35 218 Wijziging van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen (Wet elektronische publicaties)

E NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 25 mei 2020

1. Inleiding

Het verheugt mij dat de leden kennis hebben genomen van de memorie van antwoord betreffende het voorstel van wet tot wijziging van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen (Wet elektronische publicaties). De leden van de fracties van de PVV, de SP en de ChristenUnie hebben nog een aantal (aanvullende) vragen en opmerkingen. Ik dank hen voor hun bijdragen en ga in deze nadere memorie van antwoord graag op de – hieronder gecursiveerde – vragen en opmerkingen in. Hierbij is de indeling en volgorde van het voorlopig verslag aangehouden.

2. Uitgangspunten van het wetsvoorstel

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen. In de memorie van antwoord stelt de regering op p. 3:

«Mensen met een actief MijnOverheid-account die een e-mailadres hebben opgegeven, kunnen daardoor ongevraagd en op maat worden geattendeerd op berichten over hun directe woonomgeving.»

In de memorie van toelichting is hierover op p. 23 aangegeven:

«Het ongevraagd toezenden van elektronische berichten vergt gelet op artikel 2:14 Awb een wettelijke grondslag. Daartoe wordt in artikel 20 van de Bekendmakingswet aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid gegeven om periodiek elektronische berichten te zenden over bekendmakingen en mededelingen. Deze bepaling biedt ook de grondslag voor de het opslaan en verwerken van persoonsgegevens uit de BRP en MijnOverheid waarmee een woonadres aan een e-mailadres kan worden gekoppeld. Het verwerken van deze persoonsgegevens is gerechtvaardigd gelet op het hierboven beschreven belang om burgers te informeren over voor hen relevante algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen. De opslag is noodzakelijk om de beoogde verwerking te kunnen verrichten. Hierbij weegt mee dat de burger zich kan afmelden voor de attendering.»

De regering stelt dus: «Deze bepaling biedt ook de grondslag voor de het opslaan en verwerken van persoonsgegevens uit de BRP en MijnOverheid waarmee een woonadres aan een e-mailadres kan worden gekoppeld.» Het voorgestelde artikel 20 Bekendmakingswet spreekt weliswaar in het eerste lid over het verzenden van een elektronisch bericht dat betrekking heeft op de omgeving van het adres van inschrijving van de ontvanger in de basisregistratie personen, maar niet expliciet over het verwerken van andere gegevens uit MijnOverheid. Kan de regering nader onderbouwen hoe deze bepaling juridische grondslagen en privacy-waarborgen biedt om – naast de genoemde BRP-gegevens – ook andere gegevens (e-mailadres) uit MijnOverheid ongevraagd te kunnen koppelen en verwerken?

In het voorgestelde artikel 20, eerste lid, van de Bekendmakingswet is bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties eenieder een elektronisch bericht kan zenden over de bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen in de publicatiebladen die betrekking hebben op de omgeving van het adres van inschrijving van de ontvanger in de basisregistratie personen. Bij algemene maatregel van bestuur worden, zo bepaalt het derde lid van dat voorgestelde artikel, regels gesteld over – voor zover hier van belang – de opslag en de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de verzending van deze berichten.

Medio maart is voorgehangen het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van de kaders voor informatieveiligheid en persoonsgegevensverwerking.1 Het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur wordt door dat ontwerpbesluit voorzien van de citeertitel «Besluit digitale overheid». In dat besluit wordt onder meer bepaald dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van MijnOverheid over gebruikers van MijnOverheid de gegevens verwerkt die noodzakelijk zijn voor de dienst Algemene bekendmakingen, kennisgevingen en mededelingen, waaronder het burgerservicenummer, de geboortedatum, het actuele adres van de gebruiker en het e-mailadres.2 Deze gegevens worden bewaard zolang het bijbehorende MijnOverheid-account bestaat, en zodra het account is opgeheven maximaal één jaar.3

Wanneer iemand voor een ander doel dan informatie over bekendmakingen een e-mailadres heeft opgegeven bij MijnOverheid, wil de regering nu deze e-mailadressen verwerken en koppelen aan de BRP om ongevraagd e-mailattenderingen te kunnen versturen. Kan de regering aangeven of het een correcte en legitieme manier van omgang met gegevens van burgers is, wanneer zonder dat zij expliciete toestemming hebben gegeven e-mailadressen uit MijnOverheid worden verwerkt voor een ander doel dan waarvoor deze door een burger zijn verstrekt? Zou hiervoor niet eerst expliciet toestemming moeten worden gevraagd aan de gebruiker van MijnOverheid? Kan de regering aangeven of er bij het opgeven van een e-mailadres bij MijnOverheid duidelijk wordt gemaakt aan de gebruiker onder welke voorwaarden en met welke doelen deze gegevens verwerkt kunnen worden?

Wanneer, zoals in het onderhavige geval, sprake is van een wettelijke taak – namelijk het verzenden van een elektronisch bericht over de bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen in de publicatiebladen die betrekking hebben op de omgeving van het adres van inschrijving van de ontvanger in de basisregistratie personen – geldt dat de ten behoeve van de uitvoering van die wettelijke taak noodzakelijke persoonsgegevens mogen worden verwerkt. Voor deze verwerking is geen expliciete toestemming nodig, omdat met het wetsvoorstel in de Bekendmakingswet (voornoemd artikel 20) in de bevoegdheid wordt voorzien. Hiervoor is gekozen wegens het grote belang van een goede kenbaarheid van overheidsbesluiten. Wel kunnen burgers die geen elektronische berichten willen ontvangen over overheidsbesluiten die betrekking hebben op hun woonomgeving, uiteraard te allen tijde opteren voor de mogelijkheid die berichten niet te ontvangen (opt-out).

Voorts stelt de regering in de memorie van antwoord (p. 3):

«In de derde plaats zijn bestuursorganen verplicht om een fysieke balie aan te wijzen waar afschriften van de publicaties verkrijgbaar zijn en waar stukken ter inzage liggen.»

Kan de regering aangeven of bestuursorganen alleen op verzoek bepaalde publicaties ter beschikking moeten stellen, of dat er ook overzichten/lijsten beschikbaar moeten zijn van publicaties (over een bepaalde periode), zodat de bezoeker in de gelegenheid is kennis te nemen van alle publicaties (zonder genoodzaakt te zijn een digitaal middel te raadplegen)?

Burgers hebben recht op inzage in alle officiële publicatiebladen en in alle stukken die ter inzage liggen en tevens op een afschrift van deze stukken. Dit betekent niet dat deze stukken in fysieke vorm bij het bestuursorgaan aanwezig moeten zijn. De burger kan bijvoorbeeld via een beeldscherm op het gemeentehuis toegang verkrijgen tot de documenten. Een afschrift moet desgewenst in papieren vorm worden verstrekt. Het in fysieke vorm beschikbaar houden door bestuursorganen van overzichten met de stukken die ter inzage liggen of die over een bepaalde periode zijn gepubliceerd, is geen wettelijke verplichting. Terinzagelegging impliceert echter wel dat toegang wordt geboden tot de betreffende documenten. Het spreekt dan ook vanzelf dat burgers die niet precies weten welk stuk ze nodig hebben of die behoefte hebben aan assistentie bij het gebruik van een computer, worden geholpen. Als iemand graag een lijst van beschikbare stukken wil inzien om na te gaan wat voor hem van belang is, dient een dergelijk overzicht te worden verschaft. Met behulp van een zoekvraag is zo’n overzicht eenvoudig te genereren. Een expliciete wettelijke bepaling die tot deze assistentie verplicht, is hiervoor niet nodig.

De leden van de SP-fractie stellen de volgende vraag. Ziet de regering een rol voor de bibliotheken in het begeleiden van mensen die minder digivaardig zijn, en zo ja, op welke wijze wil de regering hier uitvoering aan geven?

Bibliotheken vervullen een belangrijke rol als plek waar mensen hulp kunnen krijgen bij het verbeteren van hun digitale vaardigheden en bij contact met de digitale overheid. Deze in bibliotheken geboden ondersteuning is door zowel de functie als de locatie van bibliotheken laagdrempelig en dichtbij. Zo bieden bibliotheken cursussen digitale vaardigheden aan en leermodules over overheidsdienstverlening, zoals DigiD. In het kader van het programma «Digitale Inclusie» van het Ministerie van BZK, hebben uitvoeringsorganisaties samen met de Koninklijke Bibliotheek inmiddels vijftien Informatiepunten Digitale Overheid ingericht in bibliotheken.4 Bij deze Informatiepunten kunnen mensen die het lastig vinden om (online) zaken te doen met de overheid, via persoonlijk contact door getrainde medewerkers op weg worden geholpen. Ook kunnen zij naar de juiste instanties worden doorverwezen voor bijvoorbeeld hulp bij het daadwerkelijk invullen van formulieren. Daarnaast biedt in sommige bibliotheken de Belastingdienst ter plekke hulp bij de belastingaangifte. Dit jaar komen er nog zestig Informatiepunten bij. In 2021 moet er dan een landelijk dekkend netwerk van Informatiepunten zijn om minder digivaardige mensen te ondersteunen.

Een belangrijke achtergrond van de vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie ligt in het rapport Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans van de commissie-Remkes. In dit rapport wordt benadrukt dat de legitimiteit van het stelsel zou hervonden moeten worden in een nieuwe politiek-democratische cultuur waarin een grotere nadruk op politieke nabijheid wordt gelegd. In de visie van de fractie van de ChristenUnie komt deze nabijheid o.a. naar voren in de manier waarop de overheid haar burgers informeert. De eerste vraag van de leden van deze fractie is dan ook: kan de regering verzekeren dat kwetsbare burgers (laaggeletterd, digitaal niet vaardig, fysiek en psychisch kwetsbaar) de verschillende overheden op een klassieke manier kunnen blijven benaderen? Dat wil zeggen per telefoon, schriftelijk en persoonlijk. Kan de regering verzekeren dat daarbij sprake zal zijn van een ruime toegankelijkheid?

Graag ga ik als volgt op voorgaande vragen en opmerkingen in. Ik onderschrijf het belang dat de leden van de ChristenUnie-fractie hechten aan het bereiken van kwetsbare burgers. Het onderhavige wetsvoorstel geeft regels voor de publicatie van bekendmakingen, kennisgevingen en mededelingen. Daarbij is voorzien in een verplichting voor bestuursorganen om een fysieke balie aan te wijzen waar afschriften van de publicaties verkrijgbaar zijn en waar stukken ter inzage liggen. Dit biedt burgers ook de gelegenheid om persoonlijk uitleg over deze documenten te vragen.

Algemene regels over de communicatie tussen burger en overheid zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Uit de huidige afdeling 2.3 van de Awb volgt dat burgers keuzevrijheid hebben tussen de papieren weg en de elektronische weg als een bestuursorgaan ook de elektronische weg aanbiedt. Alleen bij bijzondere wet kan de wetgever van deze regel afwijken. Een ruime toegankelijkheid van de overheid is een speerpunt van mijn beleid. In het wetsvoorstel Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer (dat afdeling 2.3 van de Awb wijzigt en dat nu aanhangig is bij de Tweede Kamer)5 blijft die keuzevrijheid voor burgers gehandhaafd, zij het dat bestuursorganen worden verplicht voor officiële berichten aan de overheid ook de elektronische weg aan te bieden. In datzelfde wetsvoorstel wordt een algemene zorgplicht ingevoerd tot bij de doelgroep passende ondersteuning bij overheidscommunicatie. Daarnaast worden maatregelen genomen met het oog op de toegankelijkheid voor mensen die laaggeletterd zijn of minder digitale vaardigheden hebben. Ik verwijs voor wat die maatregelen betreft naar mijn antwoord op de hiervoor gestelde vraag van de SP-fractie over de rol voor bibliotheken.

De regering geeft in de memorie van antwoord aan dat het gebruik van duidelijke taal in het kader van de Wet elektronische publicaties bevorderd wordt. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben hierover de volgende vragen. Op welke manier wordt gemonitord dat het bevorderen van duidelijke taal inderdaad leidt tot publicaties die in duidelijke taal zijn geschreven? Welke kwantitatieve doelstellingen heeft de regering? Wanneer moet bijvoorbeeld 95% van alle publicaties voldoen aan de eis van «duidelijke taal»?

Het overgrote deel van de kennisgevingen wordt op basis van standaardteksten gegenereerd in de zaaksystemen waarmee decentrale overheden aanvragen voor vergunningen en dergelijke verwerken. Ik heb daarom een project gestart dat erop is gericht om samen met de decentrale overheden en de leveranciers van de zaaksystemen te komen tot modelteksten die in duidelijke taal zijn opgesteld. Ik zal de totstandkoming van deze modellen en de implementatie daarvan bij leveranciers en overheden volgen. Op dit moment wordt in kaart gebracht om hoeveel standaardteksten het daarbij gaat. Het doel is dat uiteindelijk alle standaardteksten in duidelijke taal zijn opgesteld. Daarbij gaat het om teksten die door de decentrale overheden worden gepubliceerd. Op dit moment kan ik nog niet aangeven wanneer dat gerealiseerd kan zijn.

De Stichting Lezen & Schrijven geeft de volgende feiten met betrekking tot laaggeletterdheid en digitale vaardigheden:

  • 2,5 miljoen volwassenen (18% van de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder) heeft grote moeite met lezen, schrijven en/of rekenen. Zij zijn laaggeletterd. Vaak hebben zij ook moeite met de digitale vaardigheden (Algemene Rekenkamer, 2016).

  • Laaggeletterden beschikken over minder functionele taalvaardigheden en dit is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van digitale vaardigheden (ecbo, 2015).

  • Naarmate iemand minder geletterd is, nemen onder andere zijn/haar informatievaardigheden af. Moeite hebben met lezen en schrijven heeft dus invloed op het kunnen navigeren en oriënteren op internet (Universiteit Twente, 2010).

  • De kans op onvoldoende digitale vaardigheden is ongeveer drie keer zo groot bij laaggeletterden (ecbo, 2015).

Tevens stelt de Stichting dat er een groeiende kloof bestaat tussen laaggeletterden en geletterden. Zij roept iedereen op – van politiek, gemeenten, bibliotheken tot bedrijven – om meer aandacht te geven aan het belang van digitale vaardigheden. Ook stelt zij dat om een efficiënte aanpak te kunnen ontwikkelen er meer onderzoek nodig is naar hoeveel van de 2,5 miljoen laaggeletterden ook moeite hebben met digitale vaardigheden.

In het licht van de bovenstaande vragen hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie de volgende vragen. Welk beleid voert de regering om de kloof tussen laaggeletterden en geletterden te verminderen? Welk beleid voert de regering om de digitale vaardigheden van burgers die niet digitaal vaardig zijn te vergroten? Wordt er onderzoek verricht naar hoeveel laaggeletterden digitaal niet vaardig zijn? En naar de beste strategie om hen te benaderen en te ondersteunen? Welke kwantitatieve ambitie heeft de regering om het aantal burgers dat laaggeletterd en/of digitaal niet vaardig is te verminderen?

Het kabinet zet met het meerjarenplan «Samen aan de slag voor een vaardig Nederland: vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020–2024» in op een vaardig Nederland.6 In dat kader werken de Ministeries van OCW, SZW, VWS en BZK in het actieprogramma «Tel mee met Taal» samen aan het bevorderen van basisvaardigheden.7

Het kabinet wil het bereik vergroten met een landelijke campagne, waarbij wordt ingezet op nieuwe vormen om de doelgroep te benaderen en op vernieuwing van het ondersteuningsaanbod. Een deel van de laaggeletterden ervaart een hoge drempel om aan een taal- of rekentraject te beginnen. Digitale vaardigheden vormen dan vaak een eerste stap, om daarna aan de slag te gaan met andere vaardigheden. Om de verbreding van de aanpak van laaggeletterdheid naar digitale vaardigheden te versnellen, draagt ook het Ministerie van BZK structureel financieel en inhoudelijk bij aan het actieprogramma. Laaggeletterden vormen geen homogene groep. Daarom heeft het kabinet een doelgroepenanalyse-instrument laten ontwikkelen voor een passende strategie en ondersteuning.

Gemeenten staan als lokale overheid het dichtst bij mensen die hun vaardigheden willen verbeteren. Zij ontvangen daarom budget voor volwasseneneducatie. Samen met onder andere de Stichting Lezen & Schrijven zijn gemeenten de afgelopen jaren bezig geweest om de noodzakelijke infrastructuur hiervoor op te bouwen. Denk hierbij aan het opzetten van de taalhuizen, het stimuleren van de totstandkoming van cursusaanbod, het opleiden van vrijwilligers en het trainen van professionals. Op 9 september 2019 hebben het Rijk en de VNG als vertegenwoordiger van de gemeenten bestuurlijke afspraken gemaakt over de aanpak van laaggeletterdheid onder de titel «Samen aan de slag voor een vaardig Nederland 2020 tot en met 2024».8 Rijk en gemeenten hebben onder meer afgesproken om de deelname aan cursussen te monitoren, teneinde te komen tot passend (regionaal) beleid. Ook verkent het kabinet momenteel de mogelijkheden tot ontwikkeling van een kwaliteitskader voor het non-formele cursusaanbod.

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar digitale vaardigheden. De groepen laaggeletterden en minder digitaal vaardigen zijn wat omvang, achtergrond en samenstelling betreft niet identiek. Men kan bijvoorbeeld laaggeletterd zijn maar toch digitaal vaardig. Het hebben van digitale vaardigheden hangt wel sterk samen met de mate van beheersing van andere basisvaardigheden. Vanuit het programma «Digitale Inclusie» van het Ministerie van BZK wordt gekeken welk onderzoek nodig is om digitale geletterdheid te monitoren.9

De ambitie van het kabinet is om zoveel mogelijk laaggeletterden te bereiken. Gemeenten, werkgevers en hun partners zullen echter niet de hele groep van 2,5 miljoen mensen kunnen bedienen. Een deel van deze groep redt zich – soms met hulp van familie of vrienden – reeds voldoende, is niet goed te motiveren of ervaart zelf (nog) geen problemen. Een ander deel heeft een beperkt leervermogen of is nog niet toe aan ondersteuning.

De regering stelt in de memorie van antwoord dat via een actief MijnOverheid-account elke burger op maat kan worden geattendeerd op berichten over zijn directe woonomgeving. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn het eens met de stelling van de regering dat dit account een zeer innovatieve oplossing is om burgers op maat te informeren. Wel hebben deze leden hierover de volgende vragen. Hoeveel burgers gebruiken deze attentie-service op dit moment? Welke doelstellingen heeft de regering in termen van het percentage burgers dat deze service de komende jaren gebruikt? Welke activiteiten ontplooit de regering om deze doelstellingen te halen? Wordt er een campagne gestart om burgers uit te nodigen de attentie-service te gebruiken? Worden burgers meer persoonlijk benaderd? Welke specifieke activiteiten ontplooit de regering om burgers die laaggeletterd zijn en die digitaal niet vaardig zijn, actief een MijnOverheid-account te laten gebruiken? Hoeveel burgers zullen, naar de verwachting van de regering, ondanks alle inspanningen van de overheid en andere actoren, nooit een MijnOverheid-account gebruiken?

Op dit moment wordt de attenderingsservice door ongeveer 150.000 mensen gebruikt. Na invoering van het onderhavige wetsvoorstel zullen gebruikers van MijnOverheid die 25 jaar of ouder zijn en een e-mailadres hebben opgegeven, automatisch worden geattendeerd. Omdat zij hiervoor niets hoeven te doen, behoeft deelname niet door middel van een publiciteitscampagne te worden gestimuleerd. Uiteraard zullen de betrokkenen wel tevoren over de werking van de attenderingsservice worden geïnformeerd. Met het automatisch attenderen komt het totaalaantal gebruikers van de attenderingsservice op ongeveer 6 miljoen, waarvan een nog onbekend deel ervoor zal kiezen om gebruik te maken van de opt-out-mogelijkheid.

Ik streef ernaar dat MijnOverheid door iedereen te gebruiken is, ook door gebruikers die bijvoorbeeld moeite hebben met lezen, digitaal minder vaardig zijn of een visuele beperking hebben. De website van MijnOverheid is mede daarom in oktober 2019 geheel vernieuwd. De website heeft een nieuwe vormgeving, verbeterde informatievoorziening en duidelijkere navigatie gekregen. Tijdens de ontwikkeling van de nieuwe website is veel aandacht besteed aan gebruiksvriendelijkheid en toegankelijkheid. Er is getest met verschillende specifieke doelgroepen, onder meer digitaal minder vaardigen (waaronder laaggeletterden) en migranten. Daarnaast wordt samengewerkt met belangengroeperingen als de Stichting Lezen & Schrijven, Seniorweb en de bibliotheken. In de digitale vaardigheidstrainingen van Seniorweb en de bibliotheken worden burgers geholpen om actief gebruik te maken van een MijnOverheid-account. Daarnaast wordt het gebruik van MijnOverheid bevorderd door alle overheidsorganisaties die hierop zijn aangesloten.

Het gebruik van MijnOverheid is vrijwillig. Het beleid is erop gericht om het gebruik zo aantrekkelijk mogelijk te maken, ook door uitbreiding van de functionaliteit. Daarmee is niet gezegd dat alle burgers die meerwaarde op dit moment al voldoende ervaren en ook overigens geeft een deel van de bevolking er de voorkeur aan om geen gebruik te maken van digitale overheidsdienstverlening. Hoe zich dit in de toekomst gaat ontwikkelen, is moeilijk te voorspellen. Wel denk ik dat digitaal verkeer een grotere potentie heeft om mensen met beperkingen en minder vaardigheden te bereiken dan papieren communicatie. Daarbij denk ik onder meer aan de mogelijkheden om elektronische teksten te kunnen laten uitspreken en vertalen en ook aan het eenvoudig kunnen instellen van machtigingen voor intermediairs.

In de memorie van antwoord noemt de regering verschillende manieren om burgers te informeren die beperkte digitale vaardigheden of beperkte toegang tot internet hebben. De regering eindigt deze opsomming met de conclusie: «Met dergelijke maatwerkvoorzieningen wordt gerealiseerd dat ook mensen zonder internet of met beperkte digitale vaardigheden worden bereikt». De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben over deze conclusie de volgende vragen. Kan de regering aannemelijk maken dat deze conclusie volgt uit de opsomming van opties? Anders gezegd, heeft de regering onderzoeksgegevens die deze conclusie onderbouwen? Welk beleid heeft de regering in de toekomst voor ogen? De achtergrond van deze vraag is: als een grote meerderheid van de bevolking gebruikmaakt van de attentie-service dan weet de overheid/provincie/waterschap/ gemeente ook welke burgers daar niet gebruik van maken. Zou deze kennis niet gebruikt moeten worden om digitaal niet vaardige burgers actief te informeren? Ten slotte, hoe gaat de regering aandacht geven aan de nieuwe groep burgers die elk jaar «aantreedt», in het bijzonder de laaggeletterde, de digitaal vaardige en kwetsbare jongeren?

De meest voorkomende aanvullende maatregel die gemeenten nemen indien zij overgaan op elektronische publicatie, is het voortzetten van de informatievoorziening via het huis-aan-huisblad. Dit wordt gedaan door 54% van de gemeenten.10 Naar de andere vormen van extra informatievoorziening die gemeenten inzetten, is geen kwantitatief onderzoek gedaan.

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal het aantal inwoners dat gebruik maakt van de attenderingsservice en de mate waarin publicaties van een bestuursorgaan worden geraadpleegd, worden gemonitord. Hiermee wordt inzicht verkregen in het bereik dat de attenderingsservice heeft op verschillende locaties. Deze gegevens zullen aan de bestuursorganen worden teruggekoppeld, zodat mede op basis daarvan kan worden bepaald waar aanvullende informatievoorziening gewenst is.

Ik acht de attenderingsservice in het bijzonder van belang om nieuwe generaties te blijven bereiken. Jongeren maken steeds minder gebruik van traditionele media, terwijl zij juist in toenemende mate gebruik maken van het internet. Van de jongeren tussen de 18 en 15 jaar heeft 99,7% toegang tot internet en maakt 97,9% gebruik van e-mail.11 Daarmee is de attenderingsservice ook een geschikt medium voor veel mensen die minder digitaal vaardig zijn.

3. Verhouding tot andere wetten

In de memorie van antwoord lezen de leden van de PVV-fractie op p. 4:

«Een eventuele aansluitplicht voor bestuursorganen ter zake van MijnOverheid ziet op bekendmaking van andere besluiten, waarop dit wetsvoorstel niet ziet, namelijk op bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht (beschikkingen). Daarvoor is nodig dat bestuursorganen zijn aangesloten op de berichtenbox in MijnOverheid.»

Tegelijkertijd geeft de regering aan (p. 2):

«De algemene kennisgevingen van (voorgenomen) besluiten van de overheid stellen mensen in staat om er door middel van inspraak of het aanwenden van rechtsmiddelen voor te zorgen dat hun belangen voldoende meewegen bij besluiten over de eigen leefomgeving. Vanuit de waarden van de democratische rechtsstaat is het van groot belang dat iedereen op gelijke voet eenvoudig toegang heeft tot informatie over de eigen leefomgeving. Op dit moment is die informatie echter niet eenvoudig toegankelijk. Overheden publiceren hun kennisgevingen in uiteenlopende media, soms in de vorm van lijsten met besluiten waaruit burgers zelf moeten selecteren wat voor hen van belang is.»

Kan de regering uitleggen hoe de doelstelling van deze wet om te zorgen dat informatie over besluiten van overheden «eenvoudig toegankelijk» moet worden overeind blijft als een belangrijk deel van die overheidsbesluiten (beschikkingen) niet in dit systeem worden meegenomen? Ontstaat hierdoor niet een tweeledig stelsel, waarbij burgers voor informatie over beschikkingen in hun leefomgeving (zoals omgevingsvergunningen) mogelijk nog andere bronnen moeten raadplegen (terwijl gemeentelijke omgevingsvergunningen en andere beschikkingen nu nog wél in één overzicht in huis-aan-huisbladen te vinden zijn)?

De eerste in de vraag geciteerde passage uit de memorie van antwoord heeft betrekking op berichten die persoonlijk moeten worden toegezonden («tot een of meer belanghebbenden gericht»). Dat gebeurt per post of elektronisch, bijvoorbeeld via MijnOverheid. In dat laatste geval is het nodig dat een bestuursorgaan is aangesloten op MijnOverheid en de burger zijn MijnOverheid-account heeft geactiveerd.

De tweede in de vraag geciteerde passage uit de memorie van antwoord heeft betrekking op algemene bekendmakingen, kennisgevingen en mededelingen die niet worden toegezonden, maar gepubliceerd. De passage beschrijft de bestaande situatie waarbij overheden in uiteenlopende media publiceren. Het wetsvoorstel maakt hieraan een einde door voor te schrijven dat al deze publicaties (dus ook alle kennisgevingen over omgevingsvergunningen) gedaan moeten worden in het betreffende officiële publicatieblad, dat wordt uitgegeven op overheid.nl. Hiervoor is het niet nodig dat een bestuursorgaan op MijnOverheid is aangesloten. Op overheid.nl zijn alle publicaties te doorzoeken en de attenderingsservice maakt ook gebruik van alle publicaties.

Aldus bestaat een sluitend systeem. Een burger krijgt alle persoonlijke berichten per post of via een MijnOmgeving en kan wordt geattendeerd op alle algemene publicaties, die ook op één plek zijn in te zien.

4. Artikelsgewijze toelichting

Op p. 7 van de memorie van antwoord lezen de leden van de PVV-fractie:

«Een gebruiker kan naast de attenderingsservice zelf de publicaties op overheid.nl doorzoeken, bijvoorbeeld aan de hand van trefwoorden. In de communicatie met de burger zal hieraan aandacht worden geschonken.»

De website overheid.nl kenmerkt zich door zéér uitgebreide zoekmenu’s, wat nuttig is voor wie naar specifieke informatie op zoek is, maar is minder eenvoudig om snel een algemeen overzicht te krijgen van bijvoorbeeld alle publicaties van een gemeente in de afgelopen week. Het vergt enig doorklikken en invoeren van instellingen om tot zo’n overzicht te kunnen komen, wat niet praktisch is voor minder digitaal vaardige gebruikers. Kan de regering aangeven of met de invoering van dit wetsvoorstel dit gebruiksvriendelijker kan worden gemaakt (zonder noodzaak tot registreren, abonneren of het inroepen van ondersteuning)?

De website overheid.nl kent twee onderdelen die toegang geven tot de officiële publicaties. Het onderdeel «Aankondigingen over uw buurt» is de eerste en meest eenvoudige ingang. Het invullen van een postcode en de keuze van een straal daaromheen (of de hele gemeente) volstaat om een lijst te krijgen van alle publicaties die op het aangegeven gebied betrekking hebben. Vervolgens kan deze lijst worden ingedikt door de keuze van een onderwerp of publicatieperiode.

Het onderdeel «Beleid en regelgeving» biedt een meer uitgebreide toegang tot de officiële publicaties, die daardoor ook complexer is. Hier kan bijvoorbeeld gezocht worden op trefwoord of onderwerp, maar ook op het soort publicatieblad en op het nummer daarvan. In beide gevallen is registeren of abonneren niet nodig.

Mijns inziens wordt een eenvoudige ingang dus al geboden, al blijft het nodig om ook deze ingang met behulp van gebruikersonderzoek steeds verder te verbeteren.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstukken I 2019/20, 34 972, nr. B.

X Noot
2

Artikel 4, onderdeel b, onder 8°.

X Noot
3

Artikel 13, vijfde lid.

X Noot
4

Kamerstukken II 2019/20, 26 643, nr. 644.

X Noot
5

Kamerstukken 35 261.

X Noot
6

Kamerstukken II 2018/19, 28 760, nr. 84.

X Noot
7

Zie de bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 28 760, nr. 84, alsmede www.telmeemettaal.nl.

X Noot
8

Kamerstukken II 2018/19, 28 760, nr. 99.

X Noot
9

Kamerstukken II 2019/20, 26 643, nr. 644.

X Noot
10

Onderzoek gebruik huis-aan-huisbladen decentrale overheden, Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk, 26 november 2018.

X Noot
11

CBS StatLine Jeugdmonitor, Internet jongeren; toegang, gebruik, faciliteiten en online aankopen, 24 maart 2020.

Naar boven