35 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2019

35 000 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2019

F1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juni 2019

De vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 en voor Koninkrijksrelaties3 hebben op 9 april, 23 april en 14 mei 2019 gesproken over de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 april 2019 over de ambities met betrekking tot de reductie van kinderarmoede.4

Naar aanleiding hiervan is op 22 mei 2019 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft op 20 juni 2019 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 22 mei 2019

De vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Koninkrijksrelaties hebben op 9 april, 23 april en 14 mei 2019 gesproken over uw brief van 1 april 2019 over de ambities met betrekking tot de reductie van kinderarmoede.5 De leden van de fracties van het CDA, de SP, GroenLinks en ChristenUnie hebben naar aanleiding van die brief de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de fracties van D66, de PvdA, de SGP, 50PLUS en de OSF sluiten zich bij deze vragen aan.

De genoemde leden hebben met belangstelling kennisgenomen van uw uitgebreide brief met antwoorden rondom de aanpak van kinderarmoede. Voor deze fracties is zichtbaar dat de aanpak daadwerkelijk de aandacht heeft van het kabinet.

De aan het woord zijnde leden missen in de brief een koppeling aan de door het kabinet onderschreven Sustainable Development Goals (SDG), in het bijzonder doel 1: Geen armoede. Om dit doel in 2030 (wat de einddatum is voor de implementatie van de SDG’s) te halen, zal in deze kabinetsperiode een eerste stevige stap gezet moeten worden. Daarom heeft de Eerste Kamer er al op 5 december 2017 middels de breed gedragen motie-Kox c.s.6 bij het kabinet op aangedrongen zichzelf een reductiedoelstelling op te leggen.

Deze leden vragen u of de regering bereid is nu toch echt op korte termijn voor deze kabinetsperiode zichzelf een betekenisvolle eerste stap op te leggen.

Daarnaast constateren deze leden dat voor Caribisch Nederland alleen de participatiedoelstelling wordt genoemd en niet de reductiedoelstelling, te weten het terugbrengen van het aantal gezinnen met kinderen dat te maken heeft met een laag inkomen. Hangt het ontbreken van deze doelstelling samen met het feit dat de regering tot op heden geen sociaal minimum heeft willen vaststellen of is er een andere reden voor deze omissie?

De leden van de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Koninkrijksrelaties zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.H.G. Rinnooy Kan

De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, R.R. Ganzevoort

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2019

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de vaste commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Koninkrijksrelatie over de ambities met betrekking tot de reductie van kinderarmoede (referentienummer 161063.04u).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Vraag

De aan het woord zijnde leden missen in de brief een koppeling aan de door het kabinet onderschreven Sustainable Development Goals (SDG), in het bijzonder doel 1: Geen armoede. Om dit doel in 2030 (wat de einddatum is voor de implementatie van de SDG’s) te halen, zal in deze kabinetsperiode een eerste stevige stap gezet moeten worden. Daarom heeft de Eerste Kamer er al op 5 december 2017 middels de breed gedragen motie-Kox c.s. bij het kabinet op aangedrongen zichzelf een reductiedoelstelling op te leggen.

Deze leden vragen u of de regering bereid is nu toch echt op korte termijn voor deze kabinetsperiode zichzelf een betekenisvolle eerste stap op te leggen.

Antwoord

Het kabinet onderschrijft de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), waaronder SDG 1; de afname van armoede in al haar vormen. Nederland rapporteert periodiek over de stand van zaken met betrekking tot het behalen van deze doelstellingen. Zie bijvoorbeeld de meeste recente rapportage van het CBS van 15 mei 2019 «Monitor Brede Welvaart & de SDG’s 2019» en de Derde Nederlandse SDG Rapportage.7 Hierin staat dat Nederland het relatief goed doet op SDG 1 in vergelijking met andere EU-landen. Ik heb recent ook gesproken met de nationaal coördinator SDG 1 over de samenhang tussen de SDG’s en de ambities kinderarmoede van het kabinet (zie hieronder).

Met de ambities kinderarmoede wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het behalen van SDG 1 armoede. SDG 1 richt zich op armoede in den brede en er is een doel voor 2030 afgesproken. De ambities kinderarmoede hebben specifiek betrekking op kinderen in armoede en hierin zijn doelen voor de kortere termijn opgenomen: (1) ieder kind dat in een gezin met een laag inkomen opgroeit kan meedoen; (2) het aantal huishoudens met kinderen dat een laag inkomen heeft gaat omlaag; (3) er komt periodiek kwalitatief inzicht in de brede kansarmoede onder kinderen op de verschillende levensdomeinen zoals zorg, onderwijs, veiligheid en (4) periodiek wordt er een kwalitatief overzicht geboden van goede voorbeelden en initiatieven van gemeenten en andere lokale en nationale organisaties gericht op het voorkomen van armoede onder kinderen en de negatieve gevolgen daarvan voor kinderen.

In ambitie 2 wordt ingezet op een daling van het aantal huishoudens met kinderen met een laag inkomen. Er wordt niet gesproken over één cijfer of percentage, aangezien SCP, CPB en CBS aangeven dat armoede niet in één getal te vangen is. Zo houden het CBS en het SCP een verschillende definitie aan van armoede of een risico op armoede (die weer afwijken van de Europese armoededefinitie). De verschillende definities tonen daarmee wel een veelkleurig palet van de armoedeproblematiek. Daarnaast is er in de cijfers geen onderscheid naar de gevolgen van conjunctuur op armoede te maken. Eén kwantitatieve reductiedoelstelling is niet te definiëren.8 Daarom heeft het kabinet in overleg met de VNG gekozen voor de vier bovengenoemde ambities.

Met de voorliggende ambities wordt een betekenisvolle stap gezet in het tegengaan van kinderarmoede. Tweejaarlijks, startend in 2021, zal er gerapporteerd worden over de vier ambities. Dit zal een kwantitatief en kwalitatief beeld van kinderarmoede opleveren evenals inzichten hoe het kinderarmoedebeleid waar nodig verbeterd kan worden. Het periodieke inzicht is ook aanleiding voor alle partijen, Rijk, gemeenten en maatschappelijke partijen, om hier vanuit hun verantwoordelijkheden mee aan de slag te gaan. Over de voortgang zal het kabinet rapporteren aan de Tweede en Eerste Kamer.

Vraag

Daarnaast constateren deze leden dat voor Caribisch Nederland alleen de participatiedoelstelling wordt genoemd en niet de reductiedoelstelling, te weten het terugbrengen van het aantal gezinnen met kinderen dat te maken heeft met een laag inkomen. Hangt het ontbreken van deze doelstelling samen met het feit dat de regering tot op heden geen sociaal minimum heeft willen vaststellen of is er een andere reden voor deze omissie?

Antwoord

Het klopt dat er voor Caribisch Nederland geen reductiedoelstelling is opgenomen in de brief van 1 april 2019. Het terugbrengen van het aantal gezinnen met kinderen dat te maken heeft met een laag inkomen is onderdeel van de brede inzet van het kabinet om bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren. Om de levensomstandigheden in Caribisch Nederland te verbeteren en het economisch potentieel te versterken, heeft het kabinet in de kabinetsreactie onderzoek ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland een pakket aan maatregelen aangekondigd.9 Het gaat om maatregelen gericht op het verhogen van het inkomen, het terugdringen van de kosten van levensonderhoud, aangevuld met het versterken van het economisch potentieel, gericht armoedebeleid en flankerend beleid. Het kabinet heeft hiermee een eerste, betekenisvolle stap gezet om armoede aan te pakken met als doel dat het aantal huishoudens dat te maken heeft met een laag inkomen de komende jaren een dalende trend laat zien. Dat geldt ook voor huishoudens met kinderen.

Tegelijkertijd worden er stappen gezet op het mee kunnen doen van kinderen in een gezin met een laag inkomen. Om die reden ben ik, zoals ik u op 21 november 2018 en 1 april 2019 heb laten weten, voornemens om vanaf 2020 het Caribisch Nederlandse deel van de Subsidieregeling kansen voor alle kinderen in te bedden in het programma BES(t) 4 kids.10 Het programma BES(t) 4 kids is gericht op het verbeteren van de kwaliteit en (financiële) toegankelijkheid van de kinderopvang (voor en naschoolse voorzieningen) op de BES-eilanden. Bijzondere aandacht is er voor de betaalbaarheid van deze voorzieningen voor ouders waarvan kinderen in armoede even. Door het aanbieden van naschoolse activiteiten en maaltijden via het programma BES(t) 4 kids, kunnen verstrekkingen die nu worden gefinancierd vanuit de Subsidieregeling kansen voor alle kinderen op structurele en integrale wijze worden gefinancierd en georganiseerd. Daarmee blijven de financiële middelen structureel beschikbaar voor kinderen die in Caribisch Nederland opgroeien.

Rond de zomer zal ik de Tweede Kamer informeren over de voortgang van de in de eerdergenoemde kabinetsreactie aangekondigde maatregelen. Conform de motie Van der Graaf c.s. zal ik daarbij ook ingaan op de stappen die gezet moeten worden om een norm voor het sociaal minimum vast te kunnen stellen.11 Hierbij wordt bezien of het mogelijk is om een ijkpunt voor het sociaal minimum te kiezen als referentiepunt voor gerichte maatregelen de komende jaren. Ook zal ik in de voortgangsrapportage ingaan op de ambities kinderarmoede in Caribisch Nederland.


X Noot
1

Letter F heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 35 000 XV.

X Noot
2

Samenstelling Sociale Zaken en Werkgelegenheid:

Kox (SP), Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Ester (CU), Sent (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), De Bruijn-Wezeman (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Wever (VVD) (ondervoorzitter), Ballekom (VVD), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van der Linden (FvD), Moonen (D66), Nanninga (FvD), Pouw-Verweij (FvD), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), De Vries (FvD).

X Noot
3

Samenstelling Koninkrijksrelaties:

Ester (CU), Ganzevoort (GL) (voorzitter), Sent (PvdA), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Adriaansens (VVD), Beukering (FvD), Bezaan (PVV), Van der Burg (VVD), Dittrich (D66), Gerbrandy (OSF), Nanninga (FvD), Nicolaï (PvdD), Van Pareren (FvD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (voorzitter), Veldhoen (GL), De Vries (FvD) (vice-voorzitter).

X Noot
4

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 XV / 35 000 IV, D.

X Noot
5

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 XV / 35 000 IV, D.

X Noot
6

Kamerstukken I 2017/2018, 34 775, D.

X Noot
7

Kamerstukken II 2018/19, 34 298, nr. 27.

X Noot
8

Kamerstukken II 2018/19, 24 515, nr. 455.

X Noot
9

Kamerstukken II 2017/18, 34 775 IV, nr. 45.

X Noot
10

Kamerstukken II 2018/2019, 24 515 nr. 455.

X Noot
11

Kamerstukken II 2018/19, 35 000 IV, nr. 7.

Naar boven