35 065 Wijziging van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregio’s en de Tijdelijke wet ambulancezorg in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers)

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 28 maart 2019

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregio’s en de Tijdelijke wet ambulancezorg in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers) (hierna: het wetsvoorstel). Zij onderschrijven het belang van een adequate inrichting van de meldkamers van de hulpdiensten. Deze leden hebben daarover nog een aantal vragen, die ik graag beantwoord.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel waarmee de wettelijke basis wordt gelegd voor een nieuwe inrichting van de meldkamers van de hulpdiensten.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het cruciale belang van het optimaal functioneren van de meldkamers. Deze leden hebben in dit stadium op enkele punten nog behoefte aan een nadere toelichting.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover een aantal vragen.

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Ik dank de leden van de fracties die vragen hebben gesteld en opmerkingen hebben gemaakt. Hun inleidende opmerkingen zijn hierboven gecursiveerd opgenomen. Mede namens de Minister voor Medische Zorg en de Minister van Defensie ga ik in op de vragen en opmerkingen die – eveneens gecursiveerd – hieronder zijn opgenomen. Ik volg daarbij de thematische indeling en de volgorde van het verslag, maar heb in een enkel geval verspreide vragen vanwege hun samenhang bijeen geplaatst en beantwoord.

2. Doel van het wetsvoorstel

1. De leden van de D66-fractie delen de mening over het van levensbelang zijn van het optimaal functioneren van de meldkamers en voegen daaraan toe dat er een plan moet zijn, mocht de centrale en/of mochten de decentrale meldkamers uitvallen. Op welke back-up voorziening kan bij uitval worden teruggevallen leden? Is deze back-up vierentwintig uur per dag beschikbaar? Zo nee, waarom niet? Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat de regering één landelijk kwaliteitsniveau als doel stelt, ongeacht de locatie van de noodhulpvraag. Hoe draagt dit wetsvoorstel bij aan standaardisering en uniformering van de meldkamerfunctie in Nederland? Voorts vragen voornoemde leden of Nederlanders overal kunnen rekenen op hetzelfde niveau van dienstverlening.

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het cruciale belang van optimaal functionerende meldkamers. De door hen zeer gewaardeerde inzet van de hulpdiensten levert een wezenlijke bijdrage aan de veiligheid in de samenleving en daarin verdienen zij de best mogelijke technologische ondersteuning. Ook burgers moeten kunnen rekenen op maximale bereikbaarheid van hulpdiensten. Bij een eerder incident, de Amsterdamse stroomstoring, bleek een 112-beller maar liefst 21 minuten in de wacht te hebben gestaan. Uit onderzoek bleek dat 369 noodmeldingen zelfs helemaal niet aankwamen. Deze leden hopen van harte dat dit soort ernstige incidenten, waarbij doorgaans elke seconde het verschil tussen leven en dood kan uitmaken, tot het verleden gaan behoren. Deze leden vragen hoe, met de Amsterdamse stroomstoring en de daardoor veroorzaakte problemen bij het bereiken van meldkamers in het achterhoofd, in het vervolg wordt voorkomen dat piekbelastingen niet kunnen worden opgevangen?

Feitelijk gaat het in de gestelde vragen over de uitwijkmogelijkheden bij uitval en piekbelasting. Alle bij de meldkamer betrokken partijen onderschrijven het belang van het verbeteren van de uitwijkmogelijkheden van meldkamers bij uitval. Deze doelstelling is reeds in het Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst (2013) opgenomen. Het wetsvoorstel verplicht de politie ervoor zorg te dragen dat op elke meldkamer de meldkamerfunctie ook voor de werkgebieden van de andere meldkamers kan worden uitgevoerd. Om dit te realiseren is verdere standaardisering en uniformering van de werkprocessen en informatiesystemen van de meldkamers nodig. De inrichting van een landelijke ICT-infrastructuur voor de meldkamers en het onderbrengen van het beheer bij de politie waarin het wetsvoorstel voorziet, draagt bij aan een dergelijke uniformering, met als resultaat dat alle burgers in Nederland verzekerd zijn van een adequate afhandeling van een melding waarbij wordt gevraagd om acute inzet van de hulpdiensten.

3. Probleemschets en aanleiding wetsvoorstel

2. De leden van de D66-fractie hechten er grote waarde aan dat het communicatiesysteem van de meldkamers optimaal functioneert. Is er een risicoanalyse verricht op het communicatiesysteem van de meldkamers, bijvoorbeeld voor het uitvallen van de technische infrastructuur, hackpogingen, of kwetsbaarheid ten aanzien van de integriteit en beschikbaarheid van medewerkers? Deelt de regering de mening dat het taxatie- en improvisatievermogen van medewerkers van de meldkamers van het grootste belang is? Voorts vragen voornoemde leden welke inspanningen worden verricht op de professionaliteit, vanuit het oogpunt van kennis en vaardigheden, van de medewerkers?

De continuïteit van meldkamers is een essentiële voorwaarde voor het functioneren van de meldkamer en de hulpdiensten. De belangrijkste pijlers hiervan zijn de informatie- en communicatiesystemen en de kwaliteit van medewerkers. De beveiliging voldoet aan hoge standaarden, juist vanwege het kritische karakter. Het beoordelen van risico’s op de informatiesystemen is een permanent proces. Er is dus niet één specifieke risicoanalyse verricht. Op de dreiging van bijvoorbeeld cybercrime is eind 2018 door de politie een onderzoek gestart waarbij de locaties bezocht worden om ter plekke te beoordelen of getroffen maatregelen te beoordelen. Met de leden van de D66-fractie deel ik de mening dat de kwaliteit van de medewerkers van het grootste belang is. In het huidige, door alle partijen vastgestelde beleid- en bestedingsplan voor de meldkamers, is reeds opgenomen dat gewerkt wordt aan vergroten van vakbekwaamheid. Er is een elektronische leeromgeving ontworpen waarmee centralisten op de werkplek kunnen oefenen. Deze omgeving wordt gebruikt om centralisten voor te bereiden op ontwikkelingen zoals locatiebepaling (AML) en het nieuwe C2000. Hiernaast blijven gerichte trainingen en het periodiek oefenen van situaties van belang voor het taxatie- en improvisatievermogen van medewerkers van de meldkamers.

3. De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat de aanleiding voor dit wetsvoorstel is gelegen in de grote diversiteit in inrichting van de huidige, door de veiligheidsregio’s beheerde meldkamers, waardoor het overnemen van taken werd bemoeilijkt en problemen rond de bezetting van enkele kwetsbare meldkamers. Deze leden vragen welke garanties er zullen zijn dat niet ook onder de nieuwe indeling dergelijke problemen, met name rond de bezetting van meldkamers, zullen ontstaan? Deze leden veronderstellen dat de bezetting van de nieuwe meldkamers zal moeten worden geleverd vanuit de huidige veiligheidsregio’s. Hoe regelt de regering dat de veiligheidsregio’s evenwichtig zullen bijdragen aan de bezetting van de meldkamers die niet langer tot hun verantwoordelijkheid wordt gerekend en fysiek op grotere afstand van de regio’s zullen worden geplaatst?

De verantwoordelijkheid voor het operationele personeel dat uitvoering geeft aan de meldkamerfunctie wijzigt niet door het wetsvoorstel. De bezetting van de meldkamers wordt geleverd door de verschillende hulpdiensten die werkzaam zijn op de meldkamer, dus de Regionale Ambulancevoorzieningen, de veiligheidsregio’s (voor de brandweer en de rampenbestrijding en crisisbeheersing) en de politie. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor een adequate bezetting van de meldkamer in het werkgebied en voor afspraken over de werkwijze en procedures van de hulpdiensten. De verwachting is dat door het vergroten van de schaal waarop de meldkamers werken, het eenvoudiger is om de bezetting op het werkaanbod af te stemmen. Hiernaast merk ik op zorgen de landelijke ICT, het onderbrengen van het ICT-beheer bij de politie én het borgen van de continuïteit van de meldkamers voor vergaande harmonisatie van data-uitwisseling en werkprocessen van de hulpdiensten. Hierdoor wordt zoals beoogd met het wetsvoorstel het overnemen van taken eenvoudiger.

4. De leden van de GroenLinks-fractie vragen een reactie op de scepsis van de centrale ondernemingsraad (COR) van de politie over de haalbaarheid van betere bereikbaarheid van een beperkter aantal meldkamers. De COR veronderstelt dat qua techniek en gezien de betrokkenheid van een groot aantal gebruikers de nodige obstakels te overwinnen zijn.

De door deze leden genoemde scepsis herken ik niet in de via de internetconsultatie ontvangen reactie van de COR. Desondanks merk ik hier graag op dat het van belang is dat er zorgvuldig wordt omgegaan met alle kritiekpunten die partijen bij dit complexe proces inbrengen. Het wetsvoorstel biedt een solide basis voor goed functionerende meldkamers, maar de komende periode is het daarnaast van groot belang dat de veranderingen die dit wetsvoorstel met zich brengt, goed met alle partijen worden afgestemd, zodat bij inwerkingtreding van de wet de invoering ervan zonder problemen verloopt.

5. De leden van de GroenLinks fractie vragen hoe in de grensregio’s zal worden samengewerkt met Duitse en Belgische meldkamers.

In de grensregio’s is er nu al sprake van samenwerking tussen meldkamers, hetgeen van groot belang is voor het operationeel functioneren van de hulpdiensten. Het wetsvoorstel brengt hierin geen verandering. Bij de samenwerking zal en moet rekening worden gehouden met de geografische context van de meldkamers. Dit betreft ook de nabijheid van en samenwerking met de buurlanden. Deze regiospecifieke kenmerken en de afspraken die hierover zijn gemaakt, vormen de basis voor de samenwerking met de buurlanden. De praktische invulling van de samenwerking is aan partijen.

6. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie wie de voorgenomen nieuwe radiobediening in de meldkamers technologisch ondersteunt. Bij de ontwikkeling van nieuwe communicatieapparatuur moet verzekerd zijn dat communicatie alleen mogelijk is tussen hen die het aangaat. In hoeverre wordt gebruik gemaakt van leveranciers die naar het recht van hun herkomstland medewerking moeten verlenen aan het toegankelijk maken van hun producten voor de autoriteiten van hun herkomstland?

Wat betreft de ondersteuning van de radiobediening heb ik in mijn brief van 7 februari 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 25 124, nr. 88) toegelicht dat de vernieuwing van C2000 uit drie delen bestaat:

  • de vernieuwing van het spraaknetwerk C2000. Contractpartner Hytera vervangt hiervoor alle hard- en software in de ruim 600 masten.

  • de vernieuwing van het alarmeringsnetwerk P2000 door contractpartner 2Way.

  • de vernieuwing van de radiobediening. Contractpartner Eurofunk vervangt hiervoor alle radiobedienapparatuur voor C2000 in de meldkamers.

Er is dus sprake van drie leveranciers, die elk een opdracht voor een perceel gegund hebben gekregen. De leveranciers hebben gezamenlijk de verantwoordelijkheid een werkend systeem op te leveren, met dien verstande dat de aansturing van de integratie van de onderdelen van het systeem contractueel bij Eurofunk is belegd.

Wat betreft de beveiligingsaspecten verwijs ik voor dit moment naar mijn brief van 17 september 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 25 124, nr. 91) waarin ik u heb geïnformeerd dat ik specifiek voor C2000 aanvullend op eerdere onderzoeken en de beveiligingsmaatregelen die al zijn getroffen, een security audit door Xebia BV heb laten uitvoeren alsook het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV) van de AIVD om advies heb gevraagd. In de afgelopen weken zijn zowel de security audit van Xebia als het advies van Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV) van de AIVD opgeleverd. Naar aanleiding van enkele van de aanbevelingen uit de security audit van Xebia laat ik nog verdiepend technisch onderzoek uitvoeren. Het is noodzakelijk om ook over de uitkomsten van dit verdiepend technisch onderzoek te beschikken om uw Kamer goed te kunnen informeren. Zoals ik in mijn brief van 8 februari 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 25 124, nr. 93) heb aangegeven, zal ik uw Kamer begin april a.s. de tijdens het Algemeen Overleg Nationale Veiligheid en Crisisbeheersing van 19 december 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 29 517 en 28 684, nr. 155) toegezegde brief sturen, waarbij ik het totaal aan uitkomsten van de bovengenoemde, door mij gevraagde, adviezen en onderzoeken zal betrekken.

4. De nieuwe inrichting van het meldkamerdomein

7. De leden van de VVD-fractie lezen dat het zo snel mogelijk helpen van de burger, werkende weg verder moet worden ontwikkeld in samenspraak met de professionals in de praktijk. Bieden bestaande bestuurlijke afspraken en wettelijke normen daar voldoende ruimte voor? Wie controleert of dit goed gebeurt en wie grijpt in als dit onvoldoende gebeurt?

De bestaande afspraken en wettelijke kaders zoals opgenomen in het wetsvoorstel bieden voldoende ruimte voor onderlinge samenwerking en controle. Conform de voorgestelde governance-structuur zijn partijen immers met elkaar verantwoordelijk voor het maken van afspraken, inclusief het zo nodig elkaar aanspreken op het niet nakomen ervan. Hiernaast kunnen ook de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een rol spelen in het toezicht op de naleving van afspraken.

8. De leden van de VVD-fractie vragen vervolgens of dit kan leiden tot verschillen in werkwijze per meldkamer? Zo ja, kleven daar ook nadelen aan?

Het wetsvoorstel regelt dat in de aansturing binnen het meldkamerdomein alle betrokken partijen hun invloed kunnen doen gelden. De verschillende hulpdiensten, die hun meldkamerfunctie uitvoeren binnen de meldkamers, kennen immers ontwikkelingen binnen hun eigen domeinen hebben hun eigen operationele werkwijzen. Dat is niet bezwaarlijk, zolang de onderlinge samenwerking is gewaarborgd. Ook (kleine) verschillen in de werkwijze van de meldkamers zijn geen probleem. Burgers in Nederland moeten verzekerd zijn van een adequate afhandeling van een melding waarbij wordt gevraagd om acute inzet van de hulpdiensten.

9. Deze leden van de VVD fractie vragen waarom ervoor gekozen is het aannemen van meldingen geen onderdeel vormt van de meldkamerfunctie. Betekent dit in de praktijk dat het ook altijd de politie is die een melding aanneemt?

De meldkamerfunctie begint bij het ontvangen van de melding bij een hulpdienst en bestaat verder uit het vervolgens in behandeling nemen van de melding door die hulpdienst. Het aannemen van meldingen valt niet onder de meldkamerfunctie. Door het aannemen van een melding wordt ervoor gezorgd dat degene die contact zoekt, gehoor vindt. Een melding is iedere vorm van (bedoeld of onbedoeld) contact dat wordt gelegd met een meldkamer. Wanneer de telefoon gaat, is niet bekend wat de aard van de melding is, en voor welke hulpdienst deze is bestemd. Het aannemen van een melding is feitelijk een algemene voorfase van de meldkamerfunctie, waarvoor geen «kolom-specifieke» vaardigheid is vereist. Daarom is er voor gekozen dat element buiten de eigenlijke meldkamerfunctie te laten vallen, en de meldkamerfunctie te beperken tot processen waarvoor de hulpdiensten zelf verantwoordelijk zijn. De verantwoordelijkheid voor het aannemen van meldingen wordt in de wet bij de politie belegd, met de mogelijkheid hiervan af te wijken bij de ministeriële regeling op grond van artikel 23, vierde lid.

10. De leden van de VVD-fractie lezen dat het aan de politie zelf is nader vorm te geven aan een optimale afstemming tussen behoeften op het niveau van de tien gebieden van het landelijke beheer van de politie. Hoe en door wie wordt gecontroleerd of dit ook daadwerkelijk (adequaat) gebeurt? De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn gerealiseerd zal zijn dat de decentrale ICT-omgeving compatibel is met de landelijke ICT-omgeving. Wat gebeurt er als de vernieuwing van ICT-systemen (bij individuele meldkamers) achter loopt? Deze leden lezen verder dat voor grootschalige vernieuwingen van ICT-systemen, afstemming tussen landelijke ontwikkeling en decentrale implementatie cruciaal is. Zij vragen welke termijn hier precies voor staat.

Sinds het afsluiten van het Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst (2013) wordt gewerkt aan het realiseren van tien meldkamers die zijn aangesloten op de landelijke ICT-infrastructuur voor de meldkamers. De politie legt deze infrastructuur aan, de samenvoegingen van de meldkamers zijn de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s. In een aantal gevallen vergt dit nieuwbouw (Hilversum en Apeldoorn). De realisatie van de samenvoegingen en van de landelijke infrastructuur is essentieel voor de continuïteit en maakt het mogelijk dat meldkamers elkaars taken over kunnen nemen. De locatie Rotterdam is sinds medio 2018 de eerste locatie die aangesloten is op de landelijke infrastructuur. Voor het aansluiten op de landelijke ICT-infrastructuur voor de meldkamers maken de meldkamers een aansluitplan. Daarin geven de gebruikers aan welke applicaties en systemen zij ontsloten willen hebben. Als de laatste meldkamer gerealiseerd is (medio 2023), zal er een landelijke ICT-infrastructuur voor de meldkamers zijn die bestaat uit landelijk geharmoniseerde systemen en applicaties, regionale applicaties en discipline specifieke applicaties. Naast het communicatiesysteem C2000 wordt ook het platform voor 112-meldingen vernieuwd. Dit laatste is gereed medio dit jaar. Verder wordt gewerkt aan vervanging van het Geïntegreerde Meldkamer Systeem (GMS) dat inmiddels 20 jaar oud is en hierdoor niet kan voorzien in toekomstige behoeften van de hulpdiensten. Het systeem is overigens nog steeds stabiel, zodat hiermee gewerkt kan worden tot aan de vervanging. In nauwe samenwerking tussen de disciplines gaat het proces van aanbesteding nog dit jaar van start. De implementatie van het nieuw meldkamer systeem vraagt een zorgvuldig proces waarbij het ongestoord functioneren van de operatiën van de veiligheidsregio, brandweer, regionale ambulancezorg, Koninklijke marechaussee en politie voorop staat. Dit betekent intensieve samenwerking tussen meldkamers en de landelijke programmaorganisatie.

11. De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat dit wetsvoorstel als gevolg heeft dat de behoefte aan coördinatie en afstemming tussen de meldkamers enerzijds en het landelijke beheer van de politie anderzijds, zal toenemen. Tevens lezen deze leden dat het aan de politie zelf is nader vorm te geven aan een optimale afstemming tussen behoeften op het niveau van de tien gebieden en het landelijke beheer van de politie. Kan de regering meer duiding geven over de manier waarop deze afstemming, door de politie, tot stand moet komen? Kan de regering daarbij specifiek ingaan op de uitrol en het overbrengen van het beheer van ICT-systemen van de veiligheidsregio’s naar de politie?

De meldkamer-organisatie van de politie (de Landelijke Meldkamer Samenwerking – LMS) zal bij de inwerkingtreding van de wet de taken voor het beheer van de meldkamers op zich nemen. Hiervoor is een taakstellend budget beschikbaar in de vorm van een bijzondere bijdrage voor meldkamers, waarmee zowel het in stand houden als het vernieuwen en verbeteren van meldkamers gerealiseerd zal worden. Jaarlijks maakt de LMS met de meldkamers en de disciplines een strategisch beleids- en bestedingsplan meldkamers waarin de behoeftes van meldkamers en disciplines worden gebundeld. Dit plan wordt vastgesteld door de Minister van Justitie en Veiligheid op basis van adviezen van de bestuurlijke regiegroep (het Bestuurlijk Meldkamer Beraad), waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn. Met betrekking tot de vraag over het beheer van de ICT-systemen van de veiligheidsregio’s naar de politie, verwijs ik naar het antwoord bij vraag 10.

12. De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de regering nadere regels kan opstellen over de meldkamers. Deze regels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op standaarden voor ICT-systemen die gebruikt worden in de meldkamers. Kan worden aangegeven in hoeverre zij verwacht van deze bevoegdheid gebruik te maken? Is er, bijvoorbeeld, sprake van problemen op het gebied van de ICT-voorziening? De uitrol hiervan of het overzetten van het beheer van ICT-systemen? In hoeverre wordt dit gestandaardiseerd?

De ICT-systemen voor de meldkamer zijn essentieel voor de continuïteit en maken het mogelijk dat meldkamers elkaars taken kunnen overnemen. In dat kader is het van belang dat er nadere regels gesteld kunnen worden over de standaarden en de ICT-systemen die gebruikt kunnen worden. Het is in beginsel niet de bedoeling om van deze bevoegdheid gebruik te maken, en indien het toch nodig is om nadere regels op te stellen, gebeurt dit pas nadat met alle partijen hierover afstemming heeft plaats gevonden en de effecten ervan in beeld zijn gebracht.

13. De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat waar dat noodzakelijk is, maatwerk kan worden geboden, om daarmee recht te doen aan de diversiteit in de verschillende gebieden waarvoor de verschillende meldkamers werkzaam zijn. Echter, te grote diversiteit tussen de hulpverleningsdiensten of tussen meldkamers, zou de oorspronkelijke doelstelling van het onderbrengen van het beheer bij de politie ondermijnen. Deze leden lezen dat het creëren van een balans, tussen beheer en operatien, en tussen diversiteit en uniformiteit, de centrale opgave is in de governance van de meldkamers. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering ervoor zorg gaat dragen dat deze beschreven balans niet te ver doorslaat naar een van de twee uitersten. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat er zowel sprake is van landelijke uniformiteit als regionale diversiteit? Deze leden vragen hierover een nadere duiding.

Er zal een multidisciplinaire besturing worden ingericht, waarbij een koppeling wordt gelegd tussen de landelijke besturing en de lokale besturing. Verder wordt gedacht aan een situatie waarbij er voor elke meldkamerlocatie, een overleg van directeuren van gebruikers van de meldkamer en de directeur LMS is. Landelijk is er nu al een bestuurlijke regiegroep (Bestuurlijke Meldkamer Beraad) ingericht als hoogste bestuurlijke overleg en is er een strategische overleg (het Strategisch Meldkamer Beraad), onder voorzitterschap van een directeur veiligheidsregio, waarin directeuren namens de verschillende disciplines zitting hebben. Deze sturingslijn moet nog nader worden vastgesteld. Het proces om te komen tot een beleids- en bestedingsplan meldkamers verloopt door de lokale wensen te koppelen met de landelijke wensen. De lokale overleggen en het landelijke overleg vormen hiervoor een belangrijk afstemmingsmechanisme, dat zal leiden tot het «in balans» zijn van de verschillende aspecten.

14. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering ook kan aangeven welke rol de landelijke meldkamer van de Landelijke Eenheid van de politie speelt ten opzichte van de tien landelijke (regionale) meldkamers? Is er sprake van een hiërarchische rol van die meldkamer ten opzichte van de regionale (politie)meldkamers en hoe verhoudt zo’n hiërarchische rol zich tot het multidisciplinair optreden in een regionale meldkamer en de lokale bestuurlijke verantwoordelijkheid? Valt de landelijke meldkamer van de politie ook onder deze nieuwe wet? Hebben de brandweer, de ambulancezorg en de Koninklijke Marechaussee ook bovenliggende, landelijke meldkamers?

Bij de Landelijke Eenheid van de politie is de 112-aannamecentrale ondergebracht. Dit is geen meldkamer in de zin van dit wetsvoorstel, maar een landelijke voorziening ten behoeve van alle disciplines, waarbij 112-meldingen die via het mobiele netwerk worden ontvangen, worden aangenomen en doorgeleid naar de disciplines op de meldkamers. Daarnaast kent de Landelijke Eenheid een landelijk operationeel centrum dat uitsluitend gericht is op uitvoering van de politietaak. De tien operationele centra van de Regionale Eenheden van de politie en het landelijke operationele centrum van de Landelijke Eenheid vormen een netwerk waarin gestuurd wordt op uitvoering de politietaak. Er is daarbij geen sprake van hiërarchie, wel van specialisatie. De regionale operationele centra zijn gespecialiseerd op hun eigen werkgebied. Het landelijk operationeel centrum heeft, zoals opgenomen in het Besluit beheer politie, artikel 5, onder a, onder meer als taak «het monitoren, ondersteunen en coördineren van operaties van de Landelijke eenheid en van grootschalige operaties», bijvoorbeeld door het leveren van ondersteuning door de inzet van helikopters. Er is dus geen sprake van bovenliggende landelijke meldkamers.

15. De leden van de D66-fractie lezen dat bij algemene maatregel van bestuur de tien locaties voor de meldkamers worden bepaald. Kan de regering nader toelichten hoe tot de keuze van deze tien locaties gekomen zal worden? Voorts lezen deze leden dat er expliciet is gekozen voor de formulering «ten hoogste tien meldkamers» om de mogelijkheid open te laten op termijn met minder meldkamers te werken. Is dit iets waar de regering ook naar streeft en ziet zij dit aantal op middellange termijn nog verder afnemen? Is er ook een ondergrens bepaald voor het aantal meldkamers?

Ook de leden van de SGP-fractie constateren dat er is gekozen voor maximaal tien locaties voor de meldkamers. Zij vragen of de organisatie hiermee niet te veel is toegesneden op de politieorganisatie en minder op de ambulancevoorzieningen en de veiligheidsregio’s.

Om tot verbetering in de organisatie en de werkwijze van de meldkamers te komen, is in het regeerakkoord Rutte I uit 2010 besloten dat er één landelijke meldkamerorganisatie met drie locaties zou komen. In februari 2012 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer na consultatie van de voor de meldkamer verantwoordelijke partijen laten weten dat het beter was te kiezen voor een model van een meldkamerorganisatie met maximaal tien meldkamers. In het Transitieakkoord meldkamer van de toekomst (2013) dat met alle betrokken partijen is overeengekomen, zijn tien locaties bepaald. Bij de keuze voor de locaties is regionale inbedding een belangrijke overweging geweest, en overigens is gekeken naar de doelmatigheid van de schaalgrootte. Met de keuze voor tien locaties is voorzien in regionale verbondenheid en wordt aangesloten bij de tien regionale eenheden van de politie. Maar dat betekent niet dat de organisatie van de meldkamers teveel op de politieorganisatie is toegesneden. Dit aantal doet ook recht aan de behoefte van de veiligheidsregio’s en de Regionale Ambulancevoorzieningen aan een herkenbaar punt, dat zij kunnen beschouwen als «hun» meldkamer. De schaalgrootte van de werkgebieden van de meldkamers biedt hiernaast mogelijkheden om te komen tot een doelmatige inrichting van het beheer.

De formulering «ten hoogste tien meldkamers» laat de mogelijkheid open om op termijn met minder meldkamers te werken, maar er bestaan geen voornemens om tot een verdere afname van meldkamers te komen. De ondergrens voor het aantal meldkamer ligt vanwege het vitale karakter van het meldproces op drie meldkamers. Hierdoor is geborgd dat bij uitval van een van deze meldkamers overname door twee andere meldkamers mogelijk is.

16. De leden van de SGP-fractie merken op dat de regering stelt dat lokaal maatwerk mogelijk blijft binnen de grenzen van het landelijk beheer door de politie. Zij vragen in hoeverre er werkelijk ruimte mogelijk is voor een lokale invulling van zaken. Kan worden aangegeven waaraan moet worden gedacht?

Zoals hierboven in het antwoord bij vraag 8 is aangegeven, regelt het wetsvoorstel dat in de aansturing binnen het meldkamerdomein alle betrokken partijen hun invloed kunnen doen gelden. De verschillende hulpdiensten, die hun meldkamerfunctie uitvoeren binnen de meldkamers, kennen ontwikkelingen binnen hun eigen domein en hebben hun eigen operationele werkwijzen. Het beheer van de meldkamers staat ten dienste van de operatiën van álle hulpdiensten, en de hulpdiensten zijn hierbij in hoge mate afhankelijk van dezelfde gestandaardiseerde technische infrastructuur. Niettemin kan, waar dat noodzakelijk is, maatwerk worden geboden, teneinde recht te doen aan de diversiteit in de verschillende gebieden waarvoor de verschillende meldkamers werkzaam zijn. Zo kan de regionale veiligheidssituatie bepaalde eisen en wensen (de zogeheten regionale specials) meebrengen ten aanzien van het beheer. Het beheer ondersteunt deze wensen waar dat nodig is, en draagt bijvoorbeeld zorg voor de aansluiting van specifieke informatiesystemen of andere voorzieningen in aansluiting en binnen de kaders van de landelijke voorzieningen. In Rotterdam zal er bijvoorbeeld nadrukkelijk oog zijn voor het havenbedrijf, terwijl in Haarlem de aanwezigheid van luchthaven van Schiphol en de daar verantwoordelijke bedrijfshulpdiensten voor een bijzondere dynamiek zorgt.

17. Verder vragen de leden van de SGP-fractie of het risico groot is dat de drang naar uniformiteit zo groot is dat de lokale diversiteit nauwelijks zal functioneren? Ook vragen deze leden of de meldkamers niet zo ver van het lokale bestuur af komen te staan dat er weinig mogelijkheden zijn invulling te geven aan de verantwoordelijkheid van onder meer burgemeesters voor de uitvoering van het beleid rond veiligheid en rampen?

In de Wet veiligheidsregio’s wordt vastgelegd, dat de besturen van de veiligheidsregio’s ten behoeve van de brandweertaak, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening tijdens rampen en crises gebruik dienen te maken van de meldkamers die onderdeel uitmaken van de politieorganisatie. Daarmee vervalt de huidige bepaling in de Wet veiligheidsregio's, dat besturen dienen te beschikken over een door henzelf of door een andere bestuur ingestelde gemeenschappelijke meldkamer.

De meldkamers worden beheerd door de politie, binnen de wettelijke kaders, en met inachtneming van de hoofdlijnen van beleid en beheer, die tot stand komen door overeenstemming van alle betrokken partijen. Het gaat hier om een technische faciliteit voor een gemeenschappelijke voorziening ten behoeve van de hulpdiensten in het werkgebied van de meldkamer. Het geschetste risico is daar niet aan de orde. Het beheer van de meldkamers moet worden onderscheiden van de verantwoordelijkheid van de Regionale Ambulancevoorzieningen, de veiligheidsregio’s (voor de brandweer en de rampenbestrijding en crisisbeheersing) en de politie voor het op de meldkamer uitvoeren van de meldkamerfunctie door de hulpdiensten. In het antwoord bij vraag 25 ga ik nader in op de – ongewijzigde – gezagsrol van de burgemeesters.

18. De leden van de SGP-fractie vragen of zo’n verdere opschaling niet betekent dat «vagere» meldingen waarbij bijvoorbeeld de precieze locatie onbekend is onmogelijk geduid kunnen worden, omdat de meldkamer te ver verwijderd is van de betrokken locatie?

De ontwikkeling van nieuwe technieken voor de locatiebepaling waaronder de invoering van Advanced Mobile Location (AML) maken steeds meer exacte locatiebepaling bij meldingen mogelijk. De afhandeling door de meldkamer van een incident met behulp van locatiebepaling verkleint de kans op vagere meldingen. Een zo exact mogelijke plaatsbepaling helpt in de snelheid waarmee hulpdiensten hulp kunnen bieden.

19. De leden van de SGP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat er in de regio’s waarin meer veiligheidsregio’s vallen er allerlei extra overleggen nodig zijn om de regio’s goed te laten functioneren? Volgens de regering is met het aantal van tien regio’s de «regionale verbondenheid» gewaarborgd. Kan nader worden geduid wat dit volgens de regering precies betekent? Hoe krijgt dit in de praktijk concreet vorm?

Als in één werkgebied van een meldkamer verschillende veiligheidsregio’s zijn gesitueerd, bepaalt de wet dat de besturen van die veiligheidsregio’s een convenant sluiten, dat in ieder geval afspraken bevat over de gezamenlijke uitvoering van de meldkamerfunctie op «hun» meldkamer. Gelet op het belang van deze afspraken is het gewenst dat dit convenant tijdig voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt voorbereid. De afspraken moeten zorgen voor een eenduidige manier van werken in het werkgebied van die meldkamer. Verder dient in dit convenant de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling te worden vastgelegd. Op deze wijze kan voorkomen worden dat er extra overleggen nodig zijn voor de samenwerking in het werkgebied en kunnen ook de regionale bijzonderheden een plek krijgen in het convenant zodat de regionale verbondenheid geborgd blijft.

5. Multidisciplinaire governance

Algemeen

20. De leden van de VVD-fractie lezen dat het creëren van een uniforme ICT-omgeving randvoorwaardelijk is voor het kunnen overnemen van werkzaamheden tussen meldkamers. Hoeveel tijd staat er voor het creëren van die uniforme ICT-omgeving? Wat zijn de gevolgen als dit niet tijdig wordt gerealiseerd, nu dit een randvoorwaarde is?

De politie werkt stapsgewijs aan het realiseren van de aansluiting van de tien meldkamerlocaties op de landelijke ICT-infrastructuur. De politie legt deze infrastructuur aan, de samenvoegingen van de meldkamers zijn de verantwoordelijkheid van de veiligheidsregio’s. De realisatie van de samenvoegingen en van de landelijke infrastructuur is essentieel voor continuïteit door het aansluiten van nieuwe systemen, en maakt het mogelijk dat meldkamers elkaars taken over kunnen nemen. In de huidige situatie kunnen taken slechts gedeeltelijk worden overgenomen. Naar verwachting wordt de laatste meldkamer medio 2023 gerealiseerd en aangesloten op de landelijke ICT-infrastructuur van politie, zodat werkzaamheden indien nodig eenvoudiger kunnen worden overgenomen.

21. De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van multidisciplinair optreden bij incidenten door de hulpdiensten. Welke infrastructuur bestaat nu in Nederland voor grensoverschrijdende communicatie tussen onze meldkamers en de meldkamers in het buitenland? Welke inspanningen worden verricht om meldkamers in Nederland volledig interoperabel te maken met meldkamervoorzieningen in België, Duitsland en zo nodig ook het Verenigd Koninkrijk? Vinden er ook inspanningen plaats in het kader van samenwerking in de Benelux en/of de Europese Unie?

Bij brief van 3 juli 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 25 124 nr. 90), is uw Kamer geïnformeerd over de samenwerking tussen de verschillende communicatiesystemen van Nederland, België en Duitsland. De drie landen gebruiken voor de operationele communicatie alle dezelfde technologie, namelijk TETRA, maar elk land heeft wel een eigen systeem, hetgeen niet optimaal is, maar wel werkbaar. Tot 10 à 15 kilometer over de grens is er nog bereik van het eigen netwerk. Vooraf kunnen met de Duitsers en de Belgen gezamenlijke gespreksgroepen worden aangemaakt. Berichten in deze groepen worden binnen de verschillende netwerken uitgezonden. Op die manier kan in de zone rondom de grens dus met elkaar gecommuniceerd worden. Dit volstaat voor het grootste deel van de inzetten over de grens. Voor zowel de Belgische als de Duitse kant is dit reeds geïmplementeerd. Lastiger wordt het als men verder dan 10 tot 15 km over de grens gaat. De verbinding met het eigen netwerk kan dan namelijk wegvallen, waardoor de gemaakte gespreksgroepen niet meer voldoen. Een structurele oplossing voor dit probleem is een zogeheten Inter System Interface (ISI). Hierbij worden twee netwerken aan elkaar gekoppeld en dus eigenlijk gebruik gemaakt van roaming. Deze oplossing is echter kostbaar en kan bovendien pas geïmplementeerd worden in het vernieuwde C2000. Zodoende wordt er gewerkt aan een tussenoplossing in de vorm van semi-roaming: het kruislings geschikt maken van portofoons voor elkaars netwerk. Met de Belgen zijn hiervoor al afspraken gemaakt over de eerste paar honderd portofoons. Komende tijd zal bekeken worden of dat aantal zal volstaan of nog uitgebreid zal moeten worden. Met de Duitsers waren de gesprekken op deelstaatniveau in een vergevorderd stadium, maar helaas hebben zij aangegeven dat zij geen externen willen toelaten op hun systeem (Digitalfunk BOS). Ik zal hier in mijn contacten met mijn Duitse ambtgenoot aandacht voor blijven vragen.

22. Voorts vragen de leden van de D66-fractie of het Bureau ICT-toetsing (BIT) een taak heeft bij de controle van de ICT-voorzieningen waarop de meldkamers zijn gebouwd.

Toetsen van het BIT worden uitgevoerd in opdracht van een Minister of Staatssecretaris, de Tweede Kamer of uit eigen beweging. De toetsen van het BIT op ICT-projecten worden onafhankelijk uitgevoerd. Daarbij beoordeelt het BIT of ICT-projecten in de huidige opzet kans van slagen hebben of anders moeten worden ingericht. Dit doet het BIT bij departementen, uitvoeringsorganisaties en publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen (zbo's). Toetsen van het BIT worden uitgevoerd in opdracht van een Minister of Staatssecretaris, de Tweede Kamer of uit eigen beweging. Het BIT richt zich op projecten met een ICT-component van meer dan 5 miljoen euro. Het BIT kan de ICT-voorzieningen bij de meldkamers toetsen. Het Bureau ICT-toetsing (BIT) heeft in 2016 een toets uitgevoerd op programma Implementatie Vernieuwing C2000 (IVC).

23. Verder vragen de leden van de D66-fractie wat de verwachting is ten aanzien van nieuwe technologie die ook kan worden benut door meldkamers.

In het gezamenlijke programma «»Het nieuwe melden» wordt door de hulpdiensten politie, ambulance en brandweer (via de Landelijke Meldkamersamenwerking), samen met TNO en het Ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoek gedaan naar de rol en betekenis van nieuwe technieken en communicatievormen op het meldkamerproces. De verwachting is dat de uitkomsten van een aantal van deze onderzoeken zeker van betekenis zullen zijn voor het meldkamerproces, maar concrete resultaten zijn nog niet te melden.

24. Tot slot vragen de leden van de D66- fractie hoe de interactie met genetwerkte communicatie in de diverse kolommen wordt geregeld.

Het wetsvoorstel biedt een kader waarin de partijen hun meldkamerfunctie uitoefenen in een «genetwerkt» samenstel van meldkamers. De verbeteringen in de samenwerking en communicatie tussen de partijen is daarbij een langlopend traject. Het wetsvoorstel maakt het realiseren en in beheer nemen van één landelijke ICT-infrastructuur voor de meldkamers mogelijk. De beheerder hiervan stelt de landelijke ICT-infrastructuur ter beschikking aan de hulpdiensten zodat zij hun meldkamerfunctie kunnen uitoefenen. Hierbij blijft de verantwoordelijkheid voor de inhoud van de systemen bij de hulpdiensten. Samenwerking en afstemming over deze systemen is noodzakelijk om een goede invulling te kunnen geven aan de ondersteuning hiervan.

25. De leden van de fractie van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering in de memorie van toelichting stelt dat het creëren van een balans, tussen beheer en operatiën, en tussen diversiteit en uniformiteit, de centrale opgave is in de governance, het goed bestuur, van de meldkamers. De wet moet de kaders bieden waarbinnen dit kan plaatsvinden. Voor de inrichting van de governance op landelijk niveau biedt het wetsvoorstel inderdaad een kader dat voldoet om de governance verder uit te werken, zo constateren meerdere betrokken partijen in hun adviezen. De governance op gebiedsniveau is in het wetsvoorstel echter zeer beperkt uitgewerkt en volgens veel betrokkenen daarmee nog onvoldoende helder. Voornoemde leden verzoeken de regering nader toe te lichten, waarom niet is gekozen voor een duidelijke grondslag voor de governance op regionaal niveau op te nemen in het wetsvoorstel. Is de regering bereid hiertoe alsnog een voorstel te doen?

De leden van de D66-fractie nemen waar dat door het Veiligheidsberaad en de Veiligheidsregio’s (unaniem) is gepleit voor de verankering van de governance in de wet. Waarom is door de regering niet gekozen voor deze oplossing?

De leden van de CDA-fractie lezen in verschillende adviezen van de veiligheidsregio’s dat er wordt gepleit voor een verankering van de governance van het gezag in de wet. Deze leden lezen hier echter in de memorie van toelichting echter niets over. Zij vragen de regering daarom hier nader op in te gaan. Waarom heeft zij deze adviezen terzijde geschoven? En wat vindt zij van het idee om de governance van het gezag een grondslag te geven in de wet?

Het wetsvoorstel regelt primair dat het beheer van de meldkamers naar de politie gaat. Daarbij blijft de verantwoordelijkheid voor de meldkamerfunctie ongewijzigd. Het wetsvoorstel regelt dat in de aansturing (governance) van het beheer binnen het meldkamerdomein alle betrokken partijen hun invloed kunnen doen gelden. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om nadere regels op te stellen over de multigovernance, waaronder de inrichting van de planning- en controlcyclus en de vormgeving van de lokale behoeftestelling. Deze regels zien er ook op dat lokale wensen op het gebied van het beheer ingebracht kunnen worden in het beleids- en bestedingsplan voor de meldkamers. In de voorgestelde praktijk maakt de politie (in casu de LMS) jaarlijks met de locaties en de disciplines een strategisch beleids- en bestedingsplan meldkamers waarin de behoeftes van locaties en disciplines worden gebundeld. Dit plan wordt vastgesteld door de Minister van Justitie en Veiligheid op basis van adviezen van de bestuurlijke regiegroep (het Bestuurlijk Meldkamer Beraad) waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn. Het wetsvoorstel biedt dus al een grondslag voor de governance van het beheer. Eventuele regels daarover kunnen zo in de praktijk sneller worden doorgevoerd dan als daarvoor een wetswijziging nodig zou zijn. Een precieze invulling van de governance op een meldkamer is niet in de wet opgenomen, omdat dat alleen zou kunnen door een uniforme regeling. Daarmee zou partijen op regionaal niveau iedere ruimte ontnomen worden om deze governance – uiteraard binnen de wettelijke kaders – zelf vorm te geven. Zou blijken dat ínvulling van de governance op een meldkamer niet goed uitwerkt, waarmee de samenwerking tussen meldkamers en dus ook de back up-functie voor andere meldkamers in het gedrang zou komen, dan kan dat worden gecorrigeerd via de hoofdlijnen van beleid en beheer, die worden vastgesteld bij regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met partijen. Of (bij)sturing via de hoofdlijnen noodzakelijk is, zal kunnen blijken in het halfjaarlijks overleg dat de Minister op grond van artikel 23a, derde lid, heeft met betrokken partijen. In eerste instantie was dat overleg alleen gericht op het functioneren van de meldkamers, maar dit artikellid is na de consultatie uitgebreid met de samenwerking bij de uitvoering van de meldkamerfuncties.

De gezagsrol van de burgemeester over de brandweer en over de politie voor zover het gaat om hulpverlening en openbare orde, is afdoende geregeld in de Wet veiligheidsregio’s respectievelijk de Politiewet 2012. Het onderhavige wetsvoorstel brengt daarin geen enkele verandering, dus de burgemeester heeft ook onverkort het gezag over de uitvoering van de meldkamerfunctie door de politie en de brandweer. Ook blijft ongewijzigd dat de burgemeester aan de Regionale Ambulancevoorziening in de regio waarvan zijn gemeente deel uitmaakt, aanwijzingen kan geven indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is uit een oogpunt van openbare orde.

Voor de volledigheid merk ik nog op dat, op grond van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s, de voorzitter van de veiligheidsregio in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd is toepassing te geven aan de in artikel 39 genoemde artikelen uit de Wet veiligheidsregio's, de Gemeentewet, de Politiewet 2012 en de Wet openbare manifestaties.

Conform mijn toezegging in het AO van 19 december 2018 is er gesproken met de burgemeesters die in de veiligheidsregio’s Haaglanden en in Hollands Midden portefeuillehouder voor de meldkamer zijn. Die gesprekken zijn betrokken bij dit antwoord, maar hebben niet geleid tot de aanpassingen als door de vragenstellers geopperd.

De verschillende partijen en hun rollen

26. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen de ICT-problemen die spelen rondom het huidige en het nieuwe communicatienetwerk, in het licht van het creëren van de uniforme, landelijke ICT-omgeving zoals die in onderhavig wetsvoorstel beschreven wordt. Welke gevolgen hebben problemen op het gebied van de stabiliteit of betrouwbaarheid van C2000 voor (de ICT-systemen van) de meldkamers?

Ik heb naar aanleiding van het uitstel van de migratie in 2017 zowel door de beheerder van het C2000 netwerk (het Meldkamer Diensten Centrum (MDC)) als door de externe partij Xebia onderzoek laten doen naar het huidige C2000-systeem. Hierover heb ik u in juli 2018 geïnformeerd (Kamerstukken II 2017/18, 25 124 nr. 90). Gebaseerd op de conclusies uit de onderzoeken van MDC en Xebia heb ik geconcludeerd dat het huidige systeem zich robuust en stabiel gedraagt. Het uitstel van de migratie naar het nieuwe C2000-systeem, zoals ik uw Kamer in september heb gemeld (Kamerstukken II, 2017/18, 25 124, nr. 91), heeft wel gevolgen voor de samenvoeging van de meldkamers in Haarlem en Den Bosch. De infrastructuur van deze nieuwe meldkamers is reeds ingericht op het nieuwe C2000-systeem. Ik heb toen aangekondigd te bezien hoe hiermee om te gaan. De conclusie van dit onderzoek is dat het huidige C2000 ter beschikking gesteld wordt in deze twee nieuwe meldkamers. Het voordeel hiervan is dat de nieuwe meldkamers al in gebruik kunnen worden genomen voordat het nieuwe C2000 in gebruik wordt genomen. De afhankelijkheid tussen de vernieuwing van C2000 en de ingebruikname van deze twee meldkamers wordt daarmee geminimaliseerd.

27. De leden van de SGP-fractie missen in het overzicht van de betrokken partijen de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Zij vragen welke verhouding er precies zal zijn tussen de IGZ en de meldkamers. Hoe is dat nu geregeld en verandert er nog iets onder de nieuwe positionering van de meldkamers?

Het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) betreft het uitvoeren van de meldkamerfunctie waaronder het zorgproces in de meldkamer door de Regionale Ambulancevoorziening. Het onderhavige wetsvoorstel brengt geen wijziging in het toezicht van de IGJ op de Regionale Ambulancevoorzieningen, maar bevat via een wijziging van de Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz) wel een gewijzigde en twee nieuwe verplichtingen voor de Regionale Ambulancevoorzieningen, namelijk het op die meldkamer uitvoeren van de meldkamerfunctie, en het sluiten van een convenant. De IGJ ziet toe op de naleving hiervan. Daartoe is een aanpassing nodig van de artikelen in de Twaz die de grondslag bieden voor de bestuurlijke handhaving door de IGJ. Deze aanpassing is opgenomen in de nota van wijziging, die tegelijk met deze nota naar aanleiding van het verslag wordt uitgebracht. Aanleiding voor de nota van wijziging is de Toezicht- & Handhavingstoets van de IGJ die te laat werd ontvangen om te worden verwerkt in het wetsvoorstel. Die toets was om die reden ook niet als bijlage meegezonden bij de indiening van het wetsvoorstel – iets wat wel is gebeurd met de overige ontvangen adviezen. Gelijktijdig met de toezending van deze nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging wordt u ook de toets van de IGJ toegezonden1.

De IGJ meent in de toets tevens dat, door de wijziging van het huidige begrip «meldkamer» door «Regionale Ambulancevoorziening», een Regionale Ambulancevoorziening volledig buiten de meldkamer om beslissingen kan nemen ten aanzien van de inzet van ambulances. Dit zou er naar de mening van de IGJ toe kunnen leiden dat de meldkamercentralist geen volledig overzicht heeft van de inzet van de ambulancecapaciteit, wat naar het oordeel van de IGJ onwenselijk is uit het oogpunt van kwaliteit en veiligheid van zorg.

Het lijkt niet waarschijnlijk dat een dergelijke vorm van ongecoördineerde uitgifte zal voorkomen. aangezien:

  • er geen ambulancezorg verleend mag worden zonder opdracht van een Regionale Ambulancevoorziening (artikel 4, zesde lid [nieuw] Twaz);

  • de Regionale Ambulancevoorziening de enige is die de meldkamerfunctie ten behoeve van ambulancezorg mag uitvoeren op een van de 10 meldkamerlocaties (artikel 4, derde lid [nieuw] Twaz);

  • op elke aanvraag om ambulancezorg de Regionale Ambulancevoorziening in het werkgebied waarbinnen de aangevraagde zorg aanvangt beslist, of ambulancezorg nodig is, alsmede door wie en op welke wijze deze zal worden verleend (artikel 5.1 [nieuw] Twaz).

Voorts verzoekt de IGJ om een nadere concretisering welke afspraken uitgewerkt dienen te worden in een convenant tussen de verschillende Regionale Ambulancevoorzieningen die zijn gesitueerd in één werkgebied. Het zal hier gaan om afspraken over een eenduidige manier van werken bij de gezamenlijke uitvoering van de meldkamerfunctie op «hun» meldkamer, en over het vastleggen van de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling.

Politie

28. De leden van de D66-fractie vragen welke voorziening wordt getroffen bij de nationale politie om het landelijk beheer uit te kunnen oefenen. Met hoeveel menskracht gaat dit gepaard? Welke financieringsvoorziening is hiervoor gemaakt? Is de financiering structureel geborgd? Vanuit welke begroting wordt deze gefinancierd? Hoe, wanneer en waar wordt in welke begrotingen verantwoording afgelegd over de inkomsten en uitgaven ten aanzien van het beheer van de meldkamers?

Er wordt binnen de politie een nieuw organisatieonderdeel opgericht voor de meldkamertaken, de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS). De nieuwe taken rond meldkamers vragen dat binnen de politie de bedrijfsvoering voor meldkamers (beleid, beheer en vraagarticulatie) nieuw moet worden ingericht. Er is gekozen voor een ontwikkelaanpak om het feitelijke beheer van meldkamers vorm te geven. Die ontwikkelaanpak eindigt medio 2023 als de laatste samengevoegde en op de landelijke ICT-infrastructuur aangesloten meldkamer gereed is. Op dat moment zijn naar verwachting ook alle cruciale meldkamersystemen (C2000, 112 en het Geïntegreerde Meldkamer Systeem) vervangen.

De politie krijgt voor deze nieuwe taak een taakstellend budget in de vorm van een bijzondere bijdrage. Hiertoe wordt jaarlijks aan de politie een financiële bijdrage voor het beheer van de meldkamer verstrekt, via beleidsartikel 31.3 van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Voor deze wijze van bekostiging is gekozen omdat rechtstreekse financiering van politietaken door anderen dan de Minister op basis van de Politiewet 2012 niet mogelijk is. Deze bijzondere financiële bijdrage komt tot stand door bijdragen van de hulpdiensten en is daarmee een multidisciplinaire financiële bijdrage. Deze financiële bijdrage wordt vanwege het multidisciplinaire karakter niet meegenomen in de algemene financiële bijdrage aan de politie, maar verstrekt als bijzondere financiële bijdrage. Aan een bijzondere financiële bijdrage zijn voorwaarden verbonden, en over de vervulling daarvan moet specifieke verantwoording worden afgelegd. Indien er aanvullende wensen vanuit betrokken partijen zijn die op zich vervuld kunnen worden, maar die niet passen binnen de budgettaire kaders, dienen deze partijen zelf aanvullende middelen beschikbaar te stellen. De besteding van dit taakstellende budget voor de meldkamer wordt in de planning- en control-cyclus voor de meldkamer voorbereid door de deelnemende partijen en bekrachtigd door de Minister van Justitie en Veiligheid. De op deze wijze tot stand gekomen begroting en verantwoording van de meldkamer loopt parallel met die van de politie zelf en maakt deel uit van de begroting en verantwoording van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Veiligheidsregio’s

29. De leden van de fractie van D66 vragen waarom het beheer bij de nationale politie word belegd en het gezag bij de drie kolommen.

Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de bestaande gezagsrelaties. Op grond van de Politiewet 2012 heeft de burgemeester het gezag in het kader van de handhaving van de openbare orde en de officier van justitie in het kader van strafrechtelijke handhaving. Het gezag bij brand, alsmede ongevallen anders dan bij brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft, berust bij de burgemeester, op grond van artikel 4 van de Wet veiligheidsregio’s, waarin ook staat dat de burgemeester het opperbevel heeft in geval van een ramp of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Op grond van artikel 5 van de Wet veiligheidsregio’s staan bij een ramp of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, degenen die aan de bestrijding van een ramp deelnemen onder het bevel van de burgemeester. Op grond van artikel 6 van de Wet veiligheidsregio’s kan de burgemeester de Regionale Ambulancevoorzieningen in de regio waarvan zijn gemeente deel uitmaakt, aanwijzingen geven indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is uit het oogpunt van openbare orde. In de Tijdelijke wet ambulancezorg komt het begrip gezag niet voor, aangezien de zorg en daarmee ook de ambulancezorg een andere aansturingsrelatie kent dan brandweer en politie. Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s berust in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis het gezag bij de voorzitter van de veiligheidsregio’s, ook ten aanzien van handhaving van de openbare orde.

In het Transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst (2013) was al overeengekomen dat het beheer voor de meldkamers bij de politie zal komen te berusten. Deze keuze ligt voor de hand, omdat het grootste deel van het beheer van de huidige meldkamers nu in de praktijk al door de politie wordt uitgevoerd. Onder beheer wordt hier verstaan: dienstverlening, huisvesting, en inrichting, beheer, onderhoud en ontwikkeling van gemeenschappelijke ICT-voorzieningen, inclusief het ICT-beheer ten behoeve van de meldkamers.

De Koninklijke marechaussee en de Minister van Defensie

30. De leden van de D66-fractie vragen hoe de vierde kolom – Defensie/Koninklijke Marechaussee – is aangehaakt bij het onderscheid tussen beheer en gezag.

De Koninklijke marechaussee maakt integraal onderdeel uit van de multidisciplinaire governance binnen het meldkamerdomein. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de meldkamerfunctie voor de Koninklijke marechaussee ligt bij de Minister van Defensie. De politie draagt er zorg voor dat ten minste één meldkamer gebruikt kan worden voor de uitvoering van de meldkamerfunctie ten behoeve van de taak van de Koninklijke marechaussee.

31. Kan de regering toelichten hoe de meldkamers communiceren met de buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s), zoals de groene boa’s, die vooral in het buitengebied opereren?

In mijn brief van 5 maart 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 28 684 nr. 519) is uw Kamer geïnformeerd over het zogeheten gelieerdenbeleid C2000. Hierin heb ik aangegeven dat de betrokkenheid van diverse partijen bij de handhaving in de natuur maakt dat samenwerking van groot belang is. Goede communicatie, waaronder met de meldkamer, is hierbij onontbeerlijk. Boa’s die de politie ondersteunen, zoals bij de uitvoering van taken in natuur- en recreatiegebieden, kunnen worden voorgedragen als zogeheten gelieerden van C2000. Hiermee kunnen zij de beschikking krijgen over portofoons met aansluiting op C2000.

32. Welke inspanningen worden verricht om het dekkingspercentage ook in de buitengebieden naar 100% te brengen?

Bij mijn brief van 3 juli 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 25 124 nr. 90) is uw Kamer geïnformeerd over de huidige radiodekking en de systematiek voor het omgaan met dekkingsproblemen. Het huidige C2000 heeft op dit moment een radiodekking van 97,8%. Nederland behoort daarmee in Europa tot de landen met de beste dekking. Als gevolg van veranderingen in bebouwing en landschap zullen er altijd plekken zijn waar de dekking niet optimaal is. Het ontstaan en oplossen van dekkingsproblemen is dan ook een permanent proces. Hiervoor bestaat een landelijke, objectieve systematiek om te prioriteren welke problemen als eerste worden aangepakt, de zogeheten DIPP (Dekkings Issues Prioriterings Procedure). Met deze werkwijze wordt door alle kolommen gezamenlijk en op landelijk niveau de prioritering vastgesteld op basis van incidentregistraties en risicoanalyse.

De Minister van Justitie en Veiligheid

33. De leden van de CDA-fractie vragen of dit wetsvoorstel ook mogelijkheden biedt aan de Minister van Justitie en Veiligheid regels te stellen ten aanzien van het tijdig informeren van de pers, in het bijzonder de audiovisuele pers, door personeel van meldkamers. Biedt dit wetsvoorstel mogelijkheden landelijk te komen tot een adequaat systeem van persalarm, uniform in te richten voor de verschillende disciplines, bijdragend aan een adequate vorm van vrije nieuwsgaring?

Op 22 oktober 2018 heb ik in antwoord op Kamervragen over de politieperskaart (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 398) aangegeven dat bij de invoering van de nieuwe versie van het Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS) in de meldkamers een persalarm wordt ingebouwd dat er voor zorgt dat (foto)journalisten automatisch bericht krijgen op het moment dat zich een calamiteit voordoet. Dat heeft als voordeel dat zij automatisch direct geïnformeerd zijn en ook direct ter plaatse kunnen gaan. De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) en de politie zijn het eens over de lijst van incidenten waarover de pers automatisch bericht ontvangt. Het is daarom niet nodig (en overigens ook niet gewenst) om in dit wetsvoorstel hierover regels te stellen

Regionaal niveau

34. Het bestuur van de veiligheidsregio is verantwoordelijk voor de criteria op grond waarvan de meldkamer overgaat tot grootschalige alarmering. De leden van de SGP-fractie vragen hoe dit concreet vorm krijgt in de meldkamerregio’s die bestaan uit meer veiligheidsregio’s. In dit verband merken zij ook op dat de regio’s voor hun specifiek regionale punten afhankelijk zijn van de acceptatie in het landelijk beleid. Welke gevolgen heeft dit voor het regionale draagvlak voor de uitvoering van het landelijk beleid?

Zoals hierboven reeds aangegeven, bepaalt de wet dat als in één werkgebied van een meldkamer verschillende veiligheidsregio’s zijn gesitueerd, de besturen van die veiligheidsregio’s een convenant moeten sluiten, dat in ieder geval afspraken bevat over de gezamenlijke uitvoering van de meldkamerfunctie op «hun» meldkamer. De afspraken moeten zorgen voor een eenduidige manier van werken binnen het werkgebied van die meldkamer. Verder dient in dit convenant de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling te worden vastgelegd. Voor het maken van deze afspraken in een convenant zijn de veiligheidsregio’s niet afhankelijk van landelijke afspraken.

6. Regeldruk

35. Aan dit wetsvoorstel is een taakstelling verbonden van 50 miljoen euro. De leden van de SGP-fractie vragen of kan worden aangegeven hoe dit zich verhoudt tot het totale budget. Kan ook worden aangegeven waar die besparingen dan concreet uit bestaan.

De toekomstige kosten van de meldkamers worden inclusief besparingen op basis van onderzoek ingeschat op in totaal 176,7 mln. euro. In het uitwerkingskader Meldkamers is met alle partijen de besparingen en de financiering van de toekomstige meldkamers overeengekomen. De besparingen worden met name gerealiseerd doordat er bij samenvoeging van meldkamers minder personeelsleden en ondersteunende voorzieningen nodig zijn. Ook dragen verdere standaardisering van de werk- en informatieprocessen van de meldkamers bij aan het realiseren van de besparingen.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Onderdeel C

36. Het wettelijk maximum is tien regio’s en de regering is niet van plan een lager aantal in te stellen. De leden van de SGP-fractie vragen waarom er dan niet toch gekozen is voor een vast aantal van tien regio’s? Klopt de indruk van deze leden dat er nu op geen enkele wijze een inhoudelijk criterium is opgenomen voor de vaststelling van het aantal meldkamers?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord bij vraag 15.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven