35 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019

Nr. 233 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2019

Met deze brief informeer ik uw Kamer over mijn besluit om in plaats van de gemeenteraad van de gemeente Westland de beslissing te nemen over de stichting van een islamitische basisschool1.

De stichtingsprocedure voor nieuwe basisscholen is zo geregeld dat bij elke aanvraag voor een nieuwe school wordt bekeken of het op basis van de aangeleverde prognose aannemelijk is dat het benodigde aantal leerlingen gehaald wordt.

In dat geval moet een nieuwe school worden opgenomen in het plan van scholen dat door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

In zijn uitspraak van 24 april 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het schoolbestuur Yunus Emre voldoende belangstelling heeft aangetoond voor een nieuw te stichten islamitische school in de gemeente Westland. Met de uitspraak wordt de gemeenteraad van Westland opgedragen gevolg te geven aan zijn wettelijke plicht om de islamitische basisschool van Yunus Emre in het plan van scholen op te nemen2.

Op 9 juli jongstleden heeft de meerderheid van de gemeenteraad van Westland opname van de islamitische basisschool in het plan van scholen 2020–2023 afgewezen. Aldus heeft de gemeente geen gevolg gegeven aan zijn wettelijke plicht,zodat ik genoodzaakt ben om op grond van de artikelen 124 en verder van de Gemeentewet, over te gaan tot een besluit tot indeplaatsstelling waarbij ik de beslissing namens de raad neem.

Ik treed met mijn besluit in de plaats van de gemeenteraad om de islamitische school van Yunus Emre in het plan van scholen op te nemen en het plan vast stellen. Daarmee wordt deze school voor bekostiging per 1 augustus 2020 in aanmerking gebracht.

Ik ga liever niet over tot een indeplaatsstellingsbesluit, maar vanuit rechtsstatelijk oogpunt valt er niet aan te ontkomen om de gemeenteraad te houden aan zijn wettelijke plicht in deze.

De gemeenteraad heeft op 16 juli een vergadering gepland. Met het oog daarop stel ik de raad in de gelegenheid in die vergadering het besluit alsnog zelf te nemen. Indien de raad daartoe niet overgaat, treedt mijn besluit tot indeplaatsstelling in werking.

Ik heb de gemeenteraad van de gemeente Westland van dit besluit in kennis gesteld.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Uitspraak 201805329/1 ECLI:NL:RVS:2019:1320

Naar boven