34 878 Bundeling en aanpassing van regels over de registers met betrekking tot onderwijsdeelnemers (Wet register onderwijsdeelnemers)

Nr. 16 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 april 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 22 januari 2021 inzake voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken door bestuursorganen (Kamerstuk 34 878, nr. 15).

De vragen en opmerkingen zijn op 2 februari 2021 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 1 april 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

2

       

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken door bestuursorganen en hebben daarover geen vragen.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavig ontwerpbesluit. Aangezien zij privacy en het borgen van een goede omgang van persoonsgegevens van belang achten, wensen zij enkele vragen aan de Minister te stellen.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten wat de nut en noodzaak is van het kunnen opnemen van het geboorteland van de onderwijsdeelnemer en het geboorteland van elk van de ouders in het register ex artikel 4, eerste lid, sub i en j van het Besluit register onderwijsdeelnemers (hierna: Besluit). De leden vragen waarvoor de Minister of andere bestuursorganen gebruik maken van deze gegevens.

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat in het kader van de bescherming van persoonsgegevens het opnemen van persoonsgegevens in een register ook een duidelijk doel moeten dienen. Het enkele feit dat bepaalde gegevens interessant kunnen zijn voor beleidsvorming, is geen rechtvaardiging voor de (centrale) registratie van persoonsgegevens. Immers, door het uitzetten van beleidsonderzoek, het verbinden van een monitor aan experimenten of door het vergelijken van scholen kan ook veel geleerd worden voor de beleidsvorming, zonder dat iemand voor altijd een «kruisje» bij zijn of haar naam geregistreerd heeft. Deze leden vragen de Minister nader te motiveren welke noodzaak er is om gegevens in het register op te nemen betreffende het pedagogisch-didactisch onderwijsconcept, plaatsing in een internationale schakelklas, deelname aan tweetalig onderwijs en de aanduiding dat de deelnemer een talent is op het gebied van topsport, dans of muziek, en deelname aan een experiment. Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een nieuw advies of oordeel uitgebracht na de wijzigingen van de Minister in het ontwerpbesluit, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten waarom de Wet register onderwijsdeelnemers (hierna: wet) niet van toepassing is op Caribisch Nederland? Op welke termijn voorziet de Minister invoering voor Caribisch Nederland? Zou invoering van de wet voor Caribisch Nederland ook enkele knelpunten wegnemen die de Nationale ombudsman in het recente onderzoek «Kopzorgen voor Caribische studenten»1 adresseerde, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister nader te motiveren wat de nut en noodzaak van het creëren van een grondslag voor het verstrekken van gegevens in het kader van het lerarenregister (onderdeel F) is, nu het lerarenregister niet operationeel is.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister of een evaluatie of doorlichting van de wet of Besluit is voorzien om te bezien of het register niet meer gegevens blijkt te bevatten dan noodzakelijk en wenselijk is.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In dit schriftelijk overleg heeft uw vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap enkele vragen gesteld naar aanleiding van de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken door bestuursorganen (Kamerstuk 34 878, nr. 15). Ik dank de leden voor de door hen gestelde vragen, waarop ik hierna zal ingaan.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten wat de nut en noodzaak is van het kunnen opnemen van het geboorteland van de onderwijsdeelnemer en het geboorteland van elk van de ouders in het register ex artikel 4, eerste lid, sub i en j van het Besluit register onderwijsdeelnemers (hierna: Besluit). De leden vragen waarvoor de Minister of andere bestuursorganen gebruik maken van deze gegevens.

Het geboorteland van de onderwijsdeelnemer en dat van elk van diens ouders worden vanuit de basisregistratie personen (BRP) toegevoegd aan het register onderwijsdeelnemers.2 Deze gegevens worden door de Minister van OCW gebruikt bij het bepalen van de migratieachtergrond van onderwijsdeelnemers (analoog aan de definitie die het CBS gebruikt in statistieken over het onderwijs). De migratieachtergrond van onderwijsdeelnemers speelt bijvoorbeeld een rol bij de vaststelling van de aanvullende bekostiging voor onderwijsachterstandenbestrijding in het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs: de hoogte van die aanvullende bekostiging is afhankelijk van het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. De Minister gebruikt deze gegevens vervolgens ook in de communicatie met het bevoegd gezag over de bekostiging (artikel 24 van het Besluit). Daarnaast kan de Minister deze gegevens (in gepseudonimiseerde vorm) gebruiken bij beleidsvoorbereiding, bijvoorbeeld op het terrein van doorstroom en kansengelijkheid (artikel 23 van het Besluit). In gepseudonimiseerde vorm worden geboortelandgegevens tevens verstrekt aan de Inspectie van het onderwijs, ten behoeve van het toezicht (artikel 26 van het Besluit).

Deze gegevens kunnen op grond van artikel 27 van het Besluit worden verstrekt aan het bestuur van de onderwijsinstelling waar de onderwijsdeelnemer staat ingeschreven, bijvoorbeeld ten behoeve van opname van geboorteplaats en -land op een uit te reiken diploma. Het bestuur van een onderwijsinstelling in het mbo of ho kan het geboorteland van de onderwijsdeelnemer (maar niet het geboorteland van diens ouders) gebruiken ten behoeve van inschrijvingsprocedures (artikel 28 van het Besluit).

Het CBS krijgt ten behoeve van statistische analyses de beschikking over alle basisgegevens in het register onderwijsdeelnemers (artikel 34 van het Besluit). Strikt genomen vallen daaronder dus ook de geboortelandgegevens, voor zover die in het register onderwijsdeelnemers zijn opgenomen. Het CBS heeft echter al rechtstreeks toegang tot deze gegevens in de BRP.

Op grond van het reeds geldende Besluit (artikel 38) worden gegevens over het geboorteland van onderwijsdeelnemers ook verstrekt aan het Samenwerkingsverband beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB). SBB kan deze gegevens bijvoorbeeld gebruiken bij onderzoek naar stagediscriminatie. Gebleken is echter dat bij de gegevensverstrekking aan SBB ook volstaan kan worden met geaggregeerde gegevens over de migratieachtergrond van onderwijsdeelnemers. Het is dus niet langer noodzakelijk om hiervoor het geboorteland van onderwijsdeelnemers aan SBB te blijven verstrekken. Het Besluit zal hierop worden aangepast.

Er zijn verder geen andere bestuursorganen die geboortelandgegevens uit het register onderwijsdeelnemers verstrekt krijgen.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister nader te motiveren welke noodzaak er is om gegevens in het register op te nemen betreffende het pedagogisch-didactisch onderwijsconcept, plaatsing in een internationale schakelklas, deelname aan tweetalig onderwijs en de aanduiding dat de deelnemer een talent is op het gebied van topsport, dans of muziek, en deelname aan een experiment.

Bij de nieuw in het register onderwijsdeelnemers op te nemen opleidingsgegevens gaat het om gegevens die nu ook al in de eigen leerlingenadministratie van de scholen bijgehouden worden. De opname in het register komt mede voort uit verzoeken vanuit de onderwijsinstellingen zelf om deze gegevens centraal te kunnen registreren. Levering van deze gegevens door de scholen aan DUO ten behoeve van opname in het register onderwijsdeelnemers kan geautomatiseerd plaatsvinden. Dat leidt tot een lastenverlichting voor de schoolbesturen, doordat de gegevens dan niet meer op verschillende momenten afzonderlijk bij de scholen opgevraagd hoeven te worden door de Inspectie van het onderwijs, of voor onderzoeken door of namens de Minister. Als onderzoeksbureaus en de inspectie per school aanvullende vragen moeten stellen en informatie moeten inwinnen om aan deze gegevens te komen, dan leidt dat tot hogere kosten en nemen ook de risico’s op onveilige gegevensuitwisseling aanzienlijk toe.

Overigens leidt opname in het register er niet toe dat deze gegevens gelijk breed gebruikt kunnen worden. De gegevens zijn afgeschermd en het besluit bepaalt aan wie deze verstrekt kunnen worden. Voor beleidsvoorbereiding heeft de Minister alleen toegang tot gegevens in gepseudonimiseerde vorm. Datzelfde geldt ten aanzien van het toezicht door de inspectie.

De aanduiding dat een onderwijsdeelnemer een talent is op het gebied van topsport, dans of muziek, of het gegeven dat hij of zij deelneemt aan een bepaalde pilot of experiment zijn noodzakelijke gegevens voor de beleidsvoorbereiding door de Minister en voor het toezicht door de inspectie.

Hieronder wordt specifieker ingegaan op de verschillende nieuwe opleidingsgegevens.

Internationale schakelklas (ISK):

Op basis van de huidige informatie uit het register onderwijsdeelnemers kunnen we alleen zien hoelang een leerling in Nederland is en of de school voor deze leerling vanaf april 2019 nieuwkomerbekostiging heeft ontvangen. De huidige registratiesystematiek geeft geen inzicht in of de leerling onderwijs op de ISK volgt of heeft gevolgd. We kunnen nu dus niet aangeven hoeveel leerlingen leskrijgen op de ISK, hoeveel leerlingen daarvan (niet) aanvullend bekostigd worden, en wat de cijfers van deze leerlingen zijn op de ISK, maar ook daarna. We kunnen nu niets zeggen over het effect van de ISK op de onderwijsloopbaan van leerlingen. Het betreft hier een kwetsbare groep leerlingen met een verhoogd risico op het oplopen van een onderwijsachterstand. Om snel passende maatregelen te kunnen nemen om deze specifieke doelgroep zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen is registratie van plaatsing in een internationale schakelklas noodzakelijk.

Tweetalig onderwijs:

In het tweetalig onderwijs (TTO) wordt de helft van het onderwijs in het Engels gegeven. Echter, niet alle leerlingen op een school die tweetalig onderwijs aanbiedt, volgen ook daadwerkelijk tweetalig onderwijs. Registratie is noodzakelijk om te beoordeeld of de school voldoet aan de voorwaarden voor het geven van TTO. Voor het onderzoek hoe TTO-leerlingen presteren ten opzichte van overige leerlingen moet wel duidelijk zijn welke leerlingen dit type onderwijs volgen. Hierbij is helder dat het verschil tussen scholen die wel of geen TTO aanbieden zonder verdere registratie bepaald kan worden. Binnen een school, op leerlingniveau, kan dat niet. Door extra gegevens vast te leggen kan beter onderzoek gedaan worden naar de effecten van het volgen van TTO. Zonder het centraal vastleggen van de gegevens zouden er extra gegevensstromen ontstaan tussen scholen, onderzoeksbureaus en de Inspectie, buiten de beveiligde omgevingen van DUO om. Dat is onwenselijk.

Topsport, dans en muziek onderwijs:

Bij zowel topsportonderwijs (LOOT) als bij dans- en muziekonderwijs (DAMU) zijn leerlingen ingeschreven aan een reguliere school, waar ze een aangepast programma volgen. Daarnaast moeten de scholen aan bepaalde verplichtingen voldoen. Ook hier geldt dat dit natuurlijk per school door de verschillende instanties apart opgehaald kan worden buiten de beveiligde gegevens van DUO om. Dit is echter meer risicovol, zeker als er (persoons)gegevens gecombineerd moeten worden. Daarnaast is het ook belangrijk om te weten hoe deze leerlingen het in het onderwijs «doen» t.o.v. andere leerlingen, en hier mogelijk gericht beleid op te maken.

Experimenten en pilots:

Bij experimenten en pilots moeten scholen meewerken aan onderzoeken om te zien of deze experimenten en pilots ook het verwachte resultaat hebben. Deze onderzoeken worden over het algemeen uitgevoerd door onderzoeksbureaus. Ook de Inspectie van het onderwijs heeft gegevens nodig, omdat bijvoorbeeld door het soort experiment gecorrigeerd moet worden voor het rendementscijfer of een ander kwaliteitskenmerk van de Inspectie. Ook hier speelt dat meestal slechts een deel van de leerlingen deelneemt aan het experiment of de pilot. Voor de scholen kost het veel tijd als het doorgeven van specifieke gegevens apart geregeld en verspreid moet worden.

Ook het inwinnen van specifieke gegevens door de Inspectie en de onderzoeksbureaus kost bij deze organisaties extra tijd. Hierbij speelt dat hoe meer scholen mee doen aan een experiment of pilot hoe meer capaciteit het vraagt van de Inspectie van het onderwijs of het onderzoeksbureau om de gegevens op te vragen bij de scholen. Tot slot spelen ook hier aspecten als datalekken een rol. Indien de gegevens direct uit het register onderwijsdeelnemers kunnen worden gehaald, is de kans op een datalek kleiner dan als alle scholen los de informatie aanleveren bij een onderzoeksbureau.

Pedagogisch-didactisch concept:

Binnen een school kan sprake zijn van het geven van onderwijs volgens een pedagogisch-didactische concept. Dat is echter niet altijd op alle leerlingen van de school van toepassing, of er zijn meerdere pedagogisch-didactische concepten van toepassing op verschillende delen van de school. Het besluit maakt het voor schoolbesturen mogelijk om, indien ze dat zelf wensen, gegevens over het pedagogisch-didactisch concept in het register onderwijsdeelnemers op te nemen. Signalen uit het veld hebben duidelijk gemaakt dat scholen het zelf fijn zouden vinden om dit gegeven te kunnen registreren. Door opname in het register wordt bovendien voorkomen dat de Inspectie deze gegevens zelf nog afzonderlijk op moet vragen ten behoeve van het toezicht.

Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een nieuw advies of oordeel uitgebracht na de wijzigingen van de Minister in het ontwerpbesluit, zo vragen de leden.

De AP is niet gevraagd opnieuw advies uit te brengen. Zoals in de nota van toelichting bij het (ontwerp)besluit is aangegeven, is het advies van de AP in het besluit verwerkt. Door de nieuwe gegevens in het besluit zelf te benoemen, in plaats van daarin een meer algemeen gegeven «opleidingskenmerk» op te nemen, is uitvoering gegeven aan het advies van de AP.3

De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten waarom de Wet register onderwijsdeelnemers (hierna: wet) niet van toepassing is op Caribisch Nederland? Op welke termijn voorziet de Minister invoering voor Caribisch Nederland?

De scholen in Caribisch Nederland zijn nooit aangesloten op het basisregister onderwijsnummer (bron), de voorloper van het register onderwijsdeelnemers. De regelgeving ten aanzien van het register onderwijsdeelnemers is nu ook nog niet van toepassing op Caribisch Nederland. De Wet register onderwijsdeelnemers en het Besluit register onderwijsdeelnemers voorzien wel al in de invoering van het register onderwijsdeelnemers in Caribisch Nederland.4 De bepalingen hierover zijn echter nog niet in werking getreden.

Op dit moment loopt er een pilot om te verkennen tegen welke (praktische en technische) belemmeringen onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland aanlopen voordat ze kunnen worden aangesloten op het register onderwijsdeelnemers. De uitkomsten van deze pilot worden voor het vo en mbo op korte termijn verwacht. Het po volgt daarna. De uitkomsten van deze pilot zijn bepalend voor de vraag hoe lang er nodig is om aanpassingen aan de kant van de scholen en/of DUO te doen om gegevenslevering via het register mogelijk te maken. Er wordt naar gestreefd om het register zo spoedig mogelijk ook voor Caribisch Nederland in te voeren, maar dat dient wel zorgvuldig te gebeuren. Aansluiting van de scholen in Caribisch Nederland op het register onderwijsdeelnemers wordt op zijn vroegst voorzien met ingang van schooljaar 2022–2023.

Zou invoering van de wet voor Caribisch Nederland ook enkele knelpunten wegnemen die de Nationale ombudsman in het recente onderzoek «Kopzorgen voor Caribische studenten»5 adresseerde, zo vragen de leden.

Op 17 december 2020 zijn door de leden Diertens en Paternotte Kamervragen gesteld naar aanleiding van het bericht «Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels Caribische studenten», dat ook betrekking heeft op het hiervoor genoemde onderzoek van de Nationale ombudsman. In mijn brief d.d. 5 maart 2021 heb ik die vragen, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, beantwoord (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1905). Zoals in die brief aangekondigd, ontvangt u later dit voorjaar van mij een brief met een uitgebreidere reactie op onder andere het onderzoek «Kopzorgen voor Caribische studenten» van de Nationale ombudsman.

De aansluiting van de scholen in Caribisch Nederland op het register onderwijsdeelnemers zal op zichzelf geen van de door de Ombudsman geadresseerde knelpunten wegnemen. Door aansluiting van de scholen in Caribisch Nederland op het register onderwijsdeelnemers kunnen instellingen in het mbo en ho in de toekomst bij inschrijvingsprocedures ook voor onderwijsdeelnemers afkomstig uit Caribisch Nederland gebruik gaan maken van in het register onderwijsdeelnemers opgenomen gegevens met betrekking tot de vooropleiding van deze (aankomende) studenten. Dat kan indirect een bijdrage leveren aan het wegnemen van mogelijke studieknelpunten, doordat de ontvangende instellingen de Caribische studenten bij inschrijving kunnen identificeren en gericht kunnen inspelen op de, ook door de Nationale ombudsman gesignaleerde, noodzakelijke extra aandacht, hulp en begeleiding, zoals dat bijvoorbeeld ook ten aanzien van internationale studenten gebeurt. Gegevens in het register over de onderwijsloopbaan van onderwijsdeelnemers uit Caribisch Nederland die vervolgonderwijs gaan volgen in Europees Nederland kunnen de Minister helpen bij de vorming en monitoring van beleid dat deze overgang ondersteunt.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister nader te motiveren wat de nut en noodzaak van het creëren van een grondslag voor het verstrekken van gegevens in het kader van het lerarenregister (onderdeel F) is, nu het lerarenregister niet operationeel is.

Met artikel I, onderdeel F, van het ontwerpbesluit wordt een omissie in het Besluit register onderwijsdeelnemers hersteld. Het is correct dat de Wet beroep leraar, waarin de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal is geregeld, grotendeels nog niet operationeel is.6 De bepalingen met betrekking tot het lerarenportfolio, als onderdeel van het lerarenregister, zijn echter wel al in werking getreden. Voor de taken rondom het lerarenportfolio is ook nu al verwerking van diplomagegevens door de Minister nodig.7 Met artikel 48, derde lid, van het Besluit wordt voorzien in een grondslag voor de verstrekking van diplomagegevens aan de Minister voor deze gegevensverwerking. Als in de toekomst ook andere onderdelen van de Wet lerarenregister in werking zouden treden, dan is met dit artikellid voorzien in de daarbij benodigde grondslag voor verwerking van gegevens uit het register onderwijsdeelnemers door de Minister.

Op dit moment zijn er geen voornemens om het lerarenregister verder te operationaliseren.8 Ik ben me ervan bewust dat in de Tweede Kamer momenteel een initiatiefwetsvoorstel aanhangig is van de leden Bisschop en Kwint tot afschaffing van het lerarenregister.9 Als dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, dan zal ook het Besluit register onderwijsdeelnemers daar zo nodig op aangepast worden.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister of een evaluatie of doorlichting van de wet of het Besluit is voorzien om te bezien of het register niet meer gegevens blijkt te bevatten dan noodzakelijk en wenselijk is.

In artikel 54 van de Wet register onderwijsdeelnemers is een evaluatiebepaling opgenomen. Op grond daarvan is uiterlijk in 2025 een evaluatie voorzien van de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Bij die evaluatie zal vanzelfsprekend ook de nadere uitwerking van de wet in het Besluit register onderwijsdeelnemers worden betrokken. Wet en Besluit samen bepalen immers welke gegevens er voor welke doelen in het register worden opgenomen.

Met het oog op dataminimalisatie en de bescherming van de privacy dient het register onderwijsdeelnemers niet meer gegevens te bevatten dan noodzakelijk. Zo zijn bij de totstandkoming van het Besluit register onderwijsdeelnemers (in 2019) gegevens met betrekking tot het gewicht van de leerling in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid geschrapt uit het register. Door een aanpassing van de groeiregeling was de registratie van die gegevens niet langer noodzakelijk (er wordt nu gebruik gemaakt van geaggregeerde gegevens van het CBS, zodat in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid geen persoonsgegevens meer nodig zijn). Doorlopend wordt door DUO en OCW bij toekomstige ontwikkelingen bezien of het nog steeds noodzakelijk is om bepaalde gegevens in het register te blijven registreren en of de verstrekking van die gegevens beperkt kan worden. Als uit de evaluatie blijkt dat registratie van bepaalde gegevens in het register niet meer noodzakelijk of wenselijk is, dan zal het besluit naar aanleiding daarvan opnieuw aangepast worden.

In antwoord op uw vraag met betrekking tot het nut en de noodzaak van het opnemen van het geboorteland in het register onderwijsdeelnemers gaf ik al aan dat de verstrekking daarvan aan het SBB niet langer noodzakelijk is en daarom zal worden beëindigd. Uit het huidige artikel 38 van het Besluit volgt tevens dat bij de gegevensverstrekking aan het SBB gebruik zou worden gemaakt van het persoonsgebonden nummer. Dat is feitelijk onjuist, bij de verstrekking van gegevens aan SBB wordt gebruik gemaakt van een pseudoniem. Het nu voorliggende besluit zal ik op deze punten aanpassen.


X Noot
2

Het bestuur van de onderwijsinstelling levert aan de Minister geen geboortelandgegevens. Die gegevens maken dus alleen deel uit van het register onderwijsdeelnemers als de onderwijsdeelnemer ook is opgenomen in de BRP (zie artikel 18 van het Besluit register onderwijsdeelnemers in samenhang met artikel 13 van de Wet register onderwijsdeelnemers).

X Noot
4

Uitsluitend wat betreft de basisgegevens. Zie artikel 2 van de Wet register onderwijsdeelnemers en artikel 2, derde lid, van het Besluit register onderwijsdeelnemers betreffende de reikwijdte ten aanzien van Caribisch Nederland. Vrijstellingsgegevens en verzuimgegevens als bedoeld in het register zijn op de BES niet van toepassing; aansluiting op het register wat betreft de diplomagegevens is vooralsnog niet voorzien.

X Noot
6

Wet van 22 februari 2017 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal (Stb. 2017, nr. 85).

X Noot
7

Met het online lerarenportfolio kunnen leraren hun professionele ontwikkeling, bijscholing en bekwaamheid bijhouden. Het gebruik van het lerarenportfolio is vrijwillig.

X Noot
8

Bij brief van 16 januari 2019 (Kamerstuk, 27 923, nr. 345, p. 3) is door ons ten aanzien van het lerarenregister toegezegd «deze kabinetsperiode geen werk meer te maken van een verplicht register en de (her)registratie niet te zullen activeren».

X Noot
9

Voorstel van wet van de leden Bisschop en Kwint tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal (Kamerstuk 35 145).

Naar boven