Vragen van de leden Omtzigt en Peters (beiden CDA) aan de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over meer dan 100.000 ouders die de komende maanden meer dan 1.000 euro kindgebonden budget krijgen nabetaald en mogelijk geen enkele band meer hebben met hun kind(eren) (ingezonden 9 juli 2019)

Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 6 september 2019)

Vraag 1

Herinnert u zich dat u aan het parlement gemeld heeft (meer dan 12 weken nadat de vragen gesteld werden) dat in 2019 en 2020

  • a. meer dan 100.000 ouders een nabetaling krijgen van het kindgebonden budget van meer dan 1.000 euro;

  • b. dat in totaal ongeveer 500 miljoen euro uitbetaald zal worden;

  • c. dat het geld overgemaakt wordt aan de ouder, die ook de kinderbijslag ontvangen

Antwoord 1

Ja, er zal in totaal ongeveer 420 miljoen euro uitbetaald worden.

Vraag 2

Klopt het dat het kindgebonden budget als overweging heeft dat het bedoeld is om gezinnen te ondersteunen in de kosten van kinderen, namelijk: «Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat personen voor wie de kosten van kinderen in verhouding tot hun inkomen een te zware last vormen, een financiële bijdrage in die kosten ontvangen»?1

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Krijgt alleen de ouder die recht heeft op de nabetaling (de ouder die in het betreffende jaar de kinderbijslag ontving) een beschikking over de nabetaling of krijgt ook de andere ouder die beschikking? En kan de andere ouder dan bezwaar maken tegen uitbetaling?

Antwoord 3

Alleen de ouder die recht heeft op de nabetaling (dat is volgens artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget de ouder wiens recht op kinderbijslag werd uitbetaald conform het gestelde in artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet, zie ook het antwoord op de vragen 5 en 6) ontvangt een beschikking. Als de andere ouder de toeslagpartner is van de ouder die de nabetaling ontvangt, dan kan de andere ouder indien zij een gezamenlijke huishouding hebben bezwaar maken tegen uitbetaling bij de Belastingdienst.

Vraag 4

Indien de ouders ondertussen gescheiden zijn, heeft dan de niet-ontvangende ouder recht op de helft van het bedrag? Zo ja, hoe kan hij/zij dat dan opeisen?

Antwoord 4

De ouder die op grond van het uitbetaalde recht op kinderbijslag in de betreffende periode aanspraak had op het kindgebonden budget, is ook de ouder die het volledige bedrag van de nabetaling van kindgebonden budget over de desbetreffende periode ontvangt. Het kindgebonden budget kan niet gesplitst worden uitbetaald. Dat geldt ook voor deze nabetaling.

Vraag 5 en 6

Is het mogelijk dat een ouder, die ondertussen uit de ouderlijke macht ontzet is, de nabetaling krijgt? Zo ja, deelt u dan de mening dat het wenselijk is dat het bedrag uitbetaald wordt aan de ouder die niet ontzet is uit de ouderlijke macht?

Is het mogelijk dat een ouder, die ondertussen veroordeeld is voor een delict tegen het kind zoals mishandeling of verwaarlozing of een ander misdrijf, de nabetaling krijgt? Zo ja, deelt u dan de mening dat het wenselijk is dat het bedrag uitbetaald wordt aan de ouder die niet veroordeeld is?

Antwoord 5 en 6

Ja, beide situaties kunnen voorkomen. Vanaf de introductie is de verstrekking van het kindgebonden budget en zijn voorloper de kindertoeslag gekoppeld aan de uitbetaling van de kinderbijslag. De kinderbijslag is gekoppeld aan een verzekerde ouder, dat houdt in dat een persoon verzekerd is als diegene ingezetene is van Nederland of loonbelasting betaalt (of in het geval van een zelfstandige inkomstenbelasting). Daarmee is de verzekerde ouder in principe rechthebbende voor de kinderbijslag. Om echter dubbele uitbetaling te voorkomen, is in de AKW in artikel 18 bepaald dat het ouderpaar – als sprake is van een gezamenlijke huishouding – één ouder aanwijst wiens recht wordt uitbetaald. Als het kind tot het huishouden behoort van één ouder wordt diens recht uitbetaald. Ook als het kind niet thuis woont, zijn er regels voor de uitbetaling. Het kindgebonden budget wordt (overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget) uitbetaald aan de ouder die in de betreffende periode het recht op de kinderbijslag kreeg uitbetaald. Omdat de uitbetaling van kindgebonden budget ziet op de nabetaling van een recht over een eerdere periode, wordt in lijn met de reguliere werkwijze bezien welke ouder op dat moment recht had op kinderbijslag. Dat is de ouder aan wie het kindgebonden budget wordt nabetaald.

Vraag 7

Indien een ouder overleden is en de kinderen leven met de (nieuwe) partner van de overleden ouder, krijgt dan de overlevende biologisch ouder de nabetaling of de nieuwe partner van de overleden ouder? Is de uitkomst in dit geval rechtvaardig?

Antwoord 7

In situaties dat de ouder die aanspraak maakt op de nabetaling van het kindgebonden budget is overleden dan zal de nabetaling (zoals gebruikelijk conform de regels die gelden bij erfrecht) uitbetaald worden aan de erven van de overleden ouder.

Vraag 8

Hoeveel mensen die nu in het buitenland wonen, hebben recht op nabetaling? Kunt u de top tien van landen geven waar mensen wonen aan wie nabetaald wordt en de aantallen en bedragen waarom het gaat?

Antwoord 8

Land

aantal1

bedrag

Polen

5.000

15,2 mln

Bondsrepubliek Duitsland

1.500

6,6 mln

België

1.500

6,9 mln

Verenigd Koninkrijk

300

0,7 mln

Turkije

300

0,3 mln

Spanje

300

0,8 mln

Curaçao

200

0,3 mln

Roemenië

200

0,5 mln

Verenigde Staten van Amerika

200

0,3 mln

Frankrijk

150

0,4 mln

X Noot
1

Aantallen (en bedragen) afgerond op honderdtallen, omdat het een raming betreft. Zie voor de factoren die spelen bij deze raming ook het antwoord op vraag 9.

Vraag 9

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de anti-cumulatiebepaling (met buitenlandse kindregelingen) wordt nageleefd?

Antwoord 9

Anticumulatie gaat over het voorkomen van meervoudige rechten voor hetzelfde kind uit verschillende landen en via al of niet verschillende rechthebbenden. Over de werkwijze voor de gevallen waarin sprake is van anticumulatie tussen Nederlandse kindregelingen en kindregelingen in het buitenland, worden nog afspraken gemaakt tussen de Belastingdienst en de SVB. De uitwisseling van informatie over de rechten op gezinsuitkeringen in het buitenland, gezinsuitkeringen in het verleden en de herstelactie kindgebonden budget is complex vanwege de noodzaak om samen te werken tussen de SVB, de Belastingdienst/Toeslagen en de verschillende zusterorganen in het buitenland. Daar bovenop kunnen wettelijk gezien nabetalingen in Nederland tot vorderingen in het buitenland leiden. De praktische aanpak zal in overleg met de uitvoerders Belastingdienst/Toeslagen en de SVB bepaald worden.

Vraag 10

Er kan geen beslag gelegd worden op het kindgebonden budget; kan er ook geen beslag gelegd worden op een nabetaling van het kindgebonden budget?

Antwoord 10

Het beslagverbod geldt ook voor nabetalingen van het kindgebonden budget.

Vraag 11

Wat gebeurt er met de nabetaling bij mensen die in de schuldsanering zitten? Komt de nabetaling bij hen ten goede aan de kinderen?

Antwoord 11

In situaties dat de ouder die de nabetaling ontvangt in de wettelijke schuldsanering zit, geldt de reguliere wet- en regelgeving omtrent schuldsanering. Dat betekent dat de nabetaling in de boedel valt. Bij de berekening van het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) zal met de nabetaling rekening worden gehouden of is al rekening gehouden met het recht op kindgebonden budget. Alle leden van de NVVK, branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, volgen bij een minnelijke schuldregeling ook de methodiek van het VTLB.

Vraag 12

Kunt u deze vragen een voor en binnen tien dagen beantwoorden, omdat er nu allerlei voorbereidingen getroffen worden voor de uitbetaling?

Antwoord 12

Op 11 juli heeft de Staatssecretaris van Financiën aan uw Kamer een uitstelbrief gestuurd. Wel hebben wij deze vragen beantwoord voordat de Belastingdienst/Toeslagen start met uitbetaling in het kader van de hersteloperatie. Deze zal starten op 9 september met de eerste beschikkingen en de eerste uitbetalingen starten eind september.


X Noot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2006–2007, 30 912, nr. 2.

Naar boven