaat de KNVB niet. Daarom vragen ze expliciet hulp van de regering.
Minister Koolmees:
Mijn interpretatie van de uitspraak dat civielrechtelijke maatregelen alleen niet genoeg zijn, is juist dit punt. Maar de twee punten die heer Jasper van Dijk en meerdere leden van de Kamer hebben meegegeven, zal ik meenemen in mijn gesprek met collega's Grapperhaus en Bruins in de voorbereiding op het gesprek met de KNVB. Ik vind het ingewikkeld om dat nu toe te zeggen, want het zijn niet mijn portefeuille en mijn verantwoordelijkheid. Als het gaat over strafmaatregelen, ligt dat bij collega Grapperhaus. Ik meen dit uit deze tekst te interpreteren, maar ik ga er eerst even goed met hem over praten voordat we dat aan de Kamer toezeggen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Heel kort. Ik begrijp dat u met collega's in gesprek gaat met de KNVB. Dan is het wel goed dat we dat even goed noteren, zodat we hierop terug kunnen komen.
Minister Koolmees:
Ja. Het is denk ik goed om ook in de Kamer hier een soort gecoördineerde actie op te doen. Ik neem aan dat dit niet alleen in de commissie Volksgezondheid en Sport, maar ook in de commissie Justitie en Veiligheid aan de orde is gekomen. Om te voorkomen dat we naar elkaar gaan wijzen, wat helaas vaker gebeurt op dit terrein, denk ik dat het goed is om dit gezamenlijk op te pakken.
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Koolmees:
Ik was begonnen met een reactie op het betoog van de heer Van den Berge over polarisatie. Nederland is inderdaad een divers land. Mevrouw Bente Becker zei dat ook. Onze samenleving bestaat inmiddels uit 17 miljoen mensen met een grote variëteit in afkomst, religie en levensbeschouwing. Onze grondrechten geven iedereen in Nederland de mogelijkheid om in al die diversiteit dagelijks invulling te geven aan hun leven, op school, op het werk en in de buurt waar we wonen.
Ik vind het ook belangrijk dat het kabinet en ik zelf als Minister staan voor een samenleving waarin iedereen meetelt en meedoet, liefst door middel van werk, want we weten dat werk ook de sleutel is tot integratie, tot taal, tot economische zelfstandigheid en in heel veel gevallen ook de sleutel tot succes. Voor individuen verschaft het inkomen en zelfvertrouwen. Het is ook een belangrijke plek om elkaar te ontmoeten en te waarderen.
Als je kijkt naar het debat, de afgelopen tijd, wil ik benadrukken dat er natuurlijk verschillen mogen zijn. Door debat en discussie ontstaat er ook vooruitgang. Wat er ook vaak gebeurt is dat verschillen worden uitvergroot en benadrukt en een soort schijntegenstellingen worden gecreëerd in het publieke debat.
Ik zie ook dat er zorgen zijn over uitsluiting, discriminatie, maar vooral over polarisatie. Dat zie je ook in het onderzoek van het SCP. Opvallend is ook dat in dat onderzoek juist wordt ontkracht dat Nederland een gepolariseerd land zou zijn, dus de zorgen over polarisatie zijn eigenlijk veel groter dan de daadwerkelijke polarisatie. Dat is een belangrijke constatering, ook om in deze Kamer te maken.
Ja, tegenstellingen worden uitvergroot, maar in de kern gaat het vaak om kleine aantallen mensen die in dit soort debatten de boventoon voeren en daarmee ook het debat bepalen. Ik heb eerder een soort interruptiedebat gehad met de heer Gijs van Dijk en Pieter Heerma over juist dit thema. Ik maak me er zorgen over dat de grote meerderheid van Nederland in zo'n debat niet gehoord wordt. Dan krijg je het ene extreme standpunt versus het andere extreme standpunt en dat noemen we dan het debat, terwijl de werkelijkheid veel gecompliceerder en gelaagder is. In het andere SCP-onderzoek, over identiteit, zie je ook dat identiteit uit veel meer facetten is opgebouwd dan alleen maar Nederlands, ja of nee. Ik ben zelf ook Rotterdammer en Feijenoorder, maar dat gaat misschien een beetje te ver.
Die gelaagdheid komt er vaak niet uit in dit soort debatten. Je bent voor of je bent tegen. Ik vind dat we als politiek juist daar de nuance en de gelaagdheid moeten gaan zoeken, maar ook moeten benadrukken dat sommige dingen heel goed gaan en dat er een heleboel positieve ontwikkelingen zijn. We moeten niet de ogen te sluiten voor dingen die negatief zijn of verkeerd gaan, maar die juist aanpakken met elkaar, maar wel met die intentie en niet met de intentie om groepen tegen elkaar op te zetten en uit te spelen.
Op mijn beleidsterrein gebeurt er ontzettend veel. Ik zal een paar dingen noemen, ook al zijn er niet altijd vragen over gesteld, maar die ik toch belangrijk vind, bijvoorbeeld de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering. Er zijn weinig vragen over gesteld, maar ik vind het wel belangrijk om dit te benadrukken, omdat het voor het eerst is dat heel veel rijksinstellingen, departementen, maar ook de diensten, structureel met elkaar samenwerken, om gemeenten te ondersteunen die te maken hebben met problematisch gedrag.
Twee weken geleden heb ik nog een veertigtal burgemeesters op bezoek gehad die hier in de praktijk mee te maken hebben. Zij worden ook ondersteund vanuit het Rijk, de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Veiligheid, Sociale Zaken, Onderwijs en de diensten, bij het analyseren wat er fout gaat en hoe je dat zou kunnen aanpakken, wat je handelingsperspectief is. Daar is veel waardering voor.
Ik heb de Kamercommissie uitgenodigd voor een werkbezoek om de voordelen hiervan in een vertrouwelijke setting te horen te krijgen, om te laten zien wat er precies gebeurt. Dat kan niet altijd in openheid, omdat het af en toe verstandig is om dat achter gesloten deuren te doen, maar die uitnodiging staat en ik zou u vriendelijk willen verzoeken om daarop in te gaan.
Een ander belangrijk punt is de nieuwe Inburgeringswet. Ik kom straks op een heleboel vragen die zijn gesteld over de stand. Belangrijke stappen zijn: taal vanaf dag één, snel aan het werk, om te voorkomen dat mensen lang blijven hangen in een bijstandsuitkering, want dat is ook een belangrijke poot in het beleid. Maar ook breder: de weerbaarheidsagenda. We hebben in augustus de toolkit evidence based beleid gepresenteerd, over wat er wel of niet werkt. Dat zijn een paar voorbeelden.
Tegen die achtergrond ga ik nu de concrete vragen beantwoorden, want daar zitten jullie veel meer op te wachten dan op al mijn bespiegelingen. Mevrouw Becker vroeg naar de scenariostudies naar aanleiding van de motie-Dijkhoff. Die wordt in twee fases uitgevoerd. Voor de zomer is fase één uitgevoerd door het NIDI dat de coördinatie doet met SCP, RIVM, CPB en CBS. De eerste fase is de inventariserende fase, en de tweede fase is de scenariofase waarin verschillende scenario's worden uitgewerkt. Dat loopt allemaal volgens planning, want voor de zomer is de eerste fase afgerond. We hebben wel besloten om de eerste fase uit te breiden. De inventarisatie is breed van opzet en ook de motie van de heer Dijkhoff was al breed van opzet. Dit heeft overigens geen gevolg voor de totale planning van het onderzoek. Wanneer moet het klaar zijn? Aan het eind van het jaar wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de inventarisatie. Dan is de vraag van mevrouw Becker: wat is er concreet uit de eerste fase naar voren gekomen? Dat sturen we aan het eind van het jaar naar u toe. De tweede fase gaat dan lopen.
Mevrouw Becker (VVD):
Begrijp ik goed dat daarmee het onderzoek wel weer wat langer gaat duren? Ik begrijp dat we eerder geïnformeerd waren dat voor de zomer de eerste fase van de studie naar wat er aan kennis ligt bij het SCP gereed is, om dan vervolgens verdiepend onderzoek te kunnen doen richting het einde van het jaar. Begrijp ik nu dat dat verdiepende onderzoek pas in het nieuwe jaar gaat beginnen? Dat zou wel vertraging betekenen.
Minister Koolmees:
Er is geen vertraging, alles past binnen de planning. De eerste fase is voor de zomer afgerond, maar er zijn nog een paar vragen aan toegevoegd die uit de eerste inventarisatie naar boven zijn gekomen. Wij gaan u voor het einde van het jaar informeren over wat er naar boven is gekomen, maar de scenariostudie loopt op dit moment. Overigens zijn er ontzettend veel partijen bij betrokken.
De voorzitter:
De Minister gaat verder.
Minister Koolmees:
Ja. Mevrouw Becker vroeg ook naar het rapport Kwetsbare wijken in andere landen. Op 28 oktober is door de Minister van Binnenlandse Zaken een rapport Kwetsbare wijken aangeboden in een brief over de gebiedsgerichte aanpak van leefbaarheid en veiligheid. In overleg met JenV, OCW, VWS en mijzelf wil de Minister van Binnenlandse Zaken verder werken aan een aanpak langs twee sporen: de integrale gebiedsontwikkeling in woonduurregio's en een nadere verkenning van gebiedsgerichte handelingsperspectieven. Centraal in het rapport staat de vraag hoe het nationale beleid voor wat betreft veiligheid, integratie en leefbaarheid in België, Duitsland en Denemarken doorwerkt naar de aanpak van kwetsbare wijken op gemeentelijk niveau. Dan zie je ook verschillende voorbeelden, verschillende intensiteiten waar landen voor gekozen hebben en die ook doorwerken.
Zonder specifiek op alle drie de landen in te gaan, is het beeld dat naar voren komt dat stevige nationale sturing, vergezeld door forse budgetten, zeker een impuls kunnen geven aan kwetsbare wijken, maar tegelijkertijd op lokaal niveau ook wel als belemmerend voor maatwerk kan worden ervaren. Dat is een beetje de rode lijn die daarin zit. De andere kant is dat het ontbreken van stringente nationale kaders het lokale niveau de ruimte kan geven om in kwetsbare wijken dingen te doen die passen bij de situatie ter plekke. Het rapport laat voorbeelden zien waarbij op die manier met bescheiden beschikbare middelen goede resultaten zijn geboekt. Dus juist die drie landen zijn meegenomen en zijn input geweest voor de brief van mevrouw Ollongren in samenspraak met al de ministeries die ik net heb genoemd. Er wordt ook verwezen naar de aanpak die in Rotterdam-Zuid is gekozen.
De heer Jasper van Dijk vroeg naar segregatie in het onderwijs. Collega Slob heeft u daarover geïnformeerd. We hebben in de vraagstelling van de onderwijsinspectie deze vraag over dit artikel toegevoegd. Aan het eind van dit jaar hebben we ook de informatie over hoe dat overleg wordt gevoerd en wordt uw Kamer hierover geïnformeerd. Daarnaast zegt Minister Slob bij de behandeling van het Wetsvoorstel meer ruimte voor nieuwe scholen: in september jongstleden afgesproken in overleg met de gemeenten te kijken of met de huisvesting van scholen segregatie kan worden tegengegaan. Tevens wordt een onderzoek gestart naar het toelatingsbeleid dat scholen voeren. We hebben laten onderzoeken welk toelatingsbeleid wordt gevoerd en welke plek dit heeft in de samenstelling van scholen. Op verschillende lijnen wordt het punt van de heer Jasper van Dijk geadresseerd. Maar aan het eind van dit jaar hebben we dus de eerste resultaten uit de vragenlijst die we hebben toegevoegd naar aanleiding van de motie van een jaar geleden.
Dan wil ik mevrouw Becker danken voor haar initiatiefnota. Ze zou het waarderen als ik daar kort op in wil gaan en dat ga ik ook even doen, zonder volledig te willen zijn. Er zijn natuurlijk vijf actielijnen. Mijn waardering voor de initiatiefnota. Mevrouw Becker maakt zich al lang hard voor de positie van kwetsbare vrouwen. Met name de eigen keuze en de zelfstandigheid zijn natuurlijk waarden die voor mij ook van groot belang zijn. Helaas komen we nog steeds praktijken tegen in Nederland waarbij die zelfbeschikking onder druk staat of komt te staan. Ieder geval is er een te veel. We moeten samen deze praktijk stoppen.
Vanuit verschillende ministeries wordt hierop ingezet. Ik zal een paar voorbeelden noemen, zonder daarbij volledig te zijn. Binnen de inburgering zetten we bijvoorbeeld in op het zelfredzaam maken van alle nieuwkomers. De heer Gijs van Dijk zei dat volgens mij net ook in zijn eerste termijn. Daar kom ik later nog op terug. Een belangrijk punt is bijvoorbeeld een PIP, waarin de zelfredzaamheid en de inburgering van vrouwen voorop wordt gesteld. Via het KIS financieren we het Platform Eer en Vrijheid. Daarbinnen worden professionals en vrijwilligers bij elkaar gebracht om de kennis en de waarden rondom het thema zelfbeschikking te delen. Binnen de VOI, de inburgering, hebben we de pilot vrouwelijke nareizigers. Want het is inderdaad niet zo fijn dat de aandacht van casemanagers alleen maar naar mannen uitgaat, en niet naar de vrouwen.
Binnen de tak van weerbaarheid en preventie van radicalisering is er ook heel veel aandacht voor zelfredzaamheid. Maar het belangrijkste is het Actieplan Zelfbeschikking, zoals eerder ook is gewisseld met de Kamer. Dit is overgenomen, meegenomen, in de bredere aanpak Geweld hoort nergens thuis. Dit wordt getrokken door de collega van VWS. Het beeld dat mevrouw Becker heeft ten aanzien van dat Geweld hoort nergens thuis, verdient enige nuancering, zeg ik erbij. Want hierin wordt wel degelijk een aparte aanpak van eergeweld ontwikkeld. Dat is onderdeel van die bredere aanpak. Het gaat niet alleen om regulier huiselijk geweld, maar juist ook om het thema eergeweld. Er gebeurt dus al veel; en terecht, zeg ik daarbij.
In haar initiatiefnota komt mevrouw Becker met een groot aantal voorstellen die eigenlijk over Buitenlandse Zaken, VWS, JenV, OCW, BZK en mijzelf gaan. Ik denk dat het goed is om er een aparte reactie op te krijgen van het kabinet vanuit die verschillende invalshoeken. Dat verdient de nota ook. Dan kunnen we er goed over doorpraten, met de verantwoordelijken aan tafel.
In het verlengde daarvan vroeg mevrouw Becker om een overzicht van alle integratiesubsidies. Dat wil ik graag per brief naar u sturen. In de begroting is dat niet op zulk detailniveau beschikbaar. Daarin is het alleen maar op abstractieniveau. Wat de samenwerking met organisaties betreft: we gaan met iedereen in gesprek. Voor subsidiëring gelden aanvullende eisen. Dat is ook een beetje in het verlengde van mijn allereerste debatten met deze Kamer over de betrokkenheid van organisaties in het beleid.
Mevrouw Becker (VVD):
Is de Minister bereid om dat op korte termijn naar de Kamer te sturen en daarbij per post aan te geven of er sprake is van juridisch verplicht of toegezegd? Ik vraag dit natuurlijk niet zomaar. Het Ministerie van onder andere Integratie heeft subsidies om bepaalde ontwikkelingen in de samenleving te ondersteunen. Het komt mij zo raar voor dat er, voor zover ik weet, vanuit dit departement geen enkele subsidie is die juist opkomt voor sterke mensen, voor sterke vrouwen uit de gemeenschap om voor die vrijheid en die zelfbeschikking te kunnen knokken. Als wij er als Kamer een initiatief toe willen nemen, kan ik nu niet uit de begroting halen waarnaar we dat zouden moeten verschuiven. Dat wil ik wel graag kunnen doen.
Minister Koolmees:
Dat begrijp ik, dus ik zal er spoed op zetten, zodat u dat overzicht krijgt.
De voorzitter:
Wat betekent dat in de tijd?
Minister Koolmees:
Laat ik het zo zeggen: ik probeer het voor de begroting te sturen. Ik denk dat dit voor u relevant is. Ik weet niet wat ik nu toezeg. Ik weet niet of dit een hele grote berg werk is voor mensen, maar ik begrijp de vraag. Dit zou moeten kunnen. Ik probeer het dus voor de begroting te sturen. Als het niet lukt, geef ik even een seintje.
Mevrouw Becker en de heer Paternotte hebben vragen gesteld over ongewenste buitenlandse beïnvloeding, met name ten aanzien van Turkije. De vraag van mevrouw Becker was hoe het gaat met de motie over de contrastrategie tegen ongewenste inmenging. Uw Kamer zal zo snel mogelijk een brief ontvangen met daarin de uitvoering van deze motie. Daar zijn we mee bezig, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Justitie en Veiligheid, die natuurlijk verantwoordelijk is voor het OBI-beleid, ongewenste buitenlandse inmenging, en de Minister van Binnenlandse Zaken. We're working on it. Mevrouw Becker heeft ook een vraag gesteld over informele scholing, met name het toezicht op jeugdverblijven, Koranscholen en diasporapolitiek. Zoals u weet, wordt er op dit moment een verkenning gedaan naar de aard en omvang van informele scholing. Er waren drie fases en in de laatste fase van het onderzoek wordt het handelingsperspectief onderzocht met de mogelijkheden voor toezicht, conform de eerder door de Kamer aangenomen motie. Deze verkenning wordt binnenkort afgerond en de Kamer wordt hierover begin volgend jaar geïnformeerd. Deze verkenning richt zich overigens niet op internaten, omdat deze reeds onder toezicht vallen van de GGD. Collega De Jonge heeft recent de evaluatie naar de Kamer gestuurd.
De heer Paternotte vroeg: kan de Minister ons op de hoogte houden van nieuwe activiteiten van de Turkse regering en hoe premier Erdogan – hij is president – wereldwijde acties naar Nederland vertaalt? Dat zit sowieso in het bredere OBI-beleid, ongewenste buitenlandse beïnvloeding, vanuit de gedachte dat er geen sprake kan en mag zijn van ongewenste beïnvloeding op levens van individuele Nederlanders. Wanneer het kabinet constateert dat het Turkse diasporabeleid de grenzen van de Nederlandse rechtsstaat overschrijdt of de participatie van Nederlanders met een Turkse achtergrond belemmert, spreekt het kabinet de Turkse overheid hierop aan.
De Kamer vraagt of hij over een nieuwe activiteit van Turkije geïnformeerd kan worden. Dat vind ik ingewikkeld. Soms is het qua diplomatie verstandiger en misschien wel effectiever om dingen achter de schermen te doen dan alles in het openbaar. Los daarvan zit het kabinet bovenop ongewenste buitenlandse invloed op Nederlanders die worden beïnvloed door buitenlandse statelijke actoren. We hebben niet voor niets een aparte aanpak daarop ontwikkeld, die door Minister Grapperhaus met uw Kamer is gedeeld.
De voorzitter:
De heer Paternotte.
Minister Koolmees:
Zal ik eerst de volgende vraag doen?
De voorzitter:
Ja, dat is goed.
Minister Koolmees:
Kan de Minister ons vertellen of er voldoende sensitiviteit is, vooral bij gemeenten, over de totaal verschillende manier waarop Turkse Nederlanders naar Turkije kijken? Dat is natuurlijk wel de realiteit. Er zijn ontzettend veel verschillende groepen Turkse Nederlanders. De diversiteit is gigantisch. Je ziet ook dat spanningen in Turkije hun weg vinden naar de Nederlandse samenleving. Helaas, zeg ik daarbij. Maar de signalering van maatschappelijke spanning en van onrust, de ontwikkeling van praktijk en netwerkkennis en ondersteuning van uitvoeringsparten bij de aanpak van radicalisering en maatschappelijke spanningen zijn binnen mijn ministerie georganiseerd bij de Expertise-unit Sociale Stabiliteit. Daar wordt juist het contact met de groepen gehouden. Die expertise-unit biedt gemeenten, professionals en gemeenschappen ondersteuning middels signalering van ontwikkelingen en praktijkkennis over maatschappelijke onrust. Met betrekking tot de sensitiviteit over de Turkse gemeenschap specifiek biedt de ESS ook maatwerk per gemeente. Als er spanningen zijn die hun oorsprong hebben in verschillende onderdelen, groepen van Turkse Nederlanders, worden die gesignaleerd en gedeeld.
De heer Paternotte (D66):
Ik luister naar wat de Minister zegt. Hij omschrijft hoe dingen georganiseerd zijn en wie waarvoor verantwoordelijk is. Dat snap ik. Ik constateer dat er veel angst is bij Turkse nieuwkomers in Nederland, of het nu Koerden zijn of mensen die bij de Gülenbeweging in Turkije actief zijn geweest. Het gaat daarbij niet alleen om de spanningen die we al best vaak hebben gezien en die we eerder ook zagen, maar het gaat er ook concreet om dat de een groot voorstander is van een president die maakt dat de echtgenoot van de ander uit huis wordt gesleurd. Je ziet dat gemeenten helemaal niet reactief zijn als mensen vragen ...
De voorzitter:
Uw vraag?
De heer Paternotte (D66):
... of zij, als ze een woning toegewezen krijgen, op een veilige plek kunnen zitten. Ik begrijp dat de Minister dit uitlegt, maar wil graag iets meer horen over de vraag of die sensitiviteit toeneemt. We hebben de afgelopen jaren genoeg voorbeelden gezien waarin die echt totaal ontbrak.
Minister Koolmees:
Ja, de sensitiviteit neemt toe. Heel veel gemeenten worden in de praktijk met deze spanning geconfronteerd en komen met concrete casussen bij ons terecht met de vraag hoe zij daarmee kunnen omgaan en met de vraag om duiding. Tegelijkertijd is het bijna onmogelijk om hier een nationaal beleid op te voeren, omdat het vaak gaat om de specifieke samenstelling, bij wijze van spreken, van groepen in gemeenten. Wij ondersteunen de gemeenten waar dat kan, ook met handelingsperspectief en advies over hoe we dit doen, maar daar is helaas niet één centrale lijn in vast te stellen. Daarvoor is het te veel casuïstiek.
De heer Paternotte (D66):
Ik had ook een vraag gesteld over de weekendscholen. Ik weet niet of die nog beantwoord wordt.
Minister Koolmees:
Die zit niet in dit setje, maar die kan ik ongeveer wel uit mijn hoofd beantwoorden. Het staat volgens mij ook in de brief die ik vorige week naar uw Kamer heb gestuurd. Voor zover wij nu weten is er sprake van negen toegekende subsidies voor weekendscholen. We weten in welke gemeenten dat plaatsvindt. We hebben ook met die gemeenten gedeeld dat er binnen hun gemeentegrenzen zo'n Turkse weekendschool is. Zoals eerder gemeld heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in heldere bewoordingen en duidelijk de Nederlandse zorgen overgebracht aan de Turkse overheid. Die hebben toen toegezegd dat ze maximale transparantie nastreven. Dat is ook gebeurd. Er is ook transparantie over de negen instellingen die de subsidie hebben gekregen. Het zijn alle bestaande organisaties die zich al bezighielden met Turkse taal en cultuur. Er zijn geen nieuwe instellingen opgericht of nieuw lesmateriaal ontwikkeld. Het gaat in totaal om € 57.000 subsidie voor het jaar 2018 en 2019. Het verschilt op basis van het aantal leerlingen maar gemiddeld komt het dus neer op ruim € 500 per maand per instelling wat er aan subsidie beschikbaar is. Overigens wordt op dit moment de verkenning uitgevoerd over de informele scholing in Nederland. Daar lopen deze scholen natuurlijk in mee, zoals ik ook toegezegd heb naar aanleiding van de motie die eerder door de heer Paternotte is ingediend. Begin volgend jaar wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
De heer Paternotte heeft gevraagd naar mijn mening over het manifest keuzevrijheid in nationaliteit. Ik heb het met veel belangstelling gelezen en de auteurs van het manifest plaatsen hun wens om afstand te kunnen doen van de Marokkaanse nationaliteit ook nadrukkelijk in het perspectief van binding met Nederland en het Nederlandse burgerschap. Het gaat dan over het verkrijgen van een vrije keuze en het wel of niet opzeggen van de Marokkaanse nationaliteit. Vanuit het perspectief van het Nederlandse burgerschap heb ik ook heel veel begrip voor deze wens. Ik vind het ook heel belangrijk dat Nederlandse burgers zich gesteund voelen door de Nederlandse overheid op dit punt. Binnenkort hebben we ook een gesprek met enkele ondertekenaars van deze petitie op mijn departement. Helaas is het wel zo dat het kabinet geen mogelijkheden ziet om de gewenste keuzevrijheid qua nationaliteit te realiseren, niet omdat we dat niet zouden willen maar omdat de Marokkaanse nationaliteit wordt toegekend door Marokko en gebaseerd is op het Marokkaanse recht. Voor het kerstreces krijgt de Kamer een brief waarin u uitgebreid wordt geïnformeerd over de reactie van het kabinet op het manifest.
Er zijn ontzettend veel vragen gesteld over het inburgeringsbeleid. Er zijn verschillende blokjes die ik met u door zal lopen maar eerst wil ik in zijn algemeenheid nog wat zeggen. Zoals u weet, is net na de zomer het wetsvoorstel ter consultatie opengesteld. Er zijn veel reacties op gekomen. Ik geloof dat het er 75 waren, allemaal van betrokken organisaties die hun input hebben gegeven op het proces. Ik vind het heel prettig en fijn dat heel veel organisaties positief hebben gereageerd, met name op de werkwijze. Het is van onderaf opgebouwd. Dus we hebben ontzettend veel partijen meegenomen. Op dit moment ben ik nog in gesprek met de VNG over de financiën. Ik heb begrip voor de zorgen van gemeenten.
De voorzitter:
Kan de Minister ook aangeven wat zijn blokjes zijn?
Minister Koolmees:
Eerst financiën. Vervolgens overig. Dan kansrijke asielzoekers en werk. Daarna inburgering en Turken. En dan nog een setje overig, voordat ik bij de VOI kom.
Ik heb steeds gezegd dat er een balans moet zijn tussen de middelen en de taken. Als we decentraliseren dan moet dat ook op een nette manier door de gemeenten uitgevoerd kunnen worden, omdat we daar met z'n allen baat bij hebben. Daarom heb ik ook ingestemd met een financiële toets van het Centraal Planbureau en een veldonderzoek onder gemeenten door het bureau AEF, in opdracht van de VNG. De uitkomsten van het AEF-onderzoek laten zien dat het huidige budget nog niet toereikend is. Tegelijkertijd worden in het AEF-rapport enkele taken van gemeenten breder uitgelegd dan dat ze in de wet worden beoogd. Daarom heb ik u gisteren, of eergisteren of vorige week – ik stuur u heel veel brieven, maar volgens mij was het vorige week – een brief gestuurd met een drieslag: ik ben op zoek naar extra geld, ik kijk kritisch naar het aantal taken en de wettelijke verplichtingen en, meer kwalitatief, naar de kritiekpunten van met name de gemeenten over de regierol die ze krijgen. Uit de certificering van het Centraal Planbureau kwamen twee belangrijke conclusies naar voren. Allereerst dat de raming op enkele onderdelen in CPB-termen niet neutraal en redelijk is, met name omdat de loontarieven van de Handleiding Overheidstarieven zijn gebruikt, de HOT-tarieven, in plaats van de door AEF opgestelde tarieven. De AEF-tarieven bevatten een correctie op de HOT-tarieven en vormen daarmee een betere inschatting van de gemeentelijke loonkosten. Dat heb ik ook erkend in de richting van de gemeenten en daarom ben ik ook op zoek naar een beetje extra geld.
Een andere belangrijke conclusie is dat de financiële onzekerheid voor gemeenten er met name in zit dat de lagere regelgeving nog niet helemaal uitgewerkt, niet uitgetrild is. Daar zit wat mij betreft ook de ruimte om te zoeken naar het overbruggen van de tegenstellingen tussen de gemeenten en mijzelf. Daar zit wel een risico in: als niet helder is wat wij van de gemeenten vragen, dan is de vraag hoe ze het kunnen uitvoeren. Op andere onderdelen, in het bijzonder de leerroutes – de Z-route, de B1-route en de onderwijsroute – stelt ook het CPB dat ze wel neutraal redelijk zijn. Het overgrote deel van het budget gaat hiermee gepaard. Het bestuurlijk overleg is inderdaad verdaagd, maar er lopen nog steeds gesprekken. Ik verwacht ook nog steeds dat we hier op een goede manier uit kunnen komen. Met de VNG, met name met de voorzitter van de commissie, Peter Heijkoop, wethouder van Dordrecht, heb ik ook de afspraak gemaakt dat we wel doorgaan met het uitwerken van de lagere regelgeving. Enerzijds vanwege tijdsdruk, anderzijds ook vanwege het zicht op de goede kostenramingen die nodig zijn. Het is van belang om door te blijven werken met die lage regelgeving, om dat op tijd te kunnen invoeren. Gemeenten hebben ook implementatietijd nodig om taalcursussen in te kopen en de organisatie op orde te brengen.
De heer Jasper Van Dijk vroeg wat dat betekende voor het verdere traject en de planning. Blijft dat 1 januari 2021? Het voordeel is dat gemeenten volledig achter het doel van het nieuwe inburgeringsstelsel en ook de wet staan, maar er lopen nog gesprekken over de financiën. Dat is wel een voorwaarde om verder te kunnen komen. Er zit dus een onzekerheid, een risico, in. Ik probeer daarmee, en ook met de lagere regelgeving, door te blijven gaan. Ik heb nog steeds vertrouwen in het verdere proces en dat we hier uit gaan komen met elkaar. Begin 2020 kijken we verder qua planning. Dan moet er ook helderheid zijn over het wetstraject in de richting van de Raad van State, uw Kamer en de Eerste Kamer.
Dan de vraag van zowel de heer Slootweg – die nu wordt vervangen door de heer Peters – als de heren Jasper Van Dijk en Kuzu. Waarom kan er alleen binnen de begroting van SZW worden gezocht naar meer geld voor het inburgeringstraject? Kan de Minister andere bewindslieden niet om extra geld vragen? Ja, dat kan. Ik denk dat ik daar binnen de ministerraad heel populair van word. Zoals u weet, is het begrotingsbeleid in de begrotingsafspraken om nieuw beleid binnen de eigen begroting te dekken. Ik ben ook van plan om mij, als oud-woordvoerder Financiën, aan die afspraak te houden. Ik heb gemeenten toegezegd om op zoek te gaan naar extra middelen voor de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel. Daarvoor ga ik ook voor de komende hoofdbesluiten binnen mijn eigen begroting op zoek naar de ruimte om hieruit te komen.
De heer Slootweg vroeg: kun je geen rekening houden met een soort inverdieneffect? Dus: het feit dat het stelsel beter wordt, waardoor mensen minder lang in de bijstand blijven zitten, waardoor je op lokaal niveau lagere uitkeringen hebt. Ja, dat is het doel van het beleid, maar helaas mag je daar geen rekening mee houden in onze sommen. Dus ja, ik verwacht dat het vinden van werk en de taalbeheersing op het hogere niveau, het B1-niveau, inderdaad gaat leiden tot een hogere uitstroming uit de bijstandsuitkering. Ik ben het met de heer Slootweg eens dat alleen naar de kosten kijken, geen goed beeld geeft van het totaal. Hij heeft dat gezegd in zijn eerste termijn. In theorie is het dus mogelijk om een besparing in te boeken, maar dit effect komt pas op de langere termijn. Dat mag ik dus niet meenemen in deze sommetjes. De heer Van den Berg. Van Berge. Sorry.
De voorzitter:
Van den Berge.
Minister Koolmees:
Van den Berge. Van GroenLinks. Bij mevrouw Palland en u ga ik altijd de fout in. Ik ga het één keer goed leren; dat is iets voor het volgende reces.
De vraag luidt: is er sprake van een verlaging van de beschikbare middelen voor maatschappelijke begeleiding ten opzichte van de huidige situatie? Dat is een concrete vraag. De prijs van het traject maatschappelijke begeleiding in de nieuwe situatie wordt lager geschat door verandering van de invulling van de maatschappelijke begeleiding. Dat komt omdat in het nieuwe beleid onder maatschappelijke begeleiding de begeleiding in praktische zaken en voorlichting over belangrijke leefgebieden wordt verstaan. Gemeenten ontvangen daarnaast voor de andere onderdelen nog steeds middelen in het nieuwe stelsel, maar onder een andere noemer vanuit een andere taak. Dus voor een deel is het ook gewoon vervat in de leerroutes, en ook in de bedragen die daarvoor zijn vastgesteld. Er is daarmee geen sprake van een verlaging van de middelen ten behoeve van de begeleiding van inburgeraars. Ik merk ook in mijn gesprekken met gemeenten dat dit wel een punt van verwarring blijft, omdat het oude bedrag een soort bekendheid geniet, terwijl we het nu op een andere manier proberen te regelen, ook met ontzorgen en het begeleiden in de leerroutes zelf. Maar het is geen besparing. Sowieso geldt dat hier geen enkele besparing op zit. Sterker nog, in het regeerakkoord is 70 miljoen extra uitgetrokken voor het hogere taalniveau. Nu wordt het leenstelsel omgekat naar subsidie voor de gemeenten. Hier is dus geen sprake van een besparing.
De voorzitter:
Waren dit dit alle vragen rondom financiën?
Minister Koolmees:
Ja.
De voorzitter:
Dan is er een interruptie van de heer Van den Berge en daarna van de heer Kuzu.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik probeer toch nog even scherp te krijgen wat de Minister nou zegt. Hij zegt dat er overleg gaande is met de VNG. Er is op dit moment geen bestuurlijk overleg. Hij zegt ook dat we nog eens naar de ambities kunnen kijken en dat lagere regelgeving moet worden uitgewerkt. Maar we hebben toch twee duidelijke studies liggen? Ik noem in ieder geval die van AEF, waaruit blijkt dat het om een heel fors tekort gaat. Ik ben dus toch wel benieuwd om iets concreter van de Minister te horen hoe die impasse doorbroken zal worden.
Minister Koolmees:
Die vraag begrijp ik, maar u begrijpt ook dat ik daar even voorzichtig mee moet zijn, omdat ik ook in een soort onderhandelingstraject met de gemeenten zit. Ik heb in de brief van vorige week geschetst dat er wat mij betreft langs drie wegen een oplossing kan worden gevonden. In de eerste plaats gaat het inderdaad gewoon om meer geld. Daarvan heb ik al gezegd dat ik binnen mijn eigen begroting op zoek ga naar meer geld, omdat er ook evident verkeerde ramingen in zaten. Dat ging met name over die HOT-tarieven.
Het tweede punt betreft de vraag welke verplichtingen je oplegt in het stelsel en welke taken de gemeenten moeten uitvoeren versus de vraag: kun je dan ook dat beleid goed uitvoeren? En dat is een beetje een discussie tussen mijn departement en de gemeenten. Die discussie gaat over de vraag hoe je dat goed kunt uitvoeren.
Tegelijkertijd ben ik ook gehouden aan afspraken die ik met uw Kamer heb gemaakt – die ook in het regeerakkoord zijn vastgelegd – over de regiefunctie. Afgesproken is dat het geen decentralisatie is. De regie ligt bij de gemeenten maar de examinering bijvoorbeeld en de effecten op het verblijfsrecht en later de nationalisatie liggen vast in heldere wet- en regelgeving op rijksniveau.
Daarbinnen moeten we gewoon met elkaar tot een deal zien te komen en zoals altijd – optimisme is een morele plicht – ben ik daar hoopvol over.
De voorzitter:
Is de heer Van den Berge tevreden met dit antwoord?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik mag in totaal toch vier keer, voorzitter? Ik snap best dat de Minister zich niet precies in zijn kaarten wil laten kijken nu de onderhandeling gaande is. Ik heb wel een vraag aan de Minister. Hij schrijft in zijn brief: we zouden ook nog eens kunnen kijken naar de ambities. Ik zou eigenlijk wel de toezegging van de Minister willen krijgen dat de ambities zoals die zijn neergelegd in de eerdere contourenbrief en in het conceptwetsvoorstel zoals dat nu ter consultatie voorligt, in ieder geval niet naar beneden worden bijgeschroefd, dus dat het ambitieniveau gehandhaafd blijft.
Minister Koolmees:
Bij de ambitieniveaus gaat het met name over taal, over het niveau B1, over de onderwijsroute. Die ambities blijven inderdaad overeind. Wat mij betreft zit er bijvoorbeeld ruimte in de hoeveelheid gesprekken die nodig is. Nogmaals, het voelt een beetje ongemakkelijk dat ik hier voor een camera allerlei gesprekken ga voeren die ik eigenlijk met gemeenten moet voeren. Hoeveel gesprekken zijn er nodig om het beleid goed uit te kunnen voeren? Daar zijn verschillende inschattingen van en daar verschillen ook de opvattingen over. Je zou bijvoorbeeld een onderscheid kunnen maken tussen statushouders en gezinsmigranten. Voor gezinsmigranten geldt dat er iemand in Nederland is die als referent kan optreden. Ik ga er nu al veel te diep op in, maar ik wil u toch een beetje de richting aangeven geven waarin ik denk als het gaat om de ambities.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voor de derde keer, nu even over een ander punt, want op dit punt komen we denk ik niet verder. Ik begrijp het ook dat de Minister zich niet in de kaart wil laten kijken. Maar even over de maatschappelijke begeleiding. Daar hebben we in eerdere debatten ook over van gedachten gewisseld. Er ligt een aangenomen motie van de heer Kuzu en mij om bijvoorbeeld ook met ervaringsdeskundigen in gesprek te gaan, dus met oud-inburgeraars. Ik ben benieuwd hoe de uitwerking van de maatschappelijke begeleiding in het nieuwe stelsel concreet wordt vormgegeven. Worden die gesprekken op dit moment gevoerd met oud-inburgeraars en werkgeversorganisaties et cetera?
Minister Koolmees:
Die vraag had u niet in de eerste termijn gesteld, maar ik had me er gisteravond al wel op voorbereid. Naar aanleiding van uw eerdere motie en uw vragen in eerdere debatten zijn onder begeleiding van professor Han Entzinger gesprekken gevoerd met huidige inburgeraars. Het gaat om de lessons learned daarin. Ik heb geloof ik voor volgende maand een afspraak daarover in mijn agenda staan. Ik zie geen blik van herkenning als ik naar links kijk, maar het is wel zo. Dat heb ik namelijk gisteren gelezen. Dus die suggestie is opgepakt en professor Han Entzinger coördineert dat.
De heer Kuzu (DENK):
Mijn vraag ging inderdaad over die ambitie. Daar heeft de heer Van den Berge terecht een aantal vragen over gesteld, maar het staat ook in de brief van de Minister zelf. Ik citeer even uit de brief: tegelijkertijd worden in het AEF-rapport enkele taken van gemeenten breder uitgelegd dan in de wet worden beoogd. Dat roept natuurlijk vragen op. Ik heb die vragen ook in de eerste termijn gesteld, maar daarop geen antwoord gekregen. Aangezien de Minister het er in zijn brief over heeft, vraag ik hem of hij daar wat meer invulling aan kan geven. Of gaat het echt om het enige voorbeeld dat u net gaf van het aantal gesprekken meer of minder?
Minister Koolmees:
Het is heel verleidelijk om alle onderdelen van mijn strategie met u te delen, maar dat ga ik toch niet doen. Het gaat over heel veel geld. Nogmaals, het gaat niet om een besparing. Er komt 70 miljoen bij, ook uit regeerakkoordmaatregelen. Maar ik begrijp heel goed dat de gemeenten expliciet zeggen: als wij deze taak gaan uitvoeren, moeten we daar wel de goede financiële middelen voor hebben. Daar zijn altijd twee kanten aan. De ene kant is: hoeveel geld is er beschikbaar? Anderzijds is de vraag: welke taken moeten daarvoor dan worden verricht? Dan kun je natuurlijk best inhoudelijk met elkaar van mening verschillen over de vraag hoe je dit beleid op een goede manier kunt invullen. Het lastige is dat dit allemaal gesprekken zijn die ik met de VNG heb om dit in te vullen. Ik begrijp uw vraag, maar u begrijpt ook dat ik niet op alle details kan ingaan. Ik voer gewoon dat gesprek met de gemeenten, over heel nitty-gritty lagere regelgeving; bij wijze van spreken over het aantal gesprekken dat gevoerd moet worden. Als het gaat om 15.000 à 20.000 mensen per jaar, is het aantal gesprekken wel heel relevant voor het budget dat gemeenten nodig hebben voor de uitvoering.
De heer Kuzu (DENK):
Ik snap natuurlijk de onderhandelingen waar de Minister in zit met de gemeenten. Maar als ik dan vervolgens in dezelfde brief lees dat ten aanzien van deze punten de Minister de oplossing ziet in het bijstellen van de ambities, dan zet ik daar een kringetje omheen en denk ik: daar ga ik de Minister eens verder op bevragen. Als we het hebben over het bijstellen van de ambities, wat bedoelt de Minister daar dan precies mee? Dan heeft de Minister het niet over de ambities zoals ze zijn vastgelegd in de contourennota. Dat snap ik dan. Maar over welke ambities hebben we het dan, of heb ik iets over het hoofd gezien?
Minister Koolmees:
Een punt van discussie – dat heb ik net al tegen de heer Van den Berge gezegd – is bijvoorbeeld hoeveel gesprekken nodig zijn tussen de gemeente als regievoerder en de statushouder om dit beleid goed te kunnen uitvoeren. Daar heeft AEF onderzoek naar gedaan en er zit een grote heterogeniteit in wat betreft de inschatting van verschillende gemeenten van het aantal gesprekken dat daarvoor nodig is. Door AEF is er op een gegeven moment een aantal gesprekken «geprikt», of vastgesteld. Dan zeg ik: in de wet- en regelgeving die wij hier samen afspreken, maar die ik ook wel netjes met de gemeenten wil afspreken, kunnen we ook zeggen: wij denken dat een ander aantal goed is om dit beleid goed te kunnen uitvoeren. Dat is het bijstellen van de ambities, bijvoorbeeld. Dan kun je nog onderscheid maken tussen bijvoorbeeld het aantal gesprekken dat je hebt met statushouders, dat wil zeggen mensen die naar Nederland zijn gekomen, niet de taal spreken en volledig zonder begeleiding hun weg moeten zien te vinden, en het aantal gesprekken dat je voert met bijvoorbeeld gezinsmigranten, waarvoor iemand garant staat en referent is. Daarvoor heb je zelfs minder gesprekken nodig om die begeleiding goed te kunnen bieden. Het zijn eigenlijk onderhandelingen die je met elkaar voert. Noch de gemeente, noch ik heb er baat bij om hier te krap te gaan zitten, want wij willen dat dit beleid goed wordt uitgevoerd. Als ik straks oud en wijs ben en terugkijk op deze tijd en het beleid, dan wil ik kunnen zeggen dat er echt een verschil is gemaakt. Ik denk ook aan de vraag van de heer Slootweg. Er moeten minder mensen langdurig in de bijstand zijn blijven hangen. Ik heb er dus geen belang bij om dat te laag vast te stellen. Maar we hebben een budget – de Kamer heeft vanuit haar rol als budgetbeheerder een budget meegegeven – en daarbinnen moet het plaatsvinden. Dat gesprek moet ik wel met de VNG kunnen voeren. Nogmaals, het gaat niet over de ambities van de contourennota. We willen nog steeds dat de B1-route de reguliere route wordt, omdat dat de kans voor mensen vergroot om een baan te vinden en mee te kunnen doen aan de Nederlandse maatschappij.
De voorzitter:
De Minister gaat verder.
Minister Koolmees:
Nu al? Sorry, dat is uitlokking.
Mevrouw Becker en ik meen ook de heer Slootweg vroegen waarom een verplichting van voor- en vroegschoolse educatie voor kinderen van statushouders niet mogelijk is. Een verplichting is op dit moment juridisch gezien niet mogelijk, omdat de inburgeringswet zich niet uitstrekt tot kinderen. Als zo'n verplichting in de inburgeringswet zou worden ingebouwd, dan zou er nog rekening moeten worden gehouden met het gelijkheidsbeginsel. Dat zou betekenen dat niet alleen aan kinderen van inburgeraars, maar aan alle andere kinderen met een taalachterstand een verplichting moeten worden opgelegd. Dat kan alleen als er objectief vastgesteld kan worden dat een kind een taalachterstand heeft. En daar is nu geen gevalideerd instrument voor. Ook in een andere wet stuit een verplichting op ongelijke behandeling. Een verplichting voor één specifieke groep zou bovendien veel gevolgen hebben voor het onderwijsachterstandenbeleid en de onderliggende bekostigingssystematiek, die onder Minister Slob vallen. De verkenning die ik u gestuurd heb naar aanleiding van de eerdergenoemde motie geeft aan dat er punten van verbetering mogelijk zijn. Daar zijn we mee aan de slag. Ik denk dat het heel goed is om dat te verbeteren, omdat het wel een goed instrument is. In het regeerakkoord wordt flink wat geld uitgetrokken om dit vve-beleid in alle gemeenten in Nederland aan te bieden.
Dan de inburgering van kansrijke asielzoekers en het werk. Vooral de heren Paternotte en Slootweg/Peters hebben daarover gesproken. Ik herken de hartenkreet van D66 en het CDA. Snelle integratie dient immers meerdere doelen, zowel dat van de samenleving als, niet in de laatste plaats, dat van de statushouders/asielzoekers zelf. Die hartenkreet sluit aan op de activiteiten die we zijn gestart naar aanleiding van de verhoogde asielinstroom. Ook toen waren de wachttijden lang en hebben we maatregelen getroffen die de lange wachttijden moesten overbruggen, ook in de hoop en verwachting dat het om tijdelijke maatregelen ging.
Ik noem een paar belangrijke highlights. Asielzoekers met een kansrijke asielaanvraag krijgen taalles op de procesopvanglocatie. Door het COA en andere partijen, zoals Pharos en NOV, krijgen asielzoekers en vergunninghouders activiteiten aangeboden gericht op het meedoen, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en werk. Na de vergunningverlening wordt gestart met het programma voorbereiding op inburgering, dat mijn departement financiert, maar wordt uitgevoerd door het COA. Vanuit deze gedachte is ook «taal vanaf dag één» in het regeerakkoord terechtgekomen.
Waarom komt een snelle integratie van asielzoekers dan toch niet van de grond? De echte oplossing zit wat mij betreft in het terugdringen van de doorlooptijden. Die zijn recentelijk weer opgelopen. Als ze naar beneden gaan, kan er snel worden gestart met daadwerkelijk inburgeren en kunnen we stoppen met lapmiddelen. Ik ben graag bereid om het initiatief te nemen voor overleg met de collega JenV, mevrouw Broekers-Knol. Het is een lastige situatie, ook omdat de krapte op de woningmarkt de doorstroming naar gemeenten op dit moment belemmert. Als kabinet hebben we bij de laatste APB een fors bedrag beschikbaar gesteld om de woningmarkt vlot te trekken. De afgelopen weken hebben we weer met een andere crisis in de bouw te maken gehad. Er zitten echt wel ingewikkelde bottlenecks.
Dan de wens om op COA-niveau taallessen aan te bieden aan asielzoekers uit Turkije en Iran. De groep asielzoekers die in aanmerking komt voor taalles voorafgaand aan vergunningverlening wordt binnenkort uitgebreid. De doelgroep asielzoekers wordt begin volgend jaar geactualiseerd en uitgebreid. Dat betekent dat naast asielzoekers uit Syrië, Eritrea en staatlozen bijvoorbeeld ook Turkse en Jemenitische asielzoekers het aanbod krijgen om de taal te leren voorafgaand aan vergunningverlening. In die zin wordt het punt van de heer Paternotte en de heer Slootweg/Peters dus meegenomen door mevrouw Broekers-Knol. Dan gaat het om asielzoekers met een inwilligingspercentage van minimaal 70% en met een minimale asielinstroom van 50 per jaar. Dat zijn de criteria dat het kansrijk is, zal ik maar zeggen. Iraanse asielzoekers voldoen niet aan deze criteria. Die hebben een lager inwilligingspercentage dan de genoemde 70%, maar ze kunnen wel de taal leren met vrijwilligers op de opvanglocaties. Dit is de laatste stand van zaken.
De heer Slootweg had een vraag over de Turkse asielmigranten.
De voorzitter:
Is dat het volgende blokje?
Minister Koolmees:
Ja, het volgende blokje. Zoals ik in de brief aan de Tweede Kamer heb aangegeven geef ik nu alle Turkse asielstatushouders die in Nederland zijn en tot aan de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel nog zullen worden toegelaten de mogelijkheid om in te burgeren via een opt-insysteem. Zij kunnen dan dus gebruikmaken van de budgetten, maar krijgen daarmee ook de plichten voor het behalen van de examens. Er is hierbij nog geen sprake van een verplichting onder het huidige stelsel. Met terugwerkende kracht alsnog een verplichting opleggen voor de groep Turkse asielstatushouders die reeds in Nederland zijn is niet mogelijk. Voor de Turkse asielstatushouders die geen werk hebben, zijn er via de taaleis en de bijstand mogelijkheden. Is er geen sprake van werk en is men niet afhankelijk van de bijstand, dan kunnen er ook geen verplichtingen worden opgelegd. Naar aanleiding van vragen van de heer Peters en Paternotte en de rechterlijke uitspraak is deze opt-in wel opengesteld, zodat mensen inderdaad gebruik kunnen maken van die mogelijkheden. Zoals u weet zijn we daarnaast met een ander traject bezig, het hoopvol traject, waar we een juridische analyse laten uitvoeren over de inburgering van Turken in het nieuwe inburgeringsstelsel op basis van maatwerk. Ook daarover wordt u binnenkort geïnformeerd. De bedoeling is dat dat nog voor het einde van het jaar gebeurt.
Dan heb ik nog een aantal specifiekere vragen. De heer Slootweg vroeg hoeveel nieuwkomers gebruikmaken van duale trajecten en of dit ook geldt voor gezinsmigranten. Het is niet bekend hoeveel inburgeringsplichtigen in Nederland een duaal traject volgen in het huidige stelsel. De begeleiding naar werk is namelijk in handen van gemeenten. Voor gezinsmigranten geldt dat zij geen recht hebben op een bijstandsuitkering. Dat betekent dat zij minder makkelijk begeleid kunnen worden naar arbeidsparticipatie. Om gezinsmigranten te stimuleren zich te oriënteren op de Nederlandse arbeidsmarkt krijgen zij in het nieuwe stelsel onder regie van de gemeente ook de module arbeidsmarkt en participatie aangeboden. Wel doen gemeente via de negen pilots uit het pilotprogramma VOI ervaring op met duale trajecten. Aan deze trajecten nemen ook de gezinsmigranten deel. Gezinsmigranten in het nieuwe stelsel komen wel in aanmerking voor de brede intake en voor de PIP. Daardoor worden ze wel begeleid door de gemeente. Dat is een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
De heer Slootweg hoeveel reguliere migranten de verblijfstatus hebben verloren. Ik heb in mijn brief van 27 juni 2018 aangegeven dat het in de praktijk lastig is om de verblijfstatus in te trekken. Dat heeft te maken met het internationaal recht. Migranten die verwijtbaar onvoldoende inburgeren krijgen een boete tot maximaal € 1.250. Deze boete wordt elke twee jaar opnieuw opgelegd. Ook komt men dan niet in aanmerking voor een sterker verblijfsrecht of voor naturalisatie. In 2018 is 530 asielmigranten een sterker verblijfsrecht geweigerd. Het concrete antwoord op de vraag van de heer Sloot weg is dus: in 530 gevallen.
Jasper van Dijk vroeg of de website van DUO zo snel mogelijk kan worden aangepast om mensen te wijzen op de ontheffing als gevolg van de discretionaire bevoegdheid die de Minister heeft. Een verzoek tot ontheffing kan vormvrij bij DUO of bij het ministerie worden ingediend. Ik ben bereid om DUO aan deze mogelijkheid aandacht te laten besteden op de inburgeringswebsite. Die toezegging doe ik dus graag aan de heer Jasper van Dijk.
Jasper van Dijk vroeg ook een update van de fraudemaatregelen. Afgelopen jaar zijn er een aantal maatregelen genomen om fraude verder aan te pakken. Er is extra toezicht op de financiën van de taalschool. Vooraf factureren door taalscholen is niet meer mogelijk. Er zijn onverwachte controles door Blik op Werk. We hebben meer controles uitgevoerd op aspirant-keurmerkhouders en daarnaast zullen inburgeraars die fraude hebben gepleegd bij het examen voor drie maanden worden uitgesloten van deelname. Het heeft dus onze aandacht en langs verschillende lijnen pakken we dat aan.
De heer Gijs van Dijk is er nu even niet.
De heer Jasper van Dijk vroeg of er nog een onderzoek komt naar al die eisen die aan inburgeraars worden opgelegd. Wordt de stapeling van inburgeringsvereisten geëvalueerd? De inburgeringsvereisten zijn in het nieuwe stelsel meer op maat. Ik ben het met u eens dat als mensen ingeburgerd zijn, dit niet opnieuw hoeft te gebeuren voor een ander doel. Daarom ben ik met de Staatssecretaris van JenV in gesprek om de inburgeringsvereisten soepel te laten doorwerken naar het verstrekken van verblijfsrechten en om dat aan te laten sluiten op het nieuwe stelsel.
Voorzitter. Er zijn heel veel vragen gesteld, allerlei specifieke vragen. Mevrouw Becker en de heer Jasper van Dijk vroegen wat de stand is van de implementatie. Het overgrote deel van de gemeenten is gestart met de implementatie van de wet. Bijvoorbeeld denken ze na over de regierol rondom de inburgering en hoe die wordt belegd. Bovendien doen 97 unieke gemeenten in Nederland mee in het pilotprogramma VOI, om ervaring op te doen met de elementen van het nieuwe inburgeringsbeleid. Tegelijkertijd beseffen we dat gemeenten meer kennis en informatie nodig hebben om de implementatie verder vorm te geven. Daarom gaan we parallel aan de gesprekken over financiën wel door met het uitwerken van die lagere regelgeving. Divosa helpt ook nog bij de deskundigheidsbevordering van de klantmanagers.
Jasper van Dijk: hoe wordt de brede intake vormgegeven en hoe gaan zij dat afstemmen met de taalmarkt? Dit wordt meegenomen in de lagere regelgeving die wordt uitgewerkt. Eerder heb ik al een lijst van deze 13 onderwerpen van de lagere regelgeving met uw Kamer gedeeld. De precieze invulling laat ik aan de gemeenten. Zij moeten het gewenste maatwerk kunnen bieden en de brede intake lokaal vormgeven. Zo staat het de gemeenten ook vrij om een rol aan taalscholen te bieden in de brede intake of bij het opstellen van een persoonlijk plan.
Mijn laatste punt, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wil even richting de leden vermelden dat we nu bijna uit de tijd gelopen zijn. Ik wil u voorstellen om alle vragen en interrupties indien mogelijk – ik wil u niet uitdagen – nog in de eerste termijn te doen. Aangezien alle leden moties willen indienen, stel ik voor om de tweede termijn echt te beperken tot het indienen van moties. Als u nog heel andere punten heeft, dan kunt u daarvoor ook nog het debat van volgende week gebruiken. Dat zou ik u willen voorstellen, gezien de tijd. Is dat oké? Ja? Fijn, dan doen we het zo.
Gaat u verder.
Minister Koolmees:
Tot slot zijn nog een paar vragen gesteld over verdere integratie op de arbeidsmarkt. Mevrouw Becker heeft daar een paar vragen over gesteld. Ik zal de algemene spreektekst laten liggen, want die kent u allemaal. Ik heb u daar vorige week nog een brief over gestuurd. Mevrouw Becker vroeg: VIA levert pas eind 2020 de eerste resultaten, wat doet u in de tussentijd om mensen aan het werk te helpen? VIA is opgezet om erachter te komen wat werkt in de praktijk, op wetenschappelijke basis en ook evalueerbaar. Tussentijds blijven wij niet stilzitten. We blijven aan het werk. Mensen worden op reguliere manier begeleid richting werk bij het UWV en bij de gemeente.
Voor een verbetering van de studiekeuze – een terecht punt dat mevrouw Becker in haar eerste termijn aanhaalde – wordt ingezet op een versterking van de loopbaanoriëntatie en de begeleiding door onder andere de wettelijke verankering van LOB, voor het onderwijs en de ondersteuning van scholen door het Expertisepunt LOB. In die laatste twee aanpakken werk ik samen met collega Van Engelshoven. Dat is wat mevrouw Becker ook had gevraagd. Ook de pilots van de VIA, die zich richten op de studiekeuzes en de arbeidsmarktkansen van jongeren, heb ik samen met OCW opgezet, juist om dit punt mee te kunnen nemen in de pilots. Als die pilots klaar zijn, kunnen we de lessen meenemen om het landelijk uit te rollen.
De heer Kuzu vroeg wat ik vind van het advies van de SER over culturele diversiteit aan de top.
De heer Kuzu (DENK):
Gender en culturele diversiteit.
Minister Koolmees:
Sorry, gender en culturele diversiteit. Die gender had ik even gemist. Goed dat u dat toevoegt, meneer Kuzu. De SER heeft rond culturele en genderdiversiteit specifieke problemen in kaart gebracht en ook duidelijke oplossingen geformuleerd. De SER geeft aan dat er zowel aandacht moet zijn voor de instroom en het behoud van medewerkers met een niet-westerse migratieachtergrond als voor culturele diversiteit aan de top. Die adviezen neem ik zeer ter harte en zoals u weet, ga ik samen met mevrouw Van Engelshoven de kabinetsreactie op het SER-advies voor het einde van dit jaar naar uw Kamer toezenden, waarin dus zowel de gender- alsook de culturele diversiteitsadviezen worden meegenomen. De heer Gijs van Dijk vroeg of er een loopbaantraject kan komen voor statushouders. Ja, binnen het nieuwe stelsel komt hier aandacht voor. Tijdens de brede intake en bij het opstellen van het PIP wordt een eerste inschatting gemaakt van de competenties van de inburgeringsplichtige zoals praktische competenties en werknemersvaardigheden. Die worden meegenomen in de MAP, de module arbeidsmarkt & participatie. De MAP is niet alleen een theoretisch onderdeel, maar wordt gecombineerd met een praktische activiteit. Deze biedt de inburgeringsplichtige de kans om beroepskennis te toetsen in de praktijk.
De heer Kuzu vroeg om het Charter Diversiteit aan te scherpen met streefcijfers en monitoring in de jaarverslagen. Het Charter Diversiteit is een initiatief van de sociale partners dat door het kabinet wordt ondersteund. Aan de deelnemers wordt gevraagd om streefcijfers en een plan van aanpak op te stellen. Tevens wordt gevraagd om jaarlijks over de voortgang van het plan te rapporteren. De meeste werkgevers geven ook gehoor aan deze vraag. Het SER-advies, waar ik het net over had, geeft ook aandacht aan dit punt. Aan het einde van het jaar komt er een kabinetsreactie van mevrouw Van Engelshoven over gender en culturele diversiteit.
De heer Gijs van Dijk vroeg of UWV en O&O-fondsen een rol kunnen spelen bij de arbeidstoeleiding van mensen met een migratieachtergrond. UWV en gemeenten zetten zich, zoals de heer Gijs van Dijk weet, binnen de arbeidsmarktregio's samen in bij het aan het werk helpen van mensen. Dit is het matching van werk waarvoor de Staatssecretaris twee keer 25 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld. We zien in de cijfers dat dit beleid nog niet altijd even goed uitpakt voor groepen met een niet-westerse migratieachtergrond. Vandaar dat binnen het VIA-traject, samen met UWV, gemeenten en werkgevers kijken naar wat echt effectieve aanpakken zijn voor deze groepen, omdat we er eigenlijk gewoon te weinig van weten. We weten het gewoon in de praktijk niet. De O&O-fondsen zijn primair gericht op het opleiden en het ontwikkelen van werkenden. Het is natuurlijk aan de sociale partners hoe ze dat geld inzetten. Dat weet de heer Gijs van Dijk als geen ander.
In vogelvlucht waren dit de vragen. Het is 19.00 uur.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar deze kant. De heer De Graaf met een vraag.
De heer De Graaf (PVV):
Meer met een punt van orde, voorzitter. De Minister heeft bijna alle vragen beantwoord, behalve die van mij. Ik was de eerste spreker. Nou hoef ik niet als eerste beantwoord te worden, maar mijn inbreng ging erover dat de Minister doet aan horen, zien en zwijgen. De hele beantwoording en ook alle vragen van de collega's gingen over niet-Nederlanders. Nederlanders zijn behalve door deze persoon niet aan bod gekomen en daarmee bevestigt de Minister wel hetgeen wat ik gezegd heb. Daarom kies ik er ook voor om in tweede termijn zo meteen geen moties in te dienen. Ik bewaar ze tot volgende week en dan zal ik van het SZW-begrotingsdebat ook een volwaardig integratiedebat maken. Ik houd het dan hier verder voor gezien, want het is totaal nutteloos om dit debat op dit moment te voeren.
De voorzitter:
Dat is geen vraag aan de Minister, maar wel een duidelijk statement. Zijn er nog vragen aan de Minister die openliggen? De heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik wil de Minister bedanken voor zijn toezegging om inburgeraars te informeren over de mogelijkheden tot ontheffing. Dat heeft hij toegezegd. Krijgen wij er nog bericht over wanneer hij dat doet? Dat is alles en dan kan ik daarna nog gewoon een motie indienen, want u wilde niet dat we daarna nog dingen zouden zeggen, toch?
De voorzitter:
De Minister.
Minister Koolmees:
Ik ga even overleggen met DUO hoe dit praktisch handen en voeten kan krijgen en dan zal ik de Kamer erover informeren.
De voorzitter:
Zijn hiermee alle vragen beantwoord? Zo te zien wel. Dan gaan wij over naar de tweede termijn waarbij we hebben afgesproken dat heer Kuzu als eerste zijn moties mag indienen, omdat hij echt op hete kolen zit.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank mijn collega's voor de permissie en natuurlijk de Minister en de staf voor de beantwoording van alle vragen. Ik heb een vijftal moties. De Minister moet daar niet van schrikken, want een deel van de moties hoort misschien niet eens tot de portefeuille van de Minister. Dat geldt zeker voor de eerste motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in onze samenleving helaas nog steeds sprake is van racisme en discriminatie;
van mening dat discriminatie en racisme door de overheid bestreden moeten worden;
verzoekt de regering om een wetsvoorstel naar de Kamer te sturen waarin wordt gekomen tot een verdubbeling van de strafmaat voor groepsbelediging in artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (35 300 XV).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in onze samenleving helaas nog steeds sprake is van racisme en discriminatie;
van mening dat discriminatie en racisme door de overheid bestreden moeten worden;
verzoekt de regering om in samenwerking met relevante partijen te komen tot een Educatieve Maatregel Discriminatie, die daders van racisme en discriminatie kan bijbrengen wat de gevolgen van hun daden zijn en waarom discriminatie en racisme onacceptabel zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (35 300 XV).
De heer Kuzu (DENK):
In het interruptiedebatje ging het over de ambities, maar dat geeft mij onvoldoende het gevoel dat er schot in zit. Zoals de Minister al aangaf, is het krap qua tijd. Het moet wel gerealiseerd worden. Dat is de minste ambitie die we zouden moeten koesteren. Daarom de volgende motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit de certificering van het Centraal Planbureau van de raming van SZW voor de kosten van het nieuwe inburgeringsstelsel blijkt dat deze raming van de kosten op onderdelen «niet redelijk en neutraal» is;
van mening dat voor de begeleiding van nieuwkomers voldoende geld dient te worden gereserveerd;
verzoekt de regering om tegemoet te komen aan de financiële behoeften van de VNG en voldoende middelen te reserveren voor de implementatie en de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (35 300 XV).
De heer Kuzu (DENK):
Bij de laatste twee moties wil ik aangeven dat ik bereid ben om die in te dienen en vervolgens aan te houden tot het moment dat de brief van de Minister van SZW en de Minister van OCW met een reactie op het advies van de SER wordt gepubliceerd. Twee moties daarover.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds sprake is van ondervertegenwoordiging van Nederlanders met een migratieachtergrond in de top van het bedrijfsleven;
verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat het Charter Diversiteit op een hoger niveau wordt getild, door onder andere een streefcijfer voor mensen met een migratieachtergrond en het monitoren en vermelden in jaarverslagen van de maatregelen die worden genomen om dit streefcijfer te halen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (35 300 XV).
De heer Kuzu (DENK):
Dan de laatste motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de SER in het advies «Diversiteit in de top, tijd voor versnelling» belangrijke aanbevelingen heeft gedaan om de vertegenwoordiging van vrouwen en Nederlanders met een migratieachtergrond in de top te vergroten;
verzoekt de regering om deze aanbevelingen integraal over te nemen en tot onderdeel van het beleid te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (35 300 XV).
De heer Kuzu (DENK):
Ik zal in de metro met mijn koptelefoon op luisteren naar de antwoorden van de Minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Becker van de VVD.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij de politie jaarlijks 2.000 gevallen van eergerelateerd geweld worden gemeld, dat 8% van de moord en doodslaggevallen eergerelateerd is en dat in Nederland duizenden vrouwen in gedwongen isolement leven;
overwegende dat deze praktijken haaks staan op onze vrije samenleving;
van mening dat het kunnen omarmen van de vrije waarden juist één van de pijlers van het integratiebeleid zou moeten zijn;
verzoekt de regering binnen subsidies onder artikel 13 (integratie en maatschappelijke samenhang) financieel vrijkomende ruimte als gevolg van aflopende verplichtingen voor de begroting SZW 2021 en volgende ook ruimte te reserveren voor ondersteuning van activiteiten die culturele onderdrukking tegengaan en zelfbeschikking bevorderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Becker en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (35 300 XV).
Mevrouw Becker (VVD):
Een korte opmerking, als u mij toestaat, voorzitter. Ik dien deze motie in, terwijl ik mij realiseer dat de Minister nog een volledig overzicht gaat sturen van de integratiesubsidies voor dit jaar. Mocht dat op een of andere manier onbevredigend eindigen, dan heb ik in ieder geval deze motie ingediend voor het jaar daarna, waarin de juridische verplichtingen nog niet zo hard zijn. Dat gezegd hebbende, laat ik het daar even bij.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik heb één motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er veel op nieuwkomers afkomt wanneer zij zich in Nederland vestigen, zoals vertrouwd raken met hun rechten en plichten, alsmede het vinden van een woning, huisarts en baan;
overwegende dat het in het belang van zowel de nieuwkomers als de gehele samenleving is dat zij zo snel mogelijk hun weg vinden in Nederland;
overwegende dat maatschappelijke begeleiding hier een cruciale rol in vervult;
overwegende dat de nu beschikbare ruimte voor maatschappelijke begeleiding door gemeenten, nieuwkomers en maatschappelijke organisaties vaak als beperkend wordt ervaren;
verzoekt de regering om in de «Inburgering nieuwe stijl» bij voorkeur meer, maar in elk geval niet minder ruimte te bieden voor maatschappelijke begeleiding,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (35 300 XV).
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ten slotte wens ik de Minister heel veel succes in de onderhandelingen met de VNG. Ik hoop dat hij er opnieuw in slaagt de impasse te doorbreken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Jasper van Dijk van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Als ik zo vrij mag zijn, mag ik melden dat ik ook onder de motie van mevrouw Becker mag staan. Dit voor de notulen.
De voorzitter:
Bij dezen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dan heb ik zelf nog een motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat racisme verwerpelijk is;
constaterende dat strafrechtelijke vervolging van racisme in voetbalstadions achterblijft;
verzoekt de regering in overleg met het OM en de KNVB te bezien hoe de strafrechtelijke vervolging van racisme in het stadion verbeterd kan worden;
verzoekt de regering tevens te inventariseren in hoeverre speciale camera's en microfoons kunnen bijdragen aan de opsporing van daders in stadions,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (35 300 XV).
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Een tweetal moties.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat asielzoekers in procedure na 6 maanden, mits voorzien van een tewerkstellingsvergunning, maximaal 24 weken per jaar mogen werken;
overwegende dat het wenselijk is dat veel minder statushouders afhankelijk worden van een uitkering;
overwegende dat de nieuwe Wet inburgering meedoen vanaf dag één voor ogen heeft;
van mening dat de boodschap van Nederland aan alle kansrijke asielzoekers zou moeten zijn dat dit een land is waar iedereen mee kan doen en waarvan, van wie een bijdrage kan leveren, die ook verwacht wordt;
verzoekt de regering werk voor asielzoekers na 26 weken maximaal te gaan stimuleren en faciliteren;
verzoekt de regering voorts te verkennen of het versoepelen van de beperkingen op werk voor kansrijke asielzoekers haalbaar is en, zo ja, kan bijdragen aan een snellere integratie voor hen die later een verblijfsstatus krijgen, en over beide aspecten de Kamer in het eerste kwartaal 2020 terug te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (35 300 XV).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de basisscholen die gekoppeld zijn aan asielzoekerscentra in de zomer net als gewone scholen zes weken lang sluiten;
constaterende dat de asielperiode voor jonge kinderen een aangrijpende periode is die veel indruk maakt en waar de basisschool een warme, positieve omgeving biedt;
overwegende dat verlies aan kennis in de zomer bij asielkinderen automatisch groter is omdat hun ouders doorgaans nog geen Nederlands spreken;
verzoekt de regering te onderzoeken of de basisscholen van asielzoekerscentra een vast zomerprogramma aan asielkinderen kunnen bieden tijdens zomervakanties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16 (35 300 XV).
Met dank. Dan is nu het woord aan de heer Peters, als laatste spreker van de zijde van de Kamer.
De heer Peters (CDA):
Dank u wel, voorzitter.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Syrische en Eritrese asielzoekers tijdens of nog voor de start van hun asielprocedure taallessen kunnen volgen;
constaterende dat onder andere Turkse vluchtelingen met een inwilligingspercentage van 84% niet worden gezien als kansrijke asielzoekers en daarmee niet in aanmerking komen voor deze taallessen;
overwegende dat meedoen aan de samenleving begint door de Nederlandse taal te leren;
verzoekt de regering zo veel mogelijk kansrijke asielzoekers de mogelijkheid te bieden om taallessen te volgen, ook voordat hun asielprocedure begint, en de groep kansrijke asielzoekers te actualiseren, en voorts de Kamer hierover terug te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (35 300 XV).
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. De moties zijn ingediend. De Minister heeft vijf minuten nodig. Ik stel voor te schorsen tot 19.18 uur.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We zijn bij de tweede termijn van de Minister. Er zijn geen vragen meer gesteld, dus de Minister kan direct naar de moties. Het zijn er elf.
Minister Koolmees:
Dank voorzitter en ook dank aan de Kamer voor de vragen en de ingediende moties. Ik wil toch even uitspreken dat het onbevredigend voelt om dit in hele korte tijd af te moeten raffelen. Ik had allerlei bredere beschouwingen over het integratiebeleid en over dingen die heel goed gaan. Het is geen verwijt aan u, voorzitter, absoluut niet, maar ik merk wel dat ik 42 vragen heb beantwoord, met geen enkele samenhang. Mijn oud-fractievoorzitter zou zeggen: zal ik er een nietje doorheen slaan? Dat wil ik toch gezegd hebben.
De voorzitter:
Volgens mij is dat ook het gevoel bij de Kamer, dus daar zit geen verschil. Dat is iets wat in de procedurevergadering van de commissie aan de orde moet komen, want je had kunnen voorzien dat je bij zo'n belangrijk onderwerp met drie uur sowieso in tijdnood zou komen. Dat is voor volgend jaar.
Minister Koolmees:
Dat vind ik verstandig. Ik vind dat het beleid meer aandacht verdient en ook iets meer van uw kritische vragen.
Dat gezegd hebbende ga ik in op de moties. De moties van de heer Kuzu op stukken nrs. 7 en 8 passen niet bij dit debat. Nu weet ik dat deze week de begrotingsbehandeling van JenV is. Ik zou de heer Kuzu willen suggereren om beide moties daar in te dienen, want de Minister van Justitie gaat over de strafmaat en over een educatieve maatregel die door de rechter wordt opgelegd. De heer Kuzu zei dat ook in zijn inleiding, maar dat is deze week al, dus of ontraden of deze week bij de heer Grapperhaus indienen.
De voorzitter:
De moties liggen er, dus de motie op stuk nr. 7 wordt ontraden en de motie op stuk nr. 8 wordt ook ontraden.
Minister Koolmees:
Ja, ik kan helaas niks anders doen.
De motie-Kuzu op stuk nr. 9 gaat wel over het debat van vanavond, over een tegemoetkoming aan de financiële behoeften van de VNG en voldoende middelen te reserveren voor de implementatie en de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel. Met het tweede deel van het dictum ben ik het zeer eens. Dat is ook mijn lijn, maar dat betekent niet dat ik tegemoet wil komen aan alle financiële behoeften. Dat kan ik niet overnemen, want daarover lopen juist nog onderhandelingen met de VNG. Daarom moet ik deze ook ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 9 wordt ontraden.
Minister Koolmees:
Over de moties op stukken nrs. 10 en 11 heb ik net al gezegd dat het meegenomen wordt in de kabinetsreactie op het SER-advies dat voor het einde van het jaar komt. Beide elementen zitten daar ook in, dus ik vraag de heer Kuzu om deze aan te houden tot die kabinetsreactie er is.
De voorzitter:
Alleen, de heer Kuzu zit hier niet meer, dus ik denk dat de moties toch een oordeel moeten hebben. De stemming is volgende week, maar er moet nu wel een oordeel komen.
Minister Koolmees:
De kabinetsreactie is er nog niet. Daar zijn mevrouw Van Engelshoven en ik mee bezig.
De heer Peters (CDA):
De heer Kuzu heeft gezegd dat hij die aan zou houden.
De voorzitter:
Dat is toch ingewikkeld qua vorm, want ik kan ze niet voor hem aanhouden, maar dat kan de heer Kuzu zelf wel doen. We weten dat hij dat zou willen doen. Wellicht kan hij dat schriftelijk doen, want dat kunnen we hier zo niet afhandelen. Ik zal contact opnemen met de heer Kuzu, dat hij dat nog even schriftelijk moet regelen voor de stemming.
Minister Koolmees:
Ja. Dan ben ik bij de motie-Becker op stuk nr. 12. Ik begrijp die motie heel goed, maar ik heb een procesvoorstel.
De voorzitter:
Toch nog even. Ik wil niet de procedurele voorzitter uithangen, maar toch missen wij dan nog een oordeel van de Minister.
Minister Koolmees:
Dan wil ik de motie ontraden, maar niet omdat ik het inhoudelijk verschrikkelijk vind, maar omdat ik binnen het kabinet met de Minister van Onderwijs en Emancipatie met een kabinetsreactie moet komen en dat ik de volgordelijkheid wil aanhouden. Ontraden dus.
De voorzitter:
Even voor de volledigheid, de moties op stukken nrs. 10 en 11 worden ontraden door de Minister, maar hij heeft gezegd: met het advies aan de heer Kuzu om deze aan te houden, aangezien hij er wel mee bezig is.
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 12.
Minister Koolmees:
Ik heb een verzoek aan mevrouw Becker, want ik begrijp haar verzoek heel goed. Ik heb net toegezegd dat ik nog voor de begrotingsbehandeling probeer een overzicht van de subsidies naar uw Kamer te sturen. Als u de motie aanhoudt tot aan de begrotingsbehandeling, volgende week, dan hoop ik dat het overzicht er is en dan eventueel concreet ingevuld kan worden of dat we dan weten wat er niet meer gebeurt, want dat is wel de consequentie daarvan. Overigens is het wel zo dat de subsidies na 2020 sowieso afnemen, omdat er heel veel worden beëindigd. Als we het nou zo afspreken dat ik de lijst stuur en dat u de motie aanhoudt tot aan de begroting, dan kunt u die ofwel wijzigen in een vorm die tot draagvlak kan leiden of dan wordt het ingewikkeld, maar dan hebben we in ieder geval een concreet handelingsperspectief.
Mevrouw Becker (VVD):
Het is een beetje een ingewikkelde constructie dat we nu moties kunnen indienen en volgende week amendementen. Daarom dien ik de motie nu in, maar ik ben graag bereid om het voorstel te volgen en de motie aan te houden. Het gaat mij erom dat ik deze nu op de agenda kan zetten en daarom heb ik die nu ingediend.
Minister Koolmees:
Dat begrijp ik heel goed.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Becker stel ik voor haar motie (35 300 XV, nr. 12) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Koolmees:
Dan de motie van de heer Van den Berge en de heer Paternotte op stuk nr. 13: om in de «inburgering nieuwe stijl» bij voorkeur meer maar in ieder geval niet minder ruimte te bieden voor maatschappelijke begeleiding. Dat is onderdeel van de plannen, dus daarmee kan ik deze oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 13 krijgt oordeel Kamer.
Minister Koolmees:
Voor de motie op stuk nr. 14 van de heer Jasper van Dijk geldt eigenlijk dezelfde redenering als bij de eerste twee van de heer Kuzu. Ook hier ben ik op zoek naar een procedureel punt. Het gaat over strafrechtelijke vervolging en over camera's en microfoons en dat zijn allemaal onderwerpen van JenV. Aan het begin van dit debat heb ik ook gezegd dat ik me ook wel verantwoordelijk voel om samen met Minister Bruins en Minister Grapperhaus te kijken wat we hier kunnen doen. Maar deze begroting wordt deze week behandeld in de Kamer, dus ik zou de suggestie doen om deze motie daar specifiek in te dienen of anders aan te houden tot wij met een reactie komen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik zal me daar even op beraden, want ik doe die begroting zelf en dan kan ik de Minister van Justitie erop wijzen dat deze geweldige motie afgelopen maandag is ingediend. Dat is wellicht ook een weg. Ik heb de Minister gehoord. Volgende week zijn de stemmingen. Dan zien we vanzelf wat er gebeurt.
De voorzitter:
Dan moeten we nog wel een oordeel krijgen van de Minister over de motie.
Minister Koolmees:
Dan moet ik deze nu ook ontraden, want ik vind dat Grapperhaus daar primair over gaat en er zijn eigen oordeel over mag geven. Ik zou u toch de suggestie mee willen geven om deze daar in te dienen. Ik denk dat dat het beste en het snelste is.
De voorzitter:
Daar gaat de heer Jasper van Dijk goed over nadenken.
Minister Koolmees:
Anders is het dus ontraden.
De voorzitter:
Over de motie op stuk nr. 14 is het oordeel ontraden.
Minister Koolmees:
Nogmaals, niet omdat het er inhoudelijk niet mee eens ben.
De voorzitter:
Dat is gewisseld.
Minister Koolmees:
De motie op stuk nr. 15 van de heer Paternotte en de heer Peters: oordeel Tweede Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 15 krijgt oordeel Kamer.
Minister Koolmees:
De motie-Paternotte/Van den Berge op stuk nr. 16: «onderzoeken of de basisscholen» geef ik ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 16 krijgt oordeel Kamer.
Minister Koolmees:
Over de motie-Peters/Paternotte op stuk nr. 17 heb ik iets gezegd in mijn inbreng. Dat is eigenlijk wat mevrouw Broekers-Knol aan het doen is, dus richting ondersteuning van het beleid, dus daarmee oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
In de motie op stuk nr. 15 staat: verzoekt de regering werk voor asielzoekers na 26 weken maximaal te gaan stimuleren en faciliteren. Ik was even benieuwd of dat niet extra inspanning vergt. De Minister heeft deze zojuist oordeel Kamer gegeven. Hoe leest hij dat? Anders lijkt me dat het met mogelijk extra middelen gepaard moet gaan.
Minister Koolmees:
Als u deze zo leest begrijp ik uw waarschuwing. Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat de grootste belemmering nu zit in de doorstroom. Eigenlijk moeten we de termijnen verkorten om de doorstroom te verlengen. Het dictum luidt: «te verkennen of het versoepelen van de beperkingen op werk voor kansrijke asielzoekers haalbaar is», zonder budgettaire claim. Heel helder: ik heb geen geld daarvoor, dus dat zou binnen de beschikbare middelen moeten. Zo heb ik ook het dictum gelezen. Ik heb er geen budgettaire claim in gelezen.
De heer Paternotte (D66):
Kan de Minister onderschrijven dat de regelgeving nu zo is dat als asielzoekers gaan werken, zij een deel van hun inkomen aan het COA dienen af te staan voor hun verblijf in het asielzoekerscentrum en dat dit dus ook kan leiden tot meer inkomsten?
De voorzitter:
We gaan niet opnieuw een discussie beginnen.
De heer Paternotte (D66):
Het is een ja/nee-vraag.
Minister Koolmees:
Dat is volgens mij feitelijk correct, anders stelt u die vraag niet, maar ik probeer even een honest broker te zijn. Ik vind het terecht dat mevrouw Becker vraagt of er meer geld is, maar zo heb ik de motie niet gelezen. Ik denk dat er binnen het beleid ook mogelijkheden kunnen zijn om dit te versterken en die kans van 1% naar 2% waar de heer Paternotte het over had, te vergroten. Maar het moet heel helder zijn dat ik niet plotseling geld beschikbaar heb.
De voorzitter:
Daarmee zijn alle moties van een oordeel voorzien. Ik dank de Minister en de leden voor hun flexibiliteit, omdat we in te korte tijd grote onderwerpen hebben moeten behandelen. Dat gaan we de volgende keer beter doen. Over de ingediende moties wordt dinsdag 26 november gestemd. Het is geen traditie om bij een WGO alle toezeggingen op te lezen en dat ga ik ook niet doen, maar ik zal morgen de toezeggingen ter informatie aan de leden rondsturen, dan weten jullie dat en dan kunnen jullie die wellicht volgende week voor de begroting gebruiken. Speciaal wil ik de ambtenaren bedanken voor hun ondersteuning en flexibiliteit en ook de bode voor het haastwerk met de moties. En uiteraard de mensen die het debat hebben gevolgd. Daarmee wens ik iedereen een fijne avond en sluit ik de vergadering.
Sluiting 19.27 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35300-XV-90.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.