35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren

Nr. 19 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 september 2019

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 19 juni 2019 over de antwoorden op vragen commissie inzake ambtshalve toekenning kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 18).

De vragen en opmerkingen zijn op 18 juli 2019 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 5 september 2019 zijn de vragen door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Freriks

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie zijn behoorlijk geschrokken van de omvang van de terugbetalingen van onterecht niet uitgekeerd kindgebonden budget. Honderdduizenden mensen krijgen een nabetaling en dat wordt met 100 uitzendkrachten toegekend, zo lezen deze leden in de uitvoeringstoets. Het gaat over een half miljard euro. Dit is dus echt vragen om problemen als dit proces even afgeraffeld wordt.

Deze leden merken op dat in Nederland de juridische fictie bestaat dat eenieder geacht wordt de wet te kennen. In dit geval heeft ingewikkelde wetgeving ertoe geleid dat

  • er tien jaar lang geen Kamerlid gevraagd heeft of dit deel van de wet wel goed wordt uitgevoerd;

  • honderdduizenden burgers de wet niet kenden en daardoor honderden, duizenden of zelfs tienduizenden euro’s zijn misgelopen;

  • de Belastingdienst zelf niet meer weet hoe de wetstekst luidt en wat zij moet uitvoeren en dat ook niet regelmatig naloopt.

Natuurlijk kunnen we daar in onderstaand voorbeeld gemakkelijk overheen stappen, maar dat is zeer onverstandig. Dit is immers een duidelijk voorbeeld dat de wetgeving bij belastingen/toeslagen zodanig ingewikkeld is, en ook verschillend tussen verschillende toeslagen, dat dus echt helemaal niemand het tien jaar lang begreep.

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of hij die mening deelt en wat hij dan gaat doen om de wetgeving echt substantieel te vereenvoudigen.

In dit geval komen individuele burgers achteraf niet in de problemen, maar dat is elders bij toeslagen wel anders, zo merken de leden van de CDA-fractie op.

De leden van de CDA-fractie zien een aantal uitvoeringsproblemen ontstaan en hebben daarom gemeend spoedvragen te moeten stellen en hadden gevraagd om die binnen tien dagen te beantwoorden1.

Dat is nu negen dagen geleden, beseffen deze leden, en de inbreng is vandaag.

Deze leden hadden deze vragen gesteld omdat zij echt van mening zijn dat er geld uitgekeerd gaat worden in situaties die zij volstrekt onwenselijk achten. Zij hopen dat de regering deze vragen per ommegaande beantwoordt. Dan kunnen conclusies worden getrokken over in welke situaties er wel uitgekeerd kan worden en in welke niet. Zij vragen de Staatssecretaris dus deze vragen per ommegaande te beantwoorden en daarbij aan te geven in welke gevallen tijdelijk nog niet uitgekeerd wordt (bijvoorbeeld bij veroordelingen van ouders, die hun kind iets hebben aangedaan) en in welke gevallen wel (waar de gezinssituatie identiek is).

Ook verzoeken de leden van de CDA-fractie niet tot uitkering aan het buitenland over te gaan voordat duidelijk gemaakt wordt hoe gezinsinkomens worden vastgesteld en gecontroleerd en hoe wordt omgesprongen met situaties waarin in het buitenland een kindregeling ontvangen wordt die lager is dan de Nederlandse regeling. Is de Staatssecretaris bereid hierover een uitgebreide toelichting te geven?

Deze leden vragen de Staatssecretaris ook meteen in te gaan op hoe de vaststelling van het inkomen van de toeslagpartner zou verlopen.

De leden van de CDA-fractie zijn namelijk door schade en schande wijs geworden. Zij herinneren zich eerdere problemen heel erg goed.2 Een groot probleem is de (on)betrouwbaarheid van de Basisregistratie Personen. Die wordt niet goed gecontroleerd en het is echt onmogelijk om vijf jaar na dato nog vast te stellen of iemand ergens woonachtig is.

Is de Staatssecretaris bereid om niet tot uitkeringen naar het buitenland over te gaan totdat hierop een aparte toelichting is gegeven en een aparte uitvoeringstoets gedaan is? Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie deze harde toezegging.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Staatssecretaris over de ambtshalve toekenning kindgebonden budget en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie is het nog steeds niet helder hoe de fout in het toekennen precies is opgespoord en of kan worden gegarandeerd dat er niet bij andere toeslagen ook fouten zijn gemaakt met toekenning of het herleven van de toekenning. Zij vragen de Staatssecretaris of hij nog eens wil kijken naar de beantwoording van de Kamervragen die hierover zijn gesteld3.

De leden van de SP-fractie constateren dat in ongeveer 110.000 gevallen het nog te betalen bedrag hoger is dan € 1.000 en ook dat het gemiddeld uit te keren bedrag ongeveer € 1.700 bedraagt. Gezien deze cijfers vragen de leden van de SP-fractie zich af of het eerder genoemde getal van 300.000 tot 400.000 gedupeerde gezinnen overeind blijft en of die gezinnen allemaal gecompenseerd gaan worden. Deze leden vragen een overzicht van het aantal gezinnen dat nog recht heeft op kindgebonden budget en voor welke bedragen (bandbreedte tot € 1.000, tussen € 1.000 en € 1.500 en meer dan € 1.500). Deze leden vragen ook een overzicht met de financiële raming van het ambtshalve toekennen. Kloppen de eerder gedeelde cijfers nog?

De leden van de SP-fractie vragen zich af of de ouders die alsnog recht hebben op kindgebonden budget zelf actie moeten ondernemen om dat uitbetaald te krijgen of dat dit automatisch gebeurt. Daarnaast vragen zij wat ouders bij automatische uitbetaling kunnen doen als zij menen dat het budget niet betaald zou moeten worden aan de ouder die indertijd de kinderbijslag heeft aangevraagd, bijvoorbeeld om redenen die de leden Omtzigt en Peters (CDA) opwerpen in hun Kamervragen hierover van 9 juli jongstleden4.

De leden van de SP-fractie concluderen uit antwoord op eerdere Kamervragen dat het initiatief tot aanvraag van het kindgebonden budget bij de Belastingdienst ligt en in het geval van de Toeslagen bij de burger. Heeft de Belastingdienst informatie over bij wie dit initiatief het beste kan liggen, bijvoorbeeld vanwege de laagste foutmarge en minste noodzaak tot correctie achteraf?

De leden van de SP-fractie vernemen uit het meldpunt over onterecht stopgezette kinderopvangtoeslag dat de Belastingdienst bij een vordering dit inhoudt op het kindgebonden budget, de zorg- en huurtoeslag. Zij vragen de Staatssecretaris hoe daar bij het met terugwerkende kracht uitgekeerde kindgebonden budget mee omgegaan wordt.

II Reactie van de Staatssecretaris

Voor de antwoorden op de vragen die gesteld zijn door de Kamerleden Omtzigt en Peters verwijs ik naar die antwoorden (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3863).

De leden van het CDA vragen naar de complexheid van het systeem.

Antwoord

De leden van de fractie van het CDA uiten met hun vragen en opmerkingen met betrekking tot de ambtshalve toekenning van kindgebonden budget hun zorg over de complexiteit van de wetgeving die leidt tot het doen van nabetalingen van onterecht niet uitgekeerd kindgebonden budget. Die zorgen worden door mij en de Staatssecretaris van Financiën gedeeld met de leden van de fractie van het CDA. Zij vragen wat ik ga doen om de wetgeving op het terrein van de toeslagen te vereenvoudigen. Op dit moment wordt onderzoek gedaan naar beleidsopties in een Interdepartementaal Beleidsonderzoek Toeslagen (IBO Toeslagen). In dit IBO worden onder meer de mogelijkheden verkend om – al dan niet via aanpassing van wetgeving – het aantal en de omvang van terugbetalingen van toeslagen te verminderen. Daarnaast werkt het Ministerie van Financiën samen met SZW aan een pakket verbetermaatregelen gericht op het voorkomen van hoge terugvorderingen in de sfeer van de kinderopvangtoeslag. Het kabinet ziet de uitkomsten van het IBO Toeslagen, het traject met de verbetermaatregelen en het advies van de commissie-Donner met belangstelling tegemoet.

De leden van het CDA stellen ook een vraag naar wie de nabetaling gaat ook als de relatie tussen ouder en kind is veranderd in de loop der tijd.

Antwoord

Voor het antwoord op die vraag verwijs ik naar de antwoorden op de vragen die op 9 juli 2019 gesteld zijn door de Kamerleden Omtzigt en Peters.

Ook verzoeken de leden van de CDA-fractie niet tot uitkering aan het buitenland over te gaan voordat duidelijk gemaakt wordt hoe gezinsinkomens worden vastgesteld en gecontroleerd en hoe wordt omgesprongen met situaties waarin in het buitenland een kindregeling ontvangen wordt die lager is dan de Nederlandse regeling.

Antwoord

Gezinsinkomens worden op de gebruikelijke wijze vastgesteld (inkomens worden achteraf per toeslagjaar vastgesteld op basis van de basisregistratie-inkomens). Er wordt gebruik gemaakt van vastgestelde inkomensgegevens uit de BRI. Inkomens worden vastgesteld aan de hand van de aangifte of aan de hand van jaarloongegevens die van het UWV worden verkregen. Voor zover relevant wordt ook het Niet in Nederland belastbaar inkomen (NiNbi) uitgevraagd.

Het is mogelijk dat ouders of verzorgers zowel in Nederland als een ander land recht hebben op uitbetaling van gezinsbijslagen voor hetzelfde kind over dezelfde periode. In die gevallen is er sprake van samenloop van het recht op gezinsbijslagen en werken de Belastingdienst en de SVB samen. De SVB is voor de gezinsbijslagen, dat wil zeggen de kinderbijslag, het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag, het verbindingsorgaan. De SVB bepaalt bij de aanvraag AKW of er sprake is van een internationale situatie waarbij de regels betreffende samenloop van toepassing zijn en geeft dat door aan de Belastingdienst/Toeslagen. Als de rechthebbende voor de kinderbijslag recht heeft op een aanvulling uit Nederland op een buitenlands recht op gezinsbijslagen, dan voert de SVB de anticumulatie uit. Op basis van de bedragen aan gezinsbijslagen uit Nederland en het recht op gezinsbijslagen uit het buitenland, wordt de aanvulling uit Nederland berekend. Het bedrag aan Nederlandse gezinsbijslagen dat de hoogte van de buitenlandse gezinsbijslagen overschrijdt, wordt vervolgens uitgekeerd.

Ook vragen de leden van het CDA een toelichting te geven op uitkeringen van gezinsbijlagen aan het buitenland.

Antwoord

Over de werkwijze voor de gevallen waarin sprake is van anticumulatie tussen Nederlandse kindregelingen en kindregelingen in het buitenland, worden nog afspraken gemaakt tussen de Belastingdienst en de SVB. De uitwisseling van informatie over de rechten op gezinsuitkeringen in het buitenland, in het verleden en de herstelactie kindgebonden budget is complex vanwege de noodzaak om samen te werken tussen de SVB, de Belastingdienst/Toeslagen en de verschillende zusterorganen in het buitenland. Daar bovenop kunnen wettelijk gezien nabetalingen in Nederland tot vorderingen in het buitenland leiden. De praktische aanpak zal in overleg met de uitvoerders Belastingdienst/Toeslagen en de SVB bepaald worden.

De leden van de SP vragen hoe de fout is opgespoord. Ook vragen zij of de staatsecretaris van Financiën kan garanderen dat het bij de andere toeslagen niet kan voorkomen.

Antwoord

Voor de wijze waarop de omissie aan het licht is gekomen verwijs ik naar beantwoording van de Kamervragen van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief ambtshalve toekenning kindgebonden budget (Kamerstuk II 2018/19, 35 010, nr. 7: lijst met vragen en antwoorden) van mijn ambtgenoot Snelen mij. Het kindgebonden budget is de enige toeslag die (als er sprake is van een andere toeslag) automatisch wordt toegekend. De zorgtoeslag, huurtoeslag en kinderopvangtoeslag kennen geen automatische toekenning. De geconstateerde (of een soortgelijke) fout kan zich bij de andere toeslagen niet voordoen.

De leden van de SP vragen of ouders die menen recht te hebben op kindgebonden budget hier actie voor moeten nemen. Ook vragen zij of de nabetaling aan een andere ouder kan worden uitgekeerd. Daarnaast vragen zij of de eerdere raming nog actueel is.

Antwoord

Ouders van wie alsnog het recht op het kindgebonden budget wordt vastgesteld krijgen het kindgebonden budget automatisch uitbetaald. Het kindgebonden budget volgt de uitbetaling van de kinderbijslag in die periode, zie daarvoor ook de antwoorden op de eerdergenoemde vragen van de Kamerleden Omzigt en Peters. De eerdere ramingen zijn nog steeds actueel. In totaal gaat het om 420 mln. euro.

De leden van de SP-fractie vragen bij wie het initiatief ligt voor het aanvragen van toeslagen en kindgebonden budget.

Antwoord

Het kindgebonden budget wordt automatisch toegekend als er recht is op kinderbijslag en er sprake is van een andere toeslag. In andere situaties moeten burgers zelf de toeslag en dus ook het kindgebonden budget aanvragen. Burgers zijn zelf verantwoordelijk voor het doorgeven van de juiste gegevens aan de Belastingdienst inclusief het inkomen waarop (het voorschot van) de toeslag wordt gebaseerd. Als de burger zorgt voor de juiste gegevens dan is de kans op een correctie achteraf het kleinst. De burger beschikt namelijk over actueler inkomensgegevens dan de Belastingdienst die daar pas op een later moment over beschikt.

De leden van de SP vragen hoe deze nabetaling zich verhoudt met eventueel openstaande terugvorderingen.

Antwoord

Het reguliere beleid is van toepassing. Dat betekent dat een nabetaling kan worden verrekend met openstaande terugvorderingen.


X Noot
1

Vragen van de leden Omtzigt en Peters (beiden CDA) aan de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over meer dan 100.000 ouders die de komende maanden meer dan 1.000 euro kindgebonden budget krijgen nabetaald en mogelijk geen enkele band meer hebben met hun kind(eren) (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3863).

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1886.

X Noot
4

Zie voetnoot 2.

Naar boven