34 970 EU-voorstel: mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – bestrijding van online-desinformatie: een Europese benadering COM(2018)2361

L VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 juni 2020

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid2, Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit3 en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning4 hebben op 11 februari 2020 de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 december 2019 besproken waarin hij antwoordt op vragen over de Europese benadering voor de bestrijding van online-desinformatie.5 Naar aanleiding van dit antwoord hebben de fractieleden van FVD op 1 april 2020 nadere vragen gesteld aan de Minister.

De Minister heeft op 5 juni 2020 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, K. van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 1 april 2020

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning hebben op 11 februari 2020 uw brief van 9 december 2019 besproken waarin u antwoordt op vragen over de Europese benadering voor de bestrijding van online-desinformatie.6 Naar aanleiding van uw antwoord hebben de fractieleden van FVD de volgende nadere vragen.

Aan het slot van uw brief gaat u in op de vraag van de FVD-fractieleden waar het door de Europese Commissie genoemde «recht van EU-burgers op feitelijke, objectieve en betrouwbare informatie» is vastgelegd.7 U meldt allereerst dat de vrijheid van meningsuiting van essentieel belang is. Daar zijn de fractieleden van FVD zich van bewust.

Vervolgens verwijst u naar artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) inzake het recht om informatie te ontvangen en een recht tot het vergaren van inlichtingen en denkbeelden.8 De fractieleden van FVD begrijpen niet goed wat deze onderwerpen met hun vraag te maken hebben.

Deze uitweiding blijkt echter een bruggetje naar het onderhavige onderwerp. Want vervolgens stelt u een zaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) aan de orde, waarin volgens u zou zijn vastgesteld dat het publiek het recht heeft om «informatie te ontvangen».9 In deze uitspraak spreekt het Hof over «het recht van het publiek naar behoren geïnformeerd te worden.»10 Daar ging het om het gebruik van thalidomide als slaapmiddel (of kalmeringsmiddel) tijdens de zwangerschap van vrouwen. Het gebruik van dit middel leidde tussen 1959 en 1962 tot afwijkingen bij de geboren kinderen. De ouders van de kinderen spanden daarop processen aan tegen de fabrikanten van het middel thalidomide. The Sunday Times wilde over die processen en over de grieven van de ouders publiceren, maar daartegen hadden de fabrikanten bezwaren. De fabrikanten spanden een proces aan tegen de krant. Bij de lokale instanties hadden de fabrikanten gelijk gekregen, maar niet bij het EHRM in Straatsburg. Het EHRM achtte de beperking van de vrijheid van expressie niet noodzakelijk en daarmee een schending van het recht op vrijheid van meningsuiting. De fractieleden van FVD vinden het ironisch dat juist deze uitspraak door u wordt opgevoerd als een legitimatie voor het beperken van de informatiestroom die naar het publiek kan gaan.

De interpretatie die u geeft aan het «naar behoren geïnformeerd te worden», lijkt te zijn dat staten een garantie moeten geven over de betrouwbaarheid van de informatie die op de markt (en op het internet) te vinden is. Dat is echter een taak die geen enkele staat naar behoren kan vervullen en bovendien een ambitie die de democratische, op vrijheid van expressie gebaseerde, staat zou veranderen in een totalitaire staat die alle informatie zou moeten controleren. De FVD-fractieleden zouden ook aan u willen vragen hoe zich dit verhoudt tot de expliciete tekst van artikel 10, eerste lid, van het EVRM, die luidt: «Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.»11

Indien het hele door de Europese Commissie genoemde «recht van burgers op feitelijke, objectieve en betrouwbare informatie» blijkbaar slechts is gegrondvest op deze zinsnede in een vonnis van het EHRM, baart deze opvatting van de Europese Commissie de fractieleden van FVD zorgen. Wanneer nieuwe «rechten» worden toegekend, wordt impliciet een nieuwe taak dan wel plicht voor de overheid geschapen: die is dan gehouden om deze rechten veilig te stellen dan wel te handhaven.

In dit geval geeft de Europese Commissie zichzelf op een betwistbare en magere juridische basis de taak om op te treden tegen «nepnieuws». Zo kan uit het mensenrecht op de vrijheid van meningsuiting mogelijk een ingrijpen van de Europese overheid in de verspreiding van denkbeelden ontstaan. Daarom hebben de fractieleden van FVD nog de volgende vragen: Deelt u de zorg van de FVD-fractieleden? Bent u met de FVD-fractieleden van mening dat de Europese Commissie niet op basis van de genoemde interpretatie van «rechten» ten taak heeft nepnieuws tegen te gaan? Bent u bereid om via de geëigende kanalen de Europese Commissie erop te wijzen dat haar interpretaties en gedachtelijn onjuist zijn? Bent u bereid om de Europese Commissie te vragen uitdrukkelijk te bevestigen dat de vrijheid van meningsuiting een groot goed is, maar dat het «recht van EU-burgers op feitelijke, objectieve en betrouwbare informatie» niet bestaat en ook onwenselijke consequenties zou hebben wanneer dit langs rechterlijke weg wordt gecreëerd? Deelt u de mening van de fractieleden van FVD dat dit recht ook onmogelijk kan worden gegarandeerd zonder vérgaand ingrijpen in de vrijheid van meningsuiting? Deelt u de mening van de fractieleden van FVD dat in een democratie, gebaseerd op algemeen kiesrecht, nationale overheden én de Europese Commissie het uitgangspunt moeten hanteren dat burgers zelf heel goed in staat zijn om de waarde en juistheid van informatie te beoordelen?

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, N.J.J. van Kesteren

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2020

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de nadere vragen gesteld door de leden van de FVD- fractie d.d. 1 april 2020, over de Europese Commissiemededeling inzake de bestrijding van online-desinformatie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

I Vragen

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning hebben op 11 februari 2020 mijn brief besproken d.d. 9 december 2019 waarin ik antwoord op vragen over de Europese benadering voor de bestrijding van online-desinformatie12. De leden van de FVD-fractie hebben naar aanleiding van mijn antwoord de volgende nadere vragen.

De leden constateren dat de interpretatie «naar behoren geïnformeerd te worden» die de Minister van BZK in haar brief aangeeft, lijkt te zijn dat staten een garantie moeten geven over de betrouwbaarheid van de informatie die op de markt (en op het internet) te vinden is. Dat is echter een taak die geen enkele staat naar behoren kan vervullen en bovendien een ambitie die de democratische, op vrijheid van expressie gebaseerde, staat zou veranderen in een totalitaire staat die alle informatie zou moeten controleren. De FVD-fractieleden vragen dan ook hoe zich dit verhoudt tot de expliciete tekst van artikel 10, eerste lid, van het EVRM, die luidt: «Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen13

De leden van de FVD-fractie constateren voorts dat indien het door de Europese Commissie genoemde «recht van burgers op feitelijke, objectieve en betrouwbare informatie» slechts is gegrondvest op de in de brief van de Minister van BZK genoemde zinsnede in een vonnis van het EHRM14, deze opvatting van de Europese Commissie de fractieleden van FVD zorgen baart. De FVD-fractieleden hebben daarom ook de volgende vragen: Deelt u de zorg van de FVD- fractieleden? Bent u met de FVD-fractieleden van mening dat de Europese Commissie niet op basis van de genoemde interpretatie van «rechten» ten taak heeft nepnieuws tegen te gaan? Bent u bereid om via de geëigende kanalen de Europese Commissie erop te wijzen dat haar interpretaties en gedachtelijn onjuist zijn? Bent u bereid om de Europese Commissie te vragen uitdrukkelijk te bevestigen dat de vrijheid van meningsuiting een groot goed is, maar dat het «recht van EU-burgers op feitelijke, objectieve en betrouwbare informatie» niet bestaat en ook onwenselijke consequenties zou hebben wanneer dit langs rechterlijke weg wordt gecreëerd? Deelt u de mening van de fractieleden van FVD dat dit recht ook onmogelijk kan worden gegarandeerd zonder vérgaand ingrijpen in de vrijheid van meningsuiting? Deelt u de mening van de fractieleden van FVD dat in een democratie, gebaseerd op algemeen kiesrecht, nationale overheden én de Europese Commissie het uitgangspunt moeten hanteren dat burgers zelf heel goed in staat zijn om de waarde en juistheid van informatie te beoordelen?

II Reactie van het kabinet

Ik dank de leden van de FVD- fractie voor hun inbreng.

De leden van de FVD-fractie vragen aan mij hoe de interpretatie van «naar behoren geïnformeerd te worden» zich verhoudt tot de expliciete tekst van artikel 10, eerste lid, van het EVRM, die luidt: «Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.

Zoals ook aangegeven in het recent gepubliceerde rapport van het Instituut voor Informatierecht (IViR) van de Universiteit van Amsterdam naar het huidige juridisch kader voor de verspreiding van desinformatie houdt het recht op vrijheid van meningsuiting zowel in dat de staat bepaalde beperkingen niet mag opleggen, als dat de staat positieve verplichtingen heeft om burgers in staat te stellen hun vrijheid van meningsuiting te kunnen uitoefenen15. Het IViR noemt in deze context transparantieverplichtingen voor politieke advertenties. Transparantie kan immers helpen om potentiële verstoring van het publieke democratische debat inzichtelijk te maken, evenals de financiering van betaalde politieke content. Deze inhoudelijk neutrale maatregelen krijgen van het IViR de voorkeur uit het oogpunt van subsidiariteit en proportionaliteit in verband met de vrijheid van meningsuiting.

Het kabinet stelt bij de aanpak van desinformatie de waarborging van de vrijheid van meningsuiting uit artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet centraal. In haar aanpak focust het kabinet daarom op transparantie over de herkomst en verspreiding van informatie. De democratische samenleving en het maatschappelijk debat functioneren niet zonder een goed geïnformeerd publiek. Dit betekent dus echter in geen geval dat het kabinet inzet op het verwijderen van informatie of het vanuit overheidswege beoordelen van informatie. De overheid kan in het geval dat desinformatie ervoor zorgt dat de nationale veiligheid, politieke, maatschappelijke en/of economische stabiliteit in het geding is, deze desinformatie wel actief tegenspreken. Dit is ook een uitgangspunt voor Nederland in alle contacten in Europees verband. Burgers moeten daarbij ook toegang hebben tot officiële overheidsinformatie. Het belang van toegang tot tijdige en betrouwbare informatievoorziening is nu tijdens de COVID-19 crisis zichtbaar. In deze wereld waar informatie zich razendsnel verspreidt, is het tijdig controleren op feitelijke (on)juistheid lastig. Burgers blijven hierbij zelf verantwoordelijk voor het op waarde schatten van informatie. De rijksoverheid helpt burgers daar bij door betrouwbare informatie te verstrekken over het virus via officiële kanalen. Ik verwijs dan ook naar de websites van de rijksoverheid en het RIVM hiervoor. Deze positieve inspanning om het publiek naar behoren te informeren intervenieert dus niet in de vrijheid van meningsuiting.

De leden van de FVD-fractie hebben vragen over de «interpretatie van rechten» van de Europese Commissie. Zij vragen of ik de mening deel dat de Europese Commissie niet op basis van de genoemde interpretatie van «rechten» ten taak heeft nepnieuws tegen te gaan. Daarnaast vragen de leden aan te geven of ik bereid ben om via de geëigende kanalen de Europese Commissie erop te wijzen dat haar interpretaties en gedachtelijn onjuist zijn. Zij vragen of ik bereid ben de Europese Commissie te vragen uitdrukkelijk te bevestigen dat de vrijheid van meningsuiting een groot goed is, maar dat het «recht van EU-burgers op feitelijke, objectieve en betrouwbare informatie» niet bestaat en ook onwenselijke consequenties zou hebben wanneer dit langs rechterlijke weg wordt gecreëerd? Ook vragen de leden of ik de mening deel dat dit recht ook onmogelijk kan worden gegarandeerd zonder vérgaand ingrijpen in de vrijheid van meningsuiting?

Het kabinet is van mening, zoals ook gesteld in de eerdere beantwoording, dat het door de Europese Commissie genoemde «recht van EU-burgers op feitelijke, objectieve en betrouwbare informatie» ziet op informatie over of transparantie over de herkomst en verspreiding van informatie.

Ik ben van mening dat het juridisch verbieden van bepaalde informatie, alleen op grond van het feit dat de informatie onjuist of misleidend is, zonder aanvullende eisen, zoals het schaden van iemands reputatie of de rechten van een ander, moeilijk te rijmen valt met het recht op vrijheid van meningsuiting. Een algemeen verbod op de verspreiding van desinformatie of niet-objectieve informatie is niet verenigbaar met de internationale normen voor beperkingen van de vrijheid van meningsuiting. Dit wordt ook bevestigd door de juristen van het IViR in het eerder genoemde rapport. Een dergelijk recht voor de overheid of de EU-instellingen om desinformatie te verwijderen louter gebaseerd op het feit dat de informatie onjuist of misleidend is bestaat momenteel dus niet en dergelijke voorstellen zullen een rechterlijke toetsing naar verwachting niet doorstaan. Ik zal dit rapport en haar conclusies ook delen met de Europese Commissie.

Daarbij heeft Nederland in het kader van de huidige corona crisis samen met een aantal andere EU-lidstaten een publieke verklaring uitgegeven waarin het belang van de inachtneming van deze fundamentele waarden bij het bestrijden van de coronacrisis wordt onderstreept. Het kabinet is van mening dat inbreuken op grondrechten ter bestrijding van COVID-19 en de mis- en desinformatie die hiermee gepaard gaat altijd proportioneel, subsidiair, tijdelijk en niet discriminerend moeten zijn en met respect voor fundamentele waarden: democratie, rechtstaat en mensenrechten. Ook de Europese Commissie heeft aangegeven noodwetgeving op deze punten in alle lidstaten te zullen monitoren en wijst daarbij op de verantwoordelijkheid van alle lidstaten de democratische en mensenrechtennormenbeginselen beginselen van de rechtsstaat, democratie en grondrechten van de EU te waarborgen.

Daarnaast benadrukt de Europese Commissie in haar Actieplan tegen desinformatie de vrijheid van meningsuiting als kernwaarde16. Dat onderstreept Nederland ook in Europees verband. Daarnaast onderkent de Commissie net als de Nederlandse overheid ook dat het adresseren van desinformatie een gezamenlijke inspanning vraagt van alle betrokken actoren, zoals internetdiensten, maatschappelijke organisaties, media en politieke partijen. Zoals aangegeven in het BNC-fiche over dit Actieplan van de Europese Commissie wordt er ook ingezet op het mobiliseren van de particuliere sector en verbetering van de bewustwording en maatschappelijke veerkracht.17 Hierbij horen onder andere maatregelen van de Commissie ter ondersteuning van het werk van onafhankelijke media en kwaliteitsjournalistiek, waarmee de Commissie ook bijdraagt aan de positieve verplichting de vrijheid van meningsuiting te waarborgen door het waarborgen van een pluralistische democratisch debat.

Tot slot, vragen zij of ik de mening deel dat in een democratie, gebaseerd op algemeen kiesrecht, nationale overheden én de Europese Commissie het uitgangspunt moeten hanteren dat burgers zelf heel goed in staat zijn om de waarde en juistheid van informatie te beoordelen?

Zoals aangegeven in de beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie is het uitgangspunt van het kabinet dat burgers zelf informatie op waarde schatten18. De overheid kan hen middelen aanreiken waarmee zij dit kunnen (blijven) doen. Het kabinet stimuleert daarom mediawijsheid en ondersteunt initiatieven in het maatschappelijk middenveld. Ook de Europese Commissie zet in op het stimuleren van mediawijsheid van burgers, o.a. door de organisatie van de Europese week van de mediawijsheid, zoals benoemd in het eerder genoemde actieplan.


X Noot
1

Zie dossier E180014 op www.europapoort.nl

X Noot
2

Samenstelling Justitie en Veiligheid:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Rombouts (CDA), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS), Adriaansens (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Cliteur (FVD), Dittrich (D66), Doornhof (D66), Gerbrandy (OSF), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Van Pareren (FVD), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (FVD)

X Noot
3

Samenstelling Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit:

Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA) (voorzitter), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), van der Linden (FVD) (ondervoorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Van Pareren (FVD), Prins-Modderaar (CDA), Recourt (PvdA), Vendrik (GL), Van der Voort (D66)

X Noot
4

Samenstelling Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning:

Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (FvD), Meijer (VVD), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten)

X Noot
5

Kamerstukken I 2019/20, 34 970, H.

X Noot
6

Kamerstukken I 2019/20, 34 970, H.

X Noot
7

Europese Commissie, Verslag over de uitvoering van het actieplan tegen desinformatie, (2019), p.11. Te raadplegen via https://www.eumonitor.nl/9353000/1/j4nvke1fm2yd1u0_j9vvik7m1c3gyxp/vkzciqsechzp/v=n2p/f=/join(2019)12_nl.pdf.

X Noot
8

Kamerstukken I 2019/20, 34 970, H, p. 8–9.

X Noot
9

Kamerstukken I 2019/20, 34 970, H, p. 8.

X Noot
10

EHRM 26 april 1979, ECLI:NL:XX:1979:AC6568, NJ 1980, 146 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk).

X Noot
11

Cursivering is toegevoegd door fractieleden van FVD.

X Noot
12

Kamerstukken I 2019/20, 34 970, H.

X Noot
13

Cursivering is toegevoegd door fractieleden van FVD.

X Noot
14

EHRM 26 april 1979, ECLI:NL:XX:1979:AC6568, NJ 1980, 146 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk).

X Noot
15

Van Hoboken, et al. (2019). De verspreiding van desinformatie via internetdiensten en de regulering van politieke advertenties. Instituut voor Informatierecht (IViR), Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Amsterdam. Bijlage bij Kamerstukken 2019/2020, 30 821, nr.112

X Noot
17

Kamerstukken II 2018/2019, 22 112, nr. 2760

X Noot
18

Kamerstukken II 2019/2020, 30 821, nr. 91

Naar boven