35 206 (R2127) Wijziging van enkele rijkswetten op het gebied van Justitie en Veiligheid in verband met gewijzigde regelgeving en enige andere aanpassingen van overwegend technische aard (Reparatierijkswet Justitie en Veiligheid 2019)

35 311 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de invoering van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG1

Vastgesteld 29 november 2019

Bij de Eerste Kamer is wetsvoorstel 35 206 (R2127) Reparatierijkswet Justitie en Veiligheid 2019 aanhangig. Bij bestudering van dit wetsvoorstel hebben leden opgemerkt dat deze reparatiewet enkele artikelen bevat in relatie tot hoofdstuk 6 van het (nieuwe) Wetboek van Strafvordering, terwijl de invoeringswet herziening ten uitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen nog aanhangig is in de Tweede Kamer, waarin wijzigingen worden voorgesteld die eveneens voorkomen in ditzelfde hoofdstuk. Gelet hierop overwegen de leden de beide wetsvoorstellen in samenhang te behandelen en derhalve de behandeling van wetsvoorstel 35 206 (R2127) op te schorten.

Op 28 november 2019 hebben de leden van de vaste commissie voor Justitie2 de Minister van Justitie en Veiligheid om een reactie verzocht.

De Minister heeft op 28 november 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 28 november 2019

Bij de Eerste Kamer is wetsvoorstel 35 206 (R2127) Reparatierijkswet Justitie en Veiligheid 2019 aanhangig. Bij bestudering van dit wetsvoorstel hebben leden opgemerkt dat deze reparatiewet enkele artikelen bevat in relatie tot hoofdstuk 6 van het (nieuwe) Wetboek van Strafvordering, terwijl de invoeringswet herziening ten uitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen nog aanhangig is in de Tweede Kamer, waarin wijzigingen worden voorgesteld die eveneens voorkomen in ditzelfde hoofdstuk. Gelet hierop overwegen de leden de beide wetsvoorstellen in samenhang te behandelen en derhalve de behandeling van wetsvoorstel 35 206 (R2127) op te schorten.

Graag vernemen de leden uw reactie ten aanzien van dit voornemen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2019

Met deze brief wil ik u graag verzoeken de Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Invoeringswet USB, Kamerstukken 35 311) met voorrang te behandelen. De totstandbrenging van de Invoeringswet USB is noodzakelijk voor een correcte inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB, Stb. 2017, 82), beoogd per 1 januari 2020. Hieronder zal ik kort de inhoud van de USB-wetgeving en de reden van spoed toelichten. Met deze brief reageer ik ook op de brief van uw Kamer van vandaag (kenmerk 165938u), waarin de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid aangeeft te overwegen de Invoeringswet USB gezamenlijk te behandelen met de Rijksreparatiewet Justitie en Veiligheid 2019 (Kamerstukken 35 206 (R2127)).

Wet USB

De Wet USB voorziet in een nieuwe regeling voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen in het Wetboek van Strafvordering (Boek 6). De tenuitvoerlegging geschiedt thans op last van het openbaar ministerie, maar is feitelijk een administratieve taak geworden. Met de Wet USB wordt de algehele verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging overgeheveld van het openbaar ministerie naar mij als Minister voor Rechtsbescherming. Daardoor kan het openbaar ministerie zich meer richten op zijn kerntaken, te weten de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Hetzelfde geldt voor de bij de tenuitvoerlegging betrokken uitvoeringsorganisaties. Het beheer en de aansturing van een groot aantal uitvoeringsorganisaties ligt al bij het ministerie. Samen met de nieuwe verantwoordelijkheid voor het te voeren beleid en de uitvoering daarvan, wordt betere sturing op de in de tenuitvoerlegging te behalen resultaten mogelijk. Zie mijn brief aan de Tweede Kamer van 11 oktober jl. voor een uitgebreidere toelichting op de overgang van verantwoordelijkheden (Kamerstukken II 2019/20, 29 279, nr. 541).

Wetsvoorstel Invoeringswet USB

De thans aanhangige Invoeringswet USB betreft een technisch wetsvoorstel dat correcties bevat van de Wet USB. Die correcties worden doorgevoerd omdat er sinds publicatie van de Wet USB (in 2017) veel is gewijzigd in de wetgeving waarop de Wet USB ziet. Een deel van de «nieuwe» regeling over de tenuitvoerlegging behoeft daarom bijstelling aan de huidige stand van de wetgeving. Voorts regelt de Invoeringswet USB de noodzakelijke samenloop met wetten die tijdens de totstandkoming van de Wet USB en nadien tot stand zijn gekomen, maar nog niet in werking zijn getreden.

Uitvoering gereed

De afgelopen periode is door alle organisaties stevig geïnvesteerd om de invoering van de Wet USB per 1 januari 2020 vorm te geven. Daarbij is voor een zorgvuldige transitiestrategie gekozen waarbij het openbaar ministerie nauw betrokken is. De uitvoeringsketen staat op dit moment spreekwoordelijk in de startblokken. Bijgevoegd vindt u een brief3 waarin de partners in de uitvoeringsketen dit zeer recent hebben bevestigd.

In de regeling van werkzaamheden van vandaag heeft de Tweede Kamer besloten de Invoeringswet USB komende week als hamerstuk op de agenda te plaatsen. Ik hoop dat ook uw Kamer bereid is de Invoeringswet USB met de nodige voortvarendheid te behandelen.

De wijzigingen die met de Reparatierijkswet in enkele rijkswetten worden doorgevoerd, betreffen technische correcties als gevolg van de nieuwe nummering en de nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling in de tenuitvoerlegging die met de Wet USB worden ingevoerd. Deze wijzigingen kunnen los van de Wet USB in werking treden, ook op een later moment dan die wet. Daarentegen kan de Wet USB niet correct in werking treden zonder de Invoeringswet USB. Tegen deze achtergrond zou ik u in overweging willen geven deze wetsvoorstellen afzonderlijk te behandelen.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Letter B heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 35 206 (R2127).

X Noot
2

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Rombouts (CDA), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Cliteur (FVD), Dittrich (D66), Doornhof (D66), Gerbrandy (OSF), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Van Pareren (FVD), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (FVD)

X Noot
3

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 165942.

Naar boven