34 997 Regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 4 oktober 2018

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

         

I.

Algemeen deel

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Aanleiding en achtergrond

3

 

3.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

4

 

4.

Afzonderlijke onderdelen van het experiment

7

   

4.1

Deelnemende gemeenten

7

   

4.2

De teelt van hennep ten behoeve van het experiment

11

   

4.3

Verkoop van hennep in coffeeshops

14

   

4.4

Begeleidings- en evaluatiecommissie experiment gesloten coffeeshopketen

15

 

5.

Internationale en Europeesrechtelijke aspecten

15

 

6.

Toezicht en handhaving

17

 

7.

Consultatie

17

 

8.

Overig

18

II.

Artikelsgewijs

19

 

1.

Algemeen

19

 

2.

Artikel 4

19

 

3.

Artikel 7

19

 

4.

Artikel 13

19

 

5.

Ondertekening

20

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel houdende Regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in gesloten coffeeshopketen (hierna: het wetsvoorstel). Zij zijn voorstander van het slimmer reguleren van de wietteelt. Aangezien het opzetten van een experiment met een gesloten coffeeshopketen dat doel dichterbij kan brengen, steunen deze leden het wetsvoorstel. De leden zijn van mening dat wel moet worden gewaarborgd dat de experimenten kunnen slagen. In het kader daarvan hebben zij enkele vragen, onder andere over de Europeesrechtelijke houdbaarheid, over de wijze waarop het experiment wordt opgesteld en over de overeenkomsten en verschillen met het voorstel van wet van het lid Bergkamp tot wijziging van de Opiumwet teneinde de teelt en verkoop van hennep en hasjiesj via een gesloten coffeeshopketen te gedogen (Wet gesloten coffeeshopketen, Kamerstuk 34165).

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben nog wel vragen over het wetsvoorstel. Bij lezing van onderhavig wetsvoorstel concluderen de leden dat een belangrijk deel van het wetsvoorstel per algemene maatregel van bestuur (amvb) zal worden ingevuld. Deze leden vragen de regering of dit één of meerdere amvb’s zal betreffen. Indien het meerdere amvb’s betreft vragen zij of het mogelijk is een overzicht te maken van welke amvb’s met welke inhoud de Kamer kan verwachten in het kader van dit wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden achten het van groot belang dat er experimenten plaatsvinden met gereguleerde wietteelt, om een einde te maken aan de scheve constructie waarin wiet wel gekocht en gebruikt mag worden, maar niet geteeld. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel, waarin, de mogelijkheid wordt gecreëerd te experimenteren met een legale aanvoer van cannabis voor coffeeshops. Deze leden zijn groot voorstander van het reguleren en legaliseren van de productie van cannabis ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops. De leden zijn ervan overtuigd dat alleen op deze wijze criminele betrokkenheid bij de productie van en handel in cannabis effectief kan worden bestreden. Daarnaast draagt het onder strikte voorwaarden produceren van cannabis bij aan een betrouwbaar product. Voornoemde leden verwachten dat een rationeel en pragmatisch softdrugsbeleid, gebaseerd op regulering en legalisering, uiteindelijk de openbare orde en de volksgezondheid ten goede komt.

De leden hebben daarnaast kennisgenomen van het rapport van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen van 20 juni 2018 (Kamerstuk 24 077, nr. 416) en danken de commissieleden voor hun grondige bestudering van de opzet van het experiment gesloten coffeeshopketen. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie delen de conclusie van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen dat een experiment met gereguleerde wietteelt een goede kans van slagen kan hebben, maar dat het experiment dan wel aan een aantal voorwaarden moet voldoen. De aan het woord zijnde leden zijn nog steeds positief over het experiment, maar zijn wel zeer kritisch over de invulling van het experiment zoals de regering nu voorstelt. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Zij zijn verheugd dat er in ieder geval enige vorm van een experiment voor «de achterdeur» komt. De aan het woord zijnde leden zien dit als een voorzichtige en wellicht imperfecte eerste stap in de richting van regulering van de wietsector van teelt tot en met verkoop. Los van de vormgeving van dit experiment, zien zij het feit dat de regering met dit experiment komt als een vorm van erkenning dat het huidige gedoogbeleid, waarbij de achterdeur in feite ontkent wordt, tot ongewenste effecten voor de gezondheid en veiligheid leidt. Deelt de regering deze conclusie? Zo nee, waarom niet? Hoewel een experiment met de achterdeur beter is dan geen experiment, hebben deze leden wel enkele vragen over de invulling van het experiment.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben met ongenoegen kennisgenomen van het wetsvoorstel om te experimenteren met een zogenaamde «gesloten coffeeshopketen» om daarmee de teelt en verkoop van hennep of hasjiesj voor recreatief gebruik te realiseren. Zij zijn van mening dat er met drugs niet geëxperimenteerd zou moeten worden, zeker gelet op de ontwrichtende situaties die het gevolg van drugs zijn. Zij maken daarom graag gebruik van de mogelijkheid de regering hierover vragen te stellen.

2. Aanleiding en achtergrond

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat het initiatiefwetsvoorstel van het lid Bergkamp Wet gesloten coffeeshopketen momenteel bij de Eerste Kamer ligt. Het onderhavige regeringswetsvoorstel geeft regels voor een experiment met een gesloten coffeeshopketen, terwijl in het initiatiefwetsvoorstel geen experiment was opgenomen maar direct een gesloten coffeeshopketen. Kan de regering uitleggen waarom ervoor is gekozen eerst te experimenteren? Kan de regering nogmaals uiteenzetten welke bezwaren zij destijds had tegen het voornoemde initiatiefwetsvoorstel van het lid Bergkamp? Op welke wijze is in het regeringsvoorstel voldaan aan de kritische beschouwingen die de regering destijds uitte over het initiatiefwetsvoorstel? Is bij het opzetten van het regeringsvoorstel gebruik gemaakt van de negatieve adviezen van het openbaar ministerie (OM) en de politie die vlak voor de plenaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel naar de Kamer zijn gezonden? Op welke punten is het regeringswetsvoorstel gelijk aan het initiatiefwetsvoorstel en op welke punten verschillen zij van elkaar?

De leden van de SGP-fractie constateren met de regering dat steeds nadrukkelijker in de samenleving aandacht wordt gevraagd voor de problematiek die het gedoogbeleid met zich meebrengt. De regering verwoordt daarbij in de memorie van toelichting alleen de visie van lokale bestuurders, die hebben aangegeven dat de gedoogde verkoop en niet gedoogde inkoop van hennep door coffeeshops problemen opleveren. Maar waarom gaat de regering niet in op de problemen die burgers hebben met het gedogen van de verkoop van wiet via coffeeshops, op de ontwrichtende gevolgen van drugsgebruik op mensen en gezinnen, de veiligheid op straat en de verslavingen van mensen die drugs gebruiken? Waarom wordt niet erkend dat de ondermijning van de leefbaarheid in toch al kwetsbare en zwakke wijken het gevolg is van het gedoogbeleid, en dat dit niet opgelost gaat worden met het voorgestelde experiment? Waarom wordt niet fundamenteel stilgestaan bij de vraag of het wel wenselijk is om het huidige gedoogbeleid in stand te houden? Zou de regering alsnog op deze vragen willen ingaan, zo vragen deze leden?

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

Het valt de leden van de VVD-fractie op dat de uitvoering voor een groot gedeelte wordt overgelaten aan lagere regelgeving. Nu is dat gebruikelijk bij kaderwetgeving, maar in dit geval lijkt het wel erg ruim. Kan de regering daarop reflecteren? Zijn er geen onderdelen die beter in de wet in formele zin hadden kunnen staan dan in een amvb? Hoe verhoudt dit zich tot het kabinetsbeleid inzake experimenteerbepalingen?

Deelnemers aan het experiment kunnen niet wegens strafbaar handelen vervolgd worden. Dit geldt uiteraard alleen voor zover zij zich houden aan de eisen die bij of krachtens de Wet experiment gesloten coffeeshopketen worden gesteld. Maar deze eisen staan grotendeels in een amvb. Is de conclusie gerechtvaardigd dat in lagere regelgeving wordt bepaald welk handelen strafbaar is en welk handelen niet? Is het mogelijk om strafbepalingen in lagere regelgeving te plaatsen?

Het experiment kent drie fasen: de voorbereidingsfase, de experimenteerfase en de afbouwfase. De Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen heeft kritische opmerkingen geplaatst bij de afbouwfase. Op welke wijze heeft de regering deze opmerkingen verwerkt in het wetsvoorstel?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de duur van het experiment gesteld is op vier jaar zoals eerder ook is aangegeven in brieven van de Ministers van Justitie en Veiligheid en Medische Zorg (onder meer Kamerstukken 24 077, nrs. 411 en 415). Na deze fase zal er een periode van zes maanden zijn voor de afbouw zo lezen deze leden. Dit is een overzichtelijk tijdsbestek waarbinnen alle partijen weten waar ze aan toe zijn, zo menen de leden. Kan de regering aangeven waarom er dan, in het kader van rechtszekerheid, voor gekozen wordt om middels amvb de optie open te houden om het experiment te verlengen? Ziet de regering dat juist door deze optie open te houden er meer rechtsonzekerheid kan ontstaan omdat men minder goed weet waar men aan toe is, zo vragen voornoemde leden? Het politieke landschap is in de toekomst niet te voorspellen waardoor het juist tot onzekerheid leidt door bij aanvang van het experiment dergelijke opties open te houden zo zij. Kan de regering hierop ingaan?

Ook vragen de voornoemde een nadere uitleg van het standpunt van de regering dat het minder efficiënt is voor de terreinen waarop het experiment betrekking heeft gedurende korte tijd weer onder het «oude» regime te brengen?

Tot slot vragen zij of de regering oog heeft voor het onwenselijke effect dat ontstaat door introductie van deze amvb dat er binnen een korte tijd besloten moet worden over vervolgstappen na afronding van het experiment en dit mogelijk tijdsdruk creëert voor de evaluatie? De aan het woord zijnde leden achten een gedegen evaluatie op basis van de resultaten van het gehele experiment van belang en daar zal de tijd voor genomen moeten worden.

De leden van de D66-fractie vragen welke ambities de regering heeft met het experiment gesloten coffeeshopketen. De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) merkt op dat de door de regering gestelde ambities zo hoog zijn dat het de vraag is of een experiment van deze beperkte opzet voldoende zal zijn. De regering geeft in de memorie van toelichting aan dat met een experiment van deze omvang «goede en zinvolle uitspraken» gedaan kunnen worden over de effecten op het gebied van volksgezondheid, criminaliteit, veiligheid en overlast. Kan de regering dit per thema toelichten en beargumenteren? Kan de regering voorts toelichten en beargumenteren wanneer een uitspraak volgens haar goed en zinvol is? Wat zou er volgens de regering aan een uitspraak ten grondslag moeten liggen, wil deze in haar ogen de kwalificatie goed en zinvol verdienen?

Welke concrete uitspraken verwacht de regering te kunnen doen na afloop van het experiment en welke niet?

Voornoemde leden lezen dat de regering aangeeft dat het experiment wetenschappelijk relevant moet zijn. Kan de regering dit concretiseren? Ook geeft de regering aan dat het experiment voldoende informatie moet opleveren om politieke besluitvorming op te baseren. Kan de regering dit concretiseren? Welke informatie moet het experiment opleveren om hier aan te voldoen?

De leden van de D66-fractie vragen wanneer het experiment formeel start. Kan de regering een gedetailleerde planning geven van zowel het proces tot aan het moment dat de voorbereidingsfase van het experiment officieel begint, als van de stappen die daarna volgen? Kan zij aangeven wanneer de gemeenten worden geselecteerd? Wanneer wordt de amvb naar de Kamer gestuurd?

Kan de regering nader onderbouwen waarom er geen termijn is opgenomen voor de voorbereidingsfase? Klopt het dat de verwachting is dat dit ongeveer een jaar is? Wanneer is dat jaar ingegaan? Ziet de regering het risico van dit open einde? Zo nee, kan de regering beargumenteerd aangeven waarom niet? In welke fase (voorbereiding of experimenteerfase?) moet er een aanbod beschikbaar zijn dat voldoende is qua omvang en divers genoeg is om representatief te zijn voor het huidige aanbod? Hoe wordt dit laatste vastgesteld? Hoe wordt het komen tot een representatief aanbod aangepakt? Wat moet gereed zijn/geregeld zijn om aan te vangen met de experimenteerfase? Geldt dit zowel voor wiet als voor hasj? Hoe snel kan gestart worden met het experiment? Meteen nadat de amvb is vastgesteld of starten dan pas de voorbereidingen? Hoe wordt de Kamer geïnformeerd tot het moment dat het experiment officieel aanvangt? Komt er een jaarlijkse rapportage? En hoe wordt de Kamer geïnformeerd na aanvang van het experiment?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat één van de doelen van het experiment is de vraag te beantwoorden hoe een gesloten keten eruit moet komen te zien waarbij op kwaliteit gecontroleerde cannabis gedecriminaliseerd toegeleverd wordt aan de verkooppunten van cannabis. Kan de regering de criteria preciseren op basis waarvan de resultaten van het experiment op dit punt zullen worden beoordeeld? Kortom: wat moet de minimale uitkomst van het experiment zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat het organiseren van een gesloten keten mogelijk is? Een ander doel van het experiment is inzicht te krijgen in de effecten van een gesloten coffeeshopketen op volksgezondheid, criminaliteit, veiligheid en overlast. Welke precieze effecten op gebied van volksgezondheid, criminaliteit, veiligheid en overlast wenst de regering te kunnen vaststellen om uiteindelijk te kunnen beoordelen of het organiseren van een gesloten coffeeshopketen wenselijk is? Kan dit nader worden gepreciseerd? Kan de regering ook nader preciseren welke effecten kunnen worden gemeten en geëvalueerd op basis van het nu voorliggende experiment van vier jaar en in zes tot tien gemeenten? Zijn er effecten op korte of middellange termijn waar de regering inzicht in wenst te krijgen waarin het nu voorgestelde experiment geen inzicht geeft? Zo ja, welke?

De leden van GroenLinks constateren verder dat cruciale uitvoeringsvraagstukken zullen worden uitgewerkt in een nog te publiceren amvb. De leden vinden het wenselijk dat de concept-amvb kan worden betrokken bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Met name de wijze waarop het experiment zal worden afgebouwd is van belang. De leden leven nu in de veronderstelling dat potentiële deelnemende coffeeshops zich zullen laten afschrikken door de onzekerheid of bij gebleken succes de bedrijfsvoering zal kunnen worden voortgezet. Daarover moet zo snel mogelijk helderheid worden gegeven.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen adviseert om het experiment niet af te bouwen na vier jaar als het experiment een succes blijkt, omdat dit de motivatie om mee te doen aan het experiment bij voorbaat kan ondermijnen en het ethisch bezwaarlijk zou zijn om nu al te stellen dat deelnemende coffeeshophouders na vier jaar weer de illegaliteit in moeten. Hoe ziet de regering dit?

De voornoemde leden vroeger eerder al aandacht voor het probleem van tijdelijke legale telers die, in de situatie zoals de regering die nu voorstaat, na afloop van het experiment weer de illegaliteit in moeten (Kamerstuk 24 077, nr. 415). In antwoord op de vraag welke ondernemer bereid is om een flinke investering te doen in een project waarvan de afloop zo ongewis is, stelde de regering dat na het uitbrengen van het advies door de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen duidelijk zou worden welke investeringen mogelijk noodzakelijk zijn voor deelname aan het experiment. Kan de regering reeds uiteenzetten welke investeringen nodig zullen zijn? Zo nee, waarom niet en wanneer denkt zij dat dan wel te kunnen?

Een meer algemene vraag van deze leden is de volgende: Kan tijdens het experiment bijgestuurd worden in de uitvoering van het experiment? Zo ja, op welke manier(en)? Zo nee, waarom niet? Wanneer bij een tussentijdse evaluatie bijvoorbeeld blijkt dat de uitkomsten van de relatief kleinschalige opzet van het voorgestelde experiment niet voldoende bruikbare resultaten opleveren, is de regering dan bereid de schaal van het experiment op te hogen? Dus met meer gemeenten en eventueel meer telers? Zo nee, waarom niet?

Het valt de leden van de PvdA-fractie op dat niet vooruitgelopen kan worden «op politieke besluitvorming over de weging van de opgetreden effecten» (memorie van toelichting, p. 2). Maar, zo vragen deze leden, er mag toch worden aangenomen dat de politieke besluitvorming en de uitkomst van het experiment niet los van elkaar gezien kunnen worden? Met andere woorden, deelt de regering de mening dat als uit het experiment blijkt dat het heeft geleid tot positieve effecten voor de criminaliteit, veiligheid en volksgezondheid, de voortzetting van beleid in de lijn met het experiment voor de hand ligt? Begrijpen deze leden het goed dat de evaluatie van het experiment nog voordat de afbouwfase begint, afgerond dient te zijn (memorie van toelichting, p. 6)? Kan in het geval van een positieve uitkomst van het experiment ook besloten worden van de afbouwfase af te zien of de experimenteerfase te verlengen? Zo nee, waarom niet?

Een groot deel van de voor het experiment benodigde regelgeving zal bij amvb worden vastgelegd, zo begrijpen de aan het woord zijnde leden. Wanneer wordt die amvb verwacht?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat het rapport van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen de stelling inneemt dat het voorliggende experiment geslaagd is indien zowel negatieve effecten uitblijven als wanneer positieve effecten optreden. De leden van vragen wanneer volgens de regering sprake is van een geslaagd experiment.

De voornoemde leden lezen dat het voorliggende voorstel de mogelijkheid biedt om bij amvb anders te bepalen ten aanzien van de duur van het experiment. Zij constateren dat met voorgaande wordt aangesloten bij de Aanwijzingen voor de regelgeving op dit punt, waarin is aangegeven dat indien na afloop van een experiment wordt besloten het experiment om te zetten in algemeen geldende wetgeving, moet worden voorzien in een tijdelijke verlenging van het experiment. In de memorie van toelichting is echter aangeven dat de totale duur van de experimenteer- en afbouwfase niet langer mag bedragen dan zes jaar. In aanwijzing 2.41 van de Aanwijzingen voor de regelgeving staat vermeld dat gelet op de aard van een experiment de regeling een tijdelijk karakter dient te hebben. Dit is tevens benadrukt in de brief van 6 juli 2018 (Kamerstuk 24 077, nr. 422) waarin is opgenomen dat de regering het relevant acht te melden dat het voorliggende experiment per definitie eindig is. De leden willen het tijdelijke van het voorliggende experiment nogmaals onderstrepen. Ze vragen de regering dan ook aan te geven waarom in artikel 4 en 7 van het voorliggende wetsvoorstel geen maximumtermijn is opgenomen terwijl de Aanwijzingen voor de regelgeving dit expliciet vereist?

De leden van de SGP-fractie constateren dat het er bij het selecteren van gemeenten die meedoen rekening gehouden zal moeten worden met een gevarieerde geografische spreiding van gemeenten, het aantal inwoners en het aantal coffeeshops in de deelnemende gemeenten. Kan de regering toelichten welk afwegingskader gaat gelden op basis waarvan de keuze voor gemeenten tot stand zou moeten komen? Wil de regering ervoor zorgen dat een gemeente alleen mee kan doen wanneer deze gemeente zich ook nu al houdt aan alle geldende criteria, waaronder de eis van het ingezetenencriterium? Deelt de regering de mening dat gemeenten die nu nog niet het hele volledige gedoogbeleid geïmplementeerd hebben, ook geen ruimte moeten krijgen voor experimenten?

De leden van de SGP-fractie lezen dat het experiment na de experimenteerfase eindigt en dat er daarna een afbouwfase van 6 maanden start. Op basis waarvan is deze termijn van 6 maanden bepaald? Kan de regering toelichten hoe zij ervoor zorgt dat daarna de situatie wordt hersteld zoals deze bestond vóór het experiment.? Kan de regering garanderen dat de bedrijven gesloten worden nadat het experiment is afgesloten en dat zij daarna niet illegaal kunnen doorgaan met het produceren van drugs?

4. Afzonderlijke onderdelen van het experiment

4.1 Deelnemende gemeenten

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering wil vasthouden aan een experiment in zes tot tien gemeenten. Deze leden steunen dit, maar zij wijzen wel op het advies van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen, dat voorschrijft dat «aanzienlijk meer dan zes tot tien gemeenten nodig zijn». Kan de regering nader onderbouwen waarom de aanbevelingen van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen blijkbaar niet overtuigend zijn? Waarom is het naar het oordeel van de regering wel mogelijk om met een beperkt opgezet experiment zinvolle uitspraken te doen of de effecten op de volksgezondheid, criminaliteit en veiligheid en overlast, terwijl dat volgens de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen niet het geval is? Hoe werkt het onderzoek in controlegemeenten naar de effecten van het experiment? Als in tien gemeenten een experiment wordt uitgevoerd, dan is de situatie in alle overige gemeenten toch hetzelfde? Wat is dan het voordeel van het aanwijzen van een controlegemeente waarin niets anders is geregeld dan in alle andere gemeenten in Nederland, uitgezonderd de tien experimentgemeenten?

De regering noemt onder andere de «spanning met het geldende internationale en Europese recht» als argument om vast te houden aan een experiment in zes tot tien gemeenten. Dit vinden de voornoemde leden een vreemd argument. Als het experiment op gespannen voet staat met Europees of internationaal recht, dan maakt het toch niet uit in hoeveel gemeenten het experiment wordt uitgevoerd? Kan de regering dit argument nader onderbouwen?

Begrijpen de aan het woord zijnde leden het juist dat dezelfde Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen in het najaar van 2018 een advies gaat uitbrengen over welke gemeenten zouden moeten deelnemen aan het experiment? Is het mogelijk dat de Adviescommissie alsnog meer dan tien gemeenten aanwijst, conform hun eigen advies? Wat zal de regering dan besluiten?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het experiment zes tot tien gemeenten zal beslaan, zoals afgesproken in het regeerakkoord, met een even groot aantal controlegemeenten die ook deelnemen aan het experiment. Daarbij worden de gemeten effecten vergeleken met aangrenzende gemeenten, gemeenten zonder coffeeshops en met landelijke trends zoals deze in bestaande monitoringsinstrumenten worden gerapporteerd, zo lezen zij. Wordt er in dit kader rekening gehouden met het aantal coffeeshops in een gemeente bij de selectie van gemeenten? Bijvoorbeeld door te kiezen voor gemeenten die één coffeeshop tellen zoals de gemeente Helmond en te bezien welke effecten het experiment heeft op een dergelijke omgeving, zo vragen voornoemde leden?

Tevens lezen de aan het woord zijnde leden dat vanuit de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) geadviseerd wordt om het aan de gemeenten te laten om te bepalen welke coffeeshops er deel zullen nemen aan het experiment. Kan de regering bevestigen dat ten behoeve van de uniformiteit en controleerbaarheid van het experiment alle coffeeshops in een geselecteerde gemeente zullen deelnemen aan het experiment?

De leden van de D66-fractie lezen dat het experiment zal plaatsvinden in zes à tien (middel)grote gemeenten. Welke gemeenten vallen hieronder? Kan de regering toelichten hoe de deelnemende gemeenten worden geselecteerd? Kan de regering ook toelichten hoe de controlegemeenten worden geselecteerd? Hoeveel controlegemeenten zullen worden geselecteerd?

Wanneer komt de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen met haar tweede advies met aanbevelingen over de te selecteren gemeenten? Richt de Adviescommissie zich dan op een scope van zes à tien (middel)grote gemeenten of hun eerdere scope? Worden de grensgemeenten in het experiment betrokken, vanwege de eventuele waterbedeffecten? Wanneer weten gemeenten of zij wel of niet mee mogen doen? En hoe en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

De voornoemde leden lezen dat de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen stelt dat met de experimenten de volgende effecten gemeten zouden moeten worden: gezondheid, criminaliteit, veiligheid of overlast. Welke kunnen op basis van het experiment in zes à tien gemeenten niet worden vastgesteld en welke wel?

Deze leden vragen voorts of de regering kan toelichten en beargumenteren wat er volgens haar gemeten kan worden in een experiment van deze omvang en waar dus vervolgens uitspraken over kunnen worden gedaan, en wat niet gemeten kan worden?

De regering geeft aan dat er zorgen leven bij buurlanden over mogelijk grensoverschrijdende effecten van het experiment. Hoe zijn deze zorgen geuit? Hoe is op deze zorgen gereageerd? Bent u bereid de reacties van buurlanden met de Kamer te delen?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in het wetsvoorstel wordt afgeweken van het advies van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen, en dan met name voor wat betreft de omvang van het experiment (in artikel 6 beperkt tot maximaal tien gemeenten), de teelt en de afbouw van het experiment.

De Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen concludeert dat, om tot een voldoende representatief onderzoek en een methodologisch verantwoorde analyse te komen waarin gemeenten in Nederland zich kunnen herkennen, naar verwachting aanzienlijk meer dan de genoemde zes tot tien gemeenten zullen moeten deelnemen aan het experiment. De Afdeling onderschrijft dit in haar advies. Zowel de Adviescommissie als de Afdeling stellen dat, gemeten naar de door de regering zelf gestelde ambities, met het experiment zoals thans voorgesteld, onvoldoende effecten gemeten zouden kunnen worden om van zinvolle uitkomsten te kunnen spreken. Effecten op volksgezondheid en criminaliteit zullen pas op lange termijn en in een omvangrijker experiment waarneembaar zijn, zo concludeert de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen. Vanuit een wetenschappelijk oogpunt beveelt de commissie dan ook een breder opgezet experiment aan zowel wat betreft het aantal deelnemende gemeenten als de duur ervan. De Afdeling adviseert op basis hiervan de opzet van het experiment nader te motiveren en het voorstel zo nodig aan te passen.

Welke wetenschappelijk verantwoorde conclusies denkt de regering te kunnen verbinden aan het experiment, op basis van zes tot tien deelnemende gemeenten? Is de regering bereid de Adviescommissie te vragen welke wetenschappelijk verantwoorde conclusies wel verbonden zouden kunnen worden aan een experiment in ten hoogste tien gemeenten? Is de regering, indien uit dit nadere advies zou blijken dat het niet mogelijk is aan een experiment in ten hoogste tien gemeenten de door de regering gewenste wetenschappelijke verantwoorde analyse te verbinden, alsnog bereid het aantal deelnemende gemeenten te verhogen? Het maximum van tien deelnemende gemeenten wordt nu in de wet vastgelegd. Is de regering bereid het maximum aantal deelnemende gemeenten niet bij wet maar bij amvb te regelen? Kan de regering bevestigen dat alle Nederlandse gemeenten (dus ook de vier grote gemeenten) in beginsel deel zouden kunnen nemen aan het experiment? Zo nee, waarom niet? En acht de regering het sowieso mogelijk om een zinvol experiment te houden zonder de vier grote gemeenten, waar ongeveer de helft van alle coffeeshops in Nederland zijn gevestigd, daarbij te betrekken?

De leden van de SP-fractie lezen dat de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen het voor de waarde van het experiment van belang acht dat er grote en kleine gemeenten, verspreid over het hele land, meedoen aan het experiment en het experiment dus in aanzienlijk meer gemeenten zou moeten plaatsvinden dan de zes tot tien die de regering nu heeft vastgesteld. Kan de regering inhoudelijk en uitgebreider motiveren waarom zij van de genoemde adviezen afwijkt, wellicht met onderzoeken of wetenschappelijke stukken die het standpunt van de regering ondersteunen? Kan zij ook reageren op de uitspraken van onder andere hoogleraar Fijnaut die in een artikel in het AD van 7 juni 2018 stelt dat het experiment zinloos is als het experiment kleinschalig blijft?

De voornoemde leden hebben voorts een vraag over de zogenoemde «controlegemeenten». Wat wordt precies de rol van die gemeenten en de eventueel aanwezige coffeeshops in die gemeenten? Mogen die coffeeshops bijvoorbeeld ook hun producten gaan testen en worden zij ook geacht betere dan wel meer voorlichting te verstrekken? Zo nee, waarom niet?

Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat, door vast te houden aan een aantal van zes tot tien gemeenten, de regering het advies van zowel Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen als van de Afdeling het experiment in meer gemeenten te houden, in feite naast zich neerlegt? Zo ja, waarom denkt de regering in tegenstelling tot die adviezen dat er met maximaal tien deelnemende gemeenten wel voldoende variatie tussen gemeenten kan worden gecreëerd? De aan het woord zijnde leden zijn niet overtuigd door de beargumentering van de regering om het aantal gemeenten op tien te maximeren. Zij zijn van mening dat een te beperkt experiment op zijn best te weinig informatie zal opleveren over de mogelijkheid van regulering van de sector en op zijn slechtst bij voorbaat al mislukt is. Kan de regering beter onderbouwen waarom een grootschaliger experiment niet mogelijk is? Kan de regering ingaan op de veronderstelling dat een grootschaliger experiment meer inzichten kan bieden in de regulering van de sector van teelt tot en met verkoop?

De aan het woord zijnde leden vragen op grond van welke criteria, anders dan geografische spreiding, de deelnemende gemeenten worden geselecteerd. Hoe gaat naar verwachting de aanmeldprocedure voor gemeenten die aan het experiment willen deelnemen verlopen? Volgens de memorie van toelichting zou de selectie van de gemeenten die aan het experiment mogen deelnemen in het najaar van 2018 plaatsvinden, is dat nog steeds de bedoeling? Zo ja, wanneer wordt daarover meer bekend? Zo nee, wanneer gaat die selectie naar verwachting dan wel plaatsvinden? Hoeveel gemeenten hebben inmiddels te kennen gegeven deel te willen nemen aan het experiment? Of heeft de regering op een andere wijze een indruk van het aantal gemeenten dat zich aan zou kunnen gaan melden?

Deze leden vragen hoe coffeeshophouders in experimentgemeenten tot deelname kunnen worden verplicht?

In de memorie van toelichting wordt gesproken over een advies van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen over de selectie van gemeenten in het najaar van 2018. Is dat voornemen nog actueel, want dat lijkt erg ambitieus?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat de regering van plan is alle coffeeshops in een deelnemende gemeente deel te laten nemen aan het experiment. Op welke wijze wil de regering dit borgen?

De leden vragen de regering aan te geven hoe het de mogelijke negatieve grenseffecten wil tegengaan.

De leden van de SGP-fractie lezen dat het regering de suggestie van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen overneemt om naast de aan te wijzen deelnemende gemeenten, controlegemeenten te betrekken in het experiment. De gemeten effecten zouden daarbij moeten worden vergeleken met aangrenzende gemeenten, gemeenten zonder coffeeshops en met landelijke trends zoals deze in bestaande monitoringsinstrumenten worden gerapporteerd. Kan de regering aangeven op welke manier deze vergelijking plaatsvindt en wat de inhoud van die vergelijking zou moeten zijn? Op basis waarvan baseert de regering de verwachting dat er zinvolle effecten gemeten zouden kunnen worden?

De voornoemde leden lezen dat elke coffeeshop in een deelnemende gemeente mee moet doen aan het experiment. Zij vragen de regering hoe zij ervoor zorgt dat dit ook daadwerkelijk gebeurt en wordt voorkomen dat er stiekem toch nog illegaal andere drugs wordt verkocht. Zitten alle coffeeshophouders op deelname aan het experiment te wachten, aangezien er nu al geluiden opgaan dat ze naast de «gedoogde» gesloten coffeeshopketen ook andere illegale drugs willen inkopen, bijvoorbeeld uit andere landen zoals Marokko? Wat betekent dat voor de haalbaarheid van het experiment? Is verplichte afname van een bepaalde aanbieder eigenlijk wel te verenigen met het Europees recht?

4.2 De teelt van hennep ten behoeve van het experiment

De leden van de VVD-fractie lezen dat de teelt van de hennep op Nederlands grondgebied moet plaatsvinden. Zij hebben kennisgenomen van de berichtgeving in het actualiteitenprogramma Nieuwsuur van maandag 24 september jl., waarin wordt gesteld dat het nooit mogelijk is om de Nederlandse teelt net zo goed te maken als bijvoorbeeld Marokkaanse hasj. Gebruikers zullen zich wenden tot de illegale markt als de coffeeshops die meedoen aan het experiment niet de Marokkaanse hasj of cannabis van vergelijkbaar niveau kunnen aanbieden. Deelt de regering deze zorgen? Wat is haar reactie hierop? Kan de regering daarbij ook ingaan op de opmerkingen die in de uitzending van Nieuwsuur zijn gemaakt door de voorzitter van de Bond van Cannabisdetaillisten?

De leden van de CDA-fractie constateren dat onderhavig wetsvoorstel met zich meebrengt dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) gewijzigd wordt in het kader van de selectieprocedure van telers. Deze leden vragen de regering of bij deze wijziging rekening wordt gehouden met eerdere veroordelingen voor drugsbezit als onderdeel van de Bibob-toets? In hoeverre kunnen eerdere veroordelingen voor drugsbezit een rol spelen bij deze toets nu het gaat om legaal produceren van hennep? Ten aanzien van de Bibob-toets hebben voornoemde leden ook enkele vragen aan de regering. Zo vragen deze leden of in een gemeente die aan het experiment deelneemt ook nieuwe coffeeshops kunnen worden gestart? Zo ja, hoe gaat de toets voor de coffeeshophouder in spe eruit zien? En wat gebeurt er met bestaande coffeeshophouders die voor drugsbezit veroordeeld worden, dienen zij hun coffeeshop te sluiten? Ook hebben de voornoemde leden enkele vragen over de omstandigheden waaronder de hennep geteeld zal worden. Deze leden begrijpen dat hierover nog geadviseerd wordt en het verder uitgewerkt zal worden via amvb. In hoeverre wordt er aandacht besteed aan de omvangrijke regelgeving die bestaat ten aanzien van de teelt van andere gewassen? Wordt er ook gekeken naar arbeidsomstandigheden van diegenen die werkzaam zijn in bij de oogst en/of verwerking van de cannabis?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom de voorwaarde dat de teelt van de hennep op Nederlands grondgebied zal plaatsvinden per amvb geregeld dient te worden? Wat is de reden dat dit niet in de wet wordt opgenomen, maar in een amvb? Zullen er eisen worden gesteld aan de herkomst van de bedrijven die de teelt op zich gaan nemen? In hoeverre acht de regering het wenselijk dat buitenlandse bedrijven zich hier bezig zullen houden met Nederlandse wietteelt?

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering aangeeft dat de teelt op Nederlands grondgebied zal moeten plaatsvinden. Kan de regering toelichten hoe zij in dit licht de productie van hasj voor zich ziet? Hoeveel hasj-soorten zullen er geteeld worden? Kunnen de hasj-soorten even snel beschikbaar zijn als de verschillende soorten wiet? Denkt de regering dat er genoeg expertise is in Nederland om hasj te produceren van voldoende kwaliteit? Zo ja, kan dit worden beargumenteert? Ziet de regering het risico van straathandel als de kwaliteit toch onvoldoende blijkt te zijn? Ziet zij ook het risico dat de coffeeshops qua bedrijfsvoering op achterstand worden gezet als er niet tijdig voldoende soorten hasj van goede kwaliteit beschikbaar zijn? Zo ja, hoe speelt de regering hierop in? Zo nee, waarom niet? Kan er sprake zijn van rechtsongelijkheid, met het risico op rechtszaken van coffeeshops?

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het belang van levering van op kwaliteit gecontroleerde hennep. Een gesloten stelsel van aangewezen telers die een representatief aanbod produceren sluit daarbij aan, maar aan maximering van het aantal aangewezen telers kleven naar het oordeel van de voornoemde leden grote bezwaren. Een vergelijkbare opzet wordt bij de productie van medische cannabis toegepast en leidt naar het oordeel van de leden tot een aanbod dat niet aansluit bij de behoeftes van consumenten. Te vrezen valt dat deelname aan het experiment is voorbehouden aan grote producenten, waardoor kleine, biologische en op de productie van specifieke soorten gerichte telers worden buitengesloten. Is de regering bereid om vergunningen te verlenen aan de telers die aan de voorwaarden voldoen, of blijft vergunningverlening beperkt tot een beperkt aantal telers? En als er meer telers in aanmerking komen voor een vergunning dan dat er vergunningen beschikbaar zijn, wat bepaalt dan welke teler een vergunning krijgt?

Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat cannabisconsumenten in belangrijke mate producten betrekken die uit Marokko, Afghanistan en India geïmporteerd worden en die zich door specifieke territoriale en klimatologische omstandigheden niet eenvoudig laten reproduceren in de Nederlandse omstandigheden. Is de regering bereid om deelnemende coffeeshops onder nader te stellen voorwaarden toe te staan om ook cannabisproducten aan te bieden die niet in het gesloten stelsel zijn geproduceerd? Zo nee, kan de regering een inschatting maken in hoeverre dit de bereidheid van coffeeshops om aan het experiment deel te nemen beïnvloedt? Erkent zij dat het bedrijfsmodel van potentiële deelnemende coffeeshops minder aantrekkelijk wordt als het verbod op geïmporteerde hasj gehandhaafd blijft en niet binnen afzienbare termijn een vergelijkbaar Nederlands product kan worden ontwikkeld? Wat zal dit bij benadering betekenen voor de bereidheid van consumenten hun cannabisproducten bij deelnemende coffeeshops te betrekken? Daarnaast constateren de leden dat landen zoals Canada, enkele afzonderlijke staten van de Verenigde Staten van Amerika, Uruguay en Denemarken verdergaande stappen richting legalisering hebben gezet waardoor legale, kwalitatief verantwoorde en gecontroleerde producten uit het buitenland te betrekken zijn. Is de regering bereid cannabisproducten die afkomstig zijn uit landen waar de productie wordt gedoogd, gereguleerd of zelfs gelegaliseerd tot het experiment toe te laten?

De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij kan aangeven hoe zij de teelt precies vorm wil gaan geven. Is zij voornemens een model te gebruiken waarbij er voorwaarden zijn en aanvragers een vergunning krijgen wanneer zij aan de voorwaarden voldoen? Zo ja, welke voorwaarden wil de regering hanteren? Geldt er een maximum voor het aantal telers? Zo ja, wat gebeurt er als er meer aanvragen binnenkomen die aan de voorwaarden voldoen dan dat er vergunningen zijn? Kan de regering reeds aangeven, in het kader van voldoende (bio)diversiteit, hoeveel verschillende soorten wiet er tijdens het experiment geteeld mogen worden? Is dit aantal gemaximeerd of juist niet, en waarom?

De voornoemde leden vragen aan de regering of coffeeshops die deelnemen aan het experiment vrij zijn in de keuze van vergunninghoudende telers of dat zij voornemens is specifiek telers toe te wijzen aan coffeeshops?

Voorts vragen deze leden of vergunninghoudende telers tijdens het experiment een quotum krijgen? Zo ja, moet het overschot dan worden vernietigd of komen er mogelijkheden om uit te wisselen met andere telers?

Is een vergunninghoudende teler vrij in zijn keuze voor een locatie om te gaan telen of wordt deze locatie door de gemeente dan wel de rijksoverheid van te voren aangewezen?

Deze leden lezen in het voorliggende wetsvoorstel dat het voornemen van de regering is om in amvb een maximum op te nemen wat betreft de handelsvoorraad. Kan al aangegeven worden hoe groot die voorraad zal mogen zijn?

Kan het regering voor deze leden van bevestigen dat toeleveranciers van de telers binnen het experiment ook uitgesloten worden van strafvervolging en dat artikel 11a van de Opiumwet dus in die gevallen buiten werking wordt gesteld?

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting bij het voorliggende wetsvoorstel dat de suggesties van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen zullen worden betrokken bij het opstellen van nadere regels betreffende het product, de teelt, de opslag, het testen, alsmede aan de verpakking en het vervoer. Kan de regering verduidelijken aan welke regels dan gedacht moet worden? Kan de regering bevestigen dat de transportverpakking binnen de coffeeshop geopend kan worden om de inhoud te verkopen in de door de consument gewenste hoeveelheid of het gewenste bedrag?

De voornoemde leden vragen de regering of zij ook onderzoek gaat doen naar de omvang van de zwarte markt tijdens het experiment, inclusief nulmeting? Zo nee, waarom niet? Hoe denkt de regering te voorkomen dat er een zwarte markt ontstaat voor buitenlandse hasj? Vooral Marokkaanse hasj zou op dit moment in trek zijn bij consumenten. Is de regering bereid te kijken naar mogelijkheden om bijvoorbeeld de Marokkaanse hasj ook bij het experiment te betrekken door dit type hasj door deelnemende coffeeshops op gereguleerde wijze te laten verkopen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie hoeveel telers er ten behoeve van het experiment zullen worden aangewezen? Is dat aantal beperkt of mogen alle telers die aan de gestelde voorwaarden voldoen ten behoeve van het experiment wiet gaan telen?

Deze leden constateren dat er vanuit de cannabissector zorgen worden geuit over het aanbod van wiet en hasjiesj tijdens het experiment. De vrees is dat het aanbod te weinig gericht is op de wensen van de consument. Die zou daardoor geneigd zijn om hun producten buiten de coffeeshops die deelnemen aan het experiment om te kopen. Met name bestaat de vrees dat de hasjiesj van eigen bodem van onvoldoende kwaliteit zal zijn ten opzichte van de geïmporteerde hasjiesj die nu te koop is. Kan de regering hierop ingaan?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat bij amvb regels worden gesteld welke betrekking hebben op het telen van hennep of hasjiesj en de veiligheid en kwaliteit van de geteelde hennep of hasjiesj (artikel 7 van het wetsvoorstel). Zij hebben in het rapport van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen gelezen dat de Adviescommissie – vanwege de wetenschappelijke discussie hierover – vooralsnog onvoldoende reden in de beschikbare gegevens ziet om in de gesloten keten eisen te stellen aan de hoogte van het THC of CBD-gehalte of de verhouding daartussen. In de Kamerbrief van 6 juli 2018 (Kamerstuk 24 077, nr. 422) staat echter dat de regering de aanbeveling van de Adviescommissie overneemt, maar evenwel gedurende het experiment blijft monitoren hoe de verhouding THC/CBD in de wiet en hasj zich ontwikkelt, zowel binnen als buiten het experiment. De leden willen de regering erop attenderen dat uit onderzoek is gebleken dat cannabis met een hoog THC-gehalte en een laag CBD-gehalte de kans op een psychose kan verhogen en een ongunstige invloed heeft op het verloop van cannabisgerelateerde aandoeningen. Sommige onderzoeken laten bovendien een verband zien tussen de hoogte van het THC-gehalte en het risico dat de gebruiker afhankelijk wordt van cannabis (Freeman TP, Winstock AR. Examining the profile of high-potency cannabis and its association with severity of cannabis dependence. Psychol Med 2015; 45(15): 3181-9). Voornoemde leden vragen dan ook in hoeverre de regering het THC en CBD-gehalte in de hennep of hasjiesj gaat controleren om zo de veiligheid en kwaliteit van de geteelde hennep of hasjiesj te garanderen. Temeer nu het aanbod van de hennep en hasjiesj door de staat gereguleerd wordt waarbij de overheid de taak heeft de volksgezondheid te beschermen?

De leden van de ChristenUnie-fractie willen de aandacht vestigen op het zeer arbeidsintensieve proces van de cannabisteelt, waar arbeidsuitbuiting op de loer ligt. Zij hebben vernomen dat de regering het uitgangspunt hanteert om binnen het experiment telers en coffeeshophouders verantwoordelijk te maken voor hetgeen ze produceren of verkopen en daarover met hen afspraken te maken. De leden vragen de regering op welke wijze wordt gegarandeerd dat telers niet de toevlucht nemen tot arbeidsuitbuiting teneinde cannabis volgens een marktconforme prijs te verkopen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat het de bedoeling is dat in het kader van de selectieprocedure een screening wordt verricht met behulp van het instrumentarium van de Wet Bibob, zodat inzichtelijk wordt of er een mate van gevaar is dat een aanwijzing zal worden misbruikt voor de ontplooiing van criminele activiteiten. Wat wordt de inhoud van die selectieprocedure? Komen alleen brandschone organisaties door de screening, of kunnen er ook wiettelers die nu al illegale wiet telen door de screening komen? Op basis waarvan verwacht de regering dat door criminaliteit omgeven wiettelers opeens wel binnen de juridische lijntjes gaan kleuren? Wat verstaat de regering precies onder een aanwijzing dat er zal worden misbruikt voor de ontplooiing van criminele activiteiten?

De voornoemde leden vragen de regering hoe telers zich kunnen melden voor deelname aan het experiment. Mogen alle (nu illegale) telers die zich melden meedoen aan het experiment? Zo nee, gaat de regering over tot handhaving van die telers die na afwijzing alsnog illegaal wiet blijven telen? De regering heeft dan immers op een presenteerblaadje aangereikt gekregen wie waar illegale wiet teelt, zodat overgaan tot strafvervolging eenvoudig is. Is het voor het welslagen van het experiment niet van belang dat de regels voor andere telers zorgvuldig gehandhaafd worden?

De regering stelt dat het van belang is dat er voldoende telers zijn, zodat een monopoliepositie wordt voorkomen en de kans op voldoende variatie in soorten en de continuïteit van levering wordt vergroot. Aan hoeveel telers denkt de regering minimaal? Hoe wil de regering daarvoor zorgen?

4.3 Verkoop van hennep in coffeeshops

De leden van de CDA-fractie lezen dat deelnemende coffeeshops moeten voldoen aan de huidige zogenoemde AHOJG-criteria. Ten aanzien van de handelsvoorraad is het voornemen in de amvb een maximum op te nemen aldus de memorie van toelichting. Kan de regering bevestigen dat dit niet bij een voornemen blijft, zo vragen deze leden. Ook vragen zij wat er wordt bedoeld met de opmerking dat er lokaal nadere eisen kunnen worden gesteld aan de handelsvoorraad. Betekent dit dat lokaal er kan worden afgeweken van het maximum?

Ten aanzien van de coffeeshops vragen de voornoemde leden aan de regering om te reflecteren op mogelijke faillissementen ten gevolge van deelname aan het experiment. Indien bijvoorbeeld de toevoer van het product naar een gemeente hapert waardoor men daar de coffeeshop niet draaiende kan houden, in hoeverre kan de Staat (civielrechtelijk) aansprakelijk worden gesteld voor misgelopen inkomsten?

De aan het woord zijnde leden lezen in de memorie van toelichting dat er aanvullende voorwaarden zullen gelden in het kader van het experiment ten aanzien van preventie. Het huidige beleid is immers gericht op ontmoediging van gebruik. Voor deze leden is het van groot belang dat normalisatie van drugs wordt tegengegaan. Kan de regering al meer vertellen over hoe de normalisatie van drugsgebruik wordt tegengegaan met name bij jeugdigen nu de teelt van drugs via dit experiment door de overheid wordt gereguleerd? Zal hiervan bijvoorbeeld iets terug te zien zijn op de verpakkingen van de producten?

De leden van de GroenLinks-fractie zien dit experiment als een startpunt van de transitie naar legale bevoorrading van coffeeshops. Het roept de vraag op in hoeverre de effecten van dit experiment omkeerbaar zijn. Op dit moment is sprake van een illegale, maar relatief stabiele Nederlandse cannabismarkt. Welke gevolgen zal het experiment en het afbouwen ervan hebben voor de stabiliteit van de cannabismarkt? Is de regering bereid om de naar het oordeel van deze leden statische opzet van het experiment los te laten en, lopende het experiment, gefaseerd tussentijdse aanpassingen toe te laten indien bijsturing noodzakelijk blijkt? Zo nee, waarom niet?

De omvang van het experiment is in artikel 6 in het wetsvoorstel beperkt tot maximaal tien gemeenten. De leden vragen of dit niet een veel te kleine schaal is om de verschillende modellen en de doelstellingen van het experiment te toetsen. De leden verwachten dat de uiteenlopende lokale omstandigheden vragen om een op maat gesneden opzet. Is de regering bereid om het aantal gemeenten dat kan deelnemen aan het experiment uit te breiden?

De leden lezen dat de maximale handelsvoorraad in de uiteindelijke amvb zal worden vastgesteld. In uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven wordt een handelsvoorraad van drie maanden toelaatbaar geacht. Is de regering van plan zich door deze jurisprudentie te laten leiden?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering als voorwaarde stelt dat coffeeshops aandacht moeten hebben voor ontmoediging van gebruik in de coffeeshops van de deelnemende gemeenten. Klanten van de coffeeshop dienen volgens de regering daarom actief te worden gewezen op de risico’s van gebruik. Is dat niet een heel naïeve gedachte, aangezien dit ook in de huidige praktijk al niet functioneert? Hoe ziet de regering dat «actieve» ontmoedigen concreet voor zich? Gaat de regering ervoor zorgen dat alle coffeeshops die geen actief ontmoedigingsbeleid voeren worden gesloten en zo ja, hoe?

4.4 Begeleidings- en evaluatiecommissie experiment gesloten coffeeshopketen

De leden van de D66-fractie lezen dat dit wetsvoorstel voorziet in de instelling van een Begeleidings- en evaluatiecommissie. Wat is de positie van deze commissie? Is dit een onafhankelijke commissie? Hoe zal de samenstelling in achtergrond van de leden van deze commissie zijn? Zullen in de commissie ook leden zitting nemen die een achtergrond hebben in de coffeeshopsector? Wat is de relatie tussen de begeleidings- en evaluatiecommissie en het in te stellen onderzoeksteam? Welke verschillende rollen worden hierbij toegekend aan de commissie en het team?

5. Internationale en Europeesrechtelijke aspecten

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering oordeelde over de internationaal- en Europeesrechtelijke houdbaarheid van het initiatiefwetsvoorstel van het lid Bergkamp? Is dat oordeel anders over het onderhavige regeringswetsvoorstel? Zo ja, waarom?

De regering benoemt de zaak Josemans van het Hof van Justitie van de Europese Unie (zaak HvJEU C-137/05, 16 december 2010). In dat arrest heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat het zogenaamde ingezetenencriterium niet strijdig is met het beginsel van non-discriminatie en de verkeersvrijheid van de interne markt omdat de verkoop van verdovende middelen in het Nederlandse gedoogbeleid illegaal is en er daarom geen «legaal economisch en commercieel circuit» was. Volgens de regering zou bij het voorgestelde experiment nog steeds geen sprake zijn van een legaal economisch en commercieel circuit, zoals bedoeld in het arrest Josemans. De overwegingen van het Hof van Justitie uit het arrest Josemans zijn derhalve ook op het experiment van toepassing, zo schrijft de regering. Deze leden vinden dit niet overtuigend. De kern van het wetsvoorstel is toch juist dat deelnemers aan het experiment niet meer strafbaar handelen? Daarmee ontstaat toch een legaal economisch en commercieel circuit? En dat betekent dan toch dat het ingezetenencriterium wel degelijk strijdig is met Europees recht, althans dat de redenering van het Hof in het arrest Josemans over het gebrek aan strijdigheid met Europees recht van het ingezetenencriterium niet opgaat? Bovendien, hoe zal de strijdigheid dan zijn als het experiment uitmondt in een volledig gelegaliseerde gesloten coffeeshopketen in Nederland? Is de regering nog steeds van mening dat er dan geen legaal economisch en commercieel circuit is ontstaan? Zo ja, hoe kan de regering dat onderbouwen? Zo nee, dan is er toch duidelijke strijdigheid met Europees recht? Graag ontvangen voornoemde leden een uitgebreide onderbouwing.

Volgens de Afdeling is de Europeesrechtelijke ruimte om met het toelaten van teelt, de aflevering en de verkoop van cannabis te experimenteren voor recreatief gebruik «zeer beperkt, zo niet afwezig». Hoe zit dit in andere Europese lidstaten? Zijn er andere lidstaten die een soortgelijk systeem kennen zoals datgene waarmee Nederland nu mee wil experimenteren? Zo ja, welke landen zijn dat? Hoe werkt dat systeem? Hoe zit het daar met de Europeesrechtelijke houdbaarheid?

De voornoemde leden begrijpen dat de telers die bij het experiment betrokken zullen worden, niet via een Europese aanbestedingsprocedure zullen worden aangewezen aangezien de teelt van de hennep niet op basis van een overheidsopdracht geschiedt. Kan de regering dit nader onderbouwen? Waarom gebeurt de teelt van de hennep niet op basis van een overheidsopdracht? Op basis waarvan gebeurt het dan? Staat het buiten twijfel dat een Europese aanbestedingsprocedure niet nodig is of zit hier een juridische kwetsbaarheid in? Is het mogelijk, bijvoorbeeld voor telers die geen vergunning krijgen mee te doen aan het experiment, via de rechter alsnog een Europese aanbestedingsprocedure af te dwingen? Wat is de relevante Europese regelgeving en jurisprudentie hieromtrent? Waarom wil de regering eigenlijk geen Europese aanbestedingsprocedure?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe groot de kans is dat de Nederlandse staat Europeesrechtelijk wordt aangesproken naar aanleiding van de invoering van het onderliggende wetsvoorstel.

Tevens vragen deze leden hoe het contact verloopt met de omliggende buurlanden met betrekking tot de naleving van Internationale en Europese verdragen.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Afdeling van oordeel is dat het beoogde experiment vermoedelijk in strijd is met het geldende internationale en Europees recht. De regering verdedigt zich daartegen door te stellen dat het voorgestelde experiment weliswaar in strijd is met de internationale regelgeving, maar dat het van belang is om te benadrukken dat de inhoud en de duur van het experiment wettelijk worden verankerd, waardoor verzekerd is dat het niet kan leiden tot een onomkeerbare situatie. Dat is toch in strijd met de mogelijkheid dat bij amvb kan worden besloten om het experiment te laten voortduren in plaats van af te bouwen?

6. Toezicht en handhaving

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het weglekken van de cannabis uit de gesloten keten naar het criminele circuit koste wat kost dient te worden voorkomen. Op welke wijze zorgt het onderhavige wetsvoorstel hiervoor? Hoe controleert de regering hoeveel telers die meedoen aan het experiment precies produceren? Hoe controleert de regering of alles wat de telers produceren terecht komt bij de coffeeshops die meedoen aan het experiment? Hoe wordt voorkomen dat telers meer produceren en het teveel geproduceerde cannabis laten weglekken in het criminele circuit? Is een Bibob-procedure voldoende om telers met kwade bedoelingen uit het experiment te houden? Heeft de regering alle aanbevelingen van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen over het weglekken naar het criminele circuit overgenomen? Zo nee, welke aanbevelingen zijn niet overgenomen? Waarom niet?

De voornoemde leden lezen in de memorie van toelichting dat niet nu al te zeggen is welke personen als toezichthouder zullen worden aangewezen. Waarom niet? Wanneer zal de regering dit wel besluiten? Heeft de Kamer hier nog enige invloed op?

De aan het woord zijnde leden willen graag meer weten over de precieze rol van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij het experiment. De politie heeft geadviseerd de NVWA te betrekken bij het toezicht op de wietteelt in het kader van het experiment. Ook de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen ziet een rol weggelegd voor de NVWA. Hoe ziet de regering dat? In de memorie van toelichting wordt hier niet uitgebreid op ingegaan. Is de NVWA betrokken geweest bij het opstellen van het wetsvoorstel? Is hun advies gevraagd over het experiment? Zo ja, wat was de mening van de NVWA? Wanneer wordt bekend wat hun rol precies zal zijn? Heeft de NVWA voldoende menskracht en financiële capaciteit om een toezichtsrol bij het experiment in te nemen? Zo nee, is de regering bereid middelen uit te trekken om de NVWA hierbij te ondersteunen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat nog niet is bepaald wie toezicht zal houden op de naleving van de wet. Op basis van welke criteria wordt gekeken naar mogelijke toezichthouders? Wanneer wordt duidelijk wie er toezicht gaat houden op de naleving van de wet? Zal hierbij onderscheid gemaakt worden tussen de teelt, het vervoer en de verkoop van het product?

Verder vragen deze leden of de regering enkele voorbeelden kan geven van situaties waarin een coffeeshophouder of gemeente wordt uitgesloten van deelname aan het experiment tijdens het experiment. Hoe ziet de regering het voor zich dat een gemeente tijdelijk wordt uitgesloten van het experiment met alle gevolgen van dien voor de coffeeshophouders die plots geen toevoer meer hebben, zo vragen voornoemde leden?

De leden van de D66-fractie lezen in paragraaf 7 van de memorie van toelichting een toelichting op toezicht en handhaving. Is de regering al in gesprek met toezichthoudende instanties over hun rol en zo ja, hoe lopen die gesprekken? Kan de regering aangeven hoe de controle op kwaliteit geregeld gaat worden? Zijn er al gesprekken met instanties? Zo ja, met welke?

7. Consultatie

De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel voor consultatie naar een aantal instanties is gestuurd. Waarom is het niet in de openbare wetgevingsconsultatie gegaan? Waarom zijn er geen organisaties uit de coffeeshopsector benaderd? Waarom zijn er geen organisaties uit de (verslavings-)zorgsector benaderd?

De leden van de SGP-fractie lezen dat het voorstel ter consultatie is gezonden aan de politie, het College van procureurs-generaal, de Raad voor de rechtspraak en de VNG. Zij vragen de regering waarom er maar zo’n beperkte, voornamelijk bestuurlijke consultatie is uitgevoerd. Waarom zijn maatschappelijke organisaties, die dagelijks geconfronteerd worden met de nadelige gevolgen van drugsgebruik, niet actief benaderd? Te denken valt aan verslavingszorginstellingen, moedige moeders en individuele burgers die geconfronteerd zijn met drugsellende, maatschappelijke opvanginstellingen, enzovoorts. Is de regering bereid hen alsnog te benaderen met de vraag hoe zij aankijken tegen dit wetsvoorstel, en tegen het gedoogbeleid in het algemeen?

8. Overig

De leden van de VVD-fractie vragen de regering in te gaan op de uitzending van het actualiteitenprogramma Nieuwsuur van woensdag 26 september jl., waarin wordt bericht over problemen en ongeregeldheden rondom het Bureau Medicinale Cannabis. Is het waar dat de medicinale staatswiet van slechte kwaliteit is en een te hoge prijs heeft, waardoor patiënten die de medicinale wiet mogen gebruiken liever overstappen naar wiet uit een coffeeshop? Welke lessen trekt de regering uit de wijze waarop reeds vijftien jaar op medische gronden staatswiet wordt geteeld? Wekt dit vertrouwen voor de wijze waarop de overheid nu op grotere schaal staatswiet wil telen?

De leden van de D66-fractie merken op dat eerder vanuit de regering al een aantal zaken is gedeeld over de planning van dit experiment. Zo zou het wetsvoorstel vóór de zomer naar de Kamer worden gestuurd. Dat is (net) niet gehaald. Wat is de reden daarvoor?

Wat is er sinds het aantreden van de regering concreet gebeurd met betrekking tot de voorbereidingen? Kan dit aan de hand van een tijdslijn met data worden toegelicht?

Voorts vragen deze leden of bij elk afzonderlijk advies van de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen kan worden aangeven of dit wel of niet is overgenomen en waarom?

Komt er een consumentenpanel, zoals de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen adviseert?

Voor de leden van de GroenLinks-fractie blijft het nog onduidelijk of voorzien zal worden in de door de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen voorgestelde consumentenpanels om bij te dragen aan een aanbod dat aansluit op de behoeften van cannabisconsumenten.

De leden van de SP-fractie hebben met veel interesse gekeken naar de uitzending van Nieuwsuur van woensdag 26 september jl. waarin uiteen werd gezet dat er veel misgaat met de teelt van medicinale wiet door de overheid. Is de regering het eens met de stevige kritiek die naar voren komt uit de uitzending van Nieuwsuur? Zo nee, waarom niet? Welke lessen trekt de regering uit de ervaringen met het telen van medicinale wiet door de overheid voor het aanstaande experiment met gereguleerde wietteelt? Zijn het Bureau Medicinale Cannabis en Bedrocan op enige wijze betrokken bij het aanstaande experiment met gereguleerde wietteelt? Zo ja, waarom en in welke rol dan?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat de Adviescommissie Experiment gesloten cannabisketen waarschuwt voor het feit dat door deze experimenteerwetgeving het gebruik van cannabis (onder jongeren) mogelijk zal toenemen. Dit baart deze leden grote zorgen. Kan de regering uitleggen op welke wijze het risico hierop zo klein mogelijk blijft? Op welke wijze wil de regering benadrukken dat het gebruik van cannabis niet als «gezond en veilig» wordt aangemerkt?

II. ARTIKELSGEWIJS

Algemeen

De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom zij ervoor heeft gekozen om parlementaire betrokkenheid bij amvb’s te beperken tot artikel 5, derde lid, artikel 6, artikel 7, eerste lid, en artikel 11, tweede lid. Waarom biedt zij die mogelijkheid niet bij alle overige amvb’s?

Artikel 4

De leden van de D66-fractie constateren dat artikel 4 de duur van het experiment met afbouwperiode aangeeft. Klopt het dat de regering ruimte willen creëren voor een verlenging als bijvoorbeeld blijkt dat het experiment succesvol is? In de memorie van toelichting wordt de mogelijkheid geboden een experiment te houden van maximaal zes jaar, dus maximaal twee jaar verlenging. Hebben deze leden dat correct gezien?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom in artikel 4, eerste lid, is vastgelegd dat bij amvb kan worden bepaald dat het experiment langer kan duren dan nu voorzien is. Waarom is niet gekozen voor een afbouw, die hooguit met een nieuw wetsvoorstel kan worden tegengegaan? En als de regering dat niet wenselijk vindt, waarom is niet gekozen voor een zware voorhangprocedure bij deze amvb, omdat het hier om een zwaarwegende kwestie gaat die in ieder geval om politieke weging vraagt van de Staten-Generaal?

Artikel 7

In het eerste lid van artikel 7 staat dat bij amvb regels worden gesteld over het experiment. In het tweede lid staat dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld over de uitvoering van het experiment. Wat is het onderscheid van «regels over het experiment» en «regels over de uitvoering van het experiment»? Waarom geldt de voorhangbepaling op grond van artikel 13 wel voor het eerste lid van artikel 7 maar niet voor het tweede lid? Was het niet beter geweest om het artikel te beginnen met: «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur»? Dan zou het toch alsnog mogelijk zijn om een ministeriële regeling op te stellen?

Artikel 13

Artikel 13 kent een lichte voorhangbepaling voor de amvb die op grond van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen zal worden opgesteld. Zoals de regering zelf al aangeeft, wordt een groot deel van de werking van de wet overgelaten aan een amvb. De voorhangbepaling geeft de Staten-Generaal slechts beperkte mogelijkheid om de uitwerking te controleren. Is de regering bereid de lichte voorhangbepaling te wijzigen in een zware voorhangbepaling? Zo nee, dan overwegen de leden van de VVD-fractie een amendement op dit punt.

Ondertekening

Waarom is ervoor gekozen de Minister voor Medische Zorg als eerste ondertekenaar te laten optreden en de Minister van Justitie en Veiligheid als tweede ondertekenaar? Is de regering van mening dat het wetsvoorstel een grotere zorg-component heeft dan een justitie-component? Zo ja, waarom?

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Schoor

Naar boven