Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over mijn besluit om in plaats van de gemeenteraad
van de gemeente Westland de beslissing te nemen over de stichting van een islamitische
basisschool.
Om een school te kunnen stichten moet een schoolbestuur een aanvraag indienen bij
de gemeente. De gemeente moet de school opnemen in het plan van scholen als de aanvraag
aan de wettelijke vereisten voldoet. De gemeenteraad dient het plan van scholen vast
te stellen. Dit volgt uit de Wet op het primair onderwijs (WPO).
Op 24 april 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna
Raad van State) geoordeeld dat het schoolbestuur Yunus Emre voldoende belangstelling
heeft aangetoond voor een nieuw te stichten islamitische school in de gemeente Westland.
Met die uitspraak werd de gemeenteraad van Westland opgedragen gevolg te geven aan
zijn wettelijke plicht om de islamitische basisschool van Yunus Emre in het plan van
scholen op te nemen.1 Op 9 juli 2019 heeft de gemeenteraad het voorstel van B&W om de door Yunus Emre gewenste
school op te nemen in het plan van scholen verworpen. Het was daarom in juli 2019
noodzakelijk een besluit tot indeplaatsstelling ex artikel 124 e.v. van de Gemeentewet
te nemen (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 233).
Tegen dit indeplaatsstellingsbesluit is de raad van de gemeente Westland in beroep
gegaan. Op 29 januari 2020 heeft de Raad van State dat beroep ongegrond verklaard.2 Hiermee is vast komen te staan dat de islamitische basisschool terecht op het plan
van scholen 2020–2023 is opgenomen en met ingang van het schooljaar 2020/2021 voor
bekostiging in aanmerking moest komen.
Om te kunnen starten dient een school over huisvesting te beschikken. De verantwoordelijkheid
daarvoor berust bij de gemeente. Omdat een meerderheid van de gemeenteraad het niet
eens was met de komst van de school, is niet voorzien in budget voor de huisvesting.
Ook heeft de raad beroep ingesteld tegen het besluit van 23 oktober 2019 waarbij het
plan van scholen 2020–2023 is goedgekeurd. Vanwege de lopende procedure en het ontbreken
van huisvesting kon de school niet op 1 augustus 2020 starten.
Inmiddels heeft de Raad van State op 25 juni 2020 uitspraak gedaan. De Raad van State
geeft opnieuw aan dat de school van Yunus Emre voor bekostiging in aanmerking moet
komen.
Nu die bekostiging om de bovengenoemde redenen in het schooljaar 2020/2021 niet kan
aanvangen, dient de school opgenomen te worden in het plan van scholen 2021–2024.
Dit plan moet vóór 1 augustus 2020 worden vastgesteld.
Op 8 juli 2020 heeft de raad het voorstel van B&W om de door Yunus Emre gewenste school
op te nemen in het genoemde plan van scholen verworpen. Het is daarom opnieuw noodzakelijk
een besluit tot indeplaatsstelling ex artikel 124 e.v. van de Gemeentewet te nemen.
In het besluit tot indeplaatsstelling is opgenomen dat de raad tot en met 23 juli
2020 de gelegenheid heeft om alsnog zelf te voorzien in hetgeen het indeplaatsstellingsbesluit
vordert. Als de raad van deze gelegenheid geen gebruik maakt zal ik het besluit ten
uitvoer leggen. Het gevolg is dan dat het plan van scholen 2021–2024 met daarin opgenomen
de islamitische school van Yunus Emre namens de raad zal zijn vastgesteld.
U treft het besluit als bijlage bij deze brief aan3.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob