35 167 Regels voor het produceren van elektriciteit met behulp van kolen (Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie)

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 17 oktober 2019

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie sluiten zich graag bij de vragen van de leden van de VVD-fractie aan.

De leden van de fractie van Forum voor Democratie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie. Als onderdeel van hun voorbereidende onderzoek naar bovengenoemde wet, hebben zij een aantal vragen op de volgende kernthema’s:

  • Energiezekerheid

  • Economie en kapitaal

  • Alternatieve energiebronnen

  • ETS-handel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich graag bij de vragen van de leden van de CDA-fractie aan.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met veel genoegen kennisgenomen van het wetsvoorstel om het gebruik van kolen bij de elektriciteitsproductie te verbieden om daarmee bij te dragen aan de reductie van CO2-uitstoot, zoals afgesproken in het regeerakkoord. Toch hebben de leden van deze fractie nog enkele vragen, die zich richten op het gestelde in de memorie van toelichting.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel productie van elektriciteit zonder kolen en hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van PVV hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en hebben daarbij enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Er leven nog wel enkele vragen bij deze leden.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie. Deze leden steunen het voorstel om het gebruik van steenkool voor het opwekken van elektriciteit uit te faseren, aangezien het stoken van kolen een van de meest vervuilende manieren is om elektriciteit op te wekken, maar hebben nog enkele vragen.

De leden van Fractie-Otten hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van alle vragen over het bovengenoemde wetsvoorstel in het voorlopig verslag. Graag ga ik op deze vragen in.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of het correct is dat een 49% reductie van de totale CO2-uitstoot van 197 megaton (Mton) moet zijn teruggebracht tot 100 Mton in 2030. Is het correct dat de sluiting van de kolencentrales, zoals voorzien in het wetsontwerp, hieraan een bijdrage levert van maximaal 8 Mton? En wordt dit door de regering aanzienlijk genoemd? Kan de regering inzicht geven op welke wijze de resterende 89Mton wordt gerealiseerd in 2030?

In het regeerakkoord heeft dit kabinet een ambitieus klimaatdoel gesteld en neemt maatregelen ter voorbereiding op een reductie van 49% broeikasgasemissies in 2030 ten opzichte van 1990. Hiertoe zijn in het regeerakkoord al enkele maatregelen aangekondigd. Daarnaast is afgesproken dat er een Klimaatakkoord komt.

In de doorrekening van het Klimaatakkoord door PBL (www.pbl.nl/publicaties/effecten-ontwerp-klimaatakkoord) geeft tabel 2.3 (pagina 25) een overzicht van de opgave per sector:

De opgave voor de elektriciteitssector voor 2030 is geraamd op 20,2 Mton nationaal. Het wetsvoorstel verbod op kolen bij elektriciteitsproductie draagt hier voor 18 Mton in 2030 aan bij (Frontier Economics, 2018). Dit is een aanzienlijke bijdrage voor de totale reductie die bewerkstelligd dient te worden in deze sector. De netto Europese reductie die met dit wetsvoorstel wordt bewerkstelligd is 8 Mton. Dit betekent dat een deel van de besparing weglekt naar andere landen. Echter, de reductie die Europees bewerkstelligd wordt door dit wetsvoorstel is nog steeds significant.

Kan de regering aangeven waarom Carbon Capture and Storage (hierna: CCS) of Carbon Capture, Utilisation and Storage (hierna: CCUS) geen alternatief is om de CO2-reductie op termijn te bewerkstelligen? Het is volgens de regering thans geen alternatief. Geldt dit ook over 10 jaar? De door de regering ingestelde Topsector Energie stelt dat CCS of CCUS tussen 2020 en 2030 breed toepasbaar is. Is de regering een andere mening toegedaan en op basis waarvan?

Het kabinet ziet CCS of CCUS wel degelijk als belangrijke techniek die toepasbaar is om CO2-emissies op een kostenefficiënte wijze te reduceren, met name in de sector industrie. Hierover zijn dan ook afspraken gemaakt in het Klimaatakkoord.

Is het correct dat het ROAD-initiatief is stopgezet vanwege de onduidelijkheid over de mogelijkheid energie op te wekken via het gebruik van kolen? Met andere woorden, dat de stopzetting geen verband houdt met technische mogelijkheden of onmogelijkheden, laat staan dat het financieel-economisch tot de onmogelijkheden zou behoren over 10 jaar.

Het CCS-demonstratieproject ROAD had voor ogen om de CO2-afvang bij de MPP3-kolencentrale van Uniper en opslag op de Noordzee te realiseren. Het project beoogde de afvang van circa een kwart van de CO2-emissies van de MPP3-centrale. Voor (bijna) volledige afvang van de CO2 die op deze locatie vrijkomt, zouden extra investeringen nodig zijn geweest in de vorm van extra afvanginstallaties om de afvangcapaciteit te vergroten en nieuwe opslaglocaties. Ook in dat geval zou maximaal 90% van de CO2 kunnen worden afgevangen. Volledige afvang is technisch (nog) niet mogelijk. Dit demonstratieproject heeft geen doorgang gevonden.

De initiatiefnemers van het ROAD-project hebben zich in 2017 teruggetrokken uit dit project. De voornaamste reden die zij hiervoor hebben aangegeven, is dat zij de voorgenomen investering in het project niet meer konden rechtvaardigen. Bij mijn weten is dit besluit destijds niet ingegeven vanwege technische of financieel-economische onmogelijkheden voor de toepassing van CO2-afvang en opslag.

De leveringszekerheid wordt gegarandeerd door de import van energie op te voeren. Kan de regering garanderen dat de geïmporteerde energie schoner wordt opgewekt, tegen vergelijkbare kosten, dan de energie die zou worden opgewekt door de te sluiten Nederlandse kolencentrales?

Zonder de invoering van dit wetsvoorstel zal Nederland naar verwachting in 2030 een netto exportland zijn van elektriciteit. Met dit wetsvoorstel zal Nederland naar verwachting in 2030 nog steeds een netto exportland zijn van elektriciteit, echter met minder capaciteit. Volgens het onderzoek van Fronter Economics (2018) gaat de verwachte export capaciteit van 39 TWh naar 21 TWh (17 TWh minder) in 2030 met dit voorstel.

Kan de regering inzicht geven in de Nederlandse energiebalans op de langere termijn; import versus export, kosten- en afhankelijkheidsniveau, geopolitieke consequenties door gasimporten vanuit bijvoorbeeld de Russische Federatie, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De Klimaat- en energieverkenning (hierna: KEV) die dit najaar verschijnt zal meer inzicht geven in de energiebalans op de langere termijn. Hierop kan ik thans nog niet vooruitlopen.

Volledigheidshalve verwijs ik ook naar het antwoord op de vraag hiervoor van deze leden, waaruit blijkt dat Nederland naar verwachting in 2030 nog steeds een exportland van elektriciteit zal zijn.

Kan de regering aangeven op welke tijden zij initiatieven stimuleert op het terrein van energieopwekking door osmose, de bouw van getijdencentrales, aquathermie en de bouw van nieuwe kern- of thoriumcentrales? Dit laatste is volgens de leden van de VVD-fractie slechts te realiseren door een actief beleid van de regering; dergelijke initiatieven kunnen niet slechts aan marktpartijen worden overgelaten.

De opwekking van elektriciteit middels waterkracht en osmose wordt ondersteund met de SDE+. Ten behoeve van de openstelling van de SDE+ in 2020 wordt op dit moment gekeken naar de mogelijkheden om ook aquathermie in de SDE+ op te nemen. Ten aanzien van kernenergie geldt dat dit een van de opties is voor de toekomstige energiemix. Marktpartijen die aan alle randvoorwaarden voldoen – zoals nucleaire veiligheid en voldoende financiële reservering voor ontmanteling en verwerking van afval – kunnen in aanmerking komen voor een vergunning voor de bouw van een kerncentrale. Specifiek ten aanzien van thorium geldt daarbij dat het onderzoek hiernaar zich nog in een fundamentele fase bevindt. Marktintroductie wordt de komende decennia nog niet verwacht.

Het gebruik van biomassa mag dan wel geacht worden duurzaam te zijn, maar draagt het in de opinie van de regering ook bij aan het terugbrengen van de CO2-uitstoot? Kan de regering informatie verschaffen of het niet alleen technisch maar ook financieel-economisch haalbaar is de centrales om te bouwen zodat biomassa een haalbaar alternatief is?

Duurzame biomassa draagt bij aan het terugbrengen van de CO2-uitstoot. De inzet van duurzame biomassa voor energietoepassingen geldt op basis van internationale afspraken in Europees en VN-verband als klimaatneutraal. Bij de verbranding van biomassa komt weliswaar CO2 vrij, maar die CO2 wordt vervolgens bij de productie van nieuwe biomassa weer opgenomen uit de lucht.

Bij de inzet van biomassa voor energie is het wel van belang dat de biomassa die hiervoor wordt ingezet ook daadwerkelijk duurzaam is.

Het is technisch haalbaar om kolencentrales om te bouwen naar biomassacentrales. Aangezien in het verleden diverse voormalige kolencentrales zijn omgebouwd tot biomassacentrale, kan worden aangenomen dat omzetting niet alleen technisch maar ook financieel-economisch haalbaar is. Het kabinet verwacht, gelet op de ontwikkelingen op het terrein van biomassa als op het terrein van andere duurzame alternatieven voor kolen, dat elke centrale die door dit wetsvoorstel niet langer kolen kan inzetten voor de elektriciteitsproductie, een geschikt alternatief heeft om vanaf 2030 zonder kolen de exploitatie te kunnen voortzetten.

In het Kyotoprotocol bestond de mogelijkheid CO2-reductie te bewerkstelligen via het realiseren van investeringen buiten Nederland of het kopen van CO2-credits. Is het niet effectiever de reductie te bereiken via de sluiting van zwaar vervuilende bruin- en steenkoolcentrales elders, die vele malen minder energie-efficiënt zijn dan de Nederlandse centrales?

Het sluiten van bruin- en steenkoolcentrales elders die minder energie-efficiënt zijn dan de centrales in Nederland, draagt uiteraard op een effectieve manier bij aan de mondiale CO2-reductie. Dit is echter geen reden om in Nederland af te zien van een verbod op kolen voor elektriciteitsproductie. Dit draagt in belangrijke mate bij aan de CO2-reductie. Ook blijkt uit diverse klimaatrapport dat, om de doelen van de Overeenkomst van Parijs te halen, in 2030 in de Europese Unie geen kolen meer gebruikt mogen worden voor elektriciteitsopwekking. Alle lidstaten zullen dus het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie moeten uitfaseren. Met dit wetsvoorstel wordt hieraan invulling gegeven. Het kabinet kiest voor een gefaseerde aanpak, waarmee het verbod eerder effect heeft bij minder efficiënte centrales en later bij de meest efficiënte centrales, maar uiterlijk in 2030. Hiermee wordt de meeste CO2-reductie bereikt en rekening gehouden met de belangen van de exploitanten van de centrales in het kader van artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM.

Het realiseren van de klimaatagenda, het verbreden van de energiebasis is naar de mening van de leden van de VVD-fractie vrijwel onhaalbaar zonder particuliere investeerders. Hoe stelt de regering zich op tegenover de investeerders die destijds op aandringen van de regering de kolencentrales hebben gerealiseerd?

Voor het realiseren van de klimaatdoelstellingen en de daarbij behorende energietransitie is het nodig dat iedereen meewerkt en samenwerkt, zowel overheid, bedrijven en burgers. Dit wetsvoorstel is nodig om de klimaatdoelen te halen en om de transitie naar een CO2-neutrale elektriciteitsproductie mogelijk te maken. Het wetsvoorstel houdt rekening met de belangen van de exploitanten van de kolencentrales. Aan hen wordt een ruime overgangsperiode geboden die het mogelijk maakt om zowel hun investeringen (grotendeels) terug te verdienen als om de centrale geschikt te maken voor toekomstige elektriciteitsproductie, na de overgangsperiode, met andere brandstoffen dan kolen. Ook is in artikel 4 van het wetsvoorstel de mogelijkheid opgenomen voor het bieden van een tegemoetkoming aan een exploitant van een kolencentrale indien hij aantoont dat hij ten gevolge van het wetsvoorstel, ten opzicht van andere exploitanten van een kolengestookte elektriciteitscentrale, onevenredig zwaar wordt geraakt. Er wordt dus voldoende rekening gehouden met de belangen van de exploitanten van de kolencentrales, en daarmee met de belangen van hun investeerders.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van Forum voor Democratie

Energiezekerheid

De leveringszekerheid van energie neemt, naar de mening van de leden van de Forum voor Democratiefractie, af wanneer deze kolencentrales, die betrouwbaar structureel energie leveren, worden stilgelegd en vervangen moeten worden door zogenaamde «renewables» zoals zon en wind. Deelt de regering deze opvatting? Kan de regering nog eens duidelijk aangeven waarom zij een elementaire kernwaarde van energiebeleid, namelijk leveringszekerheid, ondergeschikt maakt aan CO2-reductie en kan de regering daarbij aangeven hoe die twee tegen elkaar zijn afgewogen?

Uit het onderzoek van Frontier Economics uit 2018 (bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 30 196, nr. 606), hierna: onderzoek Frontier Economics 2018 volgt dat met dit wetsvoorstel de leveringszekerheidsnormen niet worden overschreden. Er is geen sprake van een keuze waarbij leveringszekerheid ondergeschikt is gemaakt aan CO2-reductie. Beide doelstellingen blijven naast elkaar bestaan.

Er bestaat volgens deze leden een niet te verwaarlozen kans dat over vijf jaar blijkt dat alsnog de kolencentrales open moeten blijven, om te voorkomen dat wij in Nederland geen betrouwbare en zekere energielevering meer hebben. Zorgen daarover dienen zich nu al aan, zie bijvoorbeeld het artikel «Netwerkbedrijf Alliander: «Stad is hard op weg naar een stroominfarct»», uit het Parool van 3 augustus 2019. Als tegen de tijd dat de sluiting van de kolencentrales ingaat blijkt dat dit uitvoeringstechnisch onverantwoord is uit het oogpunt van betrouwbare energievoorziening, hoe dient er dan volgens de regering gehandeld te worden met de huidige wettekst? Wanneer het hoofddoel van het energiebeleid logischerwijze dient te zijn dat er altijd leveringszekerheid van elektriciteit bestaat, dient dit dan niet in de wet verankerd te worden als een voorwaarde waaraan voldaan dient te worden, voordat er tot een verbod op gebruik van kolen (lees:sluiting) mag worden overgegaan?

De huidige situatie omtrent leveringszekerheid geeft vooralsnog geen aanleiding tot ingrijpen in de elektriciteitsmarkt. De leveringszekerheidsmonitor van TenneT kijkt vooruit tot 2033 en verwacht dat de leveringszekerheid van elektriciteit in Nederland in deze periode toereikend is. Daarom is er geen noodzaak de leveringszekerheid als voorwaarde in dit wetsvoorstel op te nemen.

In het onderzoek Frontier Economics 2018, dat vooruitkijkt tot 2050, zijn de risico's op het gebied van leveringszekerheid geanalyseerd door het beschikbare vermogen te vergelijken met de piekvraag. Op basis van de analyse van Frontier Economics is er met het voorgestelde verbod op kolen bij elektriciteitsproductie in alle jaren tot 2050 voldoende beschikbaar vermogen.

Het kabinet is het met de leden van de fractie van Forum van Democratie eens dat leveringszekerheid belangrijk is. Om die reden wordt de leveringszekerheid jaarlijks gemonitord door TenneT. Het belang van deze monitoring is ook onderschreven in het Klimaatakkoord. Mocht het voor de leveringszekerheid in de toekomst nodig zijn om actie te ondernemen, dan zijn er verschillende mogelijkheden om de leveringszekerheid te borgen, anders dan het toelaten van het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie. Vanuit het oogpunt van leveringszekerheid is relevant dat wordt voorzien in voldoende flexibel regelbaar vermogen. Flexibiliteit kan komen uit interconnectie, demand side response (waaronder hybridisering), opslag en regelbare productie zoals gascentrales. Dit wetsvoorstel staat dan ook niet in de weg aan het borgen van leveringszekerheid.

Economie & kapitaal

De regio’s Amsterdam en Haarlemmermeer gaven onlangs aan een tijdelijke stop op de bouw van nieuwe datacenters in te voeren in verband met het hoge energieverbruik. Dit gaat slechts om het verwelkomen van nieuwe datacenters. In Amsterdam draait momenteel de Hemwegcentrale, die al zeer binnenkort moet sluiten. In hoeverre is er een goede impact analyse gemaakt van de gevolgen van de sluiting van de Hemwegcentrale op de direct omliggende energie-intensieve economische sector?

Voor energie-intensieve economische activiteiten speelt één centrale een ondergeschikte rol in het kader van leveringszekerheid. Voor energie-intensieve bedrijven is, naast de beschikbare productie, ook de beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit van belang. Beide zijn voldoende, als het verbod op kolen bij elektriciteitsproductie voor de Hemwegcentrale in werking treedt. TenneT heeft aangegeven dat met de vervroegde sluiting van de Hemwegcentrale de leveringszekerheidsnormen niet worden overschreden.

De leden van de fractie van Forum voor Democratie hebben begrepen dat er ook recentelijk nog geld is gestoken in aanzienlijke (kabel)infrastructuur, in dit geval voor het opladen van elektrische bussen van Amsterdam en omgeving naar de Hemwegcentrale. Klopt dit? Zo ja, wie heeft de kosten hiervoor gemaakt en voor wiens risico en rekening vallen de afwaarderingen van deze infrastructuur, nu deze centrale als eerste gaat sluiten?

Op de Hemweglocatie zijn op dit moment twee elektriciteitscentrales actief. Ten eerste de Hemwegcentrale waarop dit wetsvoorstel ziet. Ten tweede Hemweg 9 gascentrale (440 MW) waar dit wetsvoorstel niet op ziet, omdat het om een gascentrale gaat. De Hemweglocatie is geschikt voor grootschalige elektriciteitsproductie, en dat zal er ook blijven plaatsvinden.

De Hemweglocatie is naast productielocatie ook een knooppunt en koppeling in het regionale en landelijke hoogspanningsnet. Deze functie zal op deze locatie blijven bestaan en zal, met de verwachte groeiende vraag in de Amsterdamse regio, de komende jaren verder uitgebreid worden. Er is van afwaardering van deze infrastructuur geenszins sprake. De infrastructuur is en blijft belangrijk voor voldoende beschikbaarheid van elektriciteit in deze regio.

Beschikt de regering over inzicht in de totale kapitaalvernietiging die optreedt door het vervroegd sluiten van de door de wet geraakte kolencentrales? Hoeveel arbeidsplaatsen zijn er momenteel, totaal en per kolencentrale, die geraakt worden door dit wetsvoorstel? En hoeveel arbeidsplaatsen daaromheen (toeleveranciers etc.) worden er geraakt? Zijn hier sociale plannen voor gemaakt en/of worden die nog opgesteld?

In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft het bureau Basis&Beleid onderzoek gedaan naar de werkgelegenheidseffecten in de hele kolenketen van dit wetsvoorstel. Deze keten omvat de havenoverslag, de elektriciteitscentrales inclusief de daaraan toe te rekenen werkgelegenheid bij de energiebedrijven en de onderhoudsbedrijven, alsmede de ondernemingen die kolen van de overslagbedrijven naar de centrales vervoeren en die de restproducten van de centrales afvoeren.

De werkgelegenheidseffecten zijn gemeten in termen van arbeidsplaatsen die ten gevolge van dit wetsvoorstel komen te vervallen. Vervolgens heeft Basis&Beleid een inschatting gemaakt van de omvang van de groep werknemers die als gevolg van dit voorstel langdurig werkloos dreigt te worden.

Het totale aantal arbeidsplaatsen bij de kolencentrales bedraagt circa 1.500. Bij de overslagbedrijven en de ondernemingen die betrokken zijn bij de afvoer van restproducten kunnen nog eens 185 arbeidsplaatsen worden toegeschreven aan de productie in de Nederlandse kolencentrales.

De verwachting van de onderzoekers is dat cumulatief van 2020 tot 2030 circa 40–150 mensen langdurig werkloos kunnen raken (afhankelijk van het feit of de exploitanten van kolencentrales ervoor kiezen om hun centrale om te bouwen of deze te sluiten).

De sluiting van de Hemwegcentrale als gevolg van dit wetsvoorstel heeft effecten op de werkgelegenheid. Hiervoor wordt een regeling getroffen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt in dit kader samen met UWV, FNV en werkgeversorganisaties aan de vormgeving van het zogenaamde «Westhavenarrangement». Op 5 juni 2019 is afgesproken dat UWV en FNV samen een unit gaan oprichten in dit gebied die samen met de desbetreffende werkgevers mensen van werk-naar-werk gaat helpen.

De energietransitie levert veel kansen op, maar het is eveneens waarschijnlijk dat er mensen in de fossiele sectoren hun baan zullen verliezen. Om die reden treft het kabinet een Voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie, die gericht is op van-werk-naar-werk begeleiding en om- en bijscholing. Het kabinet heeft hiervoor tot en met 2030 € 22 miljoen gereserveerd, waarvan € 11 miljoen tot en met 2024. De voorziening wordt de komende tijd nader vormgegeven. Dat gebeurt in overleg met de sociale partners en met inachtneming van de lessen die worden geleerd bij de uitwerking van het Westhavenarrangement.

Kan de regering gegevens verstrekken die de kwaliteit, productiewaarde, uitstoot en rendement van Nederlandse kolencentrales benchmarken in Europa en elders in de wereld? Hoe presteren de Nederlandse centrales ten opzichte van die benchmark op het gebied van rendement, uitstoot, productiewaarde en kwaliteit? Hoe denkt de regering dat haar handelwijze, namelijk een de facto sluitingswet presenteren als «mogelijkheid om anders te gaan produceren», uitstraalt op Nederlands als investeringsmarkt voor (innovatieve) energiebedrijven?

Nederland heeft op dit moment vijf kolencentrales, twee uit de jaren ’90 en drie nieuwe centrales die recent in gebruik zijn genomen. Met name de drie nieuwste centrales hebben een hoog rendement en zijn daarmee in vergelijking met oudere kolencentrales energie-efficiënter. Ik verwijs naar de tabel hieronder waaruit blijkt welk vermogen, rendement en uitstoot de verschillende centrales hebben.

Er zijn in Europa en elders in de wereld veel kolencentrales opgesteld, met verschillende leeftijden en verschillend rendement. Er bestaat niet één wereldwijde benchmark. Doorgaans geldt hoe nieuwer de centrale, hoe efficiënter. De Nederlandse centrales die pas recent operationeel zijn geworden (2015–2016), hebben waarschijnlijk een hoog rendement in vergelijking met kolencentrales die in eerdere decennia in gebruik zijn genomen.

Kolencentrale (bouwjaar)

Vermogen (MW)

Rendement (volgens vergunning)

Biomassa (verwachte inzet 2019)

CO2-emissies 20181 (Mton)

Nuon Centrale Hemweg (1995)

630

40,6%–41,5%

3,61

ENGIE Centrale Rotterdam (2015)

750

46%

11%

3,21

RWE Amercentrale (1994)

600

42%

75%

2,25

Uniper Centrale Maasvlakte (2015)

1.070

46%

25%

4,87

RWE Eemshaven Centrale (2015)

1.600

46%

16%

7,97

In reactie op de laatste vraag van deze leden verwijst ik naar mijn antwoord op de laatste vraag van de leden van de VVD-fractie.

Denkt de regering dat de huidige handelwijze rondom de wet op verbod kolencentrales de kans vergroot dat energiebedrijven hun nek uitsteken voor kerncentrales op de daarvoor beschikbare locaties, of dat deze wet en handelwijze hen daarvoor juist meer zal afschrikken? De leden van de fractie van Forum voor Democratie verzoeken de regering een toelichting hierbij te geven.

Het kabinet is van mening dat reeds geruime tijd, al bij de vergunningverlening voor de nieuwe kolencentrales, duidelijk was dat de CO2-uitstoot van deze centrales in de toekomst beperkt kunnen worden ten behoeve van het bereiken van de klimaatdoelstellingen.

Voor toekomstige investeringen in kernenergie zijn de eisen die het kabinet hieraan stelt, helder. Marktpartijen die aan alle randvoorwaarden voldoen – zoals nucleaire veiligheid en voldoende financiële reservering voor ontmanteling en verwerking van afval – kunnen in aanmerking komen voor een vergunning voor de bouw van een kerncentrale. Naar mijn mening heeft het voorliggende wetsvoorstel geen invloed op de keuze van marktpartijen om het aanvragen van een vergunning voor een kerncentrale te overwegen.

Alternatieve energiebronnen

In de tabel hierboven, afkomstig van netbeheerder Tennet, is te zien hoeveel vermogen in Gigawatt (GW) de huidige kolencentrales kunnen leveren als onderdeel van het totale vermogen in Nederland. Wat is de verwachte energiemix (en behoefte) volgens de regering in 2020, 2025 en 2030, met de huidige beleidsvoornemens? En hoe verhoudt die energiemix zich te de leveringszekerheid?

De KEV die dit najaar verschijnt zal meer inzicht geven in de verwachte energiemix op de korte en lange termijn gelet op de huidige beleidsvoornemens.

Graag verwijs ik de leden van de fractie van Forum voor Democratie naar mijn antwoord op een vraag van de leden van de fractie van de VVD hieromtrent voor het deel aangaande de leveringszekerheid.

Klopt het dat het piekgebruik in Nederland op dit moment op circa 20 GW ligt? En dat dat vermogen door kernkracht, fossiele energie en afvalverbranding moet worden opgewekt wanneer er geen wind en zon is? Uit bovenstaande tabel zou blijken dat er zonder steenkool in de komende periode 18 GW (2021) tot 16,3 GW (2032) aan afroepbare productiecapaciteit beschikbaar zal zijn. Klopt het dat er dus zonder steenkool gene sprake meer kan zijn van «leveringszekerheid»?

De piekvraag van elektriciteit in Nederland ligt thans op 18,4 GW. De opgestelde productiecapaciteit is niet de enige factor voor het behalen van leveringszekerheid. Het verschilt per productie-eenheid en bron hoeveel uren per jaar elektriciteit geproduceerd wordt. In tijden van «dunkelflaute» (weinig wind en zon, door gelijktijdig optreden van duisternis en windstilte) zijn er genoeg andere productie-eenheden en interconnectorcapaciteit om de leveringszekerheid te borgen. Ook met dit wetsvoorstel zal Nederland naar verwachting in 2030 een netto exportland van elektriciteit zijn, echter met minder capaciteit dan zonder dit wetsvoorstel. Volgens het onderzoek Frontier Economics 2018 gaat met dit wetsvoorstel de verwachte export capaciteit van 39 TWh naar 21 TWh (17 TWh minder) in 2030.

Nog afgezien van de constatering dat door de opkomst van elektrische auto’s het elektriciteitsgebruik sterk zal gaan toenemen, hoe denkt de regering voldoende back-up capaciteit ten behoeve van de vereiste leveringszekerheid te kunnen garanderen, wanneer de benodigde back-up centrales te weinig uren kunnen draaien om rendabel geëxploiteerd te kunnen worden?

Graag verwijs ik naar mijn eerdere antwoord op een vraag van deze leden over leveringszekerheid. Vooralsnog worden geen problemen voorzien voor de leveringszekerheid. Het kabinet zal uiteraard de leveringszekerheid blijven monitoren om te voorkomen dat in de toekomst zich problemen zullen voordoen.

In het rapport dat Frontier Economics in opdracht van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Financiën heeft opgesteld, staat dat de import vanuit het buitenland zal toenemen (vooral in piekuren) en dat dat bovendien import is vanuit landen die een hogere emissie intensiteit hebben dan in Nederland. Kan de regering uitleggen of, en zo ja, waarom dat een wenselijke ontwikkeling is? Wat zullen de effecten van fors toenemende import (vooral in piekuren) op ons elektriciteitsnet zijn en in hoeverre is Nederland daarop toegerust? Wat zal de invloed van het importeren van stroom worden in de piekuren op de elektriciteitsprijs?

Nederland beschikt over voldoende interconnectorcapaciteit om te kunnen importeren in piekuren. Het reeds eerder genoemde rapport van Frontier Economics geeft aan dat ook met dit wetsvoorstel in alle jaren voldoende beschikbaar vermogen is. Het voorgestelde verbod op kolen bij elektriciteitsproductie zal naar verwachting nationaal leiden tot een reductie van 18 Mton CO2 in 2030. Op Europees niveau resulteert dit naar verwachting in een netto reductie van 8 Mton in 2030. Dit betekent dat een deel van de besparing weglekt naar andere landen. Echter, de reductie die Europees bewerkstelligd wordt door dit wetsvoorstel is nog steeds significant.

In hetzelfde rapport van Frontier Economics wordt aangegeven dat verwacht wordt dat met het voorgestelde verbod op kolen de elektriciteitsprijs zal toenemen oplopend tot + € 1,40 per MWh in 2030 ten opzichte van de situatie zonder het voorgestelde verbod op kolen.

Uit de memorie van toelichting en het debat in de Tweede Kamer blijkt dat de regering er alles aan doet om deze wet geen «sluitingswet» te maken door alternatieve productie toe te staan in kolencentrales die door dit besluit geraakt worden. Uit gesprekken, media-uitingen en een aangereikt position paper laten productenten (in dit geval Uniper) weten dat ombouw naar alternatieven, gezien de marktprijzen, grondstofvoorraden, subsidieregelingen en de benodigde investeringen ten opzichte van rendement, volstrekt onrendabel zijn. Kan de regering onderbouwen waarom – binnen de huidige marktgegevens, wet, regelgeving en subsidieverordeningen – zij meent dat exploitatie op basis van alternatieve brandstoffen voor de betreffende kolencentrales reëel is?

Het kabinet heeft vastgesteld dat het technisch haalbaar is om de centrales om te bouwen naar alternatieve brandstoffen, zoals biomassa. Afhankelijk van de bedrijfsspecifieke kenmerken van de verschillende centrales zal het voor de ene centrale gunstig zijn om volledig om te schakelen naar biomassa en zal een andere centrale om bedrijfseconomische redenen een andere keuze kunnen maken. Gelet op het feit dat in het verleden diverse voormalige kolencentrales zijn omgeschakeld naar een biomassacentrale, meent het kabinet dat een dergelijke omzetting niet alleen technisch maar ook financieel-economisch haalbaar is. Het kabinet verwacht gelet op alle ontwikkelingen die gaande zijn, zowel op het terrein van biomassa, als op het terrein van andere duurzame alternatieven voor kolen dat elke centrale een geschikt alternatief heeft om vanaf 2030 zonder kolen de exploitatie van de elektriciteitscentrale te kunnen voortzetten.

In de memorie van toelichting noemt de regering als mogelijke alternatieven voor kolenproductie: biomassa, biobrandstoffen, hernieuwbare gassen, ammoniak, afvalstoffen, ijzerpoeder en waterstof. Beschikt de regering over analyses, waaruit de technische en financiële haalbaarheid, betrouwbaar- en leveringszekerheid en andere relevante aspecten van deze genoemde alternatieve blijken voor de kolencentrales die geraakt worden door dit besluit? De leden van de fractie van Forum voor Democratie zouden graag per alternatief een inschatting willen.

Het kabinet heeft dergelijke analyses niet gemaakt en kan deze ook niet maken, omdat zij niet beschikt over de bedrijfsspecifieke gegevens van de verschillende kolencentrales. Zoals hiervoor reeds opgemerkt zijn er tal van voorbeelden van voormalige kolencentrales die succesvol zijn omgebouwd naar biomassacentrales. Gelet op de afspraken over onder andere waterstof in het Klimaatakkoord, is het ook aannemelijk dat de ontwikkelingen omtrent waterstof en andere CO2-arme brandstoffen een vlucht zullen nemen. Het is aan de exploitanten van de centrales zelf om op basis van hun eigen bedrijfseconomische inschatting een keuze te maken over hoe zij verder willen met de exploitatie van hun centrale.

In de memorie van toelichting lijkt biomassa het belangrijkste alternatief voor de huidige kolencentrales. Verwezen wordt onder andere naar omgebouwde centrales in Denemarken, Canada, België en het Verenigd Koninkrijk. Kan de regering aangeven in hoeverre binnen het bredere klimaatbeleid dat deze regering omarmt, een wereldwijde omschakeling naar biomassacentrales kan worden gezien als een positieve ontwikkeling? Veel milieuorganisaties zien biomassa niet als duurzaam, en ook de KNAW heeft een vernietigend rapport uitgebracht over het duurzame karakter en de vermeende CO2-reductie door biomassagebruik, met name biomassa stook in kolencentrales.

Een forste toename van biomassa als benodigde brandstof voor energieproductie betekent naar de mening van de leden van de Forum voor Democratie-fractie verdere ontbossing, het kappen van miljoenen extra bomen. Is de regering van mening dat een wereldwijde forse groei van biomassacentrales überhaupt een positieve ontwikkeling is? Graag een toelichting waarom wel of waarom niet.

Het kabinet is van mening dat duurzame biomassa nodig is om de energietransitie vorm te geven. Het is echter ook zo dat de markt voor biomassa wereldwijd is en vraag en aanbod door marktwerking op elkaar worden afgestemd. Omdat veel toepassingen gebruik willen maken van duurzame biomassa en het aanbod niet ongelimiteerd kan groeien, is de verwachting van het PBL dat op mondiaal niveau na 2030 schaarste zal ontstaan. Op verzoek van het kabinet stelt het PBL hierover een onafhankelijke beschouwing op, als onderdeel van het duurzaamheidskader voor biomassa. Voor een verdere toelichting op dit duurzaamheidskader verwijs ik u graag naar de Kamerbrief van 4 juli 2019 hierover (Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 375).

Frontier Economics, dat ook veel onderzoek uitvoert voor de regering, heeft in opdracht van één van de eigenaars van een moderne kolencentrale onderzocht of het ombouwen naar biomassa realistisch is. In dit rapport concludeert Frontier Economics dat: een conversie verliesgevend is; biomassa minder energie oplevert dan kolen en het logische economische besluit volledige sluiting is in 2030.

Graag ontvangen deze leden van de regering een inhoudelijke taxatie van dit rapport en wat in haar ogen de impact daarvan is op het voorliggende wetsvoorstel ten aanzien van tenminste:

  • De economische kant van de sluiting. Nu ombouw van het meest prominente alternatief, biomassa economisch niet rendabel blijkt, wat betekent dit dan voor het kabinetsstandpunt inzake financiële compensatie?

  • De juridische houdbaarheid van de argumentatie dat de voorliggende wet geen sluitingswet betreft, nu het belangrijkste conversie alternatief (biomassa) niet haalbaar blijkt;

  • Dat de elektriciteitsopwekking in het geval van het belangrijkste alternatief (biomassa) minder is, dan momenteel met kolen.

Het kabinet heeft kennis genomen van dit rapport van Frontier Economics waarin onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden voor ombouw van de kolencentrale van Uniper, een van de exploitanten van een kolencentrale, naar een biomassacentrale. Het kabinet merkt op dat daarmee dit onderzoek geen inzicht geeft in de mogelijkheden van het gebruik van andere alternatieven voor kolen dan biomassa. Evenmin geeft dit onderzoek, dat specifiek op de MPP3-centrale van Uniper betrekking heeft, enig inzicht in de mogelijkheden van ombouw tot biomassacentrale van de andere centrales. Daarnaast meent het kabinet dat op basis van het rapport dat in opdracht van Uniper is opgesteld, niet op voorhand de conclusie kan worden getrokken dat ombouw naar een biomassacentrale vanaf 2030 niet rendabel is.

Inhoudelijke taxatie rapport

Het kabinet deelt niet zonder meer de eindconclusie van dit rapport. In het rapport lijkt bijvoorbeeld niet betrokken te zijn dat Uniper een SDE+ subsidiebeschikking heeft verkregen voor bij- en meestook van biomassa. Met deze beschikking ontvangt Uniper subsidie voor de onrendabele top en investeringen die nodig zijn om de centrale al voor 25% om te bouwen tot een biomassacentrale. De kosten voor volledige ombouw in 2030, à € 200 miljoen volgens het rapport, zouden hierdoor 25% lager uitvallen (bedrag van ongeveer € 150 miljoen voor de overige 75%).

Daarnaast gaat het onderzoek ervan uit dat de centrale een jaar stilligt; het gehele jaar 2030. Aangezien het wetsvoorstel gefaseerde ombouw gedurende de overgangsperiode mogelijkheid maakt en de centrale ook op gedeeltelijke capaciteit kan draaien, zou dit niet nodig hoeven zijn. Het is uiteraard aan de exploitanten zelf om op basis van hun eigen bedrijfseconomische inschatting een keuze te maken over hoe zij verder willen met de exploitatie van hun centrale en hoe zij de ombouw willen realiseren.

Verder is nog van belang dat het onderzoek uitgaat van cijfers uit het jaar 2017. In de tussentijd is echter bijvoorbeeld de ETS-prijs significant gestegen, en ook de verwachte ETS-prijs voor 2030 en daarna. Dit maakt een groot verschil voor de businesscase van duurzame alternatieven voor kolen. Elektriciteit met behulp van kolen wordt hierdoor namelijk significant duurder en het gebruik van biomassa, of andere duurzame bronnen, steeds aantrekkelijker.

Ook is voor het doorrekenen van de businesscase van biomassa uitgegaan van de prijs van houtpellets in 2017. Houtpellets betreffen de duurste categorie biomassa. Het staat Uniper evenwel vrij om ook goedkopere vormen van duurzame biomassa in te zetten. Wederom zou dit een positief effect kunnen hebben op de uitkomst van dit onderzoek.

Tot slot is een van de «key parameters» van de centrale waar het onderzoek op is gebaseerd de «efficiency at maximum capacity» van 44%. Hoewel enig rendementsverlies optreedt bij het gebruik van biomassa, lijkt een verlies van 2% (ten opzichte van 46% met kolen) erg pessimistisch ingeschat. Ook dit heeft effect op de uitkomst van het onderzoek.

Al met al heeft het kabinet belangrijke vraagtekens bij dit onderzoek.

Bovendien is ook niet gezegd dat in de toekomst kolencentrales nog winstgevend zullen zijn, ook al zouden ze na 2030 nog elektriciteit mogen opwekken met behulp van kolen. Door de opkomst van duurzame energiebronnen zoals wind en zon en stijging van de ETS-prijs zullen kolencentrales steeds minder vollasturen draaien en wordt die businesscase steeds minder aantrekkelijk. Het zou kunnen zijn, dat ondanks dat dit onderzoek zegt dat ombouw tot biomassa niet winstgevend is, wat het kabinet allerminst zeker acht, doorgaan met kolen nog meer verlies met zich meebrengt.

Met het voorgestelde verbod op kolen bij elektriciteitsproductie is naar mening van het kabinet dan ook geen sprake van een sluitingswet.

In een advies inzake de motie Van Weyenberg/Van Veldhoven, die is aangenomen op 26 november 2015, stelt de Raad van State dat eigenaren van kolencentrales «op zijn vroegst» pas vanaf 26 november 2015 rekening konden houden met een eventuele sluiting van kolencentrales. De sluiting was daarmee pas voorzienbaar. De regering pareert dit de memorie van toelichting, door te stellen dat de motie van 26 november 2015 van Van Weyenberg/Van Veldhoven gaat over sluiting van kolencentrales. Terwijl de voorliggende wet geen sluitingswet is, maar een verbod op het gebruik van kolen bij het opwekken van elektriciteit. Met als argumentatielijn dat de centrales kunnen overschakelen op alternatieve brandstoffen en dus niet gedwongen worden te sluiten. De regering geeft vervolgens aan dat dat al veel langer voor 2015 te voorzien was.

Die argumentatielijn lijkt, nu deze leden het recente onderzoeksrapport van Frontier Economics ten behoeve van één van de eigenaren van een kolencentrale lezen, geen stand te houden. Daarin wordt geconcludeerd dat het niet mogelijk is om rendabel over te schakelen op alternatieve brandstoffen. Als rendabele alternatieven voor de geraakte (moderne) centrales niet haalbaar zijn is de logische reële economische optie: sluiten. Hoe houdbaar acht de regering de voorgenoemde argumentatielijn dan nog dat deze wet geen sluitingswet behelst?

In het Frontier-rapport dat in opdracht van Uniper is opgesteld, wordt enkel onderzocht of biomassa een rendabel alternatief voor kolen is voor de MMP3-centrale van Uniper. Het standpunt van het kabinet ten aanzien hiervan is hierboven uiteengezet. Het onderzoeksrapport geeft geen informatie over de mogelijkheid van de MPP3-centrale om over te gaan op andere brandstoffen dan biomassa. Evenmin volgt uit dit rapport dat andere kolencentrales niet op biomassa of een andere alternatieve brandstof kunnen overstappen voor elektriciteitsproductie. Het standpunt van het kabinet ten aanzien van het voorgestelde verbod op kolen blijft mitsdien ongewijzigd, zowel ten aanzien van de gevolgen als van de voorzienbaarheid van het verbod.

ETS-handel

De fractieleden van Forum voor Democratie constateren dat dit hele wetsvoorstel is geschreven vanuit het doel van CO2-reductie en de doelen van het Parijsakkoord. Energieproducenten hebben emissierechten nodig voor hun CO2-intensieve productie. Op het moment dat de producenten van energie uit kolen hun centrales stopzetten naar aanleiding van deze wet, hoeven zij die emissierechten niet meer te kopen en komen deze weer op de markt. En kunnen die door andere producenten in Europa worden verworven voor energieproductie. Dat kan ertoe leiden dat de sluiting van moderne, beperkt vervuilende en zeer efficiënte kolencentrales in Nederland emissierechten vrijspeelt, die straks worden gekocht door producenten van traditionelere, milieuonvriendelijkere en minder efficiënte centrales elders in Europa, het zogenaamde waterbedeffect. Deelt de regering deze conclusie? Zo nee, waarom niet?

In het ETS zijn recentelijk een aantal maatregelen doorgevoerd om het ETS te versterken, waaronder het instellen van de marktstabiliteitsreserve (MSR). Met deze maatregelen wordt vanaf 2019 jaarlijks een deel van het overschot aan emissierechten in de MSR opgenomen en vanaf 2023 vernietigd. Hierdoor zullen vrijkomende emissies in Nederland niet automatisch en direct leiden tot emissies elders.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Voor de leden van de CDA-fractie voeren in dit stadium van het wetgevingsproces twee kwesties de boventoon. Op de eerste plaats de leveringszekerheid en op de tweede plaats de vraag of er sprake is van onteigening van de kolencentrales en of er, indien dat het geval is, sprake is van een redelijke schadeloosstelling van de eigenaren.

Met betrekking tot de leveringszekerheid geldt dat het, in verband met de opwarming van de aarde, noodzakelijke klimaatbeleid is omgeven met veel onzekerheden. Het Klimaatakkoord is een zoektocht naar de meest gewenste oplossingen. Er staat nog weinig vast. De leden van de CDA-fractie hebben daar begrip voor. Het levert wel bij de burgers een beeld op van onzekerheid zoals uit een recent SCP-rapport blijkt. Tegen deze achtergrond is de vraag gerechtvaardigd wat sluiting van de kolencentrales betekent voor de leveringszekerheid van energie in 2030. Is het niet te overwegen om in het sluitingsproces een moment van heroverweging in te bouwen om nader te bezien of de leveringszekerheid niet op een onverantwoorde wijze in het geding komt bij definitieve sluiting van de kolencentrales?

Zoals ik hierboven in antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie heb aangegeven, blijft de leveringszekerheid in stand, ook met dit wetsvoorstel. Met dit wetsvoorstel geef ik de producenten van elektriciteit met behulp van kolen een zo ruim mogelijke overgangsperiode. Dit is van belang voor deze producenten, omdat zij dan voldoende tijd hebben om hun bedrijfsvoering aan te passen op het komende verbod van elektriciteitsproductie met behulp van kolen. Een moment van heroverweging acht ik enerzijds niet nodig gelet op de leveringszekerheid en anderzijds onwenselijk omdat dit onzekerheid voor de elektriciteitsproducten met zich zou brengen.

De leveringszekerheid wordt jaarlijks gemonitord door Tennet. Het belang van deze monitoring is ook onderschreven in het Klimaatakkoord. Mocht het voor de leveringszekerheid in de toekomst nodig zijn om actie te ondernemen, dan zijn er verschillende mogelijkheden om de leveringszekerheid te borgen.

Dan de kwestie van de onteigening c.q. redelijke schadeloosstelling. De leden van de CDA-fractie hechten sterk aan duidelijkheid ter zake. Het gaat hier om een principiële zaak als een mogelijke inbreuk op het eigendomsrecht. Kan de regering aangeven welke criteria worden gehanteerd bij de vraag of hier sprake is van onteigening? En voorts hoe de regering aankijkt tegen de vraag of er in de onderhavige gevallen sprake is van een redelijke schadeloosstelling van de eigenaren.

De Staat kan ter borging van het algemeen belang (zoals klimaatbescherming) ingrijpen in het eigendomsrecht van burgers en bedrijven. In geval van ontneming van eigendom is sprake van onteigening en dient de Staat de betrokkene volledig schadeloos te stellen. Er is met dit wetsvoorstel geen sprake van onteigening, omdat de eigenaren van de kolencentrales de eigendom van hun centrale alsook de zeggenschap over hun centrale behouden. Hoewel met het verbod op kolen de gebruiksmogelijkheden van de centrale worden beperkt, is er geen sprake van verlies van (de beschikking over) het eigendom. In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel wordt nog gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad over de Wet verbod pelsdierhouderij, waaruit volgt dat sprake is van regulering en niet van onteigening, zolang de eigenaar enig economisch belang en een zinvolle gebruiksmogelijkheid bij de (activa) van zijn onderneming houdt (zie: HR 16 december 2016, ECLI:HR:2016:2888, r.o. 3.4.2). Daarnaast is wellicht ten overvloede nog gewezen op het advies van de Procureur-Generaal waaruit volgt dat zelfs indien het voorgestelde verbod op kolen anders dan wordt aangenomen resulteert in de uiteindelijke sluiting van een centrale, geen sprake is van onteigening omdat de activa van de onderneming een meer dan te verwaarlozen waarde behouden (zie: ECLI:NL:PHR:2016:898, punt 2.29 van de Conclusie P-G). Wel is met dit wetsvoorstel sprake van regulering van eigendom. Bij regulering van eigendom zal de Staat nadeelcompensatie bieden in geval dit vereist is voor het bereiken van een «fair balance». Het wetsvoorstel biedt hiervoor aan de eigenaren van de kolencentrales, met uitzondering van de eigenaar van de Hemwegcentrale, nadeelcompensatie in de vorm van een overgangsperiode.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het algemene doel van dit wetsvoorstel van harte: het beëindigen van aanwending van kolen voor elektriciteitsproductie in Nederland. Een voorspoedige verduurzaming van de elektriciteitsproductie is hiermee gediend, waarmee een vitale bouwsteen voor het behalen van de klimaatdoelen wordt gelegd. Het is overigens volgens deze leden pijnlijk te moeten constateren dat de kabinetten Balkende I-V indertijd hebben bijgedragen aan, en hebben besloten tot, het afgeven van vergunning voor drie nieuwe centrales. Hoe kijkt de regering terug op deze episode?

Het kabinet vindt een diverse energiemix belangrijk, zoals destijds een van de voornaamste overwegingen was om de vergunning voor de drie nieuwste centrales af te geven. In 2006 toen verschillende energiebedrijven aankondigden een kolencentrale in Nederland te bouwen, was Nederland veelal afhankelijk van gas(-centrales). Inmiddels is de energiemix veel meer divers, niet alleen door de kolencentrales maar ook door een groter aandeel duurzame energie zoals wind en zon. Ook met het oog op de toekomst zal het aandeel wind en zon en andere duurzame bronnen toenemen, waardoor de energiemix divers blijft ook met het uitfaseren van het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie. Tevens is het mogelijk dat de kolencentrales ombouwen tot elektriciteitscentrales die draaien op alternatieve brandstoffen, wat een bijdrage levert aan zowel CO2-reductie als een diverse energiemix. Voor specifieke verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de energiemix verwijs ik u naar de KEV die dit najaar aan u zal worden aangeboden.

In het debat over dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft de Minister van EZK beargumenteerd op dat moment geen noodzaak te zien tot versnelde invoering van het verbod, met het oog op uitvoering van het Urgenda-vonnis. Alleen voor de Hemwegcentrale is dit wetsvoorstel relevant in het licht van het vonnis. Naar deze leden begrepen hebben blijft de regering op zoek naar maatregelen om in 2020 te voldoen aan de reductie van emissies overeenkomstig het Urgenda-vonnis omdat de voorziene reductie in 2020 onvoldoende is. Heeft de regering nieuwe inzichten hieromtrent en welke rol speelt het kolenverbod hierin?

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet een maatregelenpakket gepresenteerd waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis (zie Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 341). Het kabinet heeft daarbij aangegeven geen maatregelen te willen treffen die het draagvlak voor het klimaatbeleid op de langere termijn ondermijnen. Dat betekent dat alleen maatregelen worden ingezet die voldoen aan specifieke criteria, namelijk dat deze a) kostenefficiënt zijn, b) niet leiden tot (significante) weglekeffecten, c) kunnen rekenen op draagvlak en d) aansluiten bij de afspraken uit het Klimaatakkoord. Het kabinet blijft in de komende periode actief zoeken naar aanvullende maatregelen die aan deze criteria voldoen. Vanwege de significante weglekeffecten en kosten die gepaard gaan met een sluiting van moderne kolencentrales in 2020, voldoet deze maatregel niet aan de criteria van het kabinet.

Een mogelijk alternatief voor exploitanten van kolencentrales betreft inzet van biomassa. In dit verband vragen de leden van de GroenLinks-fractie naar de uitvoering van de motie Dik-Faber c.s. (35 167, nr. 16) Hoe staat het met de uitvoering daarvan?

Op dit moment wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een duurzaamheidskader voor alle vormen van biomassa. De SER zal in maart 2020 een advies geven over het draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader. Op basis van dit advies zal het kabinet vervolgens besluiten over de implementatie van het duurzaamheidskader. Daarbij geldt dat per stroom biomassa zal moeten worden bezien op welke wijze en met welke fasering dit kan en wenselijk is. Voor stromen waar juridische vastlegging wenselijk is, moet worden bekeken of en hoe dit kan, onder andere gegeven het bindende karakter van de Europese duurzaamheidscriteria in de herziene Richtlijn hernieuwbare energie (PbEU L 328/82).

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering inmiddels een nieuwe taxatie heeft van de potentiële weglek, zoals eerder berekend door Frontier Economics, nu de Duitse regering heeft aangegeven op termijn bruinkool/kolencentrales te willen sluiten en het Duitse klimaatbeleid te willen intensiveren. Is het volgens de regering aannemelijk dat de weglek (aanzienlijk) kleiner zal zijn dan de 10 Mton waar Frontier Economics vanuit ging? Ontstaat hiermee ruimte om het kolenverbod versneld in te voeren? Een andere gevoelige variabele is de ETS-prijs waarmee gerekend is. Deze prijs ligt substantieel hoger dan 2 jaar geleden. Welke invloed heeft dit op de potentiële weglek?

De aanbevelingen van de Duitse kolencommissie voor het uitfaseren van kolencentrales, de zogenaamde «KohlenAusstieg», hebben als einddatum 2038. Behalve de grotendeels al geplande stillegging van 12,5 GW kolencapaciteit in 2022, is er geen concreet «uitfaseringspad» voor 2022–2038. De geplande uitfasering voor 2022 was grotendeels bekend en is als zodanig meegenomen in het onderzoek Frontier Economics 2018.

Een hogere ETS-prijs maakt duurzame bronnen aantrekkelijk en CO2-intensieve bronnen duurder. Verondersteld kan worden dat daarmee bijvoorbeeld elektriciteit uit gas aantrekkelijker wordt dan elektriciteit uit kolen. Dit zou kunnen betekenen dat de CO2-reductie die op Europees niveau wordt bereikt met dit wetsvoorstel meer is dan nu verondersteld is in het Frontier rapport.

Voornoemde geeft geen reden om het voorgestelde verbod op kolen sneller in te voeren dan nu gepland is. Bovendien zijn de gekozen overgangsperiodes een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die het kabinet heeft gemaakt bij het vormgeven van deze maatregel in het kader van artikel 1 EP EVRM.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen een nadere verduidelijking van de passage in de nota naar aanleiding van het verslag omtrent overtollige emissierechten. Daarin geeft de regering de optie aan dat middels de marktstabiliteitsreserve (MSR) overtollige emissierechten niet beschikbaar komen en worden vernietigd. Opkopen of minder veilen van rechten door lidstaten zijn alternatieven, waarbij de regering aangeeft geen voorstander van opkoop te zijn. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering welke keuze zij maakt. Wat gaat er gebeuren met de rechten van de Hemwegcentrale in 2020?

Graag verwijs ik de leden van de GroenLinks-fractie naar mijn antwoord op de laatste vraag van gelijke strekking van de leden van de fractie van Forum voor Democratie.

De leden van de fractie van GroenLinks vragen om een toelichting op de kans op nadeelcompensatie voor de exploitanten. De regering heeft aangegeven dat het verbod voor de drie nieuwste centrales ter vermijding van de kans op nadeelcompensatie pas ingaat in 2030, zodat er voldoende tijd is omgedane investeringen terug te verdienen. Is dat de enige reden voor het jaar 2030? Dat kwam deze leden voor als een ruime geste. Moet dat ook zo worden begrepen?

De datum 1 januari 2030 is als uitgangspunt genomen bij het vaststellen van de overgangsperiode voor de drie nieuwste centrales, omdat uit diverse klimaatrapporten blijkt dat de klimaatdoelstellingen voor Europa en mitsdien ook Nederland haalbaar zijn als uiterlijk in 2030 elektriciteitsopwekking met behulp van kolen is uitgefaseerd. Deze datum dient derhalve twee doelen. Enerzijds de borging van het halen van de klimaatdoelen en anderzijds het bieden van een overgangsperiode van ruim 10 jaar aan de eigenaren van de drie nieuwste kolencentrales. Het kabinet acht een dergelijke overgangsperiode bij het voorgestelde verbod op kolen toereikend voor het bereiken van een «fair balance», omdat de eigenaren van de centrales hiermee in de gelegenheid worden gesteld om (een groot deel van) hun investeringen terug te verdienen en de centrale, al dan niet gefaseerd, gebruiksklaar te maken voor verdere exploitatie met andere brandstoffen dan kolen.

Van de zijde van de exploitanten wordt aangegeven dat het kolenverbod de facto neerkomt op het sluiten van kolencentrales (onteigening), omdat de door de regering geschetste alternatieven niet realistisch zouden zijn. Kan de regering hierop reageren? De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering toe te lichten hoe zij aankijkt tegen dit vraagstuk in het licht van de algehele transitie die met het Klimaatakkoord wordt beoogd. Een voortvarende transitie zal ertoe leiden dat in allerlei sectoren activiteiten met een hoge carbon footprint in het belang van toekomstige generaties zullen moeten worden beëindigd, afgebouwd of omgebouwd in duurzame richting. Het is voor deze leden ondenkbaar dat de Staat in alle gevallen aansprakelijk wordt gehouden voor eventuele meerkosten die hiermee zouden kunnen optreden. Is de balans tussen (internationale) rechtsbescherming voor bedrijven en het algemeen belang dat de Staat heeft te borgen toegesneden op de noodzaak van een snelle transitie naar een low carbon-energievoorziening en economie? Zijn hier aanpassingen gewenst? Is het stelsel van rechtsbescherming toegesneden op het algemeen belang van onderhavige transitie?

Daarbij komt, zo brengen de leden van de fractie van GroenLinks naar voren, dat alle deelnemers in het maatschappelijk verkeer in de afgelopen 30 jaar toch zeker één keer het klimaatvraagstuk onder ogen hebben gehad. Hadden zij niet beter moeten opletten? Wat is hierin de positie van de bedrijven?

Het kabinet deelt de mening van de exploitanten van de kolencentrales niet dat met het wetsvoorstel sprake is van (de facto) onteigening van de centrales, zoals hierboven in reactie op vragen van de leden van de fractie van Forum voor Democratie reeds uiteen is gezet.

Het Klimaatakkoord en de benodigde energietransitie zullen gevolgen hebben voor zowel burgers als bedrijven. Daarbij is het ook mogelijk dat bepaalde activiteiten die tot hoge CO2-emissies leiden op termijn zullen moeten worden beëindigd, afgebouwd of omgebouwd in duurzame richting. De Staat is gehouden om de schade die hierdoor ontstaat bij burgers of bedrijven te vergoeden, als deze schade het directe gevolg is van overheidsmaatregelen. Voorts is ook nog van belang of de getroffen maatregelen voorzienbaar waren of om andere redenen tot het maatschappelijk of ondernemersrisico behoren, waardoor de Staat niet gehouden is deze schade (volledig) te vergoeden. Het huidige stelsel van rechtsbescherming biedt voldoende ruimte aan de Staat om maatregelen te treffen in het algemeen belang, zelfs als het zeer vergaande maatregelen betreft zoals het ingrijpen in het eigendomsrecht. Ook de belangen van burgers en bedrijven zijn op basis van dezelfde regels voldoende beschermd. Het is aan de Staat om binnen deze kaders tot een goede afweging van belangen te komen en in geval van regulering van eigendom te zorgen voor een eerlijke balans ten aanzien van de gevolgen van de getroffen maatregel. Dit kan betekenen dat indien de Staat besluit om in het belang van het klimaat of de energietransitie ingrijpende maatregelen te treffen (zoals regulering van eigendom) die op korte termijn gerealiseerd moeten worden, hij bedrijven, al dan niet deels, zal moeten compenseren voor de schade die zij dientengevolge lijden.

Ten slotte merken de leden van de fractie van GroenLinks op dat aangaande het vraagstuk van nadeelcompensatie in de stukken onvermeld blijft dat externe kosten van CO2-uitstoot volgens wetenschappelijke inzichten tenminste 100 euro per ton bedragen (true cost). Er zijn ook (Amerikaanse) schattingen in de literatuur beschikbaar richting 250 euro per ton. Deze kosten worden in Europa slechts beperkt afgedekt door het ETS. Daarmee wentelen ook exploitanten van fossiele centrales kosten af op de samenleving en de exploitanten van de drie nieuwste centrales mogen hiermee doorgaan tot 2030. Kan de regering becijferen welke impliciete subsidie hiermee aan deze exploitanten wordt gegeven? Volgt de regering deze denkrichting?

De regering benadrukt in haar communicatie over de klimaattransitie vooral de beperkte kosten die met de transitie zijn gemoeid. Dat moge op zich terecht zijn (de laatste doorrekening van PBL wijzen zelfs op lagere kosten dan eerder voorzien), maar zou de regering ook niet vaker kunnen aangeven dat de «cost of inaction» bijzonder groot zijn en dat vooral de grote vervuilers hieraan een substantiële bijdrage leveren? Zou dat per saldo niet bijdragen aan een evenwichtiger zicht op die gevallen waarin nadeelcompensatie mogelijk aan de orde is? Is de regering beried hiernaar een onderzoek te gelasten, gelijk aan de opdracht van de Engelse regering aan Lord Stern (2006) ten einde het juiste perspectief op het kostenvraagstuk te bevorderen?

Het kabinet deelt de mening dat er impliciet subsidie gegeven wordt aan de exploitanten niet. Het Europese ETS-systeem is ingericht om CO2-uitstoot te beprijzen. Aanvullend daarop is in Nederland ook een minimum CO2-prijs afgesproken in het Klimaatakkoord. Deze legt een bodem in de fluctuerende ETS-prijs. De effecten van zowel dit wetsvoorstel als de minimum CO2-prijs zijn geanalyseerd in het onderzoek Frontier Economics 2018. Hieruit blijkt dat een hoge CO2-prijs, wanneer deze slechts ingevoerd wordt in Nederland, leidt tot aanzienlijke risico’s voor de leveringszekerheid. Hoewel het kabinet de ambitie heeft een hogere prijs in te stellen, kan dit alleen wanneer ons omringende landen dit ook doen. Hier zet het kabinet dan ook op in. Een nieuw onderzoek in dit kader heeft volgens het kabinet geen toegevoegde waarde.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie constateren dat de sluiting van de kolencentrales in drie fasen zal plaatsvinden: allereerst sluit de Hemwegcentrale al op 1 januari 2020. Daarna sluit een centrale op 1 januari 2025, waarna de nieuwste centrales een verdergaande overgangstermijn is gegund. Zij zullen op 1 januari 2030 sluiten. De regering heeft zich verplicht om de CO2-uitstoot in 2030 met 49% te verminderen. Kan de regering aangeven hoeveel CO2-reductie er plaatsvindt per fase? En hoe verhoudt deze reductie zich tot de Urgenda-uitspraak die Nederland dwingt tot verdere en versnelde reductie van CO2?

Wanneer de kolencentrales sluiten zullen andere centrales hun productie over moeten nemen. Uit duurzaamheidsoverwegingen is het daarbij voor de hand liggend dat dit gascentrales zijn die de helft CO2 per kilowattuur minder uitstoten dan de kolencentrales. Wat betekent dit voor het percentage CO2-reductie per fase, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Graag verwijs ik de leden van de fractie van D66 naar de KEV die dit najaar verschijnt. Daarin zullen de effecten van zowel de vervroegde sluiting van de Hemwegcentrale als de uitfasering van het gebruik van kolen bij elektriciteitsproductie voor de overige centrales meegenomen worden.

Bij sluiting van de Hemwegcentrale is geen overgangsperiode voorzien. De eigenaren zal daarom een nadeelcompensatie worden geboden. Is de hoogte van deze compensatie al vastgesteld en uit welk budget zal dit worden gefinancierd?

Artikel 4 van het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid aan de eigenaar van de Hemwegcentrale om te verzoeken om nadeelcompensatie. Pas als het wetsvoorstel in werking is getreden, kan de eigenaar van de Hemwegcentrale een beroep op artikel 4 doen. Op basis van dit verzoek zal vaststelling van de hoogte van de nadeelcompensatie plaatsvinden. Voor het kunnen toekennen van nadeelcompensatie is reeds een voorziening getroffen in de incidentele suppletoire begroting inzake Urgenda. In de Kamerbrief Kabinetsaanpak Klimaatbeleid (Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 341) en de Incidentele Suppletoire Begroting van mijn ministerie wordt dit nader toegelicht (Kamerstukken II 2018/19, 35 236, nr. 1).

In de memorie van toelichting van de ISB van het Ministerie van EZK staat omschreven dat er in totaal € 94,4 mln beschikbaar is gesteld voor maatregelen ten aanzien van individuele bedrijven waarmee een significante broeikasgasreductie kan worden behaald. Dat betreft de sluiting van de Hemwegcentrale en reducerende maatregelen bij het bedrijf Fibrant op Chemelot.

De regering betoogt dat de eigenaren van de andere centrales geen nadeelcompensatie zullen krijgen omdat zij gebruik kunnen maken van een overgangstermijn en omdat zij de centrales om kunnen bouwen tot bijvoorbeeld biogascentrales. De regering betoogt dat sluiting voorzienbaar was sinds 2005 en dat er sprake is van een fair balance. Het wetsvoorstel voldoet aan de verschillende aspecten daarvan en is uitvoerig juridisch getoetst. Wil de regering de juridische toets om tot dit oordeel te komen nog eens nader onderbouwen?

Het voorgestelde verbod op kolen bij elektriciteitsproductie betreft regulering van eigendom. De Staat mag ter borging van het algemeen belang (het gebruik van) eigendom reguleren, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

De eerste voorwaarde is dat de regulering bij wet moet geschieden. Daarnaast dient de wettelijke regeling precies en toegankelijk te zijn en mag deze geen terugwerkende kracht hebben. Dit wetsvoorstel voorziet in een wettelijke basis en het voorgestelde verbod geeft duidelijk aan per wanneer het de eigenaren van de kolencentrales niet meer is toegestaan om kolen te gebruiken voor elektriciteitsopwekking. Het verbod heeft bovendien geen terugwerkende kracht.

De tweede voorwaarde houdt in dat regulering van eigendom enkel mag plaatsvinden in het algemeen belang en dat deze een legitiem doel dient. Volgens het kabinet staat niet ter discussie dat de CO2-reductie die met dit wetsvoorstel beoogd wordt een dwingende reden van algemeen belang betreft.

Tot slot, dient in geval van regulering van eigendom sprake te zijn van een rechtvaardig en evenwichtig resultaat («fair balance») tussen het algemeen belang en de belangen van het individu dat wordt geraakt door de overheidsmaatregel.

Bij de beoordeling of sprake is van een «fair balance» dient een afweging plaats te vinden van verschillende aspecten, zoals de voorzienbaarheid van de getroffen maatregel, het principe van «de vervuiler betaalt» en of wordt voorzien in nadeelcompensatie.

Bij de afweging of met het voorgestelde verbod op kolen voor de eigenaren van de kolencentrales sprake is van een «fair balance» heeft het kabinet de volgende aspecten betrokken:

  • het voorgestelde verbod op kolen lag in de lijn van de verwachting vanaf 2005, omdat al voor de bouw van de nieuwste centrales duidelijk was dat de CO2-uitstoot van deze centrales tijdens hun levensduur tot nul zou moeten worden teruggebracht gelet op de klimaatdoelstellingen;

  • gelet op het algemeen aanvaarde principe van «de vervuiler betaalt» is het niet ongerechtvaardigd om de kosten voor het beperken van schade aan het milieu in beginsel voor de vervuiler te laten;

  • de overheid heeft de afgelopen jaren diverse subsidies verstrekt en daarmee de eigenaren van de kolencentrales financieel ondersteunt om hun CO2-uitstoot te beperken;

  • het wetsvoorstel voorziet in nadeelcompensatie in de vorm van een overgangsperiode;

  • het wetsvoorstel laat het gebruik van andere brandstoffen dan kolen voor elektriciteitsopwekking onverlet en de overgangsperiode biedt de eigenaren van de kolencentrales ook de mogelijkheid om de centrale geschikt te maken voor exploitatie op andere brandstoffen.

Dit alles samen maakt naar het oordeel van het kabinet dat met het voorgestelde verbod op kolen bij elektriciteitsproductie sprake is van een «fair balance».

In artikel 4 introduceert de regering een hardheidsclausule. De leden van de fractie van D66 vragen zich af, gelet op het voorgaande, waarom deze clausule is opgenomen.

In artikel 4 van het wetsvoorstel is expliciet de bevoegdheid opgenomen voor de Minister om in geval van een individuele en buitensporige last als gevolg van dit wetsvoorstel (aanvullende) nadeelcompensatie te kunnen bieden. Het kabinet verwacht dat bij de eigenaren van de kolencentrales, met uitzondering van Hemwegcentrale, geen sprake zal zijn van een individuele en buitensporige last als gevolg van dit wetsvoorstel. Het kabinet is echter niet met alle individuele aspecten van de centrales bekend en heeft daarom deze algemene clausule voorgesteld.

Deze clausule maakt het derhalve mogelijk om ook naar de individuele situatie van een kolencentrale te kijken, voor zover de eigenaar van de desbetreffende centrale hierom verzoekt en aannemelijk maakt dat sprake is van een individuele en buitensporige last door het verbod op kolen.

Daarnaast maakt deze clausule het mogelijk voor de eigenaar van de Hemwegcentrale om een verzoek om nadeelcompensatie te doen wegens het ontbreken van een overgangsperiode. Deze clausule borgt dat ook voor de eigenaar van deze centrale met het verbod op kolen een «fair balance» zal worden getroffen doordat hierin de compensatie voor het gebrek aan een overgangsperiode besloten ligt.

Overigens vragen deze leden zich af of er destijds afspraken met de eigenaren van de nieuwste centrales zijn gemaakt rondom de beoogde CCS-opslag.

De vergunning voor de nieuwe kolencentrales is destijds afgegeven met de verwachting dat CCS in tien jaar tijd een marktrijpe technologie zou zijn. Ook is, op basis van Europese wetgeving, de centrale CCS-ready gebouwd. Dat betekent dat tijdens de bouw van de centrale al bepaalde aanpassingen zijn gedaan zodat de CO2-afvanginstallatie op een later moment er relatief eenvoudig bijgebouwd zou kunnen worden. De toepassing van CCS is niet als voorwaarde in de vergunning opgenomen, maar destijds is door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieu wel duidelijk gecommuniceerd dat de vergunning werd afgegeven met de verwachting dat CCS zou worden toegepast.

De regering betoogt in de memorie van toelichting dat de eigenaren van de centrales de overgangstermijn ook kunnen benutten tot de ombouw naar biogas centrales. Volgens de eigenaren is dit onmogelijk en te kostbaar. De regering voert echter talloze voorbeelden uit het buitenland aan waaruit zou blijken dat dit wel degelijk mogelijk is. Kan de regering haar standpunt nog eens toelichten, gegeven dat het volgens de eigenaren van de centrales onrendabel zou zijn?

Graag verwijs ik de leden van de fractie van D66 naar mijn eerdere antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie over de haalbaarheid, zowel technisch als financieel-economisch, van ombouw naar een biomassacentrale. Volledigheidshalve verwijs ik ook naar mijn antwoord op een vraag van de leden van de fractie van Forum voor Democratie voor wat betreft een taxatie van het rapport over (on)mogelijkheid van ombouw naar een biomassacentrale van een van de moderne kolencentrales.

De sluiting van de kolencentrales is een maatschappelijke noodzaak, dient het algemeen belang en is omgeven met zorgvuldige voorwaarden, menen de leden van de D66-fractie. Maar voor hen die er werken is sluiting een bittere pil. Kan de regering aangeven hoe aan het voornemen om werknemers van werk naar werk te begeleiden, concreet invullen zal worden gegeven?

De energietransitie levert veel kansen op, maar het is eveneens mogelijk dat er mensen in de fossiele sectoren hun baan verliezen. Daarom richt het kabinet een Voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie in, gericht op van-werk-naar-werk begeleiding en om- en bijscholing. Het kabinet heeft hiervoor tot en met 2030 € 22 miljoen gereserveerd, waarvan € 11 miljoen tot en met 2024. De voorziening wordt de komende tijd nader vormgegeven in overleg met de sociale partners. Op de korte termijn heeft het kabinet oog voor de werkgelegenheidseffecten van de sluiting van de Hemwegcentrale. Werkloosheid als gevolg van deze sluiting moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Gelukkig kan veel personeel bij de Hemwegcentrale intern herplaatst worden. Waar dat niet lukt, moeten werkzoekenden bij de centrale of nauw aanverwante bedrijven zo snel mogelijk worden begeleid naar een volgende passende baan.

Voor die werkzoekenden biedt de huidige krappe arbeidsmarkt gelukkig volop kansen om weer aan de slag te gaan; werkgevers zijn hard op zoek naar nieuwe werknemers. Het kabinet zet erop in dat geen kansen onbenut blijven om de vele vacatures te vervullen. Om deze zoektocht naar een andere baan verder te faciliteren, is een unit opgericht van UWV en FNV die werkt aan de vormgeving van een dienstverleningspakket. Binnen dit zogenaamde Westhavenarrangement worden werkzoekenden zo nodig omgeschoold en begeleid naar een andere baan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel productie van elektriciteit zonder kolen. Immers, zoals bekend kan Nederland de Parijse klimaatdoelen nimmer halen zonder sluiting van kolenproductie, te beginnen met de oudere en later de splinternieuwe. Dit is volgens deze leden algemeen aanvaard. Wel vragen zij naar de juridische aansprakelijkheid en eventuele compensatie voor desbetreffende producenten door de overheid vanuit het algemene gezichtspunt van behoorlijk bestuur. Daarover is in de Tweede Kamer uitvoerig gesproken, en heeft de regering betoogd dat dit mee zal vallen omdat andere brandstoffen dan kolen kunnen worden gebruikt, met name biomassa, waarmee de centrales rendabel blijven. Heeft de regering hierover inmiddels nadere gesprekken gevoerd en overeenstemming bereikt met belanghebbende energieproducenten?

Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is expliciet stil gestaan bij de vraag of met het voorgestelde verbod op kolen bij elektriciteitsproductie aan alle voorwaarden voor regulering van eigendom wordt voldaan. Volledigheidshalve verwijs ik u naar het antwoord hiervoor op een vraag van de leden van de D66-fractie, waarin hier nader op in wordt gegaan. Gelet hierop is het oordeel van het kabinet dat het voorgestelde verbod op kolen mede gelet op de voorgestelde overgangstermijn zorgt voor een «fair balance», zodat aan de eigenaren van de kolencentrales, met uitzondering van de Hemwegcentrale, geen aanvullende nadeelcompensatie hoeft te worden geboden.

Tijdens de voorbereiding van het wetsvoorstel is door mij ook gesproken met de eigenaren van de kolencentrales. Mocht te zijner tijd als het wetsvoorstel tot wet is verheven op grond van artikel 4 van de wet een verzoek tot nadeelcompensatie worden gedaan door een van de eigenaren van een centrale, dan zal ik uiteraard opnieuw met de desbetreffende eigenaar hierover in gesprek gaan.

Na de behandeling in de Tweede Kamer is het Klimaatakkoord naar buiten gekomen en de leden van de PvdA-fractie vragen de regering of daarmee nieuwe gezichtspunten over de sluiting van kolencentrales naar voren zijn gekomen. Met name of het mogelijk is deze eerder dan voorgenomen te sluiten, zodat de klimaatdoelstellingen eerder binnen bereik komen, evenals het tegemoetkomen aan de rechterlijke uitspraken in het zogenaamde Urgenda-vonnis? Is de regering bereid daarbij nadere maatregelen te nemen om tijdens de transitie substantiële weglek naar omringende landen (bruin)kool centrales te voorkomen?

Graag verwijs ik in reactie op de eerste vraag van deze leden naar mijn antwoord op een vraag van gelijke strekking van de leden van de PvdA-fractie. In aanvulling hierop merk ik op dat ook in 2030 dit wetsvoorstel op basis van het huidige vastgestelde beleid in Nederland en ons omringende landen naar verwachting leidt tot weglekeffecten. Daarom werkt Nederland onder andere met Duitsland samen om de gevolgen van de uitfasering van kolen voor elektriciteitsproductie in beide landen, voor wat betreft CO2-reductie en leveringszekerheid, zo goed mogelijk gezamenlijk te monitoren. Nederland zet zich in Europa in voor een ophoging van de Europese CO2-reductiedoelstelling in 2030 naar 55% en een daarbij aansluitende aanscherping van het ETS. Door deze aanscherpingen zou CO2-intensieve elektriciteitsproductie in heel Europa extra worden belast, waardoor weglekeffecten naar het buitenland naar verwachting afnemen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie vragen de regering of de NGO Climate Analytics direct en/of indirect subsidie heeft ontvangen vanuit Nederland en/of de EU. Als dat het geval is, hoeveel?

In het meest recente Annual Report van 2018 van Climate Analytics (https://climateanalytics.org/publications/2019/climate-analytics-annual-report-2018) worden zowel de European Climate Foundation als European Union’s Horizon 2020 Research and Innovation Programma genoemd als financiële partners. Wij nemen hiermee aan dat zij een bijdrage leveren middels een subsidie of anderszins. In totaal ontvangt Climate Analytics ongeveer € 4,5 miljoen van alle financiële partners, 24 in totaal van over de hele wereld. Nederland geeft geen directe subsidie aan deze NGO.

Deze leden constateren dat vanaf 2021 een lidstaat ook minder emissierechten kan veilen. Minder veilen of opkopen gaat gepaard met hoge kosten. Indien Nederland 18 Mton aan rechten zou willen opkopen of niet veilen, dan zou dit op basis van de huidige ETS-prijs (€ 27 per ton CO2) circa € 486 miljoen kosten. Waar is het bedrag van € 486 miljoen vandaan gekomen en waar blijft die € 486 miljoen? Met andere woorden, is het echt geld of is het een bedrag dat enkel door papier op papier is gecreëerd en weer weggestreept wordt?

De opbrengsten van het veilen van ETS-rechten door Nederland komen ten goede aan de algemene middelen van de Staat. Wanneer Nederland minder rechten zou veilen of rechten zou opkopen, kost dit de Staat geld. Het kabinet is niet voornemens rechten te kopen of minder rechten te veilen. Graag verwijs ik de leden van de fractie van de PVV naar mijn antwoord op een vraag van gelijke strekking van de leden van de fractie van GroenLinks.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van SP

De opdracht is volgens de leden van de SP-fractie simpel: haal de gestelde klimaatreductiedoelen. De uitvoering is lastiger. Met de sluiting van drie kolencentrales haalt Nederland de doelen, maar de opwekking van de energie voor de energie die vervangen moet worden, is minder schoon en dus is de winst kleiner.

In 2007 besloot het toenmalige kabinet om nieuwe kolencentrale neer te zetten in ons land. Een beslissing die toen al als onbegrijpelijk gezien werd. In 2007 was de opwarming van de aarde al bekend, evenals de rol van de mens hierbij. De toen beloofde schone centrales zijn er niet gekomen, wel de vieze. Gedane zaken nemen geen keer, maar de functie van geschiedenis is ook om er lessen uit te trekken. Welke les kunnen we trekken uit dit verleden? Hoe oordeelt de regering over het feit dat er nu versneld centrales gesloten moeten worden, het alternatief onvoldoende beschikbaar is en mensen op straat komen te staan? Met de kennis van nu, wat zou de regering anders gedaan hebben?

Het kabinet stond in 2007 positief tegenover het diversifiëren van de energiemix. Dit is iets anders dan dat zij besloot om kolencentrales in Nederland te bouwen. Een dergelijke investeringskeuze kan enkel door de investeerders zelf worden gemaakt. Destijds is aan de investeerders kenbaar gemaakt dat kolencentrales zouden moeten voldoen aan het milieubeleid.

Het toenmalige kabinet was zich ook bewust van de nadelen die kolencentrales hebben op het milieu, maar leveringszekerheid en betaalbaarheid van elektriciteit gaven redenen om toch positief te staan tegenover het uitbreiden van het productiepark, het liefst door duurzame energie maar ook door kolencentrales.

Het kabinet heeft ook nu oog voor leveringszekerheid. Uit het rapport Frontier Economics 2018 blijkt dat met het voorgenomen verbod op kolen de leveringszekerheidsnormen niet worden overschreden. De Overeenkomst van Parijs zorgt ervoor dat Nederland meer dan daarvoor CO2-reductie nastreeft, waar dit wetsvoorstel een significante bijdrage aan levert.

Met die analyse in het achterhoofd, hoe kijkt de regering tegen het huidige proces aan? Ziet zij risico’s dat deze geschiedenis zich zou kunnen herhalen?

De omstandigheden waaronder beleid tot stand komt en daardoor het beleid, kunnen veranderen in de verloop van de tijd en leiden tot een beleidsaanpassing. De beslissing van dit kabinet om kolen uit te faseren voor de elektriciteitsproductie is gebaseerd op gedegen klimaatonderzoek waaruit blijkt dat deze maatregel nodig is om aan onze verplichtingen uit de Overeenkomst van Parijs te kunnen voldoen. Ook is deze maatregel nodig om de doelen uit de Klimaatwet te behalen. Het is steeds van belang om elk beleid zorgvuldig te implementeren. Het wetsvoorstel is dan ook op zorgvuldige wijze tot stand gebracht, met als randvoorwaarden borging van een goedwerkende elektriciteitsmarkt, het bereiken van de benodigde CO2-reductie en een goede belangafweging tussen het doel van de maatregel en de belangen van de exploitanten van kolencentrales.

De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over de constructies die nu ontstaan rondom biomassa. Hoe oordeelt de regering hierover? Welke maatregelen gaat zij treffen om te voorkomen dat Nederland over een paar met dezelfde problematiek komt te zitten rondom de biomassa?

Het kabinet is ervan overtuigd dat de inzet van biomassa nu en richting 2030 en 2050 noodzakelijk is voor de verduurzaming van onze economie en een kostenefficiënte aanpak van CO2-reductie en de transitie naar een circulaire economie. Anderzijds is de hoeveelheid beschikbare biomassa niet onbeperkt. Daarom gelden voor het kabinet twee uitgangspunten: alleen duurzame biomassa kan een bijdrage leveren aan de transitie naar een CO2-arme en circulaire economie, en duurzame biomassa moet uiteindelijk zo beperkt en hoogwaardig mogelijk worden ingezet.

Specifiek ten aanzien van het gebruik van biomassa voor de productie van elektriciteit, als vorm van regelbaar vermogen, geldt dat het kabinet als voorzorgsmaatregel de opties voor flexibiliteit zo onafhankelijk mogelijk wil laten uitwerken, gericht op het publiek belang. Hierbij wil het kabinet komen tot een afwegingskader waarin helder wordt gemaakt wanneer welke besluiten aan de orde zijn.

Het PBL heeft een viertal adviezen gegeven om deze problematiek beter te kunnen hanteren:

  • Gebruiken van Nederlandse kennis en expertise om de huidige productie van land- en bosbouwsystemen te verhogen, rest- en afvalstromen beter te benutten en om productie van aquatische biomassa verder te ontwikkelen.

  • Zorgen voor breed gedragen duurzaamheidscriteria, zodat negatieve effecten worden voorkomen en investeerders zekerheid krijgen over acceptatie van biomassa als grondstof.

  • Ontwikkelingen van de technologie voor omzetting van droge, houtige biomassa in vloeibare brandstoffen of groen gas, zodat dit een alternatief wordt in het energiesysteem of de chemische industrie.

  • Benutten van de bestaande infrastructuur in Nederland, zoals de havens en het gasnet om biomassa op grotere schaal in te zetten.

Kan de regering een reactie geven op deze aanbevelingen? Mogen deze leden ervan uitgaan dat de regering met deze voorhanden zijnde informatie reeds beleid gaat inzetten, daar waar nodig met voortschrijdende inzichten bijstuurt en niet op de handen gaat zitten totdat het PBL met de verkenning over duurzame biomassa klaar is?

Elk van de aanbevelingen gedaan door PBL zal worden meegenomen in één van de lopende trajecten zoals beschreven in de brief van 4 juli 2019 over duurzame biomassa (Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 375).

Zo wordt de aanbeveling om Nederlandse kennis en expertise te gebruiken om de huidige productie van land- en bosbouwsystemen te verhogen, rest- en afvalstromen beter te benutten en om de productie van aquatische biomassa verder te ontwikkelen, meegenomen in de Routekaart Nationale Biomassa. De breed gedragen duurzaamheidscriteria worden op dit moment ontwikkeld. De omzetting van droge, houtige biomassa komt terug in de cascaderingsaanpak, zoals opgenomen in het Klimaatakkoord. Het benutten van de bestaande infrastructuur komt terug in elk van deze plannen, als dit de meest verstandige optie is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van Partij voor de Dieren

Het wetsvoorstel introduceert een verbod op het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie. Het staat de exploitanten van kolencentrales vrij om na afloop van de overgangsperiode elektriciteit te blijven produceren met de centrale, mits hiervoor andere brandstoffen worden gebruikt. De exploitanten maken zelf de afweging welke alternatieve brandstoffen het meest geschikt zijn voor hun centrale. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben grote bezwaren tegen het gebruik van hout(pellets) als alternatieve brandstof voor het opwekken van elektriciteit.

Deze leden constateren dat het stoken van hout(pellets) de meest vervuilende energie per geproduceerde kWh oplevert en is daarmee nog vervuilender dan het stoken van kolen. De Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen (KNAW) concludeert dat het (bij)stoken van hout niet bijdraagt aan het halen van de klimaatdoelstellingen. Levende bomen vangen CO2 op en zetten deze om in zuurstof. Door deze bomen te versnipperen en op te stoken komt deze vastgelegde CO2 weer in de atmosfeer terecht. Daarnaast kan een gekapte boom geen nieuwe CO2 opvangen en vastleggen in hout, waardoor de negatieve impact van bomenkap/hout-stook wordt vergroot. Aanplant van jonge bomen compenseert dit niet of nauwelijks, omdat jonge (en kleine) bomen veel minder CO2 opvangen en vastleggen dan oudere bomen. Om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot 1,5 graag of maximaal 2 graden, moeten maatregelen getroffen worden die nu effect hebben en niet pas over jaren of zelfs decennia. De aanplant van jonge bomen ter vervanging van oudere bomen is daarom een maatregel die op de korte en middellange termijn geen wezenlijke bijdrage levert aan het beperken van klimaatverandering. De maatschappelijke weerstand tegen het kapen van bomen als brandstof voor elektriciteitscentrales, is bovendien groot.

Kan de regering aangeven of zij voornemens is het gebruik van hout(pellets) door elektriciteitscentrales tot een minimum te beperken? Is de regering van plan om het subsidiëren van deze vorm van biomassa te stoppen ten gunste van echt duurzame biomassa? Erkent de regering het probleem dat er van de biomassavraag een zuigende kracht voor kaalslag uitgaat? Welke maatregelen neemt zij om de handel in kaphout van Nederlandse bossen aan banden te leggen, zo vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie.

Het kabinet is van mening dat alleen duurzame biomassa een rol kan spelen in de energietransitie en de omslag naar een circulaire economie. Er zijn duurzaamheidseisen uit de Regeling conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor bedrijven die subsidie ontvangen voor de toepassing van biomassa voor energie. Volgens PBL kan vanaf 2030 schaarste ontstaat in de beschikbare hoeveelheid (duurzame) biomassa. Hoewel PBL pas na 2030 knelpunten verwacht in de beschikbaarheid van duurzame biomassa, is het verstandig om rekening te houden met onzekerheden in prognoses van vraag en aanbod. Daarom wordt PBL gevraagd om jaarlijks inzicht te bieden in de ontwikkeling van vraag en aanbod van duurzame biomassa en eventuele knelpunten in de beschikbaarheid van duurzame biomassa tijdig te signaleren. Totdat het duurzaamheidskader is geïmplementeerd, gaat het kabinet terughoudend om met het afgeven van nieuwe subsidiebeschikkingen ter stimulering van het gebruik van duurzame biomassa.

Zowel biomassa uit binnen- en buitenland moet volgens het kabinet duurzaam zijn. De Nederlandse criteria dragen daar aan bij. Duurzaam bosbeheer is onderdeel van de duurzaamheidseisen uit voornoemde regeling.

In reactie op de laatste vraag van deze leden wordt nog opgemerkt dat in Nederland geproduceerde houtige biomassa grotendeels afkomstig is uit het beheer van landschappelijk en stedelijke beplantingen. Minder dan 30% komt uit bossen. Daarvan is een deel afkomstig uit de omvorming van bos naar andere terreintypen zoals heide. Het motief daarvoor is soortbehoud; biomassa is daarvan een bijproduct. In de Bossenstrategie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarvan het streven is deze voor het einde van het jaar af te ronden, zal nader worden ingegaan op de spanning tussen natuur- en klimaatbeleid bij deze omvorming. Biomassa komt maar voor een beperkt deel uit het reguliere bosbeheer. Het reguliere beheer is primair gericht op het geven van ruimte aan overblijvende bomen, noodzakelijke verjonging, en op het voortbrengen van hoogwaardig hout. Biomassa is daarvan een bijproduct. Uit cijfers van de Nationale Bosinventarisatie blijkt dat kap in het Nederlandse bosbeheer kleinschalig gebeurt en dat grote kapvlaktes (groter dan een halve hectare) beperkt voorkomen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Fractie-Otten

De voorgestelde wet leidt, naar de mening van de leden van de Fractie-Otten, tot bizarre uitkomsten waarbij de allernieuwste kolencentrales die gebaseerd zijn op de meest efficiënte techniek en op een zeer hoog rendement (van circa 46% voor de MPP3 centrale op de Maasvlakte – de schoonste kolencentrale ter wereld), al kort na ingebruikname in 2016 economisch niet meer levensvatbaar worden als gevolg van de invoering van deze wet. Deze wet leidt dus tot gigantische kapitaalvernietiging. Deelt de regering deze conclusie? Zo nee, waarom niet?

Het kabinet is van mening dat met dit wetsvoorstel de benodigde CO2-reductie wordt bereikt ten behoeve van het bereiken van haar klimaatdoelen en verplichtingen uit de Overeenkomst van Parijs. Tegelijkertijd houdt dit wetsvoorstel rekening met de belangen van de exploitanten van de kolencentrales, doordat aan hen een ruime overgangsperiode wordt geboden waarin zij hun investeringen (grotendeels) kunnen terugverdienen en tegelijkertijd hun centrale geschikt kunnen maken voor voortzetting van elektriciteitsproductie met andere brandstoffen dan kolen.

De eigenaar van de MPP3 centrale (Uniper) heeft recentelijk een onderzoek laten verrichten door het gespecialiseerde onderzoeksbureau Frontier Economics over de ombouw van kolencentrales naar biomassa. Is de regering bekend met de inhoud van dit rapport en onderschrijft de regering de conclusies van het rapport? Zo nee, wat zijn dan volgens de regering specifieke tekortkomingen in het rapport van Frontier Economics?

Graag verwijs ik de leden van de Fractie-Otten naar de reactie van het kabinet op het onderzoek van Frontier Economics dat in opdracht van Uniper is verricht, zoals hiervoor gegeven in antwoord op vragen van de leden van de fractie van Forum voor Democratie.

Het huidige Kabinet-Rutte zegt zich sterk te maken voor een goed vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland (dit argument werd onder andere veelvuldig gebruikt door Minister-President Rutte bij de voorgestelde, maar niet doorgevoerde, afschaffing van de dividendbelasting). Hoe beoordeelt de regering in dit licht bezien de gang van zaken rondom de investering van circa EUR 1,6 miljard door Uniper in de MPP3-centrale, die ten tijde van het Kabinet Balkenende II tot stand kwam en waarvan de economische levensvatbaarheid nu wordt tenietgedaan/vernietigd als gevolg van de voorgestelde wet?

Graag verwijs ik de leden van de Fractie-Otten naar mijn antwoord op de eerste vraag van gelijke strekking van de leden van de fractie van de SP.

Onderzoeksbureau Frontier Economics stelt dat biomassa, het belangrijkste alternatief voor steenkool, in de toekomst (vanaf 2030) in economische zin niet haalbaar is voor de MPP3-centrale. Er is in dat geval geen sprake meer van een regulering van eigendom maar de facto van onteigening. Is de regering het eens met deze gevolgtrekking? Zo nee, waarom niet? Wat betekent dit voor de juridische positie van de Staat met het oog op rechtszaken die reeds door de exploitanten aangekondigd zijn?

Graag verwijs ik de leden van de Fractie-Otten naar mijn antwoord hiervoor op een vraag van gelijke strekking van de leden van de fractie van het CDA.

Deelt de regering de opvatting dat het in belang van het vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland noodzakelijk is om de eigenaren van energiecentrales die miljardeninvesteringen hebben gedaan in nieuwe kolencentrales en nu door deze nieuwe wetgeving plotseling geconfronteerd worden met een de facto onteigeningssituatie adequaat schadeloos dienen te worden gesteld voor de gevolgen van deze nieuwe wetgeving?

Naar het oordeel van het kabinet is geen sprake van een (de facto) onteigening als gevolg van dit wetsvoorstel, zodat er geen reden is voor volledige schadeloosstelling van de eigenaren van de kolencentrales. Zoals hierboven uiteengezet in antwoord op vragen van de leden van de fractie van het CDA wordt waar nodig voorzien in nadeelcompensatie in de vorm van een overgangstermijn of, voor de Hemwegcentrale, waar deze overgangstermijn niet voor geldt, nadeelcompensatie in geld.

Deelt de regering de zorg dat de leveringszekerheid voor de elektriciteitsvoorziening in gevaar komt als gevolg van deze ondoordachte wetgeving? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van Fractie-Otten.

Graag verwijs ik de leden van de Fractie-Otten naar mijn antwoord op een vraag van gelijke strekking van de leden van de fractie van de VVD.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP

Allereerst willen de leden van de SGP-fractie ten aanzien van de leveringszekerheid het volgende opmerken: Zij maken zich zorgen over de toekomstige leveringszekerheid als gevolg van het voorgestelde verbod. Rond 2030 zal ook de kerncentrale in Borsele dichtgaan. België bouwt haar nucleaire capaciteit af. Duitsland is ook bezig met het sluiten van kern- en bruinkoolcentrales. Daar tegenover staat de toename van capaciteit voor duurzame energieproductie, met een zeer onregelmatig productieniveau. Wat is het oordeel van de regering over deze ontwikkelingen, zowel in Nederland als de buurlanden? Kan de regering een analyse geven van de toekomstige leveringszekerheid, met inachtneming van de genoemde ontwikkelingen?

Graag verwijs ik de leden van de fractie van de SGP naar mijn antwoord aangaande de leveringszekerheid op een vraag van gelijke strekking van de leden van de fractie van Forum voor Democratie.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering veronderstelt dat energiebedrijven hun kolencentrales om kunnen schakelen naar het verstoken van biomassa. Nog los van het feit dat de duurzaamheid van de inzet van biomassa in energiecentrales ter discussie staat, is het de grote vraag of een dergelijke omschakeling voor energiebedrijven uit kan. Waarop baseert de regering de veronderstelling dat energiebedrijven deze omschakeling ook financieel kunnen dragen?

Graag verwijs ik de leden van deze fractie naar mijn antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over zowel de duurzaamheid als de financiële haalbaarheid van omzetting naar een biomassacentrale.

In dit verband wijzen deze leden op een onlangs verschenen rapport «Profitability and dispatch of MPP3 power plant in case of biomass conversion» (september 2019) waarin onderzoekers van Frontier Economics aangeven dat omschakeling van de MPP3-kolencentrale van Uniper Benelux geen rendabele investering is en grote financiële risico’s met zich mee brengt. Kan de regering een reactie geven op bovenstaand rapport en daarbij aangeven wat dit betekent voor het voorliggende wetsvoorstel?

Graag verwijs ik de leden van de fractie van de SGP naar mijn antwoord aangaande de leveringszekerheid op een vraag van gelijke strekking van de leden van de fractie van Forum voor Democratie.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven