35 058 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en de Wet giraal effectenverkeer ter uitvoering van Richtlijn 2017/828/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft (PbEU 2017, L 132)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID1

Vastgesteld 4 juni 2019

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en de Wet giraal effectenverkeer ter uitvoering van Richtlijn 2017/828/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft (PbEU 2017, L 132) (hierna: wetsvoorstel of Wet langetermijnbetrokkenheid aandeelhouders). Deze leden hebben enkele vragen.

De leden van de CDA fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel en hebben een aantal vragen.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

2. Alternatieven bevorderen langetermijnbetrokkenheid

Richtlijn 2017/828/EU noch het wetsvoorstel bevat bepalingen om de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders te bevorderen door het aantrekkelijker maken van het langer aanhouden van aandelen, zoals het toestaan van aandelen met extra stemrecht en/of dividend voor aandeelhouders die zich voor lange(re) termijn willen binden aan de vennootschap (loyaliteitsaandelen). Waarom heeft de regering hiervan afgezien? Voorziet zij dergelijke aandelen in de toekomst mogelijk te maken, zo vragen de PvdA-fractieleden.

3. Stemmeerderheden

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het amendement van de Tweede Kamer op grond waarvan in het wetsvoorstel is opgenomen dat besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders inzake het bezoldigingsbeleid met drie vierden (75%) van de uitgebrachte stemmen moeten worden genomen, tenzij de statuten een kleinere meerderheid toelaten.2

Gelet op de wereldwijde spreiding van het aandelenbezit in Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen (vergelijk hierna in paragraaf 5), vragen de leden van de VVD-fractie de regering of onder de werking van de Wet langetermijnbetrokkenheid aandeelhouders aandeelhoudersbesluiten omtrent het bezoldigingsbeleid überhaupt nog kunnen worden genomen. Een verdere vraag van deze leden is of Nederland in dezen verdergaande voorwaarden stelt dan de voorwaarden in de ons omringende landen Duitsland, Frankrijk en Engeland. Zij vragen de regering om hen te informeren over de stemmeerderheidsvoorwaarden in die landen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering tevens of de meerderheid van ten minste drie vierden die nodig is voor besluiten inzake het bezoldigingsbeleid, negatief is voor de vestiging in Nederland van beursvennootschappen.

In het voorgestelde artikel 135a, tweede lid is voorgeschreven dat voor een besluit tot vaststelling van het bezoldigingsbeleid een meerderheid van ten minste drie vierden van de uitgebrachte stemmen is vereist, tenzij in de statuten een lagere meerderheid is voorgeschreven. De vraag die de leden van de CDA-fractie hebben, is of dit (de lagere meerderheid) expliciet in de statuten moet worden opgenomen of dat de gebruikelijke bepaling voldoende is («behoudens het bepaalde in de wet of statuten voor besluiten in de algemene vergadering een meerderheid nodig is»).

Voorts hebben voornoemde leden de volgende vraag. Indien er niets in de statuten staat, kunnen de statuten dan gewijzigd worden met een gewone meerderheid om daarin op te nemen dat het beloningsbeleid kan worden aangenomen met een gewone meerderheid of is daarvoor een drie vierden meerderheid nodig? Als een drie vierden meerderheid noodzakelijk is en de bepaling met gewone meerderheid is aangenomen, dan is het besluit en daarmee de statutenwijziging namelijk nietig. Kan de regering daarop reageren?

4. Bezoldigingscommissie

Het aangenomen amendement-Snels c.s. bepaalt dat commissarissen die door de ondernemingsraad zijn benoemd, deel uitmaken van de bezoldigingscommissie.3 Specifiek luidt het extra ingevoegde artikel 160a:

«Indien in de statuten is bepaald dat de raad van commissarissen de bezoldiging van bestuurders vaststelt als bedoel in artikel 135 lid 4 en de raad uit zijn midden een commissaris heeft ingesteld om de besluitvorming daaromtrent voor te bereiden, maakt een persoon die door de ondernemingsraad wordt aanbevolen als bedoel in artikel 158 lid 6, deel uit van die commissie.»

Moeten de PvdA-fractieleden dit artikel zo lezen dat «een persoon» in dit geval «alle personen» betreft die door de ondernemingsraad worden aanbevolen, ook wanneer het geen structuurvennootschap betreft en/of de betreffende bezoldigingscommissie minder dan vier leden telt?

5. Identiteit aandeelhouders

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om in te gaan op de vraag of de verplichting onder de Wet langetermijnbetrokkenheid aandeelhouders om de identiteit van individuele aandeelhouders in een naamloze vennootschap vast te leggen, vanaf een belang van 0,5% leidt tot administratieve rompslomp. Zij vragen haar in dit verband of de Wet langetermijnbetrokkenheid aandeelhouders zekerheid biedt dat de identiteit van zodanige aandeelhouders kan worden vastgesteld. Daartoe merken zij het volgende op.

Beleggers in Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen hebben veelal een buitenlandse nationaliteit. Als voorbeelden gelden dat slechts 1,75% van de aandelen ING en circa 5% van de aandelen Shell worden gehouden door Nederlandse (institutionele) beleggers. Bij een naamloze vennootschap zijn aandeelhouders niet verplicht om zich te identificeren. Dan is de toezichthouder afhankelijk van de medewerking van aandeelhouders, die veelal woonachtig of gevestigd zijn in het buitenland, om aan die identificatieplicht te voldoen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering te reflecteren op de doelmatigheid en effectiviteit van de identificatieplicht onder de Wet langetermijnbetrokkenheid aandeelhouders.

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het praktijk is bij hedge funds om aandelen te lenen. Lenen van aandelen schept onder de nieuwe regeling geen identificatieplicht, maar de geleende aandelen geven wel stemrecht. Een ander probleem vormen derivaten van aandelen («rechten in verband met aandelen»). Vlak vóór de uitoefening van het stemrecht worden derivaten omgezet in stemgerechtigde aandelen en kan de identiteit van de aandeelhouder niet tijdig worden vastgesteld. Voornoemde leden vragen de regering om een reactie op deze en mogelijk andere structuren om de legitimatieplicht te ontwijken.

6. Betrokkenheidsbeleid institutionele beleggers en vermogensbeheerders

In het voorgestelde artikel 5:87c, tweede lid, onder a staat dat het betrokkenheidsbeleid van institutionele beleggers en vermogensbeheerders onder meer maatschappelijke en ecologische effecten en corporate governance waarin is belegd, bevat. Kan de regering aangeven hoe precies deze effecten en corporate governance kwalitatief en kwantitatief beschreven kunnen worden, zo vragen de CDA-fractieleden.

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De waarnemend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Bijsterveld

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (wnd. voorzitter), Duthler (Fractie-Duthler), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Knip (VVD), Backer (D66), Schouwenaar (VVD), Kok (PVV), Gerkens (SP), Vlietstra (PvdA), Lokin-Sassen (CDA), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van de Ven (VVD), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Van Zandbrink (PvdA), vac. (PVV), Fiers (PvdA), Andriessen (D66), Vink (D66), Aardema (PVV).

X Noot
2

Kamerstukken II 2018/19, 35 058, nr. 25.

X Noot
3

Kamerstukken II 2018/19, 35 058, nr. 17.

Naar boven