Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2022
Vanaf medio 2019 vond de herstelactie kindgebonden budget plaats. Dit herstel was
nodig als gevolg van een omissie in de uitvoering waardoor een aantal ouders over
de periode 2013–2019 onterecht geen kindgebonden budget ontvingen.1 Eind 2021 is de herstelactie afgerond, op een beperkte groep ouders na die nog niet
konden worden hersteld.2 Een klein deel van deze groep ouders heeft door een fout in de uitvoering juni jl.
onterecht betalingen ontvangen over de herstelperiode. Wij betreuren dat deze fout
zich heeft voorgedaan. Met deze brief informeren wij u over deze fout en de wijze
waarop wij deze herstellen.
Onterechte uitbetalingen
De ouders die het betreft, zijn onderdeel van de groep ouders waarbij de toeslaggerechtigde
of diens toeslagpartner (deels) in het buitenland woont of woonde. Over deze groep
ouders heeft uw Kamer een motie aangenomen (Handelingen II 20218/19, nr. 108, item 6) die oproept niet eerder tot betalingen over te gaan dan wanneer alle relevante gegevens
bekend zijn en daarop nauwgezet de nabetaling te doen.3
Voor ruim 90 procent van deze ouders heeft Toeslagen tijdens de herstelactie tot betaling
kunnen overgaan.4 Van circa 1.000 ouders waren eind 2021 nog onvoldoende gegevens beschikbaar om tot
betaling over te kunnen gaan. Daarop zijn deze 1.000 ouders eind 2021 per brief (en
rappelbrief) benaderd met het verzoek om de benodigde informatie aan te leveren. Dit
heeft geleid tot het alsnog kunnen uitbetalen aan circa 500 ouders.
De resterende 500 ouders hebben niet gereageerd op het informatieverzoek (brief en
rappelbrief) waardoor het recht op nihil moest worden vastgesteld en niet tot uitbetaling
kon worden overgegaan. Uw kamer is geïnformeerd over deze aanpak.5 In april 2022 hebben deze 500 ouders daarom een «beslisbrief» ontvangen waarin staat
dat zij geen kindgebonden budget over de herstelperiode ontvangen.
Echter door een fout van Toeslagen in de uitvoering hebben deze ouders in juni jl.
positieve beschikkingen ontvangen en is aan een deel van hen (circa 310 ouders) uitbetaald.
Door snel te handelen heeft de SVB6 het overige deel van de uitbetalingen (circa 190) kunnen tegenhouden. In totaal is
circa € 1,7 mln. (incl. rente) door Toeslagen en de SVB onterecht uitbetaald.
Herstellen van de fout
Op basis van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (artikel 21 lid 2) kunnen
beschikkingen tot maximaal 5 jaar terug worden herzien. Dit betekent dat de beschikkingen
over de jaren 2017 tot en met 2019 worden herzien en de uitgekeerde bedragen worden
teruggevorderd. Voor de jaren 2013 tot en met 2016 kan de wettelijke herzieningsmogelijkheid
niet worden gebruikt en is het herstel van de fout afhankelijk van de bereidwilligheid
van de ontvanger.
De ouders zullen op korte termijn een brief van Toeslagen ontvangen waarin wordt uitgelegd
dat sprake is van een fout die heeft geleid tot een onterechte beschikking en betaling.
Daarbij worden excuses gemaakt voor de ontstane situatie. Burgers waarvan een telefoonnummer
beschikbaar is, zullen worden gebeld. Voor de jaren 2017 tot en met 2019 zal een invorderingstraject
worden gestart. Bij de invordering worden alle gebruikelijke waarborgen gehanteerd,
waaronder de mogelijkheid van een betalingsregeling op maat waarbij rekening gehouden
wordt met de betalingscapaciteit van de betrokkene. Ook worden deze ouders nogmaals
in de gelegenheid gesteld de benodigde informatie aan te leveren zodat de toeslag
alsnog met het juiste bedrag kan worden vastgesteld. Over 2013 tot en met 2016 worden
de ouders verzocht het onterecht ontvangen bedrag terug te storten op het rekeningnummer
van Toeslagen. De uitvoeringsconsequenties zullen worden opgevangen binnen de bestaande
capaciteit van Toeslagen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries