Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2019
Hierbij geef ik u mijn oordeel over de amendementen op het voorstel tot wijziging
van de Mediawet 2008 in verband met aanscherping van de nieuwedienstenprocedure, modernisering
van procedures voor de benoemingen van raden van toezicht en besturen, verduidelijking
van de positie van de Ster, alsmede technische verbeteringen onder meer in verband
met de taken van het Commissariaat voor de Media (Kamerstuk 35 042), die na sluiting van de algemene beraadslagingen op 4 april 2019 (Handelingen II
2018/19, nr. 7, debat over wijzigingen van de Mediawet 2008) zijn ingediend of gewijzigd.
Amendement met Kamerstuk 35 042, nr. 17 van het lid Westerveld, dat amendement met Kamerstuk 35 042, nr. 13 vervangt, regelt een wettelijke grondslag voor het Commissariaat voor de Media om
toe te zien op de naleving van het redactiestatuut. Hoewel mij geen concrete cases
bekend zijn waaruit blijkt dat het redactiestatuut niet wordt nageleefd en moet worden
voorkomen dat het Commissariaat voor de Media vooraf een oordeel velt over de inhoud
van de programmering van media-instellingen, kan ik mij de verduidelijking voorstellen. Ik laat het oordeel over dit amendement
aan de Kamer.
Amendement met Kamerstuk 35 042, nr. 18 van de leden Aartsen en Van der Molen, dat amendement met Kamerstuk 35 042, nr. 11 vervangt, regelt de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Staten-Generaal,
een bezoldigde functie bij een fractie in de Staten-Generaal of bij een partijbureau met het lidmaatschap van de raad van toezicht of het bestuur van een omroepvereniging,
taakomroep, de NPO, de RPO en de Ster. Hoewel de Mediawet nu ook al waarborgen biedt
om politieke inmenging te voorkomen, kan ik mij deze extra waarborg voorstellen. Ik
laat het oordeel over dit amendement daarom aan de Kamer.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob