35 200 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2019

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 mei 2019 inzake het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018 (Kamerstuk 35 200 V, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Kunt u aangeven naar welke instellingen en organisaties de pretoetredingssteun aan Turkije gaat? Kunt u daarbij tevens aangeven welke bedragen deze instellingen en organisaties van de Europese Unie krijgen in de periode 2018–2020?

Antwoord:

De laatst beschikbare cijfers voor het budget voor 2018 zijn als volgt: democratie en bestuur (EUR 87 miljoen); rechtsstaat en fundamentele rechten, onder andere migratie- en grensmanagement (EUR 10 miljoen); milieu, klimaat en energie (EUR 62 miljoen); transport (EUR 23 miljoen); competitie, innovatie, landbouw en rurale ontwikkeling (EUR 164 miljoen) en onderwijs, werkgelegenheid en sociaal beleid (EUR 40 miljoen). Een deel van deze steun loopt via de Turkse overheid. Voor 2019 voorziet de Commissie momenteel in totaal EUR 248,7 miljoen pretoetredingssteun aan Turkije – een korting van ongeveer 60 procent ten aanzien van het eerder voorziene bedrag. Het budget voor Turkije voor 2020 is nog niet bekend.

De Commissie heeft voor 2018–2.019 EUR 35 miljoen voor het maatschappelijk middenveld vrijgemaakt via de Civil Society Facility and Media Action Programme. Namen van instellingen en organisaties die hieruit worden gefinancierd worden vanuit veiligheidsoverwegingen in principe niet openbaar gemaakt.

Nederland pleit conform de motie van de leden Roemer en Segers (Kamerstukken 32 824 en 29 279, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor de opschorting van pretoetredingssteun aan Turkije en zal dat blijven doen.

2

Welke vrijwillige afdrachten zijn in 2018 aan VN-organisaties verstrekt? Welke omvang hadden deze?

Antwoord:

Nederlandse uitgaven in 2018 aan VN organisaties ten laste van begroting BZ (op basis van werkelijke uitgaven in EUR)
 

Vrijwillige bijdragen

   

Organisatie

Algemeen

Thematisch geoormerkt

Verplichte bijdrage

Totaal

UNDP

6.301.841

6.301.841

UNWOMEN

454.319

454.319

UNFPA

248.773

248.773

UNICEF

1.623.349

1.623.349

WHO / PAHO

45.000

45.000

ILO

2.719.340

2.719.340

OHCHR

10.050.661

10.050.661

UNESCO

2.628.164

2.628.164

UN ALGEMEEN

1.293.523

32.866.292

34.159.815

UN VREDESMISSIES

80.108.385

80.108.385

UNODC

690.570

UNOPS

518.867

518.867

Totaal

26.574.407

112.974.677

138.858.514

3

Welk deel van het Nederlands bruto binnenlandse product (BBP) is te danken aan het feit dat Nederland onderdeel is van de Europese interne markt?

Antwoord:

Het effect dat de interne markt heeft op de Nederlandse economie is lastig te kwantificeren. De resultaten van de verscheidene studies die er zijn naar het effect van de interne markt op het Nederlands bruto binnenlands product (BBP) verschillen zodoende ook significant. Dit komt mede door de verschillende modellen (statisch of dynamisch) die gebruikt worden om de effecten in kaart te brengen. Statische modellen komen over het algemeen met inschattingen van een toename van het Nederlands BBP door de interne markt van 0,9 procent tot 2,9 procent (EUR 500 tot EUR 1.500 per capita). Dynamische modellen resulteren in een veel hogere toenamen van het Nederlands BBP. Volgens deze modellen heeft de interne markt er voor gezorgd dat het BBP met 7,8 procent tot 18,6 procent (EUR 4.000 tot EUR 9.000 per capita) is toegenomen.

4

Hoeveel banen in Nederland zijn gemoeid met de import en export van Nederland met EU-lidstaten?

Antwoord:

Het inschatten of een baan gecreëerd is door directe en indirecte effecten van de interne markt is uitermate complex. De resultaten van de studies die het aantal banen inschatten dat als gevolg van de interne markt in Nederland is gecreëerd, verschillen dan ook significant. Zo zijn er studies die het aantal banen in Nederland afhankelijk van de interne markt inschatten op 250.000 voltijd banen, maar ook zijn er studies die uitkomen op 1,4 miljoen banen.

5

Met welke EU-lidstaten vindt op dit moment beperkte of geen gegevensuitwisseling plaats vanwege interne problemen met de rechtsstaat en waarom?

Antwoord:

Nederland wisselt met alle EU-lidstaten gegevens uit. In concrete gevallen kan de rechter toetsen of er bezwaar is tegen uitwisseling. Op dit moment is er geen EU-lidstaat waarmee geen of beperkte gegevensuitwisseling plaats vindt vanwege problemen in de betreffende lidstaat met de rechtsstaat. Op grond van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de Algemene verordening gegevensbescherming (2016/679) en de richtlijn gegevensbescherming in het politie- en justitiedomein (2016/680) is er binnen de EU sprake van een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens dat de uitwisseling van die gegevens tussen de lidstaten mogelijk maakt.

6

Is het al zeker dat de voorgestelde wijziging van de Europese Visumcode door wordt gevoerd? Welke gevolgen zal dit hebben voor de schatkist? Bent u van mening dat de visumverlening versneld moet worden? Zijn er bepaalde bedrijven en bepaalde regio’s die beter bediend moeten worden?

Antwoord:

Op 17 april 2019 heeft het Europees Parlement in plenaire stemming de herziening van de Visumcode goedgekeurd. Formele goedkeuring door de Raad van Ministers is voorzien op 6 juni 2019. De herziene Visumcode zal zes maanden na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking treden (naar verwachting eind 2019).

Er kan op dit moment (nog) niet worden aangegeven welke financiële gevolgen de inwerkingtreding van de herziene Visumcode zal hebben, wel is duidelijk dat eventuele meeropbrengsten in eerste instantie benut zullen worden voor het borgen en innoveren van het consulaire proces, zoals aangegeven in het BNC-fiche over de vernieuwde visumcode.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) biedt reeds een versnelde procedure voor visumaanvragen kort verblijf indien er een (economisch) belang is gediend voor Nederland. Zo heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2007 het Orange Carpet-beleid geïmplementeerd om de bonafide reiziger te faciliteren, als instrument om de BZ-strategie voor goede consulaire dienstverlening en economische diplomatie te bewerkstelligen. In 2009 is, in aanvulling hierop, het Blue Carpet Beleid opgezet om visumaanvragen van zeevarenden zo goed mogelijk te faciliteren (voor aanmonstering, afmonstering en/of het volgen van een beroep of cursus met als hoofddoel Nederland).

Uit het in november 2018 verschenen SEO-rapport over de «Toegangswaarde-maatschappelijke baten en kosten van het Schengen-visumbeleid voor Nederland» blijkt dat het visumbeleid een toegevoegde waarde heeft voor de Nederlandse economie van meer dan 300 miljoen euro per jaar. Het rapport geeft aan dat met name zakelijke reizigers meer baten opleveren en identificeert negen kansrijke aanvraaglanden die van grote toegevoegde waarde zijn voor de Nederlandse economie. In 2019/2020 zal het netwerk van aanvraaglocaties via externe dienstverleners aanzienlijk worden uitgebreid, onder andere in de geïdentificeerde kansrijke landen, waardoor aanvragers «dichter bij huis» een aanvraag in kunnen dienen. Ook biedt het rapport aanknopingspunten voor verkenning van verdere maatwerkprogramma’s voor specifieke doelgroepen.

7

Op welke wijze heeft het prioritaire thema LHBTI (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen) concreet geleid tot hogere uitgaven voor landenprogramma’s mensenrechten? Welke (extra) projecten zijn hiermee gefinancierd?

Antwoord:

Het kabinet heeft in 2.018 EUR 7,4 miljoen additionele middelen vrijgemaakt voor de intensivering van het mensenrechtenbeleid. In oktober 2018 heeft uw Kamer een brief ontvangen over nadere invulling van een deel van de middelen (Kamerstuk 32 735, nr. 227). Daarnaast heeft het kabinet in de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 245) verder inzicht gegeven in de besteding van alle middelen uit het Mensenrechtenfonds.

Een voorbeeld is een nieuw project van COC Nederland dat met financiële steun (EUR 1,1 miljoen) van het kabinet lokale LHBTI-activisten en -organisaties ondersteunt in Oost-Europa en Centraal-Azië. Een ander voorbeeld is de financiële steun (EUR 0,3 miljoen) aan de belangenvereniging van intersekse personen NNID. Hiermee zet het kabinet internationaal gelijke rechten van intersekse personen duidelijker op de agenda.

8

Op welke wijze heeft het prioritaire thema vrijheid van journalisten concreet geleid tot hogere uitgaven voor landenprogramma’s mensenrechten? Welke (extra) projecten zijn hiermee gefinancierd?

Antwoord:

Het kabinet heeft in 2.018 EUR 7,4 miljoen additionele middelen vrijgemaakt voor de intensivering van het mensenrechtenbeleid. In oktober 2018 heeft uw Kamer een brief ontvangen over nadere invulling van een deel van de middelen (Kamerstuk 32 735, nr. 227). Daarnaast heeft het kabinet in de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 245) verder inzicht gegeven in de besteding van alle middelen uit het Mensenrechtenfonds.

Zo voert de Nederlandse ngo Free Press Unlimited met steun van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw project (EUR 1,45 miljoen) uit gericht op het verbeteren van de veiligheid van journalisten door middel van juridische bijstand, verzekeringen en veiligheidstrainingen. Ook voor UNESCO, de VN-organisatie die veiligheid van journalisten in haar mandaat heeft, is in 2018 de bijdrage verhoogd (EUR 0,29 miljoen). UNESCO financiert via het International Program for the Development of Communication (IPDC) verschillende projecten, onder meer op het gebied van veiligheid van journalisten.

9

Op welke wijze heeft het thema vrijheid van religie en de positie van niet-gelovigen aandacht gekregen? Welke (extra) projecten zijn hier voor gefinancierd?

Antwoord:

Het kabinet heeft in 2.018 EUR 7,4 miljoen additionele middelen vrijgemaakt voor de intensivering van het mensenrechtenbeleid. In oktober 2018 heeft uw Kamer een brief ontvangen over nadere invulling van een deel van de middelen (Kamerstuk 32 735, nr. 227). Daarnaast heeft het kabinet in de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk (verwijzing volgt bij aanbieding antwoorden aan TK 04/06)) verder inzicht gegeven in de besteding van alle middelen uit het Mensenrechtenfonds.

Een voorbeeld is financiële ondersteuning van de ngo Freedom House. De ngo ontvangt EUR 1,5 miljoen voor Protecting Belief: a Rapid Response Fund for Religious Freedom. Dit fonds biedt onder meer noodhulp aan personen die worden vervolgd om religieuze redenen en aan mensenrechtenverdedigers en ngo’s actief op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging. Het fonds heeft steun verleend aan ongelovigen in onder meer Egypte, Soedan, Bangladesh en Nigeria.

10

Wat zijn de totale onvoorziene extra kosten geweest voor het herstellen van problemen geconstateerd na de oplevering van Rijnstraat 8?

Antwoord:

De aanpassingen/verbeteringen in Rijnstraat 8 zijn door het Ministerie van Binnenlandse Zaken begroot op EUR 1,3 miljoen. De aanpassingen in het gebouw worden stapsgewijs gedaan, er is al gewerkt aan onder andere schilderen van lifthallen, vervangen van meubilair, privacy maatregelen, groenvoorzieningen en aanpassingen in de fietsenstalling. Hieraan is nu ongeveer EUR 400.000 besteed. De aanpassingen aan en aanvullende verbeteringen op het buitenterrein worden gezamenlijk gefinancierd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gemeente Den Haag en PoortCentraal. De kosten van het deel van de offerte ten laste van het Ministerie Binnenlandse Zaken bedragen EUR 321.000.

11

Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 34 950 V, nr. 11) over het digitaliseren van de consulaire documentverstrekking? Verwacht u dat de motie in 2020 volledig uitgevoerd is?

Antwoord:

In reactie op de aangehouden motie van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 34 950 V, nr. 11) hebben de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie op 16 oktober jl. een brief aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 25 764, nr. 112). Hierin wordt aangegeven dat de mogelijkheden voor het verbeteren van de dienstverlening van het paspoortproces nader worden verkend en dat ingezet wordt op een zo maximaal mogelijke versoepeling van het aanvraagproces. Een volledig digitaal aanvraagproces, zonder verschijning in persoon, is op dit moment gezien de betrouwbaarheid en veiligheid van de beschikbare techniek niet aan de orde.

Op dit moment wordt gewerkt aan een gefaseerde invoering van een digitaal aanvraagproces voor paspoorten en identiteitskaarten voor Nederlanders in het buitenland. Eind 2019 zal de eerste fase worden getest. In dat proces kunnen paspoortaanvraagformulieren volledig online en klantvriendelijk worden ingevuld. Een vervolgstap zou zijn om direct daarna het digitaal aanleveren van de online paspoortaanvragen en ondersteunende documenten mogelijk te maken. Digitale verzending naar de backoffice zal het aanvraag- en uitgifteproces verder versnellen.

Zoals toegezegd in de Kamerbrief en in de beleidsnota Staat van het Consulaire 2018 (Kamerstuk 35 000 V, nr. 51) wordt daarnaast ingezet op breder gebruik van het mobiel vingerafdrukopname apparaat (MVA). Ambassade en consulaten-generaal worden aangemoedigd om op locatie paspoortaanvragen in te nemen. Voor posten die niet de capaciteit hebben om één of twee keer per jaar met het MVA op pad te gaan, is het mogelijk om vanuit Den Haag een «consulaire mobiele brigade» in te zetten om het mogelijk te maken dat Nederlanders in het buitenland dichter bij huis hun reisdocument kunnen aanvragen.

Naast de locaties Edinburgh en Londen is het inmiddels ook mogelijk om in Chicago via een externe dienstverlener een paspoort aan te vragen. Vanaf 6 juni zal dit ook mogelijk zijn in Edmonton en volgend jaar volgen Perth (rond januari 2020) en Birmingham (rond juni 2020).

Om de paspoortdienstverlening verder te verbeteren voeren Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken gezamenlijk twee onderzoeken uit. Er vindt een internationaal vergelijkend onderzoek plaats naar het paspoortproces in andere landen. Op 12 september wordt bovendien in Den Haag een internationale expertbijeenkomst georganiseerd over dit onderwerp. Het andere onderzoek betreft een inventarisatie van de voor- en nadelen van het loskoppelen van de afgifte van de biometrie van de (digitale) aanvraag van het fysieke document om flexibeler met het moment van verschijnen om te kunnen gaan voor aanvragen in het buitenland. Zodra de onderzoeken zijn afgerond ontvangt de Kamer de resultaten hiervan.

Alle bovengenoemde inspanningen zijn erop gericht om het de Nederlander in het buitenland zo makkelijk mogelijk te maken om een paspoort aan te vragen, zonder daarbij af te doen aan de veiligheid en betrouwbaarheid van het Nederlandse paspoortproces. Zoals ook toegezegd in de eerdergenoemde Kamerbrief blijft dit de inzet van het kabinet.

12

Kunt u een appreciatie geven van de algemene effecten, zowel economisch als op het gebied van de bilaterale betrekkingen, van het opheffen van een diplomatieke post?

Antwoord:

Op economisch terrein leidt het sluiten van een diplomatieke post tot het wegvallen van de dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven en verminderde toegang tot officiële contacten. Wat het effect hiervan is, verschilt van land tot land. Diplomatiek betekent het sluiten van een diplomatieke post dat de toegang tot officiële en niet-officiële contacten vermindert en dat kennis en inzicht via een omweg moet worden verkregen. Het wordt lastiger afspraken te maken en eerstehands informatie -nodig voor bescherming van onze belangen en uitdragen van onze waarden- valt weg. Consulaire dienstverlening aan Nederlanders vermindert en Nederlanders zullen langer moeten reizen naar de dichtstbijzijnde diplomatieke post.

13

Wat zijn de financiële voordelen (bij benadering) van het samen huisvesten van meerdere ambassades en het samenvoegen van ondersteunende diensten zoals in sommige landen gebeurt?

Antwoord:

Er zijn nagenoeg geen financiële voordelen bij het samen huisvesten van meerdere ambassades. Over het algemeen worden de huisvestingskosten naar rato verdeeld tussen de landen bij colocatie waarbij kostendekkende vergoedingen worden berekend. De besparingen van het samenvoegen van ondersteunende diensten vallen in de praktijk tegen: ieder land stelt eigen eisen aan deze ondersteunende diensten hetgeen mogelijke efficiëntiewinst in de weg staat. Er zijn uitzonderingen, met name als er op hele kleine schaal huisvesting wordt ondergebracht bij een andere ambassade en er geen eigen eisen worden gesteld aan de te verlenen ondersteunende diensten.

14

Welke landen waar nu geen permanente diplomatieke vertegenwoordiging is vanuit Nederland, hebben naar uw oordeel prioriteit om deze vertegenwoordiging wel te krijgen?

Antwoord:

Nederland heeft met de intensiveringsmiddelen voor het Nederlandse postennet uit het regeerakkoord een consulaat generaal geopend in Atlanta en ambassadekantoren in Ndjamena en Niamey. Een ambassadekantoor in Ouagadougou wordt binnenkort geopend. Er zijn geen plannen op korte termijn andere diplomatieke vertegenwoordigingen te openen.

15

Hoeveel geld is er in totaal in 2018 besteed aan de Palestijnse Autoriteit?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 16.

16

Hoeveel geld is er in totaal in 2018 besteed aan projecten die gericht zijn op het versterken van de capaciteit van de Palestijnse Autoriteit?

Antwoord vraag 15 en 16:

De Nederlandse inzet in de Palestijnse Gebieden richt zich onder andere op het versterken van het ondernemingsklimaat, voedselzekerheid, schoon drinkwater en sanitatie, rechtsorde en verbeteren van de mensenrechten ten behoeve van het bereiken van de twee-staten oplossing. Nederland werkt hierbij samen met internationale partners, zoals de VN en EU alsook lokaal en internationaal maatschappelijk middenveld en private sector. De Nederlandse directe financiering ten behoeve van capaciteitsopbouw van de Palestijnse Autoriteit beperkte zich in 2017 tot salarisbetalingen in de justitiesector (in totaal EUR 1,5 miljoen) via PEGASE voor het jaar 2018.

17

Hoeveel geld is er in 2018 in totaal naar mensenrechtenorganisaties gegaan in zowel Israël als de Palestijnse gebieden?

Antwoord:

In de Mensenrechtenrapportage 2018 (Kamerstuk 32 735, nr. 245) is inzicht gegeven in alle projecten die het kabinet op gebied van mensenrechten in het buitenland heeft gefinancierd, inclusief Israël en de Palestijnse gebieden. Dit ging in 2018 om EUR 2,6 miljoen voor projecten op het gebied van mensenrechten, internationale rechtsorde en verzoening.

18

In het Algemene Rekenkamer Rapport bij de Nationale Verklaring 2019 wordt vermeld dat in 2014 een derde van de EU-inkomenssteun terechtkwam bij boeren met een bruto bedrijfsinkomen van 2 keer modaal en meer. Zet het kabinet zich binnen de lopende onderhandelingen over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) ervoor in dat dergelijke steun anders terecht komt?

Antwoord:

EU-inkomenssteun wordt in Nederland toegekend als een vast bedrag per hectare. Daardoor krijgen grotere bedrijven, die in de regel ook meer omzet en winst genereren, ook meer inkomenssteun. Binnen het Meerjarig Financieel Kader en de daaraan gelinkte voorstellen voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zet Nederland zich in voor een aantal instrumenten waardoor andere verdeelmodellen tot stand kunnen komen. Dit betreft onder meer de inzet op plafonnering. Zoals besproken met de Tweede Kamer zet Nederland in op het aftoppen van eerste pijlerbetalingen boven een bepaald bedrag. Daarnaast zet Nederland zich in de GLB-onderhandelingen in voor bijvoorbeeld eco-regelingen. Op die manier verschuift de toepassing van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen voor publieke diensten, zoals in het Regeerakkoord is afgesproken.

19

Welke voortgang heeft EU Speciaal Vertegenwoordiger Terstal reeds geboekt, in het bijzonder gezien «de succesvolle Nederlandse lobby» voor haar benoeming?

Antwoord:

Het vredesproces bevindt zich in een moeilijke situatie. De EU heeft belang bij het voorkomen van verslechtering van de situatie op de grond en houdt vast aan de twee-statenoplossing, de enige duurzame oplossing van het conflict. Het is tegen deze achtergrond dat EUSV Terstal nu ruim zes maanden werkt aan het versterken van de goede banden tussen de EU en beide partijen, en het opbouwen van een vertrouwensrelatie met belangrijke counterparts. Tevens richt zij zich op de dialoog met de andere Kwartetpartners (VS, Rusland en de VN) en regionale partners. Daarnaast steekt zij veel tijd in het versterken van de EU-eensgezindheid op dit dossier. Het kabinet steunt haar in deze aanpak.

20

Wanneer is sprake van verlening van consulaire bijstand? Wordt een informatieverzoek via de mail of de telefoon als een separaat geval van consulaire bijstand geteld?

Antwoord:

Consulaire bijstand is één onderdeel van een breed pakket van consulaire producten en diensten. De consulaire bijstand (of consulair-maatschappelijke dienstverlening) is de hulp die het Ministerie van Buitenlandse Zaken op verzoek verleent in een situatie waarin een Nederlander in het buitenland in nood verkeert en zelf geen hulp kan regelen. Het contact daarover is direct en exclusief met betrokkene zelf of met de formeel aangewezen contactpersoon van betrokkene. Consulaire bijstand wordt alleen verleend in geval van een daadwerkelijke consulaire hulpvraag op grond van bovenstaande definitie. Voorbeelden van situaties waarin er een consulaire hulpvraag kan zijn, zijn: beroving, vermissing, overlijden, ziekenhuisopname, moord, detentie en (kinder-)ontvoering. De eerste editie van de Staat van het Consulaire van 7 december 2018 bevat een compleet overzicht van situaties waarin consulaire bijstand kan worden verleend. Alleen consulaire hulpvragen waarop (tweedelijns) consulaire bijstand wordt verleend, worden als geval van consulaire bijstand geteld. Een informatieverzoek via e-mail of telefoon dat louter eerstelijns door het front-office wordt afgehandeld (i.c. door het 24/7 BZ Contact Center) telt als afhandeling van een informatieverzoek.

21

Uit welke onderdelen van het onderhandelingsmandaat voor de opvolger van het Verdrag van Cotonou blijkt het succes van de Nederlandse inzet op het gebied van migratie?

Antwoord:

Titel VI onder Deel 2 (Strategische Prioriteiten) van het EU onderhandelingsmandaat1 gaat over de brede samenwerking op het gebied van migratie en mobiliteit. Hierin wordt onder andere genoemd dat ernaar gestreefd wordt dat de overeenkomst alle relevante maatregelen, instrumenten en hulpmiddelen, waaronder ontwikkelings-, handels- en visumbeleid zal gebruiken, om tot meetbare resultaten te komen op het gebied van het indammen van illegale migratie en de terugkeer van irreguliere migranten. Ook wordt in het mandaat aangegeven dat alle onderdelen van samenwerking op het gebied van migratie in de regelmatige politieke dialoog tussen de EU en partnerlanden zullen worden besproken. Deze tekst is mede dankzij de Nederlandse inzet in het onderhandelingsmandaat opgenomen.

22

Welk referentiepunt is gebruikt om tot de daling van 92% te komen? Betreft het de totale instroom gedurende een maand in 2018 tegenover dezelfde maand in 2015? Zo ja, welke?

Antwoord:

De daling van de irreguliere migratie naar Europa betreft het totaal aantal irreguliere grensoverschrijdingen per jaar in 2018 ten opzichte van 2015. Cijfers zijn afkomstig van het Europees Grenswachtagentschap (Frontex) en zijn gepubliceerd in de Voortgangsrapportage van de implementatie van de Europe migratieagenda2.

23

Met welke aantallen is het aantal verdrinkingsdoden in de Middellandse Zee afgenomen?

Antwoord:

De internationale organisatie voor migratie (IOM) houdt statistieken bij van het aantal sterfgevallen op de Middellandse Zee-routes3. Een overzicht van het aantal slachtoffers per jaar in 2015 tot en met 2018 is als volgt:

2015: 4.100

2016: 5.100

2017: 3.100

2018: 2.300

24

Deelt u de mening dat de selectie van mensen die de VN-Veiligheidsraad moeten briefen plaats moet vinden op basis van verdiensten en kunde, en niet op basis van geslacht? Zo ja, waarom is ervoor gekozen om «met name» vrouwen de VN-Veiligheidsraad te laten briefen?

Antwoord:

De richtinggevende resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad uit 2000 schrijft voor dat specifiek aandacht dient uit gaan naar de impact van conflict op vrouwen en dat vrouwen intensiever betrokken dienen te worden bij vredesprocessen. In veel gevallen gebeurt dit echter nog onvoldoende. Ook in de VN-Veiligheidsraad zelf. Zo sprak in 2016 nog slechts één vrouwelijke vertegenwoordiger van een maatschappelijke organisatie de VN-Veiligheidsraad toe over een landspecifieke situatie. Om dit te veranderen en zo bij te dragen aan de doelstelling van resolutie 1325 heeft het Koninkrijk ervoor gekozen om gedurende zijn lidmaatschap met name ook vrouwelijke sprekers uit het maatschappelijk middenveld uit te nodigen en voor te stellen als briefers. Uiteraard beschikten deze sprekers over de vereiste expertise en kunde, ook op basis van persoonlijke ervaringen.

25

Welke resultaten heeft de mensenrechtendialoog met China in 2018 opgeleverd?

Antwoord:

Nederland zet in op mensenrechten als integraal onderdeel van het buitenlands beleid in de overtuiging dat dit, naast individueel welzijn, leidt tot een meer stabiele, welvarende wereld. Nederland kaart de mensenrechtensituatie in China zowel publiekelijk – in EU-verband en in de Verenigde Naties – als achter gesloten deuren aan. Nederland is bovendien een van de weinige landen die een structurele bilaterale mensenrechtendialoog met China onderhoudt. Dat is een belangrijk instrument om over en weer zorgen te uiten, maar ook om thema’s te zoeken waarop potentieel wel samenwerking mogelijk is. Het uitspreken van zorgen over de mensenrechtensituatie in China heeft in 2018 niet direct geleid tot een verbetering van die situatie, maar dat weerhoudt het kabinet er niet van zijn waarden actief te blijven uitdragen. Het aankaarten van mensenrechtenvraagstukken is een zaak van lange adem. En is ook nodig om ervoor te zorgen dat de mensenrechtensituatie in een land niet verder verslechtert.

Het veldbezoek aan een opvangplek voor slachtoffers van huiselijk geweld leek wel de bereidheid van China te vergroten om van de Nederlandse aanpak te leren. Nederland zet in op een volgende ronde van de bilaterale mensenrechtendialoog in Peking dit najaar.

26

Is er een verplichting tot het verlenen van consulaire bijstand aan mensen met een Nederlands paspoort? Zo ja, op basis van welke nationale of internationale wetgeving?

Antwoord:

De huidige consulaire bijstand is gebaseerd op een jarenlange wereldwijde consulaire praktijk van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Nederland kent, net als vele andere landen, geen nationale wet die voorschrijft dat – en op welke wijze – consulaire bijstand aangeboden moet worden. Het is aan de overheid om, binnen de beginselen van behoorlijk bestuur, te bepalen of en in welke vorm en mate consulaire dienstverlening in het buitenland wordt geboden. Het recht op gelijke behandeling, zoals vastgelegd in de Grondwet, is daarbij van belang. De eerste editie van de Staat van het Consulaire van 7 december 2018 is met de Kamer uitgebreid besproken. In die kaders is een compleet overzicht opgenomen van de consulaire producten en diensten, waaronder de consulaire bijstand, en de uitgangspunten die daarbij gelden.

27

Wat is de status van de invoering van het online visumaanvraagformulier? Wanneer verwacht u deze online dienst volledig geïmplementeerd te hebben?

Antwoord:

Het online visumaanvraagformulier (Nomad) werd op 27 september jl. wereldwijd uitgerold. Vooralsnog dient een geprinte versie te worden ingeleverd bij de aanvraag, echter met een hogere datakwaliteit en leesbaarheid hetgeen resulteert in minder fouten in aangeleverde visumgegevens. Vervolgstap is om het online visumaanvraagformulier (inclusief betaling en door de externe dienstverlener gedigitaliseerde ondersteunende documenten) digitaal te koppelen aan de besluitvorming (de zgn. «back-end»). Een eerste stap hierin is voorzien in Q3-Q4 (2019), waarbij het Caribische visumproces – vooralsnog op 1 locatie in de vorm van een pilot – volledig gedigitaliseerd zal worden. Voor het Schengenproces is dit voorzien voor Q2-Q3 2020.

28

Wat heeft «Creative Twinning» opgeleverd?

Antwoord:

In totaal ontvangen vijf projecten een subsidiebijdrage uit Creative Twinning 2018–2020, voor een totaalbedrag van EUR 4,9 miljoen. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) selecteerde deze uit 23 binnengekomen aanvragen. Projecten worden uitgevoerd in landen grenzend aan de EU door allianties van Nederlandse- en internationale- of lokale culturele organisaties op de thema’s jeugd, (cultuur)participatie en dialoog, stadsverbetering, innovatie, en erfgoed.

De projecten zijn recentelijk gestart (vanaf eind 2018, begin 2019), waardoor verschillende deelactiviteiten hebben plaatsgevonden (o.a. producties, workshops, conferenties, uitwisselingsprogramma’s) en verdere (outcome-)resultaten in een later stadium worden verwacht. In lijn met de toezegging aan de Tweede Kamer wordt jaarlijks een voortgangsrapportage aangeboden over het internationaal cultuurbeleid, waar het Creative Twinning-programma onderdeel van uitmaakt. Het streven is deze voortgangsrapportage in oktober 2019 weer aan de Kamer aan te bieden.

29

Is het ook het voornemen van het ministerie om 40% van de ambassadeursposities door vrouwen te laten innemen indien vrouwen op enig moment een veel kleiner deel van de populatie van het «klasje» uitmaken?

Antwoord:

Er is geen direct verband tussen de verhouding man/vrouw in het klasje en het streven is om in 2020 40% vrouwen te benoemen in ambassadeursposities. BZ streeft naar een diverse medewerkerspopulatie, in zijn algemeenheid – en in het klasje (IBBZ).

30

Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeursposities voor LHBTI’ers?

Antwoord:

Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid. Wel streeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar 40 procent vrouwelijke ambassadeurs in 2020.

31

Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeursposities voor mensen met een religieuze achtergrond?

Antwoord:

Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid.

32

Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeursposities voor mensen met een migratieachtergrond?

Antwoord:

Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid.

33

Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeursposities voor mensen die niet vrouw en niet LHBTI zijn, en geen religieuze achtergrond of migratiegrond hebben?

Antwoord:

Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid.

34

Welke quota hanteert het ministerie met betrekking tot ambassadeurspositie voor mensen die kwalitatief het beste zijn, ongeacht hun al dan niet behoren tot een groep bestreken door voorkeursbeleid?

Antwoord:

Het ministerie voert op dit punt geen quotabeleid.

Uitgangspunt is de juiste persoon op de juiste plaats, d.w.z. dat de medewerker die wordt geselecteerd het beste past bij de vereiste kennis en competenties voor de functie van ambassadeur in een bepaald land of op een specifiek thema. Kandidaten die bijdragen aan de diversiteit binnen de groep van ambassadeurs krijgen extra aandacht. Kwaliteit blijft de norm.

35

Welk effect heeft het (voorgenomen) quotabeleid op de selectiekansen en promotiekansen van mensen die niet worden bestreken door voorkeursbeleid?

Antwoord:

Het ministerie voert geen quotabeleid. Wel heeft het ministerie zich gecommitteerd aan het benoemen van veertig procent vrouwen op ambassadeursfuncties in 2020. Het ministerie voert een actief diversiteit- en inclusiebeleid, met als streven de beste persoon voor een functie te selecteren, tegen de achtergrond van een BZ-breed divers en inclusief personeelsbestand. Bij de werving van het klasje en bij stageplaatsen wordt daar nadrukkelijk naar gekeken. Dan gaat het niet alleen om de man-vrouw balans, maar ook om de bredere diversiteit, waaronder biculturele achtergrond.

36

Welke diplomatieke acties of door het ministerie gesteunde projecten richtten zich op de positie en bescherming van niet-gelovigen?

Antwoord:

De diplomatieke en projectmatige inzet van het kabinet voor de prioriteit vrijheid van religie en levensovertuiging omvat per definitie ook het recht om niet te geloven. Ik heb dit bijvoorbeeld tijdens mijn onderhoud met de Speciaal Rapporteur van de Verenigde Naties voor vrijheid van religie en levensovertuiging op 1 april jl. ter sprake gebracht. Tijdens de VN-Mensenrechtenraad in maart 2018 heeft Nederland aandacht gevraagd voor onder meer de situatie van niet-gelovigen. Een ander voorbeeld is de specifieke aandacht voor het recht om niet te geloven in de Nederlandse verklaring4 tijdens de ministeriële bijeenkomst ter bevordering van vrijheid van religie en levensovertuiging in Washington, D.C. in juli 2018.

In projecten op deze prioriteit krijgt de positie van niet-gelovigen ook aandacht. Zo is bijvoorbeeld noodhulp verleend aan ongelovigen in onder meer Egypte, Soedan, Bangladesh en Nigeria via het door het kabinet gesteunde fonds Protecting Belief: a Rapid Response Fund for Religious Freedom van de ngo Freedom House.

37

Welke concrete acties zijn ondernomen om journalisten in nood te ondersteunen conform motie met Kamerstuk 34 775 V, nr. 26 van het lid Sjoerdsma c.s.?

Antwoord:

De motie met Kamerstuk 34 775 V, nr. 26 van het lid Sjoerdsma c.s. verzoekt de regering, binnen het Mensenrechtenfonds middelen vrij te maken om Nederlandse en buitenlandse journalisten in nood te ondersteunen.

Binnen het Mensenrechtenfonds zijn middelen vrijgemaakt om de veiligheid van journalisten te vergroten. Zo werkt de ngo Free Press Unlimited met steun van het kabinet aan een project waarbij onder meer juridische bijstand wordt verleend aan journalisten in nood. Ook heeft het kabinet de bijdrage aan UNESCO verhoogd. UNESCO financiert via het International Program for the Development of Communication (IPDC) verschillende projecten op het gebied van veiligheid van journalisten.

38

Wat verklaart de verhoogde bijdrage aan de OESO en het Internationaal Strafhof?

Antwoord:

De begroting van het Internationaal Strafhof wordt door het Strafhof voorgesteld, waarna een expertcommissie beoordeelt welke bijdrage het Hof dient te ontvangen. De verdragspartijen onderhandelen hierover, en stellen vervolgens de begroting vast. Hier kan tijdens de vaststelling van de Rijksbegroting nog niet op vooruit worden gelopen. De vastgestelde begroting van het Internationaal Strafhof is toegenomen ten opzichte van 2017, een toename die niet door BZ te voorzien was. Daarnaast heeft Nederland in 2017 een korting gekregen van EUR 199.000 voor een eerdere eenmalige bijdrage voor het nieuwe gebouw, dat maakte dat de realisatie in 2017 lager was.

De verdeling van de OESO-bijdrage onder de lidstaten vindt plaats aan de hand van een inschaling, waarvan 30 procent vaste bijdrage en 70 procent relatief naar BNP. Omdat Nederland de afgelopen jaren relatief iets hogere BNP-groei had dan een aantal andere OESO-lidstaten, is de bijdrage iets gegroeid.

Daarnaast gold voor de periode 2008–2018 voor het OESO-budget Zero Real Growth, dus het deel van het OESO part-1 budget uit de verplichte bijdragen groeide mee met inflatie.

39

Hoe wordt verklaard dat er in de implementatie van het NAVO-contraterrorisme actieplan weinig vooruitgang werd geboekt?

Antwoord:

Het originele actieplan was een belangrijke eerste stap van de NAVO om meer aandacht te gaan besteden aan contraterrorisme. Dit heeft geresulteerd in een breed plan met een grote diversiteit aan maatregelen en uiteenlopende voortgang van deze maatregelen. Dit maakte het concreet aanwijzen van voortgang lastig. In de herziening van het actieplan en de vastgestelde roadmap zijn de doelen en daarvoor te ondernemen acties concreter geformuleerd met een duidelijk stappenplan en prioriteiten.

40

Hoeveel terugkeerders die het gevallen kalifaat ontvluchtten zijn via Nederlandse vertegenwoordigingen naar Nederland teruggekomen? Kan dit worden uitgesplitst naar geslacht en minderjarig/meerderjarig? Op welke wijze hebben deze mensen Nederlandse vertegenwoordigingen bereikt? Is hier enige bijstand via Nederlandse diplomaten of andere Nederlandse functionarissen bij verleend? Zo ja, hoe vaak en in welke vorm?

Antwoord:

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent consulaire bijstand op basis van nationaliteit of verblijfstatus. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op basis van zijn consulaire taak geen zicht op de vraag of iemand een «terugkeerder» is of niet. Die beoordeling is aan de veiligheidsdiensten. Het openbaar ministerie en uiteindelijk de rechter stellen vast of personen zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten, waaronder deelname aan een terroristische organisatie.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent geen bijstand aan Nederlandse uitreizigers in Syrië om de Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio te bereiken. Indien men zich met een hulpvraag meldt bij een Nederlandse vertegenwoordiging in de regio (of indien detentie door lokale autoriteiten bij de Nederlandse vertegenwoordiging gemeld wordt), zal reguliere consulaire bijstand worden verleend. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken doet dit in afstemming met partners in de veiligheidsketen, met als inzet gecontroleerde terugkeer naar Nederland.

41

Komen er ook niet-Nederlandse terugkeerders bij Nederlandse vertegenwoordigingen terecht?

Antwoord:

Op basis van de regelgeving van de EU hebben alle EU-burgers het recht op gelijke behandeling wat betreft bescherming van diplomatieke en consulaire instanties van elk EU-land wanneer zij reizen naar of wonen in een land buiten de EU waar hun eigen land niet vertegenwoordigd is.5 Indien niet-vertegenwoordigde EU-burgers zich bij een Nederlandse vertegenwoordiging in de regio melden, dan verleent Nederland in beginsel consulaire bijstand – conform het eigen beleid – in afstemming met de autoriteiten van het land van herkomst. Zo kan het gebeuren dat ook niet-Nederlanders (niet-vertegenwoordigde EU-burgers) zich melden met een hulpvraag bij een Nederlandse vertegenwoordiging. Bijstand wordt dan geleverd conform het Nederlandse beleid en in samenspraak met de autoriteiten van het land van nationaliteit.

42

Welk deel (bij benadering) van de gelden voor het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP), uitgesplitst voor respectievelijk MATRA en Shiraka, komt terecht bij het maatschappelijk middenveld, en welk deel (bij benadering) komt ten goede van opleiding/training van ambtenaren?

Antwoord:

Voor het MATRA deel van het NFRP geldt dat in 2018 een bedrag van EUR 7,4 miljoen ten goede is gekomen van het maatschappelijk middenveld. Deze middelen zijn toegekend aan een breed scala aan lokale NGO’s in de MATRA doelregio. De inzet ten behoeve van training van ambtenaren op het gebied van verschillende rechtsstatelijkheidsthema’s en de opleiding van junior diplomaten had een omvang van EUR 1,5 miljoen. Daarnaast kent MATRA een overheid tot overheid programma, voor capaciteitsopbouw van overheden in de doellanden, en een programma voor de ondersteuning van politieke partijen in de doellanden d.m.v. kennisdeling. Hieraan werd in 2018 respectievelijk EUR 3,7 miljoen en EUR 1,5 miljoen besteed.

Vanuit het Shiraka deel van het NFRP ging er in 2018 een bedrag van EUR 5 miljoen naar maatschappelijk middenveld. Deze middelen werden gedelegeerd naar de Nederlandse ambassades in de regio voor ondersteuning en samenwerking met lokale NGO’s. De uitgaven voor de training van ambtenaren, onder meer voor lokaal bestuur, openbaar financieel beheer en sociale zaken en werkgelegenheid, betroffen EUR 1,5 mln. Daarnaast vonden diplomatentrainingen plaats. Hieraan werd EUR 0,5 mln besteed. Verder kent ook het Shiraka-programma een overheid tot overheid programma voor capaciteitsopbouw. Hier ging in 2.018 EUR 1,6 mln naar toe. Een zelfde bedrag werd besteed aan het programma voor de ondersteuning van politieke partijen in de doellanden.

43

Waarom financiert het ministerie de rurale-economische ontwikkeling in Colombia, temeer aangezien Colombia geenszins een focusland is?

Antwoord:

Colombia is een belangrijk buurland van het Koninkrijk der Nederlanden en is gebaat bij stabiliteit in de regio. Nederland levert om die reden een bijdrage aan een aantal onderdelen van de uitvoering van het, in 2016 gesloten, vredesakkoord tussen de Colombiaanse regering en guerilla-beweging FARC. Nederland draagt bij aan het EU Trust Fund dat toeziet op rurale ontwikkeling van de gebieden die het hardst getroffen zijn door het conflict. Dit betreft veelal gebieden waar de Colombiaanse overheid niet aanwezig is en een vacuüm is ontstaan door de demobilisatie en vertrek van ex-FARC-strijders.

44

Verwacht u dat de meevaller van € 464 miljoen in 2018 uitgegeven wordt aan het cohesiebeleid in 2019? Kan dit verder toegelicht worden?

Antwoord:

De meevaller van EUR 464 miljoen in de afdrachten van 2018 was weliswaar deels het gevolg van lagere uitgaven aan cohesie als gevolg van vertragingen, maar er is geen directe relatie met de uitgaven aan cohesie in het daaropvolgende jaar. Betalingen in de EU-begroting volgen op vastleggingen, vaak met enige jaren vertraging. Het is dus niet zo dat als in enig jaar de betalingen onder cohesie achterblijven, die in het volgende jaar daarvoor gebruikt zullen worden. Dat ligt eraan wanneer de gemaakte vastleggingen tot betalingen leiden, en dat kan tot meerdere jaren later en ook nog in de eerste jaren van het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021–2027).

45

Hoe wordt verklaard dat in 2018 het percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 15 dagen werd afgehandeld naar 81% (4% onder de streefhoeveelheid) is gezakt? Op wat voor een manier wordt gepoogd dit tot boven het streefpercentage te brengen?

Antwoord:

In voorgaande jaren heeft zich een daling in de doorlooptijd afgetekend. Dit laat zich met name laat verklaren door een sterke wereldwijde groei in visumaanvragen. De volumegroei vindt vooral plaats in Azië, het Midden-Oosten en Afrika, terwijl in deze regio’s het aantal consultatieplichtige nationaliteiten hoog is. Schengenregelgeving schrijft voor dat voor bepaalde nationaliteiten uit derde landen de centrale autoriteiten van een of meerdere Schengenlanden tijdens het beoordelingsproces van de visumaanvraag worden geconsulteerd. Deze consultatieperiode kan tot acht werkdagen in beslag nemen en draagt daarmee flink bij aan de verhoging van de doorlooptijden. Tegelijkertijd loopt het interne proces van gefaseerd centraliseren van het visum-backofficeproces in Den Haag. Dit omvangrijke en uitdagende overnametraject heeft er rondom zomer 2018 toe geleid dat de doorlooptijden in eerste instantie opliepen.

Maatregelen om de doorlooptijden weer boven het streefpercentage te krijgen zijn het uitbreiden van capaciteit en het verder digitaliseren en optimaliseren van de aanvraagprocessen. Hiertoe is in 2018 en 2019 gestart met de uitbreiding van capaciteit in verband met de autonome groei van het aantal visumaanvragen. De uitbreiding van capaciteit kost echter tijd, kende geen gelijke tred met de groei van het aantal aanvragen en is qua mogelijkheden financieel beperkt. Met de inrichting van een betere «forecast» (voorspelling van verwachte groei) op basis van historie en gebeurtenissen met impact op het aantal aanvragen verwachten we de groei in de loop van 2019 eerder inzichtelijk te kunnen maken en beter te kunnen opvangen. In 2019 wordt verder gewerkt aan het aanscherpen van actieve sturing op het verdelen van beschikbare aanvraagcapaciteit richting voor het Nederlands (economisch) beleid interessante landen. Tot slot worden in de komende twee jaar mogelijkheden tot versnellen, optimaliseren en digitaliseren van processen verder uitgewerkt en ingezet.

46

Hoe wordt verklaard dat er al jaren een (negatieve) stijgende trend is in de doorlooptijd van visumaanvragen?

Antwoord:

Bij de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar vraag 45, waar volumegroei en consultatieplicht als belangrijkste redenen worden genoemd voor de stijging in de doorlooptijd van visumaanvragen. De groei is sterker dan voorspeld en het vraagt tijd en budget om extra capaciteit en nieuwe systemen in te kunnen zetten. Het huidige visumverwerkingssysteem is verouderd hetgeen resulteert in systeemtechnische uitval en vertraging, waardoor de impact van de volumegroei wordt vergroot. Op dit moment wordt een geheel vernieuwd en toekomstgericht digitaal verwerkingssysteem ontwikkeld, dat naar verwachting in de loop van 2020 zal worden opgeleverd.

47

Hoe worden de hogere inkomsten uit visa-opbrengsten besteed die onder art. 4.20 genoemd worden? Komt dit ten goede van een versnelling van de dienstverlening van visumaanvragen?

Antwoord:

De hogere visum inkomsten zijn het gevolg van de wereldwijde autonome groei in het aantal visumaanvragen. Dit leidt tot een hogere werklast op de posten en op het departement. In 2018 zijn de hogere inkomsten gebruikt om de hogere werklast op te vangen door inzet van extra personeel. Daarnaast zijn deze middelen ook ingezet voor extra ICT-uitgaven en voor de verhoging van programma-uitgaven conform de prioriteiten in het regeerakkoord, zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting uit 2018.

48

Wat zijn de effecten van het verlopen van accreditaties in IT-systemen? Wordt bepaalde informatie op dit moment niet ontvangen?

Antwoord:

Internationale organisaties, zoals de NAVO en de EU, stellen eisen aan de verwerking van informatie die van hen afkomstig is. De implementatie van maatregelen wordt gevalideerd in het accreditatieproces.

Op dit moment heeft het verlopen van accreditaties geen gevolgen voor het ontvangen van informatie. Van zowel de NAVO als de EU ontvangt BZ alle relevante digitale informatie.

BZ heeft echter een achterstand in (her)accreditaties. Momenteel werkt BZ hard aan het wegwerken van deze achterstand. In het najaar van 2019 wordt Nederland als lidstaat door de NAVO en de EU geïnspecteerd. Als er dan nog grote onvolkomenheden openstaan kunnen de NAVO en EU een maatregel treffen waarbij internationale informatie alleen via de geaccrediteerde informatiesystemen wordt gedistribueerd.


X Noot
2

COM(2019) 126 Final.

X Noot
5

Conform artikel 20 (lid 2 onder c) en artikel 23 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Zie ook Richtlijn (EU) 2015/637 van de Raad van 20 april 2015 betreffende de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ter vergemakkelijking van de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen en tot intrekking van Besluit 95/553/EG].

Naar boven